‘Is het niet prettig om te weten dat Ender het onmogelijke kan doen?’
‘Ik heb de dood van de spelers altijd al walgelijk gevonden. Ik heb de Reuzendrank altijd al het meest ontaarde deel van het hele Improvisatiespel gevonden, maar dat regelrecht op dat oog afgaan -en zo iemand moeten we het opperbevel over onze vloot geven?’
‘Wat belangrijk is, is dat hij het spel dat niet gewonnen kon worden, gewonnen heeft.’
‘Ik neem aan dat je hem nu wel zult bevorderen.’
‘We wilden alleen even afwachten hoe hij die kwestie met Bernard zou oplossen. Hij heeft het perfect aangepakt.’
‘Dus zodra hij een situatie de baas wordt, schuif je hem weer door naar een nieuwe die hij niet aankan. Krijgt hij helemaal geen rust?’
‘Hij krijgt een maand of twee, drie met zijn lichting. Dat is voor een kind tamelijk lang, hoor.’
‘Vind jij nu ook wel eens dat deze jongens helemaal niet op kinderen lijken? Als ik kijk naar wat ze doen, naar de manier waarop ze praten, dan vind ik hen helemaal niet op jonge kinderen lijken.’
‘Ze zijn de meest briljante kinderen van de hele wereld, elk op zijn eigen manier.’
‘Maar dan moeten ze zich toch eigenlijk even goed als kinderen gedragen ? Ze zijn gewoon niet normaal. Ze gedragen zich als figuren uit de geschiedenis. Napoleon en Wellington. Caesar en Brutus.’
‘We proberen de wereld te redden en niet het gewonde hart te helen. Jij bent te veel met ze begaan.’
‘Generaal Levy kent geen medelijden, met niemand. Alle video’s maken dat duidelijk. Maar doe deze jongen geen pijn.’
‘Is dat een geintje?’
‘Ik bedoel, doe hem niet meer pijn dan noodzakelijk is.’
Bij het eten kwam Alai tegenover Ender zitten. ‘Ik ben er eindelijk achter hoe je dat bericht hebt verstuurd. Met Bernards naam eronder.’
‘Ik?’vroeg Ender.
‘Ja, kom nou, wie anders? Bernard was het in ieder geval niet. En Shen is niet zo goed met de computer. En ik weet dat ik het niet was. Wie anders dus? Doet er ook helemaal niet toe. Ik heb uitgepuzzeld hoe je een nieuwe leerling kunt invoeren. Jij hebt gewoon een leerling ingevoerd die je Bernard-spatie noemde, B-E-R-N-A-R-D-spatie, zodat de computer hem er niet uitschopte als de dubbel van een al bestaande leerling.’
‘Zo te horen zou dat wel kunnen werken,’zei Ender.
‘Goed, goed. Nou, het werkt dus inderdaad. Maar jij deed dat zowat op de eerste dag.’
‘Of iemand anders. Misschien deed Dap het wel om Bernards heerschappij een beetje binnen de perken te houden.’
‘Ik heb ook nog iets anders gemerkt. Met jouw naam kan het niet.’
‘O nee?’
‘Alles met Ender erin wordt verworpen. Ik kan trouwens ook niet in je bestanden komen. Jij hebt je eigen beveiliging gemaakt.’
‘Mogelijk.’
Alai grijnsde. ‘Ik heb ergens ingebroken en een puinhoop van iemands bestanden gemaakt. Ik heb bescherming nodig, Ender. Ik moet jouw systeem hebben.’
‘Als ik je mijn systeem geef, dan weet je hoe het moet en dan kraak je mijn bestanden om er een puinhoop van te maken.’
‘Ik?’vroeg Alai. ‘Je allerbeste vriend!’
Ender moest lachen. ‘Ik maak wel een beveiliging voor je.’
‘Nu meteen?’
‘Mag ik eerst mijn bord leegeten?’
‘Jij eet nooit je bord leeg.’
Dat was waar. Er lag altijd nog eten op Enders bord na de maaltijd. Ender keek naar zijn bord en besloot dat hij klaar was met eten. ‘Kom op dan.’
Toen ze in de slaapzaal waren liet Ender zich op zijn bed zakken en zei: ‘Haal je lessenaar maar, dan zal ik je laten zien hoe het moet.’Maar toen Alai met zijn lessenaar bij Enders bed kwam, zat Ender daar nog steeds en waren zijn kastjes nog dicht.
‘Problemen? vroeg Alai.
Als antwoord legde Ender zijn handpalm op zijn kastje. ‘Poging tot Openen door Onbevoegde,’meldde het. Het ging niet open.
‘Je bent te grazen genomen, jongen,’zei Alai. ‘Je bestaat niet meer.’
‘Wil je nou nog steeds zo graag mijn beveiligingssysteem?’Ender stond op en liep bij zijn bed vandaan.
‘Ender,’zei Alai.
Ender draaide zich om. Alai hield een stukje papier omhoog.
‘Wat is dat?’
‘Weet je dat niet? Het lag op je bed. Je bent er vast op gaan zitten.’
Ender pakte het aan.
ENDER WIGGIN
INGEDEELD BIJ SALAMANDERLEGER
BEVELHEBBER BONZO MADRID
INGAAND ONMIDDELLIJK
CODE GROEN GROEN BRUIN
GEEN BEZITTINGEN MEEBRENGEN
‘Je bent goochem, Ender, maar je doet het in de strijdzaal niet beter dan ik.’
Ender schudde zijn hoofd. Het was het stomste wat hij kon bedenken, om hem op dit moment te bevorderen. Niemand werd bevorderd voor hij acht jaar was. Ender was nog niet eens zeven. En meestal schoven de lichtingen tegelijk door naar de legers zodat de meeste legers gelijktijdig een of meer nieuwelingen kregen. Op geen van de andere bedden lag een overplaatsingsbriefje.
Net nu alles eindelijk een beetje begon te lopen. Net nu Bernard eindelijk met iedereen overweg kon, zelfs met Ender. Net nu Ender en Alai echte vrienden begonnen te worden. Net nu zijn leven een beetje draaglijk werd.
Ender stak zijn hand uit om Alai van zijn brits overeind te trekken.
‘Het Salamanderleger staat wel hoog in de competitie,’zei Alai.
Ender was zo kwaad over de oneerlijkheid van de overplaatsing dat er tranen in zijn ogen sprongen. Niet huilen, hield hij zichzelf voor.
Alai zag de tranen maar had het fatsoen om zijn mond erover te houden. ‘Het zijn strontkoppen, Ender, je mag niet eens je eigen spulletjes meenemen.’
Ender grinnikte en moest gelukkig toch niet huilen. ‘Zal ik mijn kleren uittrekken en in mijn blote kont gaan?’
Alai begon ook te lachen.
