12 Droog en omhoog

Easy was alweer wakker tegen de tijd dat Nick de scaaf bereikte. Het vinden was niet moeilijk geweest: vanaf het strand was het lichtschijnsel goed zichtbaar. De wind blies recht op de lichten af, maar Nick en zijn vrienden wisten nog niets van de vulkaan en hoefden zich geen zorgen te maken of ze wel het goede licht zagen. Ze gingen aan wal, namen het vlot op de schouder en trokken naar hun baken. Fagin en de andere leerlingen waren al eerder gearriveerd. Te voet ging de reis heel wat vlugger, zelfs voor de robot, dan met het bepaald logge vlot. Snel scheen in een heel verdraagzame stemming. Niet dat hij de bezoekers zo hartelijk begroette, maar hij was spraakzaam genoeg. Hij nam als vanzelfsprekend aan dat ze zijn mensen waren — mensen die wat van het rechte pad waren gedwaald en zich niet altijd wisten te gedragen, maar waarvan je verwachten mocht dat ze mettertijd fatsoenlijk zouden opgroeien. Zolang ze hem als de hoofdman behandelden, vond hij dat er geen moeilijkheden hoefden te zijn.

Een paar minuten na de komst van John, Nancy, Oliver, Dorothy en de robot, eiste hij dat ze hem leerden een vuur te maken. Easy’s reactie had een voorsprong van twee seconden, en zij gaf John al toestemming voor Raeker de vraag hoorde. John wist dat het wezen in de bathyscaaf tot het volk van zijn leraar behoorde en hij gehoorzaamde dadelijk. Hij haalde zijn wrijvingswerktuigen tevoorschijn en in twee, drie minuten had hij een vuur aan de gang.

Vervolgens eiste Snel dat ze hem leerden met dat gereedschap om te gaan. Toen Nick, Betsey, Jim en Jane opdaagden met het vlot, was het de hoofdman gelukt een eigen vuur te ontsteken en ze troffen hem aan in een zonnig humeur. Van de mensen op de Vindemiatrix kon je dat niet zeggen. Aminadabarlee was er meer dan ooit van overtuigd dat mensen een onhandelbaar, eigenzinnig stelletje waren. Momenteel had hij redenen te over voor deze opvatting. Ieder mens op het schip was woedend op de Drommiër, hierin voorgegaan door Easy Rich. Een nacht slapen had haar gewone opgewektheid niet teruggebracht. Ze was verontwaardigd over de beledigingen van de vreemdeling de vorige avond, en niet alleen weigerde ze nu Aminadabarlee tekst en uitleg te geven over haar verklaring dat ze binnen een Tenebraanse dag zouden ontsnappen, maar ze wilde het niemand anders zeggen uit vrees dat hij het zou horen. Dat was natuurlijk kinderachtig; maar Easy was tenslotte een kind, met al haar volwassen spreken en manieren. Men vroeg de vader haar te overreden; hij staarde even strak naar haar gezicht in het beeld, maar zei geen woord. Toch moest er iets tussen die twee zijn overgekomen, want al gauw wendde hij zich af en zei: “Wilt u meneer Sakiiro het veerschip gereed laten brengen? Ik begrijp dat het tijd vergt om de extra straalpijpen aan te brengen en af te stellen.” Meteen ging hij de kamer uit, zonder acht te slaan op een regen van vragen, en verdween naar zijn eigen kwartier.

“Wat doen we nu?” Het was bepaald geen retorische vraag. Hij werd gesteld door een geofysicus, een goede vriend van de familie Rich.

“Wat hij zegt, dacht ik zo,” antwoordde een ander. “Rich lijkt er zeker van dat het kind weet waar ze over praat.”

“Hij is wel zeker, dat weet ik. Maar het kind? Hij is haar vader. Zij is de enige familie die hij in tien jaar heeft gehad, en hij heeft haar wonderwel grootgebracht, maar soms overschat hij haar. Ze heeft hem daarnet ervan overtuigd dat alles in orde is. Maar ik — wij weten het niet. Wat doen we dus?”

“We doen wat hij vraagt,” zei de ander met nadruk. “Zelfs als ze ongelijk heeft, kan het geen kwaad het veerschip klaar te houden. Waarom zo’n drukte?”

