16. Een oplossing voor het grijpen

Eerst drong het tot Baley door dat hij binnen was, dat er geen open ruimte was en toen, dat er zich een gezicht over hem heen boog.

Zonder het te herkennen keek hij een ogenblik naar het gezicht.

En toen: ‘Daneel!’

Het gezicht van de robot liet niets blijken van enige opluchting, of van een andere herkenbare emotie, toen hij werd aangesproken. Hij zei: ‘Het is goed dat je weer bij bewustzijn bent, Partner Elijah. Ik geloof niet dat je lichamelijke verwondingen hebt opgelopen.’

‘Ik voel me goed,’ zei Baley alsof hij het wilde bewijzen en hij hees zich overeind op zijn ellebogen. ‘Jehoshaphat, lig ik in bed? Waarvoor?’

‘Je bent vandaag diverse malen aan de open ruimte blootgesteld geweest. De gevolgen daarvan hebben elkaar versterkt en je hebt rust nodig.’

‘Ik heb eerst een paar antwoorden nodig.’ Baley keek om zich heen en probeerde zichzelf wijs te maken dat hij zich niet een beetje duizelig voelde. Hij herkende de kamer niet. De gordijnen waren dicht. Het licht was prettig kunstmatig. Hij voelde zich al weer een stuk beter. ‘Waar ben ik, bij voorbeeld?’

‘In een kamer van de villa van mevrouw Delmarre.’

‘En maak me nu eens wat duidelijk. Wat doe jij hier? Hoe heb je bij die robots, die ik bij jou neer had gezet, vandaan kunnen komen?’

Daneel zei: ‘Het leek me dat deze ontwikkeling je niet zou bevallen en toch, in het belang van jouw veiligheid en mijn opdrachten, voelde ik dat ik geen keus had…’

‘Wat heb je gedaan? Jehoshaphat!’

‘Het schijnt dat mevrouw Delmarre je een uur of wat geleden probeerde te bereiken.’

‘Ja.’ Baley herinnerde zich dat Gladia eerder die dag zoiets gezegd had. ‘Dat weet ik.’

‘Jouw opdracht aan de robots die mij gevangen hielden was, in je eigen woorden: Laat hem (daar bedoelde je mij mee) geen contact maken met andere mensen of andere robots, zowel door zien als kijken. Maar, Partner Elijah, je hebt er niets over gezegd dat andere mensen of robots geen contact met mij mochten maken. Zie je het verschil?’ Baley kreunde.

Daneel zei: ‘Er is geen reden tot paniek, Partner Elijah. De lacune in jouw orders heeft er toe bijgedragen, dat je leven gered werd, omdat ik daardoor hier kon komen. Zie je, toen mevrouw Delmarre naar mij keek, nadat dat was toegestaan door mijn robotbewakers, vroeg zij naar jou en naar waarheid antwoordde ik dat ik niet wist waar je was, maar dat ik wel zou kunnen proberen daarachter te komen. Zij scheen erop gebrand dat ik dat zou doen. Ik zei dat ik dacht dat het mogelijk was dat je het huis tijdelijk had verlaten en dat ik dat na zou gaan en ik vroeg haar om de robots die bij mij in de kamer waren op te dragen in de villa naar jou te zoeken.’

‘Was zij niet verbaasd dat jij die opdrachten zelf niet aan de robots gaf?’

‘Ik geloof dat zij de indruk had dat ik als Auroraan niet zo aan robots gewend was als zij dat was; dat zij de opdrachten met meer gezag zou kunnen geven en dat zij zodoende een snelle uitvoering van die orders kon bevorderen. Solariers zijn, dat is heel duidelijk, trots op hun vaardigheid in de omgang met robots en zij slaan de bekwaamheid van inboorlingen van andere planeten in dat opzicht niet hoog aan. Denk jij dat ook niet, Partner Elijah?’

‘En zij gaf ze dus opdracht om weg te gaan?’