In een opwelling sloeg Ender zijn armen om hem heen en omhelsde hem, bijna even hartelijk als hij bij Valentine altijd deed. Hij moest op dat moment zelfs even aan Valentine denken en verlangde verschrikkelijk naar huis. ‘Ik wil helemaal niet,’zei hij.
Alai sloeg zijn armen om Enders schouders. ‘Ik begrijp het wel, Ender. Jij bent de beste van ons. Ze willen jou vast zo snel mogelijk alles leren.’
‘Ze willen me helemaal niet alles leren,’zei Ender. ‘Ik wilde graag leren hoe het is om een vriend te hebben.’
Alai knikte met een ernstig gezicht. ‘Mijn vriend voor altijd, en altijd de beste,’zei hij. Toen grijnsde hij. ‘Hak ze in de pan de kruiperds.’
‘Reken maar,’lachte Ender terug.
Ineens gaf Alai Ender een zoen op zijn wang en hij fluisterde hem in zijn oor: ‘Salaam.’Toen wendde hij zich met een rooie kop af en liep naar zijn eigen brits achter in de slaapzaal. Ender vermoedde dat de zoen en het woord op een of andere manier verboden waren. Misschien wel een onderdrukte godsdienst. Of misschien had het woord wel een eigen, bijzondere betekenis voor Alai alleen. Wat het voor Alai ook betekende, Ender wist dat het heilig voor hem was; dat hij zich aan Ender had blootgegeven, zoals Enders moeder eens had gedaan toen hij nog heel klein was, nog voor ze de monitor in zijn nek geplaatst hadden, en ze haar handen op zijn hoofd had gelegd toen ze dacht dat hij sliep, en ze voor hem had gebeden. Ender had daar nooit met iemand over gesproken, zelfs niet met zijn moeder, maar hij had het bewaard als een gewijde herinnering aan hoe zijn moeder van hem hield als ze dacht dat niemand, zelfs hij niet, haar kon horen of zien. Dat was wat Alai hem had gegeven; een geschenk dat zo heilig was dat zelfs Ender niet mocht weten wat het betekende.
Na zoiets viel er niets meer te zeggen. Alai kwam bij zijn brits aan, draaide zich om en keek naar Ender. Ze bleven elkaar even in de ogen kijken, verbonden door wederzijds begrip. Toen liep Ender de slaapzaal uit.
In dit deel van de school zou hij geen groen groen bruin aantreffen; hij zou de kleuren in een van de openbare ruimten moeten oppikken. De anderen zouden al gauw klaar zijn met eten; hij had geen zin om naar de eetzaal te gaan. De speelzaal zou nu wel zo goed als leeg zijn.
Zoals hij zich nu voelde lokten de spellen hem geen van alle erg aan. Hij liep dus naar de rij openbare lessenaars achterin de zaal en riep zijn eigen persoonlijke spel op. Hij zorgde ervoor om snel in Sprookjesland te belanden. De Reus was tegenwoordig dood als hij daar arriveerde; hij moest zich voorzichtig over de rand van de tafel laten zakken, op de poot van de omgevallen stoel van de Reus springen en dan de sprong naar de grond wagen. Een paar maal had hij ratten aan het lijk van de Reus zien knagen; maar nadat Ender er een had gedood met een speld uit de kapotte kiel van de Reus, hadden ze hem verder met rust gelaten.
In feite was het lijk van de Reus al helemaal vergaan. Wat er door de kleine aaseters opgevreten kon worden was opgevreten; de maden hadden hun werk gedaan in de ingewanden; wat er over was was een uitgedroogde mummie, uitgehold, met verkrampt grijnzende tanden, lege ogen en gekromde vingers. Ender herinnerde zich hoe hij zich een weg door het oog had gegraven toen het nog leefde en hem kwaadaardig en listig aankeek. Ender was zo kwaad en gefrustreerd dat hij met liefde nog een keer zo’n moord zou plegen. Maar de Reus was inmiddels een onderdeel van het landschap en hij kon zijn woede dus niet meer op hem koelen.
Ender was nog iedere keer over het bruggetje naar het kasteel van de Hartenvrouw gegaan, waar er genoeg spelletjes voor hem te spelen waren; maar die lokten hem nu geen van alle aan. Hij liep om het lijk van de Reus heen en volgde de beek stroomopwaarts tot waar hij uit het bos opdook. Daar trof hij een speeltuin aan met glijbanen en klimrekken, wippen en draaimolentjes en een stuk of tien vrolijk spelende kinderen. Ender liep erheen en merkte dat hij in het spel een kind geworden was, hoewel zijn figuurtje in de spellen meestal volwassen was. Hij was zelfs nog kleiner dan de andere kinderen.
Hij sloot zich aan bij de rij voor de glijbaan. De andere kinderen negeerden hem. Hij klom omhoog en keek hoe de jongen voor hem de lange, spiralende afdaling naar de grond maakte. Toen ging hij zitten en begon te glijden.
Hij had amper een tel gegleden toen hij dwars door de glijbaan heen zakte en op de grond onder de ladder belandde. De glijbaan kon hem niet houden.
De klimrekken ook niet. Hij kon een klein stukje omhoog klauteren, maar dan begaf ineens een willekeurige stang het en viel hij. Hij kon op de wip zitten tot hij het hoogste punt bereikte en dan viel hij. Als de draaimolen snel draaide kon hij zich niet aan de stangen vasthouden en werd hij er door de middelpuntvliedende kracht uitgeslingerd.
En de andere kinderen; hun lachen was rauw en beledigend. Ze kwamen om hem heen staan en bleven secondenlang staan wijzen en lachen voor ze weer verder speelden.
Ender had hen met plezier geslagen of in de beek gegooid. In plaats daarvan liep hij het bos in. Hij vond een pad dat al gauw overging in een antieke klinkerweg, erg overwoekerd met onkruid maar nog bruikbaar genoeg. Aan beide kanten van de weg vond hij verwijzingen naar mogelijke spellen, maar Ender volgde die geen van alle. Hij wilde weten waar de weg heen liep.
Die liep naar een open plek met een put in het midden en een bordje erbij waarop stond: ‘Drink, Reiziger.’Ender liep naar voren en keek in de put. Bijna meteen hoorde hij gegrom. Uit het bos dook een tiental kwijlende wolven met mensengezichten op. Ender herkende hen -het waren de kinderen uit de speeltuin. Alleen hadden ze nu vlijmscherpe tanden; de ongewapende Ender was weldra verscheurd.
Zoals gewoonlijk verscheen zijn volgende figuurtje op dezelfde plaats en werd opnieuw verscheurd, hoewel Ender nu in de put probeerde te klimmen.
Maar de keer daarna belandde hij in de speeltuin. Weer lachten de kinderen hem uit. Ja, lachen jullie maar, dacht Ender. IK weet wat jullie zijn. Hij gaf een van hen een duw. Ze kwam boos achter hem aan. Ender lokte haar mee de glijbaan op. Hij viel er natuurlijk doorheen, maar omdat zij zo dicht achter hem zat, viel zij er dit keer ook doorheen. Toen ze de grond raakte, veranderde ze in een wolf en bleef ze dood of verdoofd liggen.