“Omdat we weten wat er met Easy en haar vader gebeurt als ze ongelijk heeft,” antwoordde de geofysicus. “Als ze op grond van eigen kennis spreekt, goed. Maar als die tienpotige otter haar alleen maar kwaad maakte zodat ze er iets uitflapte om zich te rechtvaardigen —” Hij schudde somber zijn hoofd. “O ja, nu gelooft ze het zelf, en haar vader ook. Als ze worden teleurgesteld — wel, totnogtoe bleven die kinderen daar beneden in leven dankzij de zelfbeheersing van de familie Rich.” Hij kapte de discussie af door een andere microfoon in te schakelen en het verzoek van Rich door te geven aan de technici.

Raeker had al die tijd gegeten en, nu en dan, geslapen in de observatiekamer. Zo langzaamaan wist hij niet hoe lang hij er al was. De robot stond een beetje buitenspel, maar hij kon altijd toekijken. Zijn leerlingen schenen te zijn opgegaan in de stam van Snel, en kregen hun bevelen afwisselend van de hoofdman zelf en van Easy in de bathyscaaf. Niemand vroeg Fagin wat of hoe er gehandeld moest worden, maar desondanks verliep alles haast te snel voor Raeker om het te kunnen volgen. Hij wist dat Easy ruzie had gemaakt met Aminadabarlee, al kende hij de details niet. Hij wist van haar belofte morgen van de grond te zijn, maar hij begreep evenmin als de anderen hoe ze dat wilde doen. Ook hij kreeg zijn deel van het humeur van Aminadabarlee, want de Drommiër had helemaal niet ingebonden na Easy’s uitbarsting. Integendeel, geruime tijd had hij besteed aan een uiteenzetting hoe dom het was van Raeker om zijn leerlingen te scheiden van hun eigen beschaving, en hoeveel meer men had kunnen leren over Tenebra als men al direct contact gemaakt had met Snel. Bepaald onbeleefd had Raeker niet gereageerd, maar zijn antwoorden werden nogal afwezig doordat hij in beslag genomen werd door de gebeurtenissen op de grond, en zo wist hij de otterachtige meer dan ooit te kwetsen. Hij wist het best, maar kon zich niet echt bezorgd maken over het vooruitzicht van een breuk tussen Sol en Dromm.

In het algemeen wist hij wat er op de grond gedaan werd, maar hij begreep niet alles, en niemand nam de moeite om het uit te leggen. Het kwam niet bij Raeker op dat Easy daarom had verzocht, dat ze alles deed om zich ervan te verzekeren dat er geen bruikbare gegevens gingen naar de Vindemiatrix en het wezen dat haar zo had opgewonden. Hij kon alleen kijken, foto’s nemen, de gesprekken die hij opving opnemen, en daaruit een en ander afleiden.

Het vlot ging te water, en Nick en Betsey peddelden met Snel over de poel tot een punt naast een van de patrijspoorten in de scaaf. Via de robot zag Raeker de ontmoeting tussen de Tenebrieten en de inzittenden van het schip, maar hij hoorde niets van het gesprek — Easy bediende zich natuurlijk van de buitenste luidsprekers, en de robot was te ver weg. Het was een lang en levendig gesprek, want beide partijen gebaarden wild — het venster was groot genoeg om zelfs vanuit de robot in de scaaf te kijken. Hij probeerde de gebaren te begrijpen, maar zonder succes. Pas tegen de avond staakten ze hun gesprek; toen ging het vlot weer aan wal en iedereen begon zijn spullen te pakken. Een tiental holbewoners hielpen het vlot dragen en andere hielpen met de kar. Voor de eerste keer schonk Snel weer aandacht aan de robot; hij beval hem mee te gaan, en gebruikte Nick als tolk. Raeker stemde dadelijk in; de reis was kennelijk bedoeld om de zee te ontgaan, want die zou tenminste evenveel het land inkomen als de vorige nacht.

“Waar gaat het schip vannacht naartoe?” vroeg hij, meer om een demonstratie van de kundigheid van de holbewoners uit te lokken dan omdat het hem iets uitmaakte. Hij verwachtte eigenlijk dat Snel niet eens zou antwoorden, maar de hoofdman was in een opperbeste stemming — de hele dag was alles precies verlopen als hij wilde. Toen de groep eenmaal op weg was, ging hij naast de robot lopen en begon een opgewekt gesprek. Nick gaf zijn woorden weer, en hij beschreef gedetailleerd het terrein dat ze naderden en het punt waar hij verwachtte de scaaf te zien aanspoelen. Hij legde de reden voor deze mening uit, en de geofysici luisterden, maakten aantekeningen en bemoederden de recorders die het gesprek opnamen. De eerste uren van die nacht kenden meer vrolijkheid dan de sector rond Altair in jaren ervaren had. Haast de enigen die niet deelden in de vreugde waren Raeker en Aminadabarlee.

