13. Verhoor met een knipoog

Klorissa zei: ‘Onmogelijk! Hemeltje lief, absoluut onmogelijk!’

‘Laat het hemeltje er nu maar buiten. Is er geen dier op de boerderij dat u missen kunt? Haal het, geef het een kras met de pijl en kijk wat er gebeurt.’

‘Maar waarom zou iemand…’

Kortaf zei Baley: ‘Ik weet waarom. De vraag is, wie?’

‘Niemand.’

Baley voelde zich weer duizelig worden en hij werd woest. Hij gooide de pijl naar haar toe en zij keek wantrouwig naar de plek waar hij neer was gevallen. ‘Raap hem op,’ schreeuwde Baley, ‘en als u hem niet wil testen, vernietig hem dan. Als u hem hier laat liggen gebeurt er een ongeluk als de kinderen hem vinden.’ Haastig raapte zij hem op en hield hem voorzichtig tussen wijsvinger en duim vast.

Baley holde naar de dichtstbijzijnde ingang van het gebouw en Klorissa, die de pijl nog steeds voorzichtig vasthield, volgde hem naar binnen.

Baley voelde zich weer wat rustiger worden toen hij weer in een veilig omsloten ruimte was. Hij zei: ‘Wie heeft de pijl vergiftigd?’

‘Ik zou me niet kunnen indenken wie dat gedaan heeft.’

‘Ik geloof niet dat het waarschijnlijk is dat de jongen het zelf gedaan heeft. Is er een manier om erachter te komen wie zijn ouders zijn?’

‘Dat staat wel in zijn papieren,’ zei Klorissa somber. ‘U houdt dus aantekening van de familiebetrekkingen?’

‘We moeten wel, voor de genetische analyse.’

‘Zou de jongen kunnen weten wie zijn ouders zijn?’

‘Nooit,’ zei Klorissa heftig.

‘Zou hij erachter kunnen komen als hij dat wilde?’

‘Hij zou in het archief in moeten breken. Onmogelijk.’

‘Veronderstel eens dat een volwassene op bezoek kwam en wilde weten wie zijn kind was…’ Klorissa bloosde. ‘Hoogst onwaarschijnlijk.’

‘Maar neem het even aan. Zou het hem verteld worden als hij ernaar vroeg?’

‘Dat weet ik niet. Er is geen wet die het verbiedt. Maar het is bepaald niet de gewoonte.’

‘Zou u het hem vertellen?’

‘Ik zou proberen om eronderuit te komen. Dr. Delmarre zou het niet vertellen. Hij vond dat kennis van de familiebetrekkingen alleen maar diende voor de genetische analyse. Misschien dat het minder streng was voor hij hier kwam… Maar waarom vraagt u dat eigenlijk?’

‘Ik zie niet in hoe de jongen zelf een motief kon hebben. Ik dacht dat het misschien via zijn ouders wel zou kunnen.’

‘Het is verschrikkelijk allemaal.’ In haar verwarring naderde Klorissa hem dichter dan ooit. Ze strekte zelfs een arm naar hem uit. ‘Hoe kan dit toch allemaal? De baas vermoord; u bijna vermoord. We hebben geen motieven voor geweldpleging op Solarie. We hebben alles wat we maar willen hebben, persoonlijke eerzucht is er dus niet. De familiebetrekkingen kennen we niet, er is dus ook geen familie-eerzucht. Genetisch zijn we allemaal goed gezond.’ Plotseling klaarde haar gezicht op. ‘Wacht eens even. Die pijl kan niet vergiftigd zijn. Ik had me door u niet van de wijs moeten laten brengen.’

‘Hoe komt u daar zo opeens bij?’

‘De robot die bij Bik was. Hij zou gif nooit hebben goed gevonden. Het is onvoorstelbaar dat hij iets gedaan kan hebben wat schadelijk voor een mens zou kunnen zijn. Door de Eerste Wet van de Robotiek kun je daar zeker van zijn.’ Baley zei: ‘O ja? Ik vraag me af hoe die Eerste Wet luidt.’ Niet begrijpend keek Klorissa hem aan. ‘Hoe bedoel je?’

‘Niets. Test de pijl en je zult ontdekken dat hij giftig is.’ Baley zelf interesseerde zich er nauwelijks voor. Hij wist ook zo wel dat het gif was. Hij zei: ‘Denkt u nog steeds dat mevrouw Delmarre schuldig is aan de dood van haar man?’

‘Zij was de enige aanwezige.’

‘Dat snap ik. En u bent hier als enige andere volwassene op een moment dat er met een giftige pijl op mij geschoten wordt.’

