HOOFDSTUK 6

Burton onderzocht het rotsgesteente aan de voet van de berg. Het blauw-zwarte zware gesteente van de berg zelf was een soort bazalt. Maar er lagen stukken hoornsteen op de bodem verspreid of zij staken door het oppervlak aan de voet heen. Zij zagen eruit alsof zij van een vooruitspringend deel van de berg naar beneden waren gevallen en het was dus mogelijk, dat de berg niet uit een solide massa bazalt bestond. Burton gebruikte een stuk hoornsteen met een dunne rand om een stukje van het korstmos weg te schrapen. De steen eronder leek een groenachtig dolomiet te zijn. Blijkbaar waren de stukken hoornsteen uit het dolomiet afkomstig ofschoon er geen spoor van verval of breuk van de ader te zien was. Het korstmos zou Parmelia Saxitilis kunnen zijn. Dit groeide ook op oud gebeente met inbegrip van schedels en was derhalve volgens een oud dogma een geneesmiddel tegen epilepsie en bruikbaar als wondzalf.

Burton hoorde hoe stenen tegen elkaar geslagen werden en keerde naar de groep terug. Allen stonden om de submens en de Amerikaan heen. Deze zaten op hun hurken met de ruggen naar elkaar toe en waren bezig het hoornsteen te bewerken.

Beiden hadden een ruwe handbijl vervaardigd en terwijl de anderen toekeken, maakten zij er nog eens zes. Daarna nam ieder een grote klomp hoornsteen en brak dat met een stenen hamer in tweeën. Zij gebruikten één stuk om lange dunne schilfers van de buitenkant van het andere af te slaan. Zij lieten het te bewerken steenstuk ronddraaien en sloegen erop los tot elk van hen ongeveer een dozijn stenen lemmeten had.

Zo werkten zij voort, één het type van de mens, die honderdduizend jaar of langer voor Chr. geleefd had, de ander het geraffineerde sluitstuk van de menselijke evolutie, een product van de hoogste civilisatie op aarde (technologisch beschouwd) en trouwens een van de laatste mensen op aarde — als men hem mocht geloven.

Plotseling loeide Frigate, sprong op en huppelde in het rond, terwijl hij zijn linkerduim vasthield. Een van zijn slagen had het doel gemist. Kazz grinnikte en liet enorme tanden als grafzerken zien. Hij stond ook op en ging met zijn merkwaardige, waggelende manier van lopen het gras in. Hij kwam na een paar minuten met zes bamboestokken met scherpe punten en verschillende met stompe uiteinden terug. Hij ging zitten en bewerkte één stok, totdat hij het eind ervan gespleten had en een driehoekige steenschilfer in het gespleten uiteinde had gezet. Hij bond het geheel met wat lange grassprieten vast. Binnen een half uur was de groep met handbijlen, (bijlen met bamboestelen, dolken en speren met houten en stenen punten gewapend.

Tegen die tijd was de pijn in Frigate’s hand verminderd en het bloeden was opgehouden. Burton vroeg Kazz hoe het kwam, dat hij zo bedreven in steenbewerking was.

‘Ik ben amateur-antropoloog geweest,’ zei hij. ‘Relatief veel mensen leerden als hobby hoe zij uit steen gereedschappen en wapens konden maken. Sommigen van ons werden er tamelijk goed in, ofschoon ik niet denk dat een modern mens ooit zo bekwaam en vlug als een Neolitische specialist is geworden. Die jongens deden het hun hele leven, weet je. Ook weet ik toevallig veel over de bewerking van bamboe, zodat ik jullie van enig nut kan zijn.’ Zij begonnen naar de rivier terug te lopen. Op de top van een hoge heuvel hielden zij een ogenblik stil. De zon stond bijna recht boven hen. Zij konden vele kilometers langs de rivier en ook over de rivier kijken. Hoewel zij te ver weg stonden om gestalten aan de andere kant van de vijftienhonderd meter brede stroom te kunnen onderscheiden, zagen zij daar wel de paddenstoelachtige bouwsels. Het terrein aan de andere kant was hetzelfde als aan hun zijde. Een vijftienhonderd meter diepe vlakte, en een misschien vijf kilometer brede heuvelrij, die met bomen was overdekt. Daarachter de rechtop stijgende wand van het onoverwinnelijke zwart en blauwgroene gebergte. Naar het noorden en het zuiden liep het dal ongeveer vijftien kilometer recht. Daarna boog het weg en verdween de rivier uit het gezicht.