Een voor een liet Ender de anderen in een val lopen. Maar voor hij klaar was met de laatste begonnen de wolven bij te komen zonder weer in kinderen te veranderen. Ender werd opnieuw verscheurd.
Trillend en zwetend zag Ender dat zijn figuurtje dit keer op de tafel van de Reus terugkwam. Ik moet ophouden, hield hij zichzelf voor. Ik moet me bij mijn nieuwe leger melden.
Maar in plaats daarvan liet hij zijn figuurtje van de tafel klauteren en om het lijk van de Reus heen naar de speeltuin lopen.
Zodra dit keer een kind de grond raakte en in een wolf veranderde, sleepte Ender het lijf naar de beek en trok het in het water. Elke keer begon het lijf te sissen alsof het water een bijtend zuur was; de wolf teerde weg en een donkere rookwolk steeg op en dreef weg. Hij wist zich makkelijk van de kinderen te ontdoen, hoewel ze hem op het laatst met twee of drie tegelijk begonnen te volgen. Op de open plek trof Ender dit keer geen wolven aan en hij liet zich aan het emmertouw in de put zakken.
Het was schemerig in de onderaardse grot maar hij zag stapels edelstenen. Die liep hij voorbij en hij merkte dat er achter zijn rug ogen tussen de edelstenen glinsterden. Een met eten beladen tafel kon hem niet bekoren. Hij liep tussen een groep kooien door die aan het plafond van de grot hingen met elk een uitheems, aantrekkelijk ogend schepsel erin. Ik kom later wel een keer met jullie spelen, dacht Ender. Eindelijk bereikte hij een deur waarop in schitterende smaragden de volgende woorden stonden:
EINDE VAN DE WERELD
Hij aarzelde geen moment. Hij deed de deur open en stapte over de drempel.
Hij stond op een smalle richel hoog boven een steile afgrond, met in de diepte een landschap van licht- en donkergroen bos met veegjes herfstkleuren en hier en daar stukken ontgonnen land met door ossen getrokken ploegen en kleine dorpjes, een kasteel op een heuvel in de verte en door de wind voortgedreven wolken in de lucht onder zijn voeten. Boven zijn hoofd was de hemel het plafond van een reusachtige grot waar kristallen schitterden in fonkelende stalactieten.
De deur viel achter hem dicht; Ender staarde ingespannen naar het tafereel. Doordat het zo mooi was, bekommerde hij zich minder om zijn overleven dan gewoonlijk. Wat voor spel dit oord voor hem in petto had kon hem momenteel eigenlijk ook niet veel schelen. Hij had het gevonden en het aanschouwen ervan was op zich al een beloning. Dus sprong hij zonder over de consequenties na te denken van de richel.
Nu zoefde hij omlaag naar een kolkende rivier met woeste rotsblokken; maar onder het vallen schoof er een wolk tussen hem en de grond die hem opving en wegdroeg. De wolk bracht hem naar de toren van het kasteel en droeg hem door het open raam naar binnen. Daar liet hij hem achter in een kamer zonder zichtbare deur in vloer of plafond en met ramen waaruit een val zeker dodelijk zou zijn.
Een ogenblik geleden was hij nog onbekommerd van de richel gesprongen; dit keer aarzelde hij.
Het kleedje voor de haard ontrafelde zich tot een lange, dunne slang met gemene tanden.
‘Ik ben je enige uitweg,’zei de slang. ‘De dood is je enige uitweg.’
Ender speurde het vertrek af op zoek naar een wapen toen het scherm ineens donker werd. Langs de rand van de lessenaar verscheen een knipperende boodschap.
OGENBLIKKELIJK BIJ JE BEVELHEBBER MELDEN.
JE BENT LAAT.
GROEN GROEN BRUIN.
Woedend schakelde Ender de lessenaar uit. Hij liep naar de kleurcodewand, zocht de groen groen bruine lichtwijzer, tikte die aan en volgde hem toen hij voor zijn voeten oplichtte. Het donkergroen, lichtgroen en bruin van de kleurcode deed hem denken aan het vroege herfstrijk dat hij in het spel had gevonden. Ik moet daar zien terug te keren, nam hij zich voor. De slang is een lange draad; ik kan me uit de toren omlaag laten zakken om in dat oord rond te kijken. Misschien heet het wel het einde van de wereld omdat het het einde van de spellen is, omdat ik daar naar een van de dorpen kan gaan om een van de jongetjes te worden die daar werken en spelen, en er zonder iets naar het leven te hoeven staan en zonder dat mij iets naar het leven staat, een gewoon leven te leiden.
Maar toen hij daar verder over nadacht zou hij niet weten wat hij zich moest voorstellen bij ‘een gewoon leven leiden’. Hij had het zijn hele leven nog nooit gedaan. Maar hij zou het wel graag willen.
Legers waren groter dan pendellichtingen en de slaapzaal van het leger was ook groter. Hij was lang en smal met aan beide zijden britsen; zelfs zo lang dat de kromming van de vloer duidelijk zichtbaar was waar het verste eind van het vertrek omhoog krulde, een duidelijk onderdeel van het wiel van de Krijgsschool.
Ender stond in de deuropening. Een paar jongens in de nabijheid van de deur keken in zijn richting, maar ze waren ouder en het leek wel alsof ze hem helemaal niet gezien hadden. Ze gingen gewoon door met het gesprek dat ze voerden, op hun britsen hangend en liggend. Ze hadden het natuurlijk over wed strijd gevechten — daar hadden oudere jongens het altijd over. Ze waren allemaal een stuk langer dan Ender. De tien- en elfjarigen torenden allemaal boven hem uit; zelfs de jongsten waren toch al acht en Ender was niet groot voor zijn leeftijd.
Hij probeerde te zien wie van de jongens de bevelhebber was, maar de meesten waren gekleed in iets dat het midden hield tussen hun wedstrijdtenue en wat de soldaten altijd hun slaapuniform noemden -van top tot teen in hun blote nakie. Een heleboel van hen hadden hun lessenaar voor zich, maar er waren er maar weinig aan het studeren.
Ender stapte de slaapzaal binnen. Zodra hij dat deed, werd hij opgemerkt.
‘Wat moet je?’wilde de jongen op het bovenste bed bij de deur weten. Hij was de grootste van het stel. Ender had hem al eerder gezien, een jonge reus met een paar rafelige baardharen aan zijn kin. ‘Jij bent geen Salamander.’
‘Het is de bedoeling van wel, denk ik,’zei Ender. ‘Groen groen bruin, toch? Ik ben overgeplaatst.’Hij liet de jongen die kennelijk de deur bewaakte zijn papiertje zien.