‘Met moeite. Zij protesteerden dat ze andere orders hadden maar zij konden die natuurlijk niet noemen omdat jij hun had gezegd mijn ware identiteit aan niemand te onthullen. Zij drukte haar wil door, al moest zij daarvoor de uiteindelijke orders op woedende toon schreeuwen.’

‘En toen ben je vertrokken?’

‘Inderdaad, Partner Elijah.’

Jammer, dacht Baley, dat Gladia die episode niet belangrijk genoeg had gevonden om aan hem door te vertellen toen hij haar bekeken had. Hij zei: ‘Het heeft je een hele tijd gekost om mij te vinden, Daneel.’

‘De robots op Solarie hebben een communicatienetwerk door sub-etherisch contact. Een geoefend Solarier zou snel informatie van hen kunnen krijgen, maar, omdat dat dat via miljoenen individuele machines gaat kost het iemand als ik, zonder ervaring, tijd om een enkel gegeven te pakken te krijgen. Het was een goed uur geleden dat de informatie over jouw verblijfplaats mij bereikte. Verder verloor ik nog tijd doordat ik naar de plaats ben gegaan waar dr. Delmarre werkte, nadat jij daar al vertrokken was.’

‘Wat heb je daar gedaan?’

‘Zelf het een en ander onderzocht. Het spijt me dat dit in jouw afwezigheid moest gebeuren, maar gezien de eisen die het onderzoek stelde had ik geen keus.’

Baley zei: ‘Heb je Klorissa Cantoro bekeken of gezien?’

‘Bekeken, maar vanuit een ander deel van haar gebouw, niet vanuit onze eigen villa. Er was een archief op de boerderij dat ik zien moest. Normaal zou ik hebben kunnen volstaan met kijken, maar het had lastig kunnen worden als ik in onze eigen villa was gebleven met drie robots die mijn werkelijke aard kenden en die mij heel makkelijk nog eens gevangen hadden kunnen zetten.’

Baley voelde zich bijna weer goed. Hij zwaaide zijn benen buiten boord en ontdekte dat hij een soort nachtpon aan had. Met afschuw keek hij er naar. ‘Haal mijn kleren.’ Daneel deed dat.

Terwijl Baley zich aankleedde zei hij: ‘Waar is mevrouw Delmarre?’

‘Onder huisarrest, Partner Elijah.’

‘Wat? In wiens opdracht?’

‘In mijn opdracht. Zij blijft op haar slaapkamer onder robotische bewaking en haar recht om opdrachten te geven, voor zover die iets anders betreffen dan haar persoonlijke behoeften, is geneutraliseerd.’

‘Door jou?’

‘De robots in deze villa beseffen niet wie ik ben.’ Baley had zich aangekleed. ‘Ik weet wat er tegen Gladia aangevoerd kan worden,’ zei hij. ‘Zij had de gelegenheid; zelfs nog meer dan we eerst dachten. Zij haastte zich niet naar de plaats van de misdaad toen zij haar man hoorde roepen, zoals zij eerst zei. Zij was er de hele tijd al.’

‘Beweert zij dat zij getuige is geweest van de moord en dat zij de moordenaar heeft gezien?’

‘Nee. Zij herinnert zich niets van de beslissende ogenblikken. Dat komt voor. Het is ook gebleken dat zij een motief heeft.’

‘Wat voor motief, Partner Elijah?’

‘Een motief dat er vanaf het begin voor mij ingezeten heeft. Ik zei tegen mezelf, als dit de Aarde was, en als dr. Delmarre was zoals hij uit de beschrijvingen te voorschijn kwam en Gladia Delmarre was wie zij scheen te zijn, dan zou ik zeggen dat zij verliefd was op hem en dat hij alleen maar verliefd was op zichzelf. De moeilijkheid was dat het de vraag was of Solariers, in de Aardse betekenis van het woord, liefde voelen of op liefde reageren. Ik kon niet op mijn eigen beoordeling van hun emoties en hun reacties vertrouwen. Daarom moest ik er een paar zien. Niet kijken, maar zien.’