‘De zon zal laat opkomen en vroeg ondergaan,’ zei Burton. ‘Wel, we moeten maar het beste van de daglichturen maken.’

Op dat ogenblik sprong iedereen op en velen schreeuwden het uit. Een blauwe vlam sloeg uit de bovenkant van ieder stenen bouwsel, laaide minstens zes meter op en verdween vervolgens. Enkele ogenblikken later golfde het geluid van verre donder over hen heen. Het gedonder sloeg tegen de berg achter hen en echode.

Burton tilde het kleine meisje in zijn armen en begon de heuvel af te draven. Ofschoon zij er flink de pas in hielden, waren zij van tijd tot tijd genoodzaakt tot wandeltempo terug te vallen om weer op adem te komen. Desondanks had Burton een heerlijk gevoel. Het was zoveel jaren geleden, dat hij zijn spieren zo volop had kunnen gebruiken, dat hij niet kon ophouden van deze sensatie te genieten. Hij kon nauwelijks geloven, dat nog maar kort geleden zijn voet door jicht opgezwollen was geweest en dat zijn hart wild had geslagen als hij een paar stappen geklommen had.

Zij kwamen op de vlakte, maar draafden voort omdat zij konden zien dat rondom één van de stenen bouwwerken grote opwinding heerste. Burton vloekte tegen degenen, die hem in de weg liepen en duwde hen opzij.

Hij kreeg dreigende blikken, maar niemand probeerde terug te duwen. Plotseling stond hij op de open plek om de voet van de paddenstoel heen. Toen zag hij wat hen had aangetrokken en hij kon het ook goed ruiken. Frigate zei achter hem: ‘Oh, mijn God!’ En probeerde uit een lege maag over te geven.

Burton had in zijn leven te veel gezien om gemakkelijk van griezelige taferelen onder de indruk te raken. Bovendien kon hij zichzelf buiten de werkelijkheid plaatsen wanneer de dingen te akelig of te pijnlijk werden. Soms maakte hij die beweging — de stap terzijde van de dingen zoals ze waren — door middel van een bewuste wilspoging. Gewoonlijk gebeurde het automatisch. In dit geval vond de verdringing automatisch plaats.

Het lichaam lag op zijn zij en half onder de rand van de hoed van de paddenstoel. De huid was er volledig afgebrand en de naakte spieren waren verkoold. De neus en oren, vingers, tenen en geslachtsdelen waren volledig weggebrand of bestonden nog slechts uit vormloze stompjes.

Naast het lijk lag een vrouw op haar knieën en prevelde in het Italiaans een gebed. Zij had grote zwarte ogen, die mooi zouden zijn geweest, als zij niet rood en gezwollen door tranen waren geweest. Zij had een prachtig figuur, dat onder andere omstandigheden zijn aandacht volledig zou hebben geboeid.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij.

De vrouw hield op met bidden en keek hem aan. Zij stond op en fluisterde: ‘Vader Giuseppe leunde tegen de rots, hij zei dat hij honger had. Hij zei dat hij het nut er niet van inzag om weer tot leven te worden gebracht alleen maar om weer van honger te sterven. Ik zei, dat we niet konden sterven, hoe zouden we? We waren uit de doden opgewekt en er zou voor ons gezorgd worden. Hij zei, dat we misschien in de hel waren. We zouden eeuwig hongerig en naakt zijn. Ik zei dat hij geen godslasteringen moest vertellen, van alle mensen moest hij wel de laatste zijn om God te lasteren. Maar hij zei dat dit niet datgene was wat hij veertig jaar lang aan iedereen had verteld, wat er zou gebeuren, en toen... en toen ...’

Burton wachtte even en zei toen: ‘En toen?’

