Drieëntwintig De muziek van de sferen

‘Ze beginnen elkaar al te haten,’ zei Chalk met voldoening.

Hij was alleen, maar dat was voor hem geen reden om zijn gedachten niet hardop uit te spreken. Hij praatte vaak tegen zichzelf. Een arts had hem eens verteld dat hardop praten, zelfs als je alleen was, neuropsychisch een gunstig effect had.

Hij dreef in een bad van aromatische zouten. De kuip was drie meter diep, zes meter lang, zo’n vier meter breed: overvloedig ruim, zelfs voor de massa van Duncan Chalk. De marmeren zijkanten van de kuip werden geflankeerd door albasten randen en omgeven door tegels van glanzend bruinrood porselein, en de hele badkamer was overkapt met een dikke, doorzichtige koepel die Chalk een vrij uitzicht gaf op de hemel. Voor iemand die buiten stond was Chalk niet te zien; een ingenieuze optisch ingenieur had daarvoor gezorgd. Van buitenaf vertoonde de koepel een melkwit oppervlak met daar doorheen spiralen van lichtroze.

Chalk dreef lui in zijn bad, verlost van de zwaartekracht en denkend aan zijn gekwelde amanti. De avond was gevallen, maar er waren geen sterren, slechts een roodachtige damp van niet zichtbare wolken. Het sneeuwde weer eens. De vlokken vormden gecompliceerde arabesken terwijl ze neerspiraalden naar het oppervlak van de koepel.

‘Hij vindt haar vervelend,’ zei Chalk. ‘Zij is bang voor hem. Ze mist intensiteit, naar zijn smaak. Wat haar betreft is zijn voltage te hoog. Maar ze reizen samen. Ze eten samen. Ze slapen samen. En spoedig zullen ze elkaar in de haren zitten.’

De banden waren erg goed. Aoudad, Nikolaides, ze liepen allebei heimelijk achter ze aan en verzamelden vrolijke beelden van het paar om die naar een wachtend publiek over te seinen. Dat sneeuwbalgevecht: een meesterwerk. En die tocht met de motorslee. Minner en Lona aan de Zuidpool. Het publiek vrat het.

Op zijn eigen manier vrat ook Chalk het.

Hij sloot zijn ogen en verduisterde zijn koepel en dreef op zijn gemak rond in de warme geurige kuip. Versplinterde, fragmentarische gevoelens van onrust kwamen in hem op.

…gewrichten te hebben die zich niet gedragen zoals menselijke gewrichten…

…zich veracht te voelen, door de mensheid verworpen…

…kinderloos moederschap…

…felle pijnscheuten, fel als de lichtgevende zwammen die hun gele gloed op de muren van zijn kantoor werpen…

…de smart van het lichaam en de smart van de ziel…

…alleen!

…onrein!

Chalk hijgde alsof er zwakstroom op zijn lichaam stond. Een vinger richtte zich in een vreemde hoek ten opzichte van zijn hand op en bleef even zo staan. Een hond met kwijlende kaken sprong door zijn voorhoofd. Onder de vleeskwabben op zijn borst spanden en ontspanden de dikke spierbundels zich met ritmische bewegingen.

…bezoek van demonen in hun slaap…

…een woud van starende ogen, gluiperig en glinsterend…

…een wereld van droogte… doorns… doorns…

…het krassen en ritselen van vreemde beesten in de muren… verdorring van de ziel… alle poëzie tot stof, alle lust tot roest…

…stenen ogen naar het universum opgeheven… en het universum kijkt terug…

In extase sloeg Chalk op het water zodat het opspatte. Met zijn vlakke hand geselde hij het oppervlak.

Genot verzwolg en verslond hem.

En dit, zei hij enkele minuten later vergenoegd tot zichzelf, was nog maar het begin.

Загрузка...