De deurbewaker greep ernaar. Ender trok het gauw terug zodat hij er net niet bij kon. ‘Ik moet dat aan Bonzo Madrid geven.’
Nu mengde een andere jongen zich in het gesprek, een kleinere jongen, maar nog altijd een stuk groter dan Ender. ‘Niet bonn-zo, pissebed. Boon-so. Spaanse naam. Bonzo Madrid. Aqui nosotros hablamos español, Señor Gran Fedor.’
‘Dan ben jij zeker Bonzo?’zei Ender, dit keer met de juiste uitspraak van de naam.
‘Nee, ik ben gewoon een briljant en begaafd talenwonder. Petra Arkanian. De enige griet in het Salamanderleger. Met meer kloten dan alle anderen in deze kamer.’
‘Moet je opoe Petra weer eens horen,’zei een van de jongens.
‘Grote kak op een klein potje,’zei een van de anderen.
Bijna iedereen moest lachen.
‘Tussen ons gezegd en gezwegen,’zei Petra, ‘als ze de Krijgsschool een klisma moesten geven, zouden ze die er bij groen groen bruin insteken.’
Ender kreeg een gevoel van wanhoop. Alles werkte al in zijn nadeel — volkomen ongeoefend, klein van stuk, onervaren, gedoemd om wrok op te wekken vanwege zijn voortijdige bevordering. En dan liep hij stom toevallig ook nog precies de verkeerde vriend op. Een buitenbeentje in het Salamanderleger en ze had er zojuist voor gezorgd dat hij in de gedachten van de rest van het leger met haar verbonden was geraakt. En dat allemaal in een paar tellen. Ender keek naar de lachende, spottende gezichten en stelde zich voor dat ze behaarde lijven hadden en een verscheurend gebit met puntige tanden. Ben ik dan de enige mens in dit hele oord? Zijn de anderen allemaal wilde beesten die er alleen maar op uit zijn om anderen te verslinden?
Toen moest hij aan Alai denken. Er was natuurlijk in ieder leger wel iemand die de moeite waard was.
Ineens hield het gelach op en viel de hele groep stil hoewel niemand hen tot rust had gemaand. Ender draaide zich om naar de deuropening. Daar stond een lange, donkere, slanke jongen met prachtige zwarte ogen en dunne, elegante lippen. Zo’n schoonheid zou ik wel willen volgen, zei iets in Enders binnenste. Wat die ogen zien zou ik ook wel willen zien.
‘Wie ben je?’vroeg de jongen kalm.
‘Ender Wiggin, commandant,’zei Ender. ‘Overgeplaatst van pendellichting naar Salamanderleger.’Hij stak zijn dienstopdracht naar voren.
De jongen nam het papier aan met een snelle, zekere beweging, zonder Enders hand aan te raken. ‘Hoe oud ben je, Wiggin?’vroeg hij.
‘Bijna zeven.’
Nog steeds kalm zei hij: ‘Ik vroeg hoe oud je bent, niet hoe oud je bijna bent.’
‘Ik ben zes jaar, negen maanden en twaalf dagen.’
‘Hoe lang heb je in de strijdzaal gewerkt?’
‘Een paar maanden nu. Ik schiet al veel beter.’
‘Ooit aan gevechtsoefeningen deelgenomen? Ooit deel uitgemaakt van een plton? Ooit een gezamenlijke oefening meegemaakt?’
Ender had zelfs nog nooit van zulke dingen gehoord. Hij schudde zijn hoofd.
Madrid keek hem strak aan. ‘Zo. Je zult er wel gauw achterkomen dat de officieren die deze school leiden, en met name majoor Anderson die de baas van het spul is, dol zijn op rotgeintjes. Salamander begint zich net een beetje uit de grauwe massa van het plebs omhoog te werken. We hebben twaalf van onze laatste twintig gevechten gewonnen. We hebben de Ratten, de Schorpioenen en de Bloedhonden ingehaald en we staan klaar om de leidende positie in de competitie over te nemen. En uiteraard krijg ik dus zo’n nutteloos, ongeoefend, hopeloos onderontwikkeld exemplaar als jij op mijn dak geschoven.’
Petra zei zacht: ‘Hij staat anders bepaald niet te dringen om kennis met je te maken.’
‘Kop dicht, Arkanian,’zei Madrid. ‘Eén beproeving was zeker nog niet genoeg. Maar wat voor hindernissen onze officieren ook voor ons opwerpen, wij blijven —’
‘Salamander!’schreeuwden de soldaten als één man.
Intuïtief nam Ender dit voorval ineens heel anders waar. Het was een patroon, een ritueel. Madrid was niet bezig hem te kwellen, hij maakte zich alleen meester van een onverwachte gebeurtenis en gebruikte die om zijn greep op zijn leger te versterken.
‘Wij zijn het vuur dat hen zal verzengen, met huid en haar, met hoofd en hart; vele vlammen zijn we, maar toch één vuur.’
‘Salamander!’schreeuwden ze weer.
‘Zelfs deze wurm zal ons niet verzwakken.’
Even voelde Ender zijn hoop oplaaien. ‘Ik zal hard werken en vlug leren,’zei hij.
‘Ik heb jou geen toestemming gegeven om je mond open te doen,’antwoordde Madrid. ‘Ik ben van plan om je zo vlug ik kan te ruilen met iemand anders. Ik zal misschien wel een waardevol iemand op je moeten toegeven, maar al ben je nog zo klein, je bent erger dan waardeloos. Een onvermijdelijke extra ijspegel bij elk gevecht, dat ben je en waar we nu staan maakt elke bevroren soldaat verschil in de stand. Ik heb niets tegen je Wiggin, maar je kunt vast je ervaring wel opdoen op kosten van een ander.’
‘Wat een schat is hij toch, hè,’zei Petra.
Madrid deed een stap in de richting van het meisje en gaf haar met de rug van zijn hand een klap in haar gezicht. Het maakte bijna geen geluid want hij raakte haar alleen met zijn nagels. Maar ze had vier helderrode plekjes op haar wang en kleine bloeddruppeltjes gaven de plaats aan waar de punten van zijn nagels haar hadden geraakt.
‘Hier volgen je instructies, Wiggin. Ik verwacht dat dit de laatste keer is dat ik tegen je hoef te praten. Jij blijft uit de weg als wij in de strijdzaal oefenen. Je moet daar uiteraard wel aanwezig zijn, maar je wordt niet ingedeeld bij een plton en je neemt geen deel aan de oefeningen. Als we voor een gevecht worden opgeroepen kleed je je snel aan en meld je je samen met de anderen bij de poort. Maar je stapt pas een volle vier minuten na aanvang van de wedstrijd door de poort en vervolgens blijf je in de buurt van de poort met je wapen ongebruikt in zijn holster tot het moment waarop de wedstrijd is afgelopen.’
Ender knikte. Hij zou dus een nul zijn. Hij hoopte maar dat hij gauw uitgeruild zou worden.