‘Vader Giuseppe zei dat er tenminste geen hellevuur was, maar dat dat beter zou zijn dan eeuwig honger te lijden. Toen sloegen de vlammen naar buiten en omwikkelden hem en er klonk een geluid als van een bomexplosie en toen was hij dood, verbrand. Het was afschuwelijk, afschuwelijk.’

Burton ging ten noorden van het lichaam staan om de wind achter zich te krijgen, maar zelfs op die plaats was de stank walgelijk. Het was niet zozeer de reuk als wel het denkbeeld van de dood dat hem van streek maakte. De eerste dag van de verrijzenis was pas half voorbij en een man was dood. Betekende dit dat de verrezenen even kwetsbaar voor de dood waren als in hun aardse leven? Als dat zo was, wat voor zin had alles dan?

Frigate probeerde niet langer zijn lege maag om te keren. Bleek en bevend kwam hij overeind en ging naar Burton toe. Hij bleef met zijn rug naar de dode gekeerd.

‘Kunnen we dat maar niet beter opruimen?’ zei hij en wees met zijn duim over zijn schouder.

‘Ik veronderstel van wel,’ zei Burton koeltjes. ‘Toch is het erg jammer dat zijn huid vernield is.’

Hij grinnikte tegen de Amerikaan. Frigate keek zelfs nog meer geschokt dan tevoren.

‘Hier,’ zei Burton. ‘Grijp jij zijn benen vast dan neem ik het andere eind. We zullen hem in de rivier gooien.’

‘De rivier?’ zei Frigate.

‘Jaah, tenzij je hem de heuvels in wilt dragen en daar een gat voor hem wilt uithakken.’

‘Dat kan ik niet,’ zei Frigate en liep weg. Burton keek hem met afkeer na en wenkte toen de sub mens. Kazz gromde en schuifelde naar het lichaam toe met zijn bijzondere manier van lopen alsof hij op de zijkanten van zijn hakken liep. Hij bukte zich en voordat Burton de zwartgeblakerde voetstompen kon beetpakken, had Kazz het lichaam boven zijn hoofd getild, liep een paar stappen naar de rivieroever en gooide het lichaam in het water. Het zonk onmiddellijk en werd door de stroom langs de oever voortbewogen. Kazz kwam tot de conclusie dat dat niet goed genoeg was. Hij waadde tot zijn middel het water in achter het lichaam aan, bukte zich en bleef een minuut onder water. Blijkbaar duwde hij het lichaam naar het diepere gedeelte.

Alice Hargreaves had met afschuw toegekeken. Opeens zei zij: ‘Maar dat is het water dat we moeten drinken!’

‘De rivier lijkt groot genoeg om zichzelf te reinigen,’ zei Burton. ‘In ieder geval hebben we meer dingen om ons zorgen over te maken dan behoorlijke sanitaire methoden.’

Burton draaide zich om toen Monat zijn schouder aanraakte en zei: ‘Kijk daar eens!’ Ongeveer op de plaats waar het lichaam zich moest bevinden, kolkte het water hevig. Plotseling stak een zilverachtige rug met witte vin boven de oppervlakte.

‘Het ziet ernaar uit, dat uw bezorgdheid over waterverontreiniging overbodig is,’ zei Burton tegen Alice Hargreaves. ‘De rivier heeft zijn eigen reinigingsdienst. Ik vraag mij wel af... ik vraag mij wel af of het veilig is om te zwemmen.’ De submens was tenminste uit het water gekomen zonder te worden aangevallen. Hij stond voor Burton, streek het water van zijn haarloze lichaam en grijnsde met zijn grote tanden. Hij was schrikwekkend lelijk, maar hij bezat de kennis van de primitieve mens, een kennis die in deze wereld van primitieve omstandigheden al goed van pas was gekomen. Bovendien zou hij een verdraaid goede man zijn om bij een gevecht je rug te dekken. Al was hij maar klein, hij was geweldig sterk. Die zware beenderen vormden een brede basis voor zware spieren. Het was duidelijk, dat hij om de één of andere reden zich aan Burton had gehecht. Burton legde het graag zo uit, dat de barbaar met zijn wildemans instinct, ‘wist’ dat Burton de man was die hij moest volgen als hij het wilde overleven. Bovendien zou een submenselijk of pre-menselijk wezen, dat dichter bij de dieren stond, ook over meer buitenzintuiglijke vermogens beschikken. Op die wijze zou hij Burton’s eigen goed ontwikkelde psychische vermogens ontdekken en zich met Burton verwant voelen, ook al was deze een Homo Sapiens. Toen herinnerde Burton zich dat zijn reputatie van psychische vermogens door hemzelf was opgebouwd en dat hij een halve charlatan was. Hij had zoveel over zijn krachten gepraat en zoveel naar zijn vrouw geluisterd, dat hij er zelf in was gaan geloven, Maar er waren ogenblikken dat hij zich herinnerde dat zijn ‘krachten’ tenminste voor de helft grote zwendel waren.