‘Ik kan je niet volgen, Partner Elijah.’

‘Ik weet niet of ik het jou wel uit kan leggen. Van deze mensen worden de genetische mogelijkheden voor hun geboorte zorgvuldig uitgezet en de feitelijke genenverdeling wordt na de geboorte getest.’

‘Dat weet ik.’

‘Maar genen zijn niet alles. Ook de omgeving telt mee, en een omgeving kan aanleiding zijn tot een feitelijke psychose waar de genen alleen maar op de predispositie voor een bepaalde psychose duiden. Heb je gemerkt hoe Gladia zich voor de Aarde interesseert?’

‘Daar heb ik het al over gehad, Partner Elijah, en ik beschouwde het als een belangstelling die gesimuleerd werd om jou te beinvloeden.’

‘Stel nu eens dat het echte belangstelling is, gefascineerdheid zelfs. Stel dat er aan de Aardse massa’s iets is wat haar opwindt. Stel dat zij haars ondanks aangetrokken werd door iets wat haar geleerd was als smerig te beschouwen. Daar zou een mogelijke abnormaliteit in schuilen. Ik moest het onderzoeken door Solariers te gaan zien en na te gaan hoe zij daar op reageerden, en ik moest haar gaan zien om te kijken hoe zij erop reageerde. Daarom moest ik koste wat het kost bij jou vandaan, Daneel. Daarom was kijken voor mij geen goede methode meer om het onderzoek voort te zetten.’

‘Je hebt dit niet aan mij uitgelegd, Partner Elijah.’

‘Zou die uitleg dan geholpen hebben tegen wat jij, krachtens de Eerste Wet, als jouw plicht beschouwde?’ Daneel zweeg.

Baley zei: ‘Het experiment werkte. Ik heb verscheidene mensen gezien of proberen te zien. Een oude socioloog probeerde mij te zien en hij moest het halverwege opgeven. Een roboticus weigerde mij zelfs helemaal te zien, terwijl ik een verschrikkelijke druk op hem uitoefende. Alleen het idee al dreef hem tot een soort infantiele razernij. Hij zoog op zijn duim en huilde. De assistente van dr. Delmarre was door haar beroep aan persoonlijke aanwezigheid gewend en zodoende kon ze me wel verdragen, maar alleen op een afstand van tien meter. Gladia, daarentegen…’

‘Ja, Partner Elijah?’

‘Gladia stemde er bijna zonder te aarzelen in toe om mij te zien. Mijn aanwezigheid verdroeg zij zonder moeite en het was zelfs duidelijk dat zij steeds minder gespannen werd naarmate de tijd verstreek. Dat past allemaal in het patroon van een psychose. Zij vond het niet erg om mij te zien; zij interesseerde zich voor de Aarde; misschien heeft zij een abnormale belangstelling gehad voor haar man. Dat kon dan allemaal verklaard worden door een sterke en, voor deze wereld, psychotische belangstelling voor de persoonlijke aanwezigheid van leden van het andere geslacht. Dr. Delmarre was er zelf het type niet naar om zo’n gevoel aan te moedigen of eraan mee te werken. Dat moet voor haar heel frustrerend zijn geweest.’

Daneel knikte. ‘Frustrerend genoeg voor een moord op een hartstochtelijk moment.’

‘Ondanks alles geloof ik dat niet, Daneel.’

‘Word jij soms door eigen niet-ambtelijke motieven beinvloed, Partner Elijah? Mevrouw Delmarre is een aantrekkelijke vrouw en jij bent een Aardebewoner bij wie voorliefde voor de persoonlijke aanwezigheid van een aantrekkelijke vrouw niet psychotisch is.’