Heftig riep zij: ‘Ik had er niets mee te maken.’

‘Misschien niet. En misschien is mevrouw Delmarre even onschuldig. Mag ik uw kijkapparatuur gebruiken?’

‘Ja, natuurlijk.’ Baley wist precies wie hij wilde bekijken en het was Gladia niet. Het verraste hem zelf toen hij zijn stem hoorde zeggen: ‘Zoek contact met Gladia Delmarre.’

De robot gehoorzaamde zonder commentaar en verbaasd keek Baley naar de manipulaties terwijl hij zich af zat te vragen waarom hij die opdracht gegeven had. Kwam het omdat het meisje zojuist onderwerp van gesprek was geweest, of kwam het omdat hij zich niet helemaal prettig voelde over het slot van hun laatste gesprek. Of was het het uiterlijk van de hese, bijna overdonderend praktische Klorissa dat hem tenslotte noopte om een glimp van Gladia op te vangen, bij wijze van tegengif?

Vergoelijkend dacht hij: Jehoshaphat! Soms moet er wel eens geimproviseerd worden.

Plotseling zat ze voor hem, in een grote, rechte stoel waarin ze kleiner en weerlozer leek dan ooit. Haar haar was naar achter gekamd en tot een losse vlecht verwerkt. Zij droeg hangende oorbellen met dingetjes die er als diamanten uitzagen. Haar jurk was een eenvoudig dingetje dat strak om haar middel spande.

Zacht zei ze: ‘Ik ben blij dat je kijkt, Elijah. Ik heb je proberen te bereiken.’

‘Goedemorgen, Gladia.’ (Middag? Avond? Hij wist niet hoe laat Gladia het had en uit de manier waarop zij gekleed was kon hij niet opmaken hoe laat het zou kunnen zijn.). ‘Waarom heb je geprobeerd mij te bereiken?’

‘Om je te vertellen dat het me spijt dat ik de vorige keer dat we keken mijn zelfbeheersing verloor. Meneer Olivaw wist niet waar je te bereiken was.’

Even zag Baley Daneel voor zich, aan handen en voeten gebonden door de toezicht houdende robots en hij moest bijna glimlachen. Hij zei:

‘Dat is goed. Over een paar uur zie ik je wel.’

‘Natuurlijk, als… Mij zien}’

‘Persoonlijke aanwezigheid,’ zei Baley ernstig. Zij zette grote ogen op en haar vingers groeven zich in het gladde plastic van de stoelleuningen. ‘Is daar een reden voor?’

‘Het is nodig.’

‘Ik geloof niet…’

‘Zou je het toestaan?’

Zij keek een andere kant op. ‘Is het absoluut noodzakelijk?’

‘Dat is het. Maar eerst moet ik nog naar iemand anders. Je man stelde belang in robots. Dat heb jij me verteld en ik heb het ook uit andere bronnen, maar hij was toch geen roboticus?’

‘Hij was er niet voor opgeleid, Elijah.’ Ze vermeed nog steeds hem aan te kijken.

‘Maar werkte hij niet samen met een roboticus?’

‘Jothan Leebig,’ zei zij meteen. ‘Dat is een goede vriend van me.’

‘O ja?’ zei Baley heftig.

Gladia keek verschrikt. ‘Had ik dat niet moeten zeggen?’

‘Waarom niet, als het de waarheid is?’

‘Ik ben altijd bang dat ik dingen zeg waardoor het misschien lijkt dat ik… Je weet niet hoe het is als iedereen er zeker van is dat je iets gedaan hebt.’

‘Wind je niet op. Hoe komt het dat Leebig met jou bevriend is?’

‘Oh, dat weet ik niet. Hij is ook mijn buurman. De kijk-energie is nagenoeg niets, zodat we de hele tijd bijna zonder moeite in vrije beweging kunnen kijken. We gaan vaak wandelen; dat deden we tenminste.’

‘Ik wist niet dat je met iemand uit wandelen kon gaan.’ Gladia bloosde. ‘Ik zei kijken. Nou ja, ik vergeet steeds maar dat je een Aardebewoner bent. Kijken in vrije beweging betekent dat we het brandpunt op onszelf instellen en dat we dan kunnen gaan waar we willen zonder het contact te verliezen. Ik loop op mijn terrein en hij op het zijne en we zijn samen.’ Zij stak haar kin omhoog. ‘Dat kan plezierig zijn.’

Toen giechelde ze plotseling: ‘Arme Jothan.’

‘Waarom zeg je dat?’

‘Ik zat eraan te denken dat jij dacht dat we zonder kijken gingen wandelen. Hij zou sterven als hij wist dat iemand zoiets van hem dacht.’