Hij had ook gemerkt dat Petra geen kik had gegeven en ook haar wang niet had aangeraakt, hoewel een van de bloeddruppeltjes een straaltje was geworden dat in een streep naar haar kin liep. Ze was misschien wel een buitenbeentje, maar aangezien Bonzo Madrid toch Enders vriend niet zou worden, wat er ook gebeurde, kon hij net zo goed vriendschap sluiten met Petra.
Hij kreeg achter in de slaapzaal een brits toegewezen. Een bovenbed, zodat hij als hij op zijn brits lag niet eens de deur kon zien; die ging verscholen achter de kromming van het plafond. Er lagen andere jongens om hem heen, vermoeid uitziende, stuurs kijkende jongens, de minst gewaardeerden. Ze hadden geen welkomstwoorden voor Ender over.
Ender probeerde zijn kastje te openen door zijn handpalm ertegen te leggen, maar er gebeurde niets. Toen besefte hij dat de kastjes niet afgesloten waren. Ze hadden alle vier een ring aan de deur waarmee je ze kon opentrekken. Het was gedaan met privé-zaken als je eenmaal in een leger zat.
Er lag een uniform in het kastje. Niet het lichtblauwe geval van de pendelgasten, maar het met oranje afgezette donkergroene uniform van het Salamanderleger. Het paste niet zo goed. Maar ze hadden misschien wel nooit een uniform voor zo’n jong persoon hoeven leveren.
Hij begon het juist uit te trekken toen hij Petra door het gangpad in de richting van zijn brits zag lopen. Hij liet zich van zijn bed glijden en sprong op de vloer om haar te groeten.
‘Hou je gemak,’zei ze. ‘Ik ben geen officier.’
‘Je bent toch een pltonleider?’
In de buurt grinnikte iemand.
‘Hoe kom je daar nou bij, Wiggin?’
‘Je hebt een brits aan de voorkant van de slaapzaal.’
‘Ik heb een brits aan de voorkant omdat ik de beste scherpschutter van het Salamanderleger ben en omdat Bonzo bang is dat ik een revolutie op touw zal zetten als de pltonleiders geen oogje op me houden. Alsof ik iets zou kunnen beginnen met dit stelletje sukkels.’Ze wees naar de stuurs kijkende jongens op de britsen om hen heen.
Waar was ze mee bezig, het nog erger te maken dan het al was? ‘Iedereen is beter dan ik,’zei Ender in een poging om afstand te nemen van haar minachting voor de jongens die tenslotte zijn slaap-maten zouden zijn.
‘Ik ben een griet,’zei ze, ‘en jij bent een kontkrummel van zes jaar. We hebben zoveel gemeen, waarom worden we geen vrienden?’
‘Ik ben niet van plan om je huiswerk voor je te maken,’zei hij.
Het duurde even voor ze doorhad dat het een grapje was. ‘Ha,’zei ze. ‘Het is allemaal zo militair als je eenmaal aan de competitie meedoet. De lessen zijn ook heel anders dan voor pendelgasten. Geschiedenis en strategie en tactiek en kruiperds en wiskunde en sterren, dingen die je nodig hebt als gezagvoerder of bevelhebber. Je zult het wel zien.’
‘Dus nou ben ik je vriend. Levert dat nog wat op?’vroeg Ender. Hij deed haar stoere manier van praten na, alsof alles haar onverschillig liet.
‘Bonzo is niet van plan om je te laten oefenen. Hij zal je je lessenaar laten meenemen naar de strijdzaal om te studeren. In zekere zin heeft hij natuurlijk gelijk — hij heeft geen zin om zijn zorgvuldig uitgekiende manoeuvres te laten verpesten door een ongeoefend gozertje.’Ze verviel in het eigen taaltje waarin ze zich in de Krijgsschool meestal uitdrukten. ‘Bonzo, die is zo precies. Zo netjes, als-ie op een bord pist, spat-ie niet eens.’
Ender grijnsde.
‘De strijdzaal is altijd open. Als je wil neem ik je mee in onze vrije tijd en laat ik je een paar dingen zien die ik goed kan. Ik ben geen geweldig soldaat, maar ik ben behoorlijk goed en ik weet in ieder geval meer dan jij.’
‘Graag,’zei Ender.
‘We beginnen morgenochtend na het ontbijt.’
‘Maar als iemand dan de zaal gebruikt? Mijn lichting ging altijd vlak na het ontbijt.’
‘Geen probleem hoor. Het hele hart van de Krijgsschool, de naaf van het wiel bestaat uit strijdzalen. Ze draaien niet mee met de rest van het station. Zo komen ze aan de nullo, de nul g — het hele zaakje staat gewoon stil. Geen draaiing, geen beneden. Maar ze kunnen het zo regelen dat een willekeurige zaal precies voor de door ons allemaal gebruikte ingang zit. Als je eenmaal binnen bent, schuiven ze door en dan zit er een nieuwe strijdzaal achter de ingang.’
‘Oh.’
‘Afgesproken dus. Na het ontbijt.’
‘Top,’zei Ender.
Ze begon weg te lopen.
‘Petra,’zei hij.
Ze draaide zich om.
‘Bedankt.’
Ze zei niets, draaide zich alleen om en liep weg door het gangpad.
Ender klom weer op zijn brits en trok zijn uniform verder uit. Hij lag naakt op zijn bed en rommelde een beetje met zijn nieuwe lessenaar. Hij besloot om eens te kijken of ze nog iets aan zijn toegangscodes hadden veranderd. Reken maar, ze hadden zijn hele beveiligingssysteem gewist. Hier kon je niets in eigendom hebben, zelfs een lessenaar niet.
Het licht werd wat zwakker. Begon bedtijd te worden. Ender wist niet welk washok hij moest gebruiken.
‘De deur door en dan linksaf,’zei de jongen op de brits naast hem. ‘We delen met Ratten, Condors en Eekhoorns.’
Ender bedankte hem en begon door het gangpad te lopen.
‘Hé,’zei de jongen. ‘Zo kan je niet gaan hoor. Buiten dit vertrek altijd je uniform aan.’
‘Ook als je alleen maar naar de w.c. moet?’
‘Juist dan. En het is verboden om met iemand van een ander leger te praten. Tijdens de maaltijd of in het washok. In de speelzaal kun je het nog wel eens ongestraft doen en natuurlijk altijd als een leraar het je opdraagt. Maar als Bonzo je betrapt ben je er geweest.’
‘Bedankt.’
‘Enne, Bonzo wordt witheet als je in je nakie loopt waar Petra bij is.’
‘Zij liep anders in haar nakie toen ik binnenkwam.’
‘Zij doet wat ze wil, maar jij moet je kleren aanhouden. Bevel van Bonzo.’