‘Ik heb een betere reden,’ zei Baley onbehaaglijk. (Daneels koele blik was hem veel te doordringend, te ontledend. Jehoshaphat! Het ding was maar een machine.) Hij zei: ‘Als zij haar man vermoord zou hebben zou zij ook de aanslag op Gruer hebben moeten plegen.’ Hij kreeg bijna de neiging uit te gaan leggen hoe de moord met behulp van robots gepleegd kon worden, maar hij bedwong zich. Hij was er niet zeker van hoe Daneel zou reageren op een theorie die van robots huns ondanks moordenaars maakte. Daneel zei: ‘Evenals de aanslag op jouw leven.’ Baley fronste zijn wenkbrauwen. Hij had Daneel niet willen vertellen over de giftige pijl die hem gemist had; hij had de ander niet nog meer willen sterken in diens toch al te sterke beschermercomplex ten opzichte van hemzelf.

Kwaad zei hij: ‘Wat heeft Klorissa jou verteld?’ Hij had haar moeten waarschuwen om er niet over te praten maar hoe had hij ook kunnen weten dat Daneel nog langs zou komen om vragen te stellen?

Rustig zei Daneel: ‘Mevrouw Cantoro had daar niets mee te maken. Ik heb de poging tot moord zelf gezien/ Nu begreep Baley er helemaal niets meer van. ‘Je was er niet eens.’

Daneel zei: ‘Ik heb je zelf opgevangen en je hier een uur geleden heen gebracht.’

‘Waar heb je het nou over?’

‘Weet je dat niet meer, Partner Elijah? Het was bijna een volmaakte moord. Stelde mevrouw Delmarre jou niet voor naar buiten te gaan? Daar ben ik geen getuige van geweest, maar ik weet wel haast zeker dat zij dat gedaan heeft.’

‘Zij heeft het voorgesteld, ja.’

‘Zij heeft je misschien wel verleid om het huis te verlaten.’ Baley dacht aan zijn ‘portret’, aan de omringende grijze muren. Zou het een slimme psychologische zet geweest kunnen zijn? Zou een Solarier intuitief zoveel van de psychologie van een Aardebewoner kunnen begrijpen? ‘Nee,’ zei hij.

Daneel zei: ‘Stelde zij voor om naar die siervijver te gaan en op de bank te gaan zitten?’

‘Ja, dat wel.’

‘Denk je niet dat zij jou misschien in de gaten zal hebben gehouden, op de duizeligheid die bij je opkwam zal hebben gelet?’

‘Zij vroeg een paar keer of ik terug wilde gaan.’

‘Dat heeft ze misschien niet serieus gemeend. Zij heeft misschien toegekeken toen jij steeds zieker werd op die bank. Misschien heeft zij je zelfs wel een duw gegeven, of misschien was het niet nodig je een duw te geven. Op het moment dat ik bij jou kwam en je in mijn armen opving viel je achterover van de stenen bank in anderhalve meter water, waarin je zeker verdronken zou zijn.’

Voor de eerste keer herinnerde Baley zich die laatste vluchtige sensaties. ‘Jehoshaphat!’

‘Bovendien,’ zei Daneel met een kalme onontkoombaarheid, ‘zat mevrouw Delmarre naast jou en keek zij toe terwijl jij viel zonder een hand uit te steken om je tegen te houden. Zij zou evenmin geprobeerd hebben jou uit het water te trekken. Zij zou je hebben laten verdrinken. Misschien zou zij een robot hebben geroepen, maar die robot zou dan zeker te laat zijn gekomen. En daarna had zij natuurlijk kunnen volstaan met de verklaring dat het haar onmogelijk was je aan te raken, zelfs al ging het om je leven.’ Zeg dat wel, dacht Baley. Niemand zou eraan twijfelen dat zij niet in staat was een menselijk wezen aan te raken. En als zij al een verrassing in petto had was het dat zij zo dichtbij hem had kunnen zijn.