Niettemin was hij een bekwaam hypnotiseur geweest en hij geloofde wel, dat zijn ogen een bijzonder soort buitenzintuiglijke kracht uitstraalden als hij zich daarvoor inspande. Misschien was het dit, dat de halfmens aantrok.

‘Die rots ontlaadde een kolossale energie,’ zei Lev Ruach. ‘Het moet een elektrische lading zijn geweest. Maar waarom? Ik kan maar niet geloven dat die ontlading geen bedoeling had.’

Burton liet zijn blik langs de paddenstoelvorm van de rots dwalen. De grijze cilinder, die in de middelste uitsparing stond, scheen door de ontlading niet beschadigd te zijn. Hij raakte de steen aan. Deze was niet warmer dan men op grond van zijn blootstelling aan het zonlicht zou hebben verwacht.

Lev Ruach zei: ‘Niet aanraken! Er kan nog een ...’ En zweeg toen hij zag dat zijn waarschuwing te laat kwam.

‘Nog een ontlading?’ zei Burton. ‘Dat denk ik niet, in ieder geval voorlopig niet. De cilinder werd hier achtergelaten om er iets van te leren.’ Hij legde zijn handen op de bovenrand van de paddenstoel en sprong op. Hij kwam met een verheugend gemak op de bovenkant terecht. Het was vele jaren geleden, dat hij zich zo jong en krachtig had gevoeld. Of zoveel honger had gehad.

Enkele mensen in de menigte schreeuwden tegen hem dat hij van de rots af moest komen voordat de blauwe vlammen weer uitsloegen. Anderen keken alsof zij hoopten, dat er nog een ontlading zou plaatsvinden. De meerderheid stelde zich ermee tevreden hem het risico te laten lopen.

Er gebeurde niets ofschoon hij er niet helemaal van overtuigd was geweest, dat hij niet verrast zou worden. De steen voelde aangenaam warm onder zijn blote voeten aan. Hij liep over de uitsparingen naar de cilinder en zette zijn vingers onder de rand van het deksel. Dit liet gemakkelijk los. Met een van opwinding bonzend hart keek hij erin. Hij had een wonder verwacht en daar was het. De houders binnenin bevatten zes bakjes en alle waren vol. Hij wenkte de groep naar boven te komen. Kazz wipte gemakkelijk omhoog. Frigate, die van zijn ziekte genezen was, kwam met het gemak van een atleet naar boven. Als de man niet zo’n teergevoelige maag had, zou hij een aanwinst zijn, dacht Burton. Frigate draaide zich om en trok Alice op, die aan zijn handen hangend over de rand kwam.

Toen zij om hem heen stonden en hun hoofden boven het binnenste van de cilinder bogen, zei Burton: ‘Het is een echte graal! Kijk maar! Een runderlapje, een dikke sappige runderlap! Brood en boter! Jam! Sla! En wat is dat? Een pakje sigaretten! Jaah! En een sigaar! En een kop whisky, goed spul naar de reuk te oordelen! Nog iets... wat is dat?’

‘Lijkt wel een pakje kauwgom,’ zei Frigate. ‘Zonder wikkel. En dat moet een... wat? Een sigarenaansteker?’