Dat was stom. Petra leek nog precies een jongen, het was een stomme regel. Het zette haar apart, maakte haar anders, verdeelde het leger. Stom, stom. Hoe had Bonzo bevelhebber kunnen worden als hij niet eens beter wist? Alai zou een betere bevelhebber zijn dan Bonzo. Hij wist hoe je van een groep een eenheid moest maken.
Ik weet ook hoe ik van een groep een eenheid moet maken, bedacht Ender. Misschien word ik ook nog wel eens bevelhebber.
In het washok stond hij zijn handen te wassen toen iemand tegen hem begon te praten. ‘Hé, stoppen ze tegenwoordig babies in Salamanderuniformen ?’
Ender zei niets terug. Hij droogde gewoon zijn handen af.
‘Hé jongens, moet je kijken! Salamander krijgt tegenwoordig babies ! Moet je dit zien! Hij kan zo onder mijn benen doorlopen zonder mijn ballen te raken!’
‘Dat komt omdat jij die niet hebt, Dink, daarom is dat,’zei iemand anders.
Toen Ender het washok uitliep hoorde hij iemand anders zeggen: ‘Het is Wiggin. Je weet wel, die wijsneus uit de speelzaal.’
Hij liep grijnzend door de gang. Hij mocht dan klein zijn, ze wisten tenminste hoe hij heette. Van de speelzaal natuurlijk, dus het stelde niks voor. Maar hij zou ze nog wel een poepie laten ruiken. Hij werd ook een goed soldaat. Ze zouden gauw genoeg weten wie hij was. Niet bij de Salamanders misschien, maar toch gauw genoeg.
Petra stond hem op te wachten in de gang naar de strijdzaal. ‘Even wachten,’zei ze tegen Ender. ‘De Konijnen zijn net naar binnen en het duurt een paar minuten voor de volgende strijdzaal toegankelijk is.’
Ender ging naast haar zitten. ‘Er zit meer vast aan die strijdzalen dan alleen dat doordraaien van de een naar de ander,’zei hij. ‘Hoe komt het bijvoorbeeld dat er vlak voor we naar binnen gaan in de gang voor de zaal wel zwaartekracht is?’
Petra deed haar ogen dicht. ‘En als de strijdzalen echt in vrije val verkeren, wat gebeurt er dan als er een met de rest van de school verbonden wordt? Waarom begint hij dan niet mee te bewegen met de draaiing van de school?’
Ender knikte.
‘Dat zijn de geheimen,’zei Petra zacht fluisterend. ‘Steek je neus er niet in. Met de laatste soldaat die dat probeerde gebeurden nogal vreselijke dingen. Hij werd in het washok gevonden, aan zijn voeten opgehangen aan het plafond en met zijn kop in de plee.’
‘Dus ik ben niet de eerste die die vragen stelt.’
‘Ik zal je iets vertellen dat je goed moet onthouden, kleintje.’Als zij kleintje zei, klonk het vriendelijk en in het geheel niet minachtend. ‘Ze vertellen je nooit een greintje meer dan nodig is. Maar elk kind met een beetje hersens weet dat er in de wetenschap nogal wat is veranderd sinds de dagen van Mazer Rackham en de Onoverwinnelijke Vloot. Kennelijk is zwaartekracht inmiddels beheersbaar. We kunnen hem inschakelen en uitschakelen, van richting veranderen en misschien wel terugkaatsen — ik heb een heleboel handige dingen bedacht die je zou kunnen doen met zwaartekrachtwapens en zwaartekrachtaandrijving op sterschepen. En bedenk eens wat sterschepen allemaal niet zouden kunnen uithalen met nabije planeten. Misschien zouden ze er wel grote happen uit kunnen bijten door de eigen zwaartekracht van de planeet terug te kaatsen, maar dan uit een andere richting en tot een smallere kegel gebundeld. Maar zij zeggen helemaal niets.’
Ender begreep meer dan ze zei. Beheersen van zwaartekracht was één ding; bedrog door officieren was een tweede; maar de belangrijkste boodschap was dat de volwassenen de vijand waren en niet de andere legers. Zij vertellen ons de waarheid niet.
‘Kom op, kleintje,’zei ze. ‘De strijdzaal wacht. Petra lacht. Haar vaste hand doet zonder beven elke vijand schielijk sneven.’Ze giechelde. ‘Petra de poëet, noemen ze me.’
‘Ze zeggen ook dat je volslagen knetter bent.’
‘Als je het maar weet, bilderitsie.’Ze had tien doelwitballen bij zich in een net. Ender hield zich met een hand vast aan de wand en gebruikte de andere om haar aan haar uniform vast te houden en steun te geven toen ze die zo hard mogelijk in verschillende richtingen gooide. In de nul g ruimte stuiterden ze overal heen. ‘Laat los,’zei ze. Ze zette zich zo af dat ze opzettelijk een tollende beweging kreeg; met een paar behendige handbewegingen stabiliseerde ze zichzelf en begon zorgvuldig een voor een op de ballen te mikken. Als ze er een raakte gloeide de bal rood op in plaats van wit. Ender wist dat de kleurverandering korter dan twee minuten duurde. Er was nog maar één bal weer wit geworden toen ze de laatste raakte.
Met een nauwkeurige afzet tegen de wand zoefde ze met hoge snelheid naar Ender terug. Hij ving haar op en hield haar vast om te voorkomen dat ze door de botsing weer terugveerde — een van de eerste technieken die ze hem in de Pendellichting geleerd hadden.
‘Je bent geweldig,’zei hij.
‘De beste. En jij gaat leren hoe je dat moet doen.’
Petra leerde hem om zijn arm recht te houden, om met de hele arm te richten. ‘Iets dat de meeste soldaten niet beseffen is dat hoe verder je doelwit van je af ligt, hoe langer je de bundel binnen een cirkeltje met een diameter van ongeveer twee centimeter moet houden. Het is het verschil tussen een tiende seconde en een halve seconde, maar in een gevecht is dat een hele tijd. Een heleboel soldaten denken dat ze misten als ze precies raak schoten maar zich gewoon veel te vlug verplaatsten. Je kan je wapen dus niet als een zwaard gebruiken om iemand met een paar grote houwen doormidden te hakken. Je moet zorgvuldig mikken.’
Ze gebruikte de ballenverzamelaar om de ballen terug te halen en liet ze vervolgens een voor een langzaam door de zaal vliegen. Ender schoot erop. Hij miste ze allemaal.
‘Mooi,’zei ze. ‘Je hebt geen slechte gewoontes.’
‘Ook geen goeie,’merkte hij op.
‘Die leer ik je wel.’
Die eerste morgen deden ze weinig meer dan kletsen. Over hoe je moest denken onder het mikken. Je moest je eigen bewegingsrichting en die van je vijand tegelijk in de gaten houden. Je moest je arm gestrekt houden en met je lijf mikken zodat je ook nog kon schieten als je arm bevroren was. Je moest uitproberen op welk moment je trekker daadwerkelijk vuur gaf en dan precies tot daar gaan, dan hoefde je niet iedere keer dat je vuurde dat hele ding naar achteren te trekken. Je moest je lijf ontspannen en je spieren slap houden, anders ging je trillen.