Daneel zei: ‘Je ziet dus, Partner Elijah, dat er nauwelijks aan haar schuld kan worden getwijfeld. Jij beweerde dat zij ook de aanslag op het leven van Gruer moet hebben gepleegd alsof dat een argument was dat tegen haar schuld pleitte. Je ziet nu dat zij dat ook geweest moet zijn. Haar enige motief om jou te vermoorden was hetzelfde als om Gruer te vermoorden; de noodzaak om de angstig doorzettende onderzoeker van de eerste moord kwijt te raken.’ Baley zei: ‘Die hele gang van zaken kan ook volkomen onschuldig zijn. Misschien heeft zij er niet bij stil gestaan hoe de buitenlucht mij zou aangrijpen.’

‘Zij heeft de Aarde bestudeerd. Zij kende de eigenaardigheden van Aardebewoners.’

‘Ik heb haar verzekerd dat ik vandaag al meer buiten was geweest en dat ik eraan begon te wennen.’

‘Zij wist misschien wel beter.’

Baley stompte in zijn hand. ‘Je maakt haar te slim. Het klopt niet en ik geloof het niet. In elk geval heeft een beschuldiging van moord geen been om op te staan zolang de afwezigheid van het moordwapen niet verklaard kan worden.’

Daneel keek de Aardebewoner kalm aan. ‘Ook dat kan ik, Partner Elijah.’

Stomverbaasd keek Baley naar zijn robot partner. ‘Hoe dan?’

‘Zoals jij je herinneren zult, Partner Elijah, redeneerde jij zo: Als mevrouw Delmarre de moordenares was had het wapen, wat dat dan ook geweest mag zijn, op de plaats van de misdaad moeten blijven. De robots, die bijna onmiddellijk verschenen, hebben geen spoor van zo’n wapen gezien, dus moet het van de plaats van de misdaad zijn weggehaald, dus moet de moordenaar het hebben weggehaald, dus kon de moordenaar niet mevrouw Delmarre zijn. Is dat juist?’

‘Dat is juist.’

‘Toch,’ ging de robot verder, ‘is er een plaats waar de robots niet naar het wapen hebben gezocht.’

‘Waar?’

‘Onder mevrouw Delmarre. Zij was flauwgevallen door de opwinding en hartstocht van het ogenblik, of zij nu de dader was of niet, en het wapen, wat dat dan ook geweest mag zijn, lag onder haar en uit het gezicht/ Baley zei: ‘Dan zou het wapen ontdekt zijn zodra zij verlegd werd.’

‘Precies,’ zei Baley, ‘maar zij werd niet verlegd door de robots. Zij vertelde ons gisteravond onder het eten zelf dat dr. Thool de robots opdracht had gegeven een kussen onder haar hoofd te leggen en haar te laten liggen. Zij werd pas voor het eerst bewogen door dr. Athim Thool zelf toen hij haar kwam onderzoeken.’

‘En?’

‘Daaruit volgt dus, Partner Elijah, dat er zich een nieuwe mogelijkheid voordoet. Mevrouw Delmarre was de moordenares, het wapen was op de plaats van de misdaad, maar dr. Thool haalde het weg en liet het verdwijnen om mevrouw Delmarre te beschermen.’

Baley voelde minachting in zich op komen. Hij was bijna zo gek geweest iets redelijks te verwachten. Hij zei: ‘Totaal ongemotiveerd. Waarom zou dr. Thool zoiets doen?’

‘Om een hele goede reden. Je zult je herinneren wat mevrouw Delmarre over hem zei: ‘Hij heeft me al behandeld vanaf dat ik een kind was en hij was altijd zo aardig en vriendelijk.’ Ik vroeg me af of hij een motief zou kunnen hebben om zo bijzonder bezorgd over haar te zijn. Daarom ben ik naar de kinderboerderij gegaan om het archief te bekijken. Wat ik alleen maar als een mogelijkheid had overwogen bleek waar te zijn.’

‘Wat?’