Na een kleine twee uur van langzaam reizen liet Snel zijn karavaan halt houden. De nacht was gevallen, en de regen begon dat ook te doen. Hij zette iedereen aan het werk om hout te zoeken en gaf bevel aan Nick om de waakvuren aan te leggen. Nick en zijn collega’s deden het zonder morren, Raeker verdacht ze ervan menselijk genoeg te zijn, om te genieten van de kans eens met hun kennis te pronken. Bij elk vuur oefenden de holbewoners zich met de vuurbogen en een van de stapels begon al te gloeien.

Zestien jaar lang was het ontsteken van de waakvuren voor de Vindemiatrix het sein geweest voor een achtenveertigurige ontspanning, want op Tenebra gebeurde ’s nachts niets dan regen. Nu was het anders: discussies, soms grenzend aan ruzies, laaiden op. De technici waren druk bezig de buitenkant van het veerschip te versieren met de hydroferron pijpen en hun besturing. De diplomaten zouden niet met elkaar gesproken hebben als ze hun persoonlijke neigingen hadden gevolgd, maar hun beroepstrots hield ze uiterlijk beleefd. Degenen echter die hen kenden hoorden hun gepraat onbehaaglijk aan en dachten aan vastgelopen regelstaven in een kernreaktor.

Een paar geestdriftigen bleven door de ogen van de robot kijken, deels in de hoop dat er iets zou gebeuren en deels om Raeker gezelschap te houden. De bioloog weigerde de observatiekamer te verlaten. Hij voelde dat de zaken naar een climax liepen, maar had er geen idee van hoe. Zelfs ’s nachts werd dit gevoel erger — vooral op die momenten dat hij een van de diplomaten zag of hoorde. Eigenlijk had Raeker last van een plotseling gebrek aan zelfvertrouwen. Hij vroeg zich af hoe hij zijn leerlingen ooit kon leren de nodige reparaties aan de scaaf te doen, gesteld dan nog dat ze wilden luisteren. Als ze dat niet wilden, of konden, wilde hij Rich of Aminadabarlee nooit meer zien. Hij had er zichzelf nogal ten onrechte van overtuigd, dat zijn eigen argumenten hen ertoe hadden gebracht al hun vertrouwen in hem te stellen en zodoende geen andere stappen voor de redding te ondernemen.

Ondanks de bezorgdheid die hem maar af en toe liet slapen, wist hij de nacht door te komen. Het vertrek van het veerschip was een afleiding — even was hij er bijna van overtuigd dat hij mee moest gaan, maar gezond verstand won het pleit. Verscheidene keren vielen er dingen voor in het kamp, zichtbaar op het robotscherm, die hem onder andere omstandigheden hadden doen lachen. De holbewoners waren nog lang niet gewend aan de vuren en hadden malle opvattingen over hun eigenschappen, gebruik en beperkingen. Soms moest Nick of een van de andere door mensen opgeleide inboorlingen reddend optreden als er iemand blindelings terechtkwam in een dode-luchtzone van een verdampte druppel, om een vuur weer aan te steken. Toen ze eindelijk beseften dat een pas vernietigde druppel zich gedroeg als een in de vroege morgen uitgedampt meer, wachtten sommigen weer te lang alvorens zich bij een gedoofd vuur te wagen, zodat de brandstof teveel afkoelde om het vuur meteen weer te doen oplaaien bij de eerste aanraking met een fakkel. Velen van hen maakten zich bezorgd over de houtvoorraad, waarvan de ervaren groep gezegd had dat hij voldoende was, en probeerde Snel maar te overreden om nieuw hout te laten sprokkelen. Natuurlijk verstond Raeker dit niet, maar hij hoorde het commentaar van zijn eigen mensen, wat nogal minachtend klonk. Dit monterde hem op; als zijn leerlingen zo over de holbewoners dachten, voelden ze misschien nog iets voor hun leraar.

Eindelijk brak de morgen aan, zonder ernstige ongevallen in het kamp of de bathyscaaf. Zodra de kampheuvel geen eiland meer was — het was omspoeld door de gewone regen, maar niet door de zee, zover iemand wist — zette de groep zich in beweging naar de plek waar men de bathyscaaf verwachtte. Deze tocht zou haast zover zijn als die van de vorige dag, want Snel en zijn mensen verwachtten niet dat de gestrande machine zich veel zou verplaatsen. Raeker wist niet of Easy veel beweging had gevoeld; hij had haar stem de laatste achtenveertig uur niet vaak gehoord.