Meer oefening kreeg Ender die dag niet. Tijdens het legeroefenuur die middag, kreeg Ender opdracht om zijn lessenaar mee te nemen en in een hoekje van de zaal zijn huiswerk te maken. Bonzo moest al zijn soldaten in de strijdzaal hebben maar hij was niet verplicht om hen allemaal te gebruiken.
Maar Ender maakte zijn huiswerk niet. Als hij niet als soldaat mocht oefenen kon hij altijd nog wat tactiek van Bonzo opsteken. Het Salamanderleger was verdeeld in de standaard vier pltons van elk tien soldaten. Sommige bevelhebbers deelden hun pltons zo in dat het A-plton gevormd werd door de beste soldaten en het D-plton door de slechtste. Bonzo had gemengde pltons zodat ze allemaal goede én zwakke soldaten bevatten.
Alleen had het B-plton maar negen jongens. Ender vroeg zich af wie er overgeplaatst was om ruimte voor hem te maken. Het werd al gauw duidelijk dat B-plton een nieuwe leider had. Geen wonder dat Bonzo zo de smoor in had — hij was een pltonleider kwijt geraakt en had Ender teruggekregen.
En Bonzo had ook nog ergens anders gelijk in gehad. Ender was hier niet klaar voor. De oefentijd werd in zijn geheel besteed aan formatiemanoeuvres. Pltons die elkaar niet konden zien oefenden het uiTVoeren van exact getimede gevechtshandelingen in formatie. Pltons oefenden de techniek van elkaar gebruiken om plotselinge koersveranderingen tot stand te brengen zonder hun formatie te verliezen. Al deze soldaten hanteerden als vanzelfsprekend allerlei vaardigheden die Ender miste. De vaardigheid om een zachte landing te maken door het grootste deel van de botsingsenergie te absorberen. Nauwkeurig koershouden bij het zweven. Koerswijzigingen tot stand brengen door gebruik te maken van de bevroren soldaten die willekeurig door het vertrek ronddreven. Wentelen, tollen, duiken. Langs de wand glippen — een ontzettend lastige manoeuvre maar wel een van de meest waardevolle omdat de vijand dan niet achter je kon komen.
Naarmate Ender er steeds meer achter kwam hoe veel hij eigenlijk niet wist, zag hij toch ook dingen die hij wel zou kunnen verbeteren. De gesmeerd verlopende in formatie uitgevoerde manoeuvres waren een vergissing. De soldaten waren weliswaar in staat om een geschreeuwd bevel ogenblikkelijk uit te voeren, maar het maakte hen ook voorspelbaar. Bovendien werd er weinig aan het initiatief van de individuele soldaat overgelaten. Als het patroon eenmaal was gekozen moesten ze het tot het einde toe uiTVoeren. Er was geen ruimte voor aanpassing aan hoe de vijand op de formatie reageerde.
Toen ze die avond vrij spel hadden vroeg Ender aan Petra of ze met hem wilde oefenen.
‘Nee,’zei ze. ‘Ik wil ooit nog eens bevelhebber worden, dus ik moet in de speelzaal spelen.’Iedereen was ervan overtuigd dat de leraren de speelzaal in de gaten hielden en daar mogelijke kandidaten voor het bevelhebberschap uitkozen. Maar Ender twijfelde daaraan. Pltonleiders hadden een betere kans om te laten zien wat ze als bevelhebber zouden kunnen doen dan iemand die een videospelletje speelde.
Maar hij ging niet met Petra in discussie. Hij was al blij genoeg dat ze na het ontbijt met hem wilde oefenen. Toch zou hij ervaring moeten opdoen. En in zijn eentje ging dat nu eenmaal niet, op een paar van de basisvaardigheden na. De moeilijke dingen moest je meestal in paren of in ploegen oefenen. Had hij Alai en Shen nog maar om mee te oefenen.
Hé, waarom zou hij eigenlijk niet met hen oefenen? Hij had nog nooit gehoord van een soldaat die met Pendelgastjes oefende, maar het was niet verboden. Zoiets werd gewoon niet gedaan; er werd veel te veel neergekeken op Pendellichtingen. Nou, Ender werd toch nog steeds als een pendelgast behandeld. Hij had iemand nodig om mee te oefenen en op zijn beurt kon hij hen helpen om wat dingen te leren die hij de grotere jongens zag doen.
‘Hela, de grote krijger keert weer!’zei Bernard. Ender stond in de deuropening van zijn oude slaapzaal. Hij was nog maar een dag weg maar het kwam hem hier al volkomen onbekend voor en de anderen van zijn lichting leken wel vreemden. Bijna draaide hij ter plekke om. Maar daar was Alai, die van hun vriendschap iets gewijds had gemaakt. Alai was geen vreemde.
Ender deed geen enkele poging om te verbloemen hoe hij in het Salamanderleger behandeld werd. ‘En ze hebben gelijk. Ik ben ongeveer even nuttig als een niesbui in een ruimtepak.’Alai moest lachen en er kwam een stel anderen om hen heen staan. Ender deed zijn voorstel. Elke dag onder vrij spel keihard werken in de strijdzaal onder Enders leiding. Zij zouden dingen leren van de legers, van de wedstrijdgevechten die Ender zou bijwonen; Ender zou de oefening krijgen die hij nodig had om zich de vaardigheden van een soldaat te verwerven. ‘We werken gewoon gelijk op,’zei Ender.
Veel van de andere jongens wilden ook graag komen. ‘Tuurlijk,’zei Ender. ‘Maar er moet gewerkt worden. Als jullie maar een beetje rondlummelen, moet ik jullie niet hebben. Ik heb geen zin om mijn tijd te verspillen.’
Nou, tijd verspillen deden ze niet. Ender was nog erg onhandig in zijn pogingen om hun te vertellen wat hij had gezien en in het bedenken van manieren om dat ook te doen. Maar aan het eind van de vrij-spelperiode hadden ze toch een paar dingen opgestoken. Ze waren doodop maar bepaalde technieken begonnen ze aardig door te krijgen.
‘Waar was jij ?’vroeg Bonzo.
Ender stond stram naast de brits van zijn bevelhebber. ‘Oefenen in de strijdzaal.’
‘Ik hoorde dat je een deel van je oude Pendellichting had meegenomen.’
‘Ik kon niet in mijn eentje oefenen.’
‘Ik wil niet hebben dat soldaten van het Salamanderleger met Pendelgastjes omgaan. Je bent nu soldaat.’
Ender keek hem zwijgend aan.
‘Heb je me gehoord, Wiggin?’
‘Jawel commandant.’
‘Er wordt niet meer geoefend met die kleine kontkrummels.’