‘Dr. Athim Thool was de vader van Gladia Delmarre, en wat meer is, hij kende hun relatie.’

Baley dacht er niet aan de woorden van de robot in twijfel te trekken. Het verdriette hem alleen maar zeer dat niet hij maar Robot Daneel Olivaw de noodzakelijke logische analyse had uitgevoerd. Maar dan nog, volmaakt was het niet. Hij zei: ‘Heb je met dr. Thool gepraat?’

‘Ja. Ik heb hem huisarrest opgelegd.’

‘Wat zegt hij?’

‘Hij geeft toe dat hij de vader van mevrouw Delmzrre is. Ik heb hem met de bewijzen daarvan geconfronteerd en met die van zijn nieuwsgierigheid naar haar gezondheid toen zij nog een kind was. Als dokter had hij in dit opzicht wat meer armslag dan een gewone Solarier.’

‘Waarom zou hij naar haar gezondheid geinformeerd hebben?’

‘Ook dat heb ik overwogen, Partner Elijah. Hij was al een oud man toen hij speciale toestemming kreeg voor een extra kind en wat meer is, erin slaagde om er een te produceren. Hij beschouwt dit als een compliment voor zijn genen en zijn lichamelijke fitheid. Hij is trotser op het resultaat dan misschien helemaal de gewoonte is op deze wereld. Bovendien maakte zijn positie als arts, een beroep dat weinig in aanzien staat op Solarie omdat het persoonlijke aanwezigheid met zich mee brengt, het belangrijker voor hem zijn gevoel van eigenwaarde te koesteren. Om die reden onderhield hij onopvallend het contact met zijn nakomeling.’

‘Weet Gladia daar iets van?’

‘Voor zover dr. Thool weet, Partner Elijah, weet zij van niets.’

‘Baley zei: ‘Geeft Thool toe dat hij het wapen heeft weggepakt?’

‘Nee. Dat doet hij niet.’

‘Dan heb je nog niets, Daneel.’

‘Nog niets?’

‘Tenzij je het wapen kunt vinden en kunt bewijzen dat hij het heeft weggenomen, of hem dat tenminste kunt laten bekennen, heb je geen bewijs. Een reeks logische gevolgtrekkingen is mooi, maar het is geen bewijs.’

‘Van de man valt ook nauwelijks te verwachten dat hij bekent zonder een behoorlijke ondervraging van een soort dat ik niet kan uitvoeren. Zijn dochter is hem dierbaar.’

‘Helemaal niet,’ zei Baley. ‘Wat hij voor zijn dochter voelt is helemaal niet waar jij en ik aan gewend zijn. Solarie is anders!’

Hij liep de hele kamer door en weer terug, om tot kalmte te komen.

Hij zei: ‘Daneel, jij hebt een perfecte logische toer uitgevoerd, maar evengoed is niets daarvan redelijk.’ (Logisch maar niet redelijk. Was dat niet de definitie van een robot?) Hij ging verder: ‘Dr. Thool is een oude man en zijn beste jaren heeft hij gehad, of hij nu een jaar of dertig geleden in staat was nog een dochter voort te brengen of niet. Zelfs Kosmieten worden seniel. Denk je hem even in terwijl hij zijn flauwgevallen dochter en zijn gewelddadig gestorven schoonzoon onderzoekt. Kun je je voorstellen hoe ongewoon die situatie voor hem was? Kun je je voorstellen dat hij zich zelf in de hand kon houden? Zich zelfs zozeer in de hand kon houden dat hij een reeks verbazingwekkende handelingen kon uitvoeren?