‘Eten!’ schreeuwde een man. Het was een grote man en geen lid van wat Burton ‘zijn groep’ noemde. Hij was hen gevolgd en nu klauterden ook anderen op de rots. Burton stak zijn hand langs de bakjes in de cilinder en greep het kleine, zilverachtige, rechthoekige voorwerp van de bodem. Frigate had gezegd dat dit een aansteker zou kunnen zijn. Burton wist niet wat een ‘aansteker’ was, maar hij vermoedde dat deze een vlam voor het aansteken van sigaretten leverde. Hij hield het voorwerp in de palm van zijn hand en met de andere sloot hij het deksel. Het water liep hem in de mond en zijn maag rommelde. De anderen waren even begerig als hij en aan hun uitdrukkingen viel af te lezen, dat zij niet begrepen waarom hij het voedsel er niet uit haalde.

De grote man zei in luid, snoeverig Triëstaans Italiaans: ‘Ik heb honger en iedereen die mij probeert tegen te houden maak ik van kant! Maak open!’

De anderen zeiden niets, maar het was duidelijk dat zij van Burton verwachtten, dat hij de leiding van de verdediging op zich zou nemen. In plaats daarvan zei hij: ‘Maak zelf maar open,’ en keerde zich af. De anderen aarzelden. Zij hadden het voedsel gezien en geroken.

Kazz kwijlde maar Burton zei: ‘Kijk eens naar dat gespuis. Binnen een minuut is het hier vechten geblazen. Zeg, laat ze maar om iedere hap vechten. Niet dat ik het gevecht schuw,’ voegde hij eraan toe en keek hen fel aan, ‘maar ik ben ervan overtuigd dat we voor het avondeten allemaal onze eigen cilinders vol voedsel zullen hebben. Deze cilinders of gralen zo je wilt, hoeven alleen maar op de rots te worden achtergelaten en worden dan gevuld. Het is duidelijk, dat de graal om die reden hier werd geplaatst.’

Hij liep naar de rand van de rots aan de kant van het water en klom eraf. De bovenkant van de paddenstoel stond nu propvol mensen en er probeerden nog meer mensen bij te komen. De grote man had een stuk vlees gepakt en een hap eruit genomen, maar iemand anders probeerde dit van hem weg te grissen. Hij gilde van woede en wrong zich plotseling door de menigte tussen hem en de rivier in, door. Hij sprong over de rand in het water en kwam een ogenblik later boven. Inmiddels waren mannen en vrouwen aan het schreeuwen en slaan om de rest van het voedsel en de voorwerpen in de cilinder te bemachtigen.

De man, die in de rivier was gesprongen, dreef op zijn rug weg en at onderwijl de rest van het vlees op.

Burton sloeg hem nauwlettend gade omdat hij verwachtte dat de man door een vis zou worden gegrepen. Hij dreef echter ongestoord stroomafwaarts weg.

De rotsen naar het noorden en zuiden waren aan beide zijden van de rivier vol toegestroomde mensen.

Burton liep voort tot hij uit de menigte was en ging zitten. De leden van zijn groep gingen bij hem zitten of stonden rechtop naar de wriemelende, luidruchtige massa te kijken. De gralen leken op een met witte wurmen bedekte paddenstoelen. Luidruchtige wurmen. Enkelen van hen waren nu al rood omdat er bloed gevloeid had.

Het meest deprimerende aspect van het geheel was de reactie van de kinderen. De jongsten waren bij de rots vandaan gebleven, maar zij wisten dat er voedsel in de graal zat. Zij huilden van honger en angst, veroorzaakt door het schreeuwen en vechten van de volwassenen op de rots. Het kleine meisje bij Burton had droge ogen, maar zij trilde. Zij stond naast Burton en legde haar armen om zijn hals. Hij klopte haar op de rug en fluisterde geruststellende woorden, die zij niet kon verstaan, maar door de toon waarop zij gezegd werden, hielpen zij haar rustig te worden.

De zon was nu aan het zinken. Binnen twee uur zou zij achter de hoog oprijzende bergen in het westen verdwijnen, ofschoon het waarschijnlijk gedurende meerdere uren niet volkomen donker zou worden. Het was niet mogelijk te bepalen hoelang de dag hier duurde. De temperatuur was gestegen maar het zitten in de zon was in geen enkel opzicht ondraaglijk geweest en de gestage bries zorgde voor afkoeling.