Raeker zelf twijfelde eraan of hij de voorspelling van de inboorlingen moest geloven. Als ze gelijk hadden, zou dat natuurlijk heel wat betekenen voor de geofysici. Het kon ook betekenen dat Easy reden had voor haar optimisme. Maar dat was alleen goed als het gegronde redenen waren; en Raeker kon zich van zijn leven niet indenken hoe het meisje verwachtte dat de machine zou vliegen, waaien, of opgetild worden tot het punt waar het veerschip hem kon ontmoeten. De enkele keer dat hij wegdommelde werd zijn slaap gestoord door wilde nachtmerries met vulkanen, zwevers en onduidelijk gevormd zeegedierte.

Het leed geen twijfel hoe de geofysici het vonden toen de voorspelde plaats werd bereikt en de scaaf afwezig bleek. Ze zoemden als een bijenzwerm en bekogelden elkaar met veronderstellingen zonder naar anderen te luisteren. Aminadabarlee viel flauw en zorgde zo enige tijd voor een radeloos eerstehulpvraagstuk tot hij vanzelf bijkwam, nog voordat iemand enig idee had wat eraan te doen. Gelukkig werd het schip na een kwartier zoeken gevonden op precies dezelfde plek waar het gisternacht had gelegen; het was een troost voor de vaders, maar een raadsel voor de mensen en heel wat Tenebrieten. De zee was er vast en zeker geweest, dat had Easy gemeld. Maar kennelijk was het draagvermogen minder dan verwacht. Enkele geleerden opperden dat dat logischer was; zover buiten de natuurlijke bedding zou de zee evenredig veel meer verdund zijn. Het stelde hem en zijn vrienden gerust, maar Raeker vroeg zich toch wel af hoe een iets grotere verdunning van wat al aardig zuiver H2O moest zijn, voor zover er zuiver water is op Tenebra, zoveel verschil kon maken. Hij vroeg hoe Snel dit rechtvaardigde, maar kon er niet achterkomen.

Evenmin kwam hij erachter, al raadde hij ernaar, welk plan hier voor de ogen van de robot ten uitvoer werd gebracht. Groepen jagers — te oordelen naar de bewapening — werden in groten getale uitgestuurd, elk vergezeld door een leerling van Fagin met zijn bijl. Het vlot voer heen en weer naar de bathyscaaf, en Snel onderzocht met een paar anderen nauwkeurig zijn oppervlak. Easy scheen onderwijl met ze te praten, maar Raeker en zijn mannen verstonden niet wat er gezegd werd. De inboorlingen stelden veel belang in het warme gedeelte bovenop het vaartuig waar de koelinstallatie de calorieën uit het woongedeelte buitenboord pompte; ze begonnen de romp te beklimmen met behulp van de talloze beugels, om dit deel beter te bekijken. Omdat het schip een cirkelvormige doorsnede had en het rakelings losdreef, deed dit het hele vaartuig naar het vlot wentelen; de klimmers lieten zich haastig vallen. Een van hen viel in het meer en verloor het bewustzijn voor hij een uitgestoken peddel kon grijpen. Ze moesten hem ruw naar het ondiepere zuur duwen en dit bracht het vlot dichter bij de robot. Raeker hoorde hoe Nick tegen Betsey opmerkte: “Dit spaart een heleboel tijd. Als de leraren daarbinnen het niet erg vinden, kunnen we dat ding hierheen rollen zodat we eraan kunnen werken.”

“Als Snel dat hoort, doet hij het of ze het leuk vinden of niet,” was het antwoord.”We kunnen het eerst beter in het Engels vragen.”

“Zo is het. Laten we daarheen gaan.” Het tweetal duwde het vlot weer de poel in en peddelden terug naar het schip. Al kon hij het gesprek niet horen, nu wist Raeker waar het over ging, en hij wist hoe het afliep — hij zag hoe Easy instemmend knikte. Het duurde een ogenblik voor hij een angstig idee kreeg en hij riep de technische afdeling op.

“Kan het kwaad als de scaaf gaat rollen?” vroeg hij meteen.”De inboorlingen willen hem uit de poel rollen.”

De mannen aan de andere kant wisselden een blik en haalden toen de schouders op.

“Zover we weten niet,” zei een van hen. “Het schip is op vliegen gebouwd, met de mogelijkheid om omgekeerd te vliegen. De kinderen zullen misschien wat rondtollen, en alles wat los ligt zal meegaan, maar de vitale delen zijn veilig.”