‘Hoor eens hier! Eerst zou hij het wapen onder zijn dochter moeten zien, een wapen dat zo goed door haar lichaam was bedekt dat zelfs de robots het niet gezien hebben. In de tweede plaats moet hij uit het weinige dat hij van het ding kan hebben gezien, hebben afgeleid dat het een wapen was en dat als hij maar ongezien met dat wapen weg zou kunnen glippen een aanklacht tegen zijn dochter wegens moord geen been had om op te staan. Dat is een behoorlijk subtiele gedachtegang voor een oude man die in paniek is. En in de derde plaats zou hij het plan ook nog moeten hebben uitvoeren, wat ook nog een heel karwei is voor een oude man die in paniek is. En tenslotte zou hij nu dan zijn misdaad nog erger moeten maken door zich in zijn leugen vast te bijten. Het kan allemaal best het resultaat van logisch denken zijn, maar redelijk is het helemaal niet.’ Daneel zei: ‘Heb jij een andere oplossing voor de misdaad, Partner Elijah?’

Baley was onder het praten gaan zitten en nu probeerde hij weer op te staan, maar de combinatie van zijn vermoeidheid en van de diepte van de stoel hield hem tegen. Kribbig stak hij een hand uit. ‘Geef me je hand, wil je, Daneel?’ Daneel keek naar zijn eigen hand. ‘Wat zeg je, Partner Elijah?’

Zwijgend vervloekte Baley de ander, die alles letterlijk opnam, en hij zei: ‘Help me even overeind.’ Moeiteloos tilde Daneels sterke arm hem uit de stoel. Baley zei: ‘Bedankt. Nee, ik heb geen andere oplossing. Tenminste, die heb ik wel, maar die hangt helemaal samen met de vraag waar het wapen is.’

Ongeduldig liep hij naar de zware gordijnen die het grootste deel van een van de muren aan het oog onttrokken en hij tilde, zonder helemaal te beseffen wat hij deed, een hoek op. Hij staarde naar een zwart stuk glas tot het tot hem doordrong dat hij naar de nacht keek en liet toen het gordijn vallen op het moment dat Daneel, die stil naar hem toe was gekomen, het van hem afpakte. In het onderdeel van. de seconde waarin Baley toekeek hoe de hand van de robot hem het gordijn afnam met de liefdevolle zorgzaamheid van een moeder die haar kind tegen vuur beschermt vond er een revolutie in hem plaats. Hij greep weer naar het gordijn en rukte het Daneel uit handen. Hij gooide zich er met zijn volle gewicht tegen aan, hij scheurde het van het raam weg, waar alleen maar wat rafels achterbleven.

‘Partner Elijah,’ zei Daneel zacht. ‘Je weet toch zeker wel wat de open ruimte je zal aandoen.’

‘Ik weet,’ zei Baley, ‘wat het voor mij zal doen.’ Hij staarde het raam uit. Er was niets te zien, alleen maar zwartheid, maar dat zwart was de open lucht. Het was ononderbroken, onbelemmerde ruimte, zelfs al was het dan donker, en hij keek ernaar. En voor het eerst kon hij er vrijuit naar kijken. Het was geen overmoed meer, of perverse nieuwsgierigheid, of het pad dat naar de oplossing van een moord voerde. Hij keek ernaar omdat hij dat wilde en omdat hij er behoefte aan had. Dat was het hele peilloze verschil.

Muren waren als krukken! Duisternis en menigte waren als krukken! Onbewust moest hij dat al gedacht hebben en ze daarom gehaat hebben, zelfs toen hij dacht hij er het meest op gesteld was en er het meest behoefte aan had. Waarom had hij er anders zo de pest over in gehad dat Gladia zijn portret opsloot in het grijs?

Een triomfantelijk gevoel doorstroomde hem en alsof de triomf besmettelijk was kwam er een nieuwe gedachte, die zich aandiende als een inwendige kreet.

Duizelig draaide Baley zich om naar Daneel. ‘Ik weet het,’ fluisterde hij. ‘Jehoshaphat! Ik weet het!’

‘Wat weet je, Partner Elijah?’

‘Ik weet wat er met het wapen is gebeurd; ik weet wie verantwoordelijk is. Plotseling valt alles op zijn plaats.’

Загрузка...