Kazz maakte gebaren om aan te geven, dat hij een vuur wilde aanleggen en wees ook naar de punt van de bamboespeer. Ongetwijfeld wilde hij de punt in het vuur harden. Burton had het metalen voorwerp, dat hij uit de graal genomen had, onderzocht. Het was een hard, zilverig metaal, rechthoekig, plat, ongeveer zes centimeter lang en één centimeter breed. Er zat een klein gaatje in het ene einde en een schuifje aan het andere.

Burton zette zijn duimnagel tegen het uitstekende eind van het schuifje en duwde. Het schuifje ging ongeveer drie millimeter omlaag en een stukje draad van ongeveer drie millimeter dik en anderhalve centimeter lang gleed uit het gaatje aan het andere einde. Zelfs in het heldere zonlicht gloeide het wit op. Hij raakte met het eind van de draad een grasspriet aan en het blad verschroeide onmiddellijk. Hij hield het tegen de punt van de bamboespeer en het brandde er een klein gaatje in. Burton duwde het schuifje weer op zijn oorspronkelijke plaats terug en de draad werd weggetrokken zoals de kop van een schildpad onder zijn schaal.

Frigate en Ruach verwonderden zich beiden over de kracht, die in het nietige voorwerp opgeslagen lag. Om de draad zo heet te maken was er een hoog voltage nodig. Hoe vaak zou de batterij of de radioactieve kolom, die zich erin moest bevinden, stroom kunnen afgeven en hoe kon deze weer opgeladen worden?

Er waren veel vragen, die niet onmiddellijk of misschien nooit beantwoord konden worden. De grootste vraag was hoe zij in verjongde lichamen weer tot leven waren gebracht. Wie dit ook gedaan had, beschikte over goddelijke kennis, maar speculaties hierover zouden niets oplossen, ook al zou het hun iets geven om over te praten.

Na een tijdje loste de menigte op. De cilinder werd op zijn zijkant op de graalsteen achtergelaten.

Verschillende lichamen lagen verspreid in het rond en een aantal mannen en vrouwen, die van de rots afkwamen, waren gewond. Burton liep door de menigte. Het gezicht van een vrouw was, in het bijzonder rond haar rechteroog, opengeklauwd. Zij snikte zonder dat iemand haar enige aandacht schonk. Een. andere man zat op de grond met zijn handen op zijn liezen, die door scherpe vingernagels waren opengehaald.

Van de vier, die op de rots lagen, waren er drie bewusteloos. Dezen kwamen bij toen er water in hun gezicht werd gegooid. De vierde, een kleine slanke man, was dood. Iemand had zijn hoofd gedraaid tot zijn nek gebroken was.

Burton keek weer op naar de zon en zei: ‘Ik weet niet wanneer het precies tijd voor het avondeten zal zijn, maar ik stel voor, dat we niet te lang nadat de zon achter de bergen zinkt, hier terugkomen. We zullen onze gralen, of verheerlijkte emmers of etensbakken of hoe jullie ze ook willen noemen in deze uitsparingen achterlaten en dan wachten we maar af.

Inmiddels ...’

Hij had ook dit lichaam in de rivier kunnen gooien, maar hij bedacht nu, dat hij het kon gebruiken, misschien voor meerdere doeleinden. Hij zei tegen de anderen wat hij wilde en zij haalden het lichaam van de rots naar beneden en begonnen het over de vlakte te dragen. Frigate en Galeazzi, een voormalig importeur uit Triest, namen de eerste beurt. Frigate had blijkbaar niet veel zin in het karweitje gehad, maar toen Burton hem vroeg of hij het wilde doen, knikte hij. Hij pakte de man bij de voeten en liep voorop terwijl Galeazzi de dode onder de oksels vasthield. Alice liep achter Burton met de hand van het kind in de hare. Sommigen in de menigte keken nieuwsgierig en schreeuwden commentaar of vragen, maar Burton negeerde hen. Na ongeveer achthonderd meter namen Kazz en Monat het lichaam over. Het kind scheen door de dode niet gestoord te worden. Zij was nieuwsgierig geweest naar het eerste lichaam in plaats van door het verbrande uiterlijk met afschuw vervuld te worden.