‘Waarom?’

‘Hij is ontzettend in dat opzicht. Hij heeft me verteld dat hij toen hij vijf jaar was ophield met mensen zien. Wilde alleen nog maar kijken. Je hebt van die kinderen. Rikaine’ — in verwarring gebracht zweeg ze even en ging toen verder — ‘Rikaine, mijn man, heeft me eens verteld, toen ik het over Jothan had, dat de kinderen meer en meer zo zouden worden. Hij zei dat het een soort sociale evolutie was waarin tenslotte alleen de kijkers over zouden blijven. Denk je dat dat waar is?’

‘Ik ben geen deskundige,’ zei Baley.

‘Jothan wilde zelfs niet trouwen. Rikaine was kwaad op hem, zei hem dat hij asociaal was en dat hij over genen beschikte die nodig waren in de gemeenschappelijke pot, maar Jothan dacht er niet over.’

‘Had hij het recht om te weigeren?’

‘Neeeuj,’ zei Gladia aarzelend, ‘maar het is een heel briljant roboticus, weet je, en robotici zijn waardevol op Solarie. Ik denk dat ze het door de vingers hebben gezien. Behalve dan dat Rikaine niet meer met Jothan samen wilde werken. Hij heeft me gezegd dat Jothan een slecht Solarier was.’

‘Heeft hij dat ook tegen Jothan gezegd?’

‘Ik weet het niet. Hij heeft tot het eind toe met Jothan samengewerkt.’

‘Maar hij vond Jothan een slecht Solarier omdat hij weigerde te trouwen?’

‘Rikaine heeft eens gezegd dat het huwelijk het ergste van het hele leven was, maar dat je het als een man moest dragen.’

‘Wat vond jij daarvan?’

‘Waarvan, Elijah?’

‘Van het huwelijk. Vond je het ook het ergste van het hele leven?’

Langzaam verdween iedere uitdrukking van haar gezicht alsof zij het nauwkeurig van elke emotie wilde ontdoen. Zij zei: ‘Ik heb er nooit zo over nagedacht.’ Baley zei: ‘Je zei dat je vaak ging wandelen met Jothan, toen corrigeerde je je zelf en voerde je de verleden tijd in. Ga je nu dan niet meer met hem wandelen?’ Gladia schudde haar hoofd. Haar gezicht drukte weer iets uit. Verdriet. ‘Nee. Het schijnt afgelopen te zijn. Ik heb een of twee keer met hem gekeken. Hij gaf altijd de indruk het erg druk te hebben en ik wilde niet… weet je wel.’

‘Was dat sinds de dood van je man?’

‘Nee ook nog even daarvoor. Een paar maanden eerder al.’

‘Denk je dat dr. Delmarre hem opdracht gaf verder geen aandacht aan jou te besteden?’

Gladia zag er verschrikt uit. ‘Waarom zou hij? Jothan is geen robot en ik ook niet. Hoe kunnen we dan opdrachten krijgen en hoe kan Rikaine ze geven?’

Baley zag er vanaf om dat uit te leggen. Dat had hij alleen in Aardse termen kunnen doen en dat zou het er voor haar niet duidelijker op hebben gemaakt. En als het wel duidelijk werd zou het haar alleen maar afschuw inboezemen.

Baley zei: ‘Nog een vraag. Ik zal weer naar je kijken als ik klaar ben met Leebig, Gladia. Tussen twee haakjes, hoe laat is het bij jou?’

Meteen had hij spijt van zijn vraag. Robots zouden in Aardse equivalenten antwoorden, maar Gladia zou waarschijnlijk antwoorden in Solarische eenheden en Baley had er genoeg van om met zijn onwetendheid te koop te lopen. Maar Gladia gaf een zuiver kwalitatief antwoord. ‘Middag,’ zei ze. ‘Dan is het bij Leebig ook zo laat?’

‘Ja-’

‘Goed. Ik kom zo gauw mogelijk weer kijken en dan zullen we een afspraak maken om elkaar te zien.’ Weer aarzelde ze. ‘Is het absoluut noodzakelijk?’

‘Dat is het’

Zacht zei zij: ‘Goed dan.’

Het duurde even voor het contact met Leebig tot stand kwam en Baley gebruikte de tussentijd om nog een sandwich te eten, die hem in de oorspronkelijk verpakking gebracht werd. Maar hij was voorzichtiger geworden. Hij inspecteerde het zegel zorgvuldig voor hij het verbrak en bekeek de inhoud toen pijnlijk nauwkeurig.