“Goddank,” zuchtte Raeker opgelucht en hij draaide zich weer naar zijn scherm. Het vlot was onderweg naar de wal en Nick riep iets naar Snel. Raeker ving maar een paar woorden op, want het ging in de inheemse taal, maar hij begreep wel waar het om ging. Snel ging aan boord zodra het vlot met waden bereikbaar was en het vlot was aan het eind van zijn draagvermogen. Terug bij de scaaf grepen hij en Betsey de beugels aan de romp en ze begonnen voorzichtig te klimmen. Nick bleef op het vlot om af te houden. Raeker verwachtte ongelukken, maar de klimmers bleken verbazend handig in hun samenwerking, want ze bleven juist boven de vloeistof terwijl het schip traag naar hen toe schommelde. Het was een geluk dat de beugels rondom de romp gezet waren. Raeker wist dat ze dat niet waren nagegaan voor ze hun stunt begonnen.

Een kwartslag bracht het hete ‘afvoerdeel’ in aanraking met de poel en het oleum begon woest te borrelen — zoveel als iets kon borrelen onder Tenebra’s dampdruk. Het was woelig genoeg om de aandacht te trekken van de inboorlingen op het schip, maar aan de wal was het niet te zien.

Twee volle wentelingen brachten het schip op waaddiepte, en zo verloor het genoeg drijfvermogen om meer klimmers nodig te maken. Drie slagen brachten het juist tot de oever. Een kleine verwarring ontstond toen de klimmers zich lieten vallen en de scaaf terugrolde, en voor het eerst kon Raeker zich weer eens laten beluisteren. Hij gaf snel zijn instructies voor het plaatsen van stutten en Nick voerde ze uit. Nu de romp vastlag en de kinderen van enkele meters afstand naar de robot keken, vond Raeker dat hij wel te weten kon komen wat er gaande was, en hij liet de robot spreken.

“Hallo, Easy. Eindelijk samen!”

“Hallo doctor. Ja, uw mensen zijn er. Ik dacht dat we wel zonder konden, maar ze zijn een hele steun. Blijft u om de rest te zien?”

De vraag was een verrassing voor de bioloog, zacht uitgedrukt.

“Blijven? We beginnen pas. Ik ga de technici roepen om ze te laten luisteren als ik Nick en de anderen de electronische bedrading uitleg. Ze zouden er al zijn, maar ik verwachtte niet dat het schip al zo gauw beschikbaar was. We zullen uitzoeken welke draden vergaan of losgeraakt zijn en — “

Easy moet al gesproken hebben voor hij zover was, maar de zendpauze verhinderde dat hij de onderbreking eerder hoorde.

“Het spijt me, doctor. Ik heb liever niet dat Nick aan de bedrading morrelt. Ik snap er zelf niets van, en ik zie niet in hoe hij ooit kan voorkomen dat hij fouten maakt. Trouwens we stijgen binnenkort op, dus laat hem niet in de inspectieluiken komen, als ze inderdaad open staan.” Het meisje was vriendelijk als altijd, maar het klonk zo beslist dat geen mens zich kon vergissen. Eerst was Raeker verbaasd, toen verontwaardigd.

“Wat bedoel je met “je hebt liever niet dat Nick iets doet’? Wie anders kan dat? Als je vindt dat hij niets weet van electriciteit, wat geeft het dan of jij het doet — of Snel? Dit plan loopt nu al weken, en je kunt niet zomaar —”

“Het kan me niet schelen hoe lang het plan loopt, en ik kan het wel,” zei het kind, nog steeds beleefd. “Snel doet alles wat ik vraag, en Nick doet wat Snel beveelt. We gaan eerst het idee van Snel proberen. Ik weet zeker dat het lukt, maar anders kunnen we altijd aan uw plan denken.”

Raeker keek hulpeloos rond; het meisje had gelijk. Er was in het heelal geen manier te vinden waarop hij zijn zin kon doordrijven. Misschien haar vader — nee; Rich luisterde mee in de andere kamer en het hulpscherm toonde hem met een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. De bioloog capituleerde.

“Vooruit dan maar, Easy. Wil je me vertellen wat dat plan van Snel inhoudt? En als je mij en Nick niet vertrouwt, hoe komt het dan dat je een onwetende wildeman als deze holbewoner waardig keurt om naar te luisteren?”