‘Als zij werkelijk een oud-Keltische is,’ zei Frigate, ‘is zij er misschien aan gewend verkoolde lichamen te zien. Als ik me goed herinner verbrandden de Kelten hun offers levend in grote rieten manden tijdens godsdienstige ceremoniën. Ik herinner me niet ter ere van welke god of godin de ceremoniën waren. Ik wou maar, dat ik een bibliotheek had om te raadplegen. Denk je, dat we er hier ooit één zullen hebben? Ik denk, dat ik gek word als ik geen boeken heb om te lezen.’

‘Dat staat nog te bezien,’ zei Burton. ‘Als we niet met een bibliotheek zijn uitgerust zullen we er zelf een moeten maken als dat al mogelijk is!’

Hij vond Frigate’s vraag idioot maar tenslotte was niet iedereen op dit ogenblik helemaal normaal. Aan de voet van de heuvels namen twee mannen, Rocco en Brontich, het van Kazz en Monat over. Burton ging hun voor langs de bomen en door het hoge gras. Het scherp gerande gras schraapte langs hun benen. Burton sneed een spriet met zijn mes af en beproefde deze op taaiheid en soepelheid. Frigate bleef dicht bij hem en scheen niet in staat te zijn met praten op te houden.

Burton dacht, dat hij waarschijnlijk bleef praten om niet aan de twee doden te denken.

‘Als iedereen, die ooit geleefd heeft, hier verrezen is, denk dan eens aan het onderzoek dat gedaan moet worden. Denk aan de historische mysteries en vragen die we zouden kunnen ophelderen! Je zou met John Wilkes Booth kunnen praten om erachter te komen of de Staatssecretaris van Oorlog inderdaad achter de moord op Lincoln zat. Je zou de identiteit van Jack de Ripper kunnen nagaan en te weten komen of Jeanne d’Are inderdaad deel uitmaakte van een heksencultus. Praat met Napoleons maarschalk Ney om te weten te komen of hij aan het vuurpeloton ontkwam en schoolmeester in Amerika werd. Achterhaal het ware verhaal van Pearl Harbor. Bekijk het gezicht van de Man met het IJzeren Masker als er al ooit zo iemand heeft bestaan. Interview Lucrezia Borgia en degenen die haar kenden om vast te stellen of zij een giftige snol was zoals de meeste mensen denken. Zoek de identiteit van de moordenaar van de twee prinsjes in de Tower uit. Misschien heeft Richard III hen wel vermoord.

En wat jou betreft, Richard Francis Burton, er zijn veel vragen over je eigen leven, die je biografen graag beantwoord zouden zien. Had je echt een Perzisch liefje waarmee je wilde trouwen en voor wie je je werkelijke identiteit wilde opgeven en inboorling wilde worden? Ging ze dood voor je met haar kon trouwen en verbitterde haar dood je werkelijk zo dat je de rest van je leven de herinnering aan haar levendig hield?’

Burton staarde hem woest aan. Hij had de man maar pas ontmoet en daar stond hij de meest persoonlijke en nieuwsgierige vragen te stellen. En daarvoor was geen excuus.

Frigate week naar achteren en zei: ‘En ... en ... wel, dat moet allemaal wachten voor zover ik zie. Maar wist je, dat je vrouw je kort na je dood het Heilig Oliesel liet toedienen en dat jij — jij ongelovige — op een Katholieke begraafplaats begraven werd?’

Lev Ruach, wiens ogen groot waren geworden terwijl Frigate voortratelde zei: ‘Ben jij Burton, de ontdekkingsreiziger en talenkenner? De ontdekker van Lake Tanganyika? Degene die als Moslim vermomd een pelgrimstocht naar Mekka maakte? De vertaler van Duizend en één Nacht?’

‘Ik wil niet liegen en hoef dat ook niet. Dat ben ik.’

Lev Ruach spuwde naar Burton, maar de wind nam het mee. ‘Jij schooier!’ schreeuwde hij. ‘Jij smerige nazi! Ik heb over je gelezen. Ik veronderstel dat je in veel opzichten een bewonderenswaardig mens geweest bent, maar je was wel een antisemiet!’

Загрузка...