Hij nam een plastic melkdoosje aan dat nog niet helemaal ontdooid was, beet het met zijn eigen tanden open en dronk er direct uit. Somber bedacht hij dat er zoiets was al geurloos, smaakloos, langzaam werkend gif dat voorzichtig met injectienaalden of hogedruknaalden ingebracht kon worden, en verwierp die gedachte toen als kinderlijk. Tot dusver waren de moorden en de pogingen tot moord zoveel mogelijk zonder omwegen begaan. Er was weinig omzichtigs en subtiels aan een klap op het hoofd, aan genoeg vergif in een glas om een dozijn mannen te doden, of aan een giftige pijl die openlijk op het slachtoffer werd afgeschoten.

En toen bedacht hij, nauwelijks minder somber, dat hij als hij op deze manier door tijdzones heen wipte, nauwelijks op regelmatige maaltijden kon rekenen. Of, als het nog even duurde, op een regelmatige slaap.

De robot kwam naar hem toe. ‘Dr. Leebig laat u weten dat u beter morgen een keer kunt bellen. Hij is bezig met belangrijk werk.’

Baley sprong overeind en brulde: ‘Zeg tegen die vent…’ Hij zweeg. Het had geen zin tegen een robot tekeer te gaan.

Tenminste, dat kon wel als je dat per se wilde, maar het zou niet meer uithalen dan wanneer je fluisterde. Op normale gesprekstoon zei hij: ‘Zeg tegen dr. Leebig, of tegen zijn robot als je niet verder gekomen bent, dat ik een onderzoek instel naar de moord op een collega van hem en een goede Solarier. Zeg dat het niet kan wachten tot hij klaar is met zijn werk. Zeg hem dat als hij niet binnen vijf minuten komt kijken ik een vliegtuig naar zijn villa neem en hem binnen een uur zal zien. Gebruik dat woord, zien, zodat vergissing uitgesloten is.’ Hij ging verder met zijn sandwich.

De vijf minuten waren nog niet helemaal om toen Leebig, tenminste een Solarier waarvan Baley aannam dat het Leebig was, hem woedend aankeek.

Baley keek woedend terug. Leebig had een atletische gestalte die hij kaarsrecht hield. Zijn donkere, uitpuilende ogen hadden iets hevigs verstrooids, dat nu met woede vermengd was. Een van zijn oogleden hing een beetje. Hij zei: ‘Bent u de Aardebewoner?’

‘Elijah Baley,’ zei Baley, ‘rechercheur C-/, belast met het onderzoek naar de moord op dr. Rikaine Delmarre. Hoe heet u?’

‘Ik ben dr. Jothan Leebig. Hoe haalt u het in uw hoofd mij tijdens mijn werk te storen?’

‘Heel makkelijk,’ zei Baley rustig. ‘Het is mijn werk.’

‘Doe uw werk dan ergens anders.’

‘Ik heb u eerst nog een paar dingen te vragen, doctor. Ik geloof dat u nauw samenwerkte met dr. Delmarre. Is dat juist?’ Een van Leebig’s handen balde zich plotseling tot een vuist en haastig beende hij naar een schoorsteenmantel waarop kleine uurwerkachtige dingen stonden die gecompliceerde ritmische bewegingen maakten die de blik op een bijna hypnotiserende manier vasthielden. De kijker bleef op Leebig ingesteld, zodat zijn gestalte in het midden van de projectie bleef terwijl hij liep. Het leek eerder alsof de kamer waar hij was zich met kleine golfbewegingen naar achteren bewoog.

Leebig zei: ‘Als u de vreemdeling bent die Gruer hier dreigde te halen…’

‘Dat ben ik.’

‘Dan bent u hier tegen mijn advies in. Uitgekeken.’

‘Nog niet. Verbreek het contact niet.’ Plotseling verhief Baley zijn stem, evenals een vinger. Hij wees zonder omwegen naar de roboticus, die zichtbaar achteruit deinsde met een uitdrukking van walging op de lippen. Baley zei: ‘Dat was geen bluf van mij over dat zien, weet u.’

‘Geen Aardse vulgariteiten, alstublieft.’

‘Het is als een rechtstreekse mededeling bedoeld. Ik zal u komen zien als ik u niet op een andere manier kan laten luisteren. Ik zal u bij uw kraag pakken en tot luisteren dwingen.

Leebig gaapte hem aan. ‘U bent een smerig beest.’

‘Noem het zoals u wilt, maar ik doe wat ik zeg.’

‘Als u op mijn terrein binnendringt, zal ik… zal ik…’ Baley trok zijn wenkbrauwen op. ‘Mij doden? Maakt u vaak zulke dreigementen?’