“Uw geleerde vrienden doen het ook,” wierp Easy tegen. “Als ik het u vertel, hoort Mina’s vader het ook, en dan begint hij er allerlei fouten in te zien, en dat geeft pa weer zorgen. Kijkt u maar toe; het duurt niet lang meer.”

“Wat vindt je vriend ervan dat je zijn vader niets vertelt?”

“Het doet hem niets. Hè Mina?”

“Nee,” piepte de jonge Drommiër. “Pa zei zelf dat ik moest doen wat Easy zei, en trouwens, hij deed lelijk tegen haar. We zullen hem wat laten zien!”

Raeker trok zijn wenkbrauwen op en voelde zich zowaar wat beter. Als iemand Aminadabarlee een lesje wilde geven…

Toen bleek zonneklaar wat Snel van plan was. Een groep jagers keerde terug, met de hulpeloze gedaante van een zwever op sleeptouw. De gevaarlijke tentakels waren afgehakt — en nu bleek waarom elke groep een bijl meenam — en genoeg gascellen waren doorboord om hem omlaag te houden. Maar sommige waren nog heel, en hun doel lag voor de hand.

Aan de waterstofcellen van de scaaf zaten natuurlijk drukventielen, onderaan de romp. Deze ventielen waren open naar de ‘verkeerde’ kant van het plasticvlies, dat waterstof en lucht moest scheiden, maar aan de andere kant liep een plasticslang naar hetzelfde ventiel voor de afvoer van een eventueel overschot electrolytische waterstof dat in de cel stroomde. Normaal werd de slang dicht-, of liever platgedrukt door de buitendruk, maar het was heel goed mogelijk om er van buitenaf een buis in te steken en zo gas of vloeistof in de ruimte te leiden. En dat was wat de inboorlingen gingen doen. Raeker wist niet wat voor buis ze hadden, maar met plantenstengels overal was het geen raadsel. Bij het overpompen zal er wel heel wat gas verspild zijn, maar daarom leek niemand zich te bekommeren. Er waren immers zwevers genoeg.

“Juist ja,” zei hij na een paar minuten door de robot. “Maar ik geloof dat er een bezwaar is.”

“Wat dan?” Easy flapte het er zo snel uit dat ze de indruk wekte ook zelf te twijfelen.

“Dat schip is berekend op de draagkracht van waterstofgas. Hoe weet je of dit spul je hoog genoeg kan brengen om de raketten te laten werken, zelfs als er een technicus aan boord gaat om…”

“Waarom zou dit geen waterstof zijn?”

“Waarom wel?”

“Wat anders is lichter dan gasvormig water, dat op deze planeet kan voorkomen?”

“Nou, heel wat zou ik zeggen — ik — ik weet het niet; ik had er niet bij stilgestaan.” Er ging hem een licht op. “Je hebt met de technici gesproken.”

“Vanzelf. Ik wil niet onbeleefd zijn, maar wie anders kan me iets nuttigs vertellen over dit schip? Ik geef toe dat u de planeet kent, maar dat was niet genoeg.”

“Ik snap het,” zei Raeker langzaam. “Ik heb niet genoeg nagedacht over de machine. Maar ik heb de technici wel naar de bedrading gevraagd — zeg eens, heb je die niet evengoed nodig? Wat moet je doen als ze genoeg gas in de cellen hebben om het schip buiten hun bereik te tillen, maar niet genoeg om nog hoger te komen? Kunnen ze het schip niet beter vastleggen? Je kunt beter wachten tot we —”

Luid lachen onderbrak hem. Niet van Easy, die weer onder de indruk leek, maar van de geleerden in de kamer. Raeker besefte dat ze hem uitlachten en even was hij boos; toen begreep hij dat hij erom gevraagd had. Hij hield zijn gezicht zo goed mogelijk in de plooi terwijl een van hen hem voorzichtig enkele beginselen van de natuurkunde uitlegde.

En dat was al. Nick maakte gebruik van de ervaringen in evenwicht met de proefdrijver, en zorgde ervoor dat er steeds meer cellen vooraan werden gevuld dan achteraan. Toen het schip opsteeg, gleed het natuurlijk met de wind mee naar de vulkaan. Eerst steeg het zo langzaam dat de kinderen een duidelijk uitzicht hadden op het angstwekkende natuurverschijnsel. Het schip kantelde griezelig naar de gloeiende berg toen het in warmere lucht kwam, maar het herstelde zich ruim op tijd toen ook de waterstofcellen opwarmden. Geleidelijk vervaagde het schijnsel onder hen, en Easy en haar vriend wachtten vrolijk op de komst van het veerschip.

Загрузка...