‘Ik maakte geen dreigement.’

‘Praat dan, nu. In de tijd die u verspild hebt had er al heel wat afgehandeld kunnen worden. U werkte nauw samen met dr. Delmarre. Is dat juist?’

De roboticus boog zijn hoofd. Zijn schouders bewogen mee met een langzame, regelmatige ademhaling. Toen hij opkeek had hij zichzelf weer onder controle. Hij speelde het zelfs klaar om een kort, bleek glimlachje te produceren. ‘Dat is juist.’

‘Delmarre interesseerde zich voor nieuwe soorten robots als ik het goed heb begrepen.’

‘Dat is zo.’

‘Wat voor soort?’

‘Bent u roboticus?’

‘Nee. Leg het zo uit dat een leek het kan begrijpen.’

‘Ik betwijfel of ik dat kan.’

‘Probeer het! Ik denk bijvoorbeeld dat hij robots wilde die kinderen konden disciplineren. Wat was daarvoor nodig?’ Leebig trok zijn wenkbrauwen even op en zei: ‘Om het heel eenvoudig te stellen, met weglating van alle fijnere details, het betekent een versterking van de C-integraal die de Si-korovichtandem routerespons op het W-<>5 niveau beheerst.’

‘Abacadabra,’ zei Baley. ‘De waarheid.’

‘Voor mij is het abacadabra. Kunt u het niet anders zeggen?’

‘Het betekent een bepaalde verzwakking van de Eerste Wet.’

‘Waarom dat? Een kind word gedisciplineerd voor zijn toekomstig bestwil. Is dat de theorie niet?’

‘Ah, het toekomstig bestwil!’ Leebigs ogen begonnen hartstochtelijk te glimmen en het was alsof hij minder op zijn luisteraar begon te letten en tegelijk wat spraakzamer werd. ‘Een eenvoudig begrip, denkt u. Hoeveel menselijke wezens zijn bereid ook maar het geringste ongemak te verdragen ter wille van een groot toekomstig goed? Hoe lang duurt het voor je een kind kunt bijbrengen dat wat nu lekker smaakt later buikpijn betekent, en dat wat nu vies smaakt de buikpijn straks doet overgaan? En u wilt een robot die dit begrijpt?

‘Pijn door een robot aan een kind toegebracht ontketent een krachtige storing in het positronisch brein. Om dat tegen te gaan door een antipotentieel dat los komt bij de gedachte aan toekomstig welzijn vereist zoveel wegen en omwegen dat de massa van het positronisch brein met j procent uitgebreid moet worden, wilt u tenminste geen andere circuits opofferen.’

Baley zei: ‘Dan bent u er dus niet in geslaagd zo’n robot te bouwen.’

‘Nee, en het is ook niet waarschijnlijk dat het me ooit zal lukken. Of wie dan ook.’

‘Testte dr. Delmarre een experimenteel model van zo’n robot toen hij stierf?’

‘Niet zo’n robot. We interesseerden ons ook voor andere dingen die praktischer waren.’

Rustig zei Baley: ‘Dr. Leebig, ik zal wat meer van de robotiek af moeten weten en ik ga u vragen om mij dat bij te brengen.’

Leebig schudde heftig zijn hoofd, en het hangende ooglid zakte verder in een spookachtige parodie op een knipoog. ‘Maar het zal u toch duidelijk zijn dat een cursus in robotiek langer dan een moment duurt. Daar heb ik de tijd niet voor.’

‘Toch moet u me wat leren. De lucht van robots is het enige dat alles op Solarie doordringt. Als we tijd nodig hebben, dan is dat des te meer een reden om u te zien. Ik ben een Aardebewoner en ik kan niet goed werken of denken als ik kijk.’

Het had Baley niet mogelijk geleken dat Leebig zijn stramme gestalte nog wat verstrakken kon,, maar het gebeurde.

Hij zei: ‘uw Aardse fobieen interesseren mij niet. Zien is onmogelijk.’

‘Ik denk dat u wel van gedachten zult veranderen als u weet waar ik voornamelijk met u over wil praten.’

‘Dat zal niets uitmaken, totaal niets.’

‘Nee? Luistert u dan eens goed. Ik geloof dat in de hele geschiedenis van de positronische robot de Eerste Wet welbewust verkeerd is geformuleerd.’

Leebig maakte een onbeheerste beweging. ‘Verkeerd geformuleerd? Idioot! Krankzinnige! Waarom?’

‘Om het feit te verbergen,’ zei Baley heel bedaard, ‘dat robots moorden kunnen plegen.’

Загрузка...