‘Kan ik u even onder vier ogen spreken?’vroeg Ender.
Het was een verzoek dat bevelhebbers moesten inwilligen. Bonzo trok een kwaaie kop en ging Ender voor naar de gang. ‘Luister eens goed Wiggin, ik wil jou helemaal niet hebben, ik probeer je zo snel mogelijk kwijt te raken, maar als je me moeilijkheden bezorgt plak ik je achter het behang, begrepen?’
Een goede bevelhebber hoeft niet van die stomme dreigementen te gebruiken, bedacht Ender.
Bonzo ergerde zich aan Enders zwijgen. ‘Hé, je hebt me zelf gevraagd om hierheen te komen, doe dan je mond ook open.’
‘Commandant, het was volkomen terecht dat u me niet in een plton wenste in te delen. Ik weet helemaal niks.’
‘Ik heb jou niet nodig om me te vertellen dat iets wat ik doe terecht is.’
‘Maar ik wil een goed soldaat worden. Ik zal uw gewone oefeningen niet bederven, maar ik moet oefenen en dus oefen ik met de enige mensen die met mij willen oefenen en dat is mijn Pendellichting.’
‘Jij doet wat ik je zeg, kleine rotzak.’
‘Jazeker, commandant. Alle rechtmatige dienstbevelen die u mij geeft zal ik opvolgen. Maar vrij spel is vrij. Dienstbevelen mogen dan niet gegeven worden. Geen enkel. Door niemand.’
Hij zag dat Bonzo witheet van woede begon te worden. Vurige woede was slecht. Enders woede was kil en daardoor kon hij er gebruik van maken. Die van Bonzo was witheet en dat betekende dat hij werd gebruikt.
‘Commandant, ik moet aan mijn carrière denken. Ik zal u niet hinderen bij uw oefeningen en uw wedstrijdgevechten, maar ik zal toch eens wat moeten leren. Ik heb niet gevraagd om naar uw leger overgeplaatst te worden en u probeert mij zo snel mogelijk te ruilen. Maar als ik niks weet wil niemand mij hebben, nietwaar? Als u me iets laat leren kunt u me des te eerder kwijt voor een soldaat waar u wel wat aan hebt.’
Bonzo was toch niet zo stom dat hij in zijn woede een verstandige opmerking niet herkende. Maar daarmee was hij zijn woede nog niet kwijt.
‘Zolang jij deel uitmaakt van het Salamanderleger, volg je mijn bevelen op.’
‘Als u de baas gaat spelen over mijn vrij-spelperiode, kan ik u laten koudzetten.’
Dat was waarschijnlijk helemaal niet waar. Maar onmogelijk was het niet. Als Ender er een hoop stampij over maakte was het niet ondenkbaar dat Bonzo wegens inmenging in vrij spel van zijn bevel ontheven zou worden. Bovendien moest hij ook rekening houden met het feit dat de officieren kennelijk iets in Ender zagen, anders hadden ze hem niet bevorderd. Misschien kon Ender inderdaad wel zoveel invloed uitoefenen op de leraren dat hij iemand kon laten koudzetten. ‘Smeerlap,’zei Bonzo.
‘Het is mijn schuld niet dat u me dat bevel gaf waar iedereen bij was,’zei Ender. ‘Maar als u wilt, doe ik wel net of ik me gewonnen heb gegeven. Dan kunt u me morgen vertellen dat u van gedachten veranderd bent.’
‘Jij hoeft me niet te vertellen wat ik moet doen.’
‘Ik wil niet dat de andere jongens denken dat u bakzeil hebt gehaald. Dan wordt het moeilijker om gezag uit te oefenen.’
Bonzo haatte hem om dat vriendelijke gebaar. Het was net of Ender hem zijn post als een gunst schonk. Om witheet van te worden, maar hij had geen keus. Geen enkele keus. Het kwam niet bij Bonzo op dat hij het zelf had veroorzaakt door Ender een onredelijk bevel te geven. Hij wist alleen maar dat Ender van hem had gewonnen en hem dat vervolgens nog eens flink had ingepeperd door zich heel grootmoedig op te stellen.
‘Ik krijg jou nog wel een keer,’zei Bonzo.
‘Vast wel,’zei Ender. De zoemer klonk als teken dat dadelijk het licht zou uitgaan. Ender liep met een somber gezicht de slaapzaal weer in. Hij zag er verslagen en boos uit. De andere jongens trokken de voor de hand liggende conclusie.
En de volgende morgen, toen Ender de slaapzaal uit liep om te gaan ontbijten, hield Bonzo hem staande en zei luidkeels: ‘Ik ben van gedachten veranderd, lastpak. Misschien steek je nog wat op van dat oefenen met die Pendelgasten zodat ik je makkelijker kwijt kan. Hoe eerder ik van je af ben, hoe beter.’
‘Dank u, commandant,’zei Ender.
‘Stik er maar in,’fluisterde Bonzo. ‘Ik hoop dat je koudgezet wordt.’
Ender grijnsde dankbaar en liep de slaapzaal uit. Na het ontbijt oefende hij weer met Petra. De hele middag keek hij naar de oefeningen van Bonzo en verzon manieren om zijn leger te vernietigen. In de vrij-spelperiode oefenden Alai en hij met de anderen tot ze uitgeput waren. Dit lukt me wel, dacht Ender toen hij in bed lag en zijn spieren zich trillend ontspanden. Ik kan het wel aan.
Vier dagen later hadden de Salamanders een wedstrijdgevecht. Ender holde achter de echte soldaten aan toen ze in looppas door de gangen naar de strijdzaal renden. Op de wanden waren twee kleurcodes te zien, het groen groen bruin van de Salamanders en het zwart wit zwart van de Condors. Toen ze de plek bereikten waar anders altijd de strijdzaal te vinden was, splitste de gang zich en werd groen groen bruin naar links gestuurd en zwart wit zwart naar rechts. Na een bocht naar rechts kwam het leger tot stilstand voor een blinde wand.
De pltons stelden zich zwijgend op. Ender hield zich op de achtergrond. Bonzo gaf zijn strijdorders. ‘A gaat langs de handvaten omhoog. B naar links, C naar rechts en D omlaag.’Hij controleerde of de pltons precies goed stonden om zijn orders te kunnen uiTVoeren en ging toen verder: ‘En jij pielemuis, jij wacht hier vier minuten, stapt dan naar binnen en blijft bij de deur hangen. En waag het niet om je wapen uit je pak te halen.’
Ender knikte. Plotseling werd de wand achter Bonzo’s rug doorzichtig. Het was dus geen wand maar een krachTVeld. De strijdzaal zag er ook heel anders uit. Enorme bruine dozen die het uitzicht gedeeltelijk belemmerden, hingen midden in de ruimte. Dus dit waren de obstakels die door de soldaten sterren genoemd werden. Zo te zien waren ze willekeurig verdeeld in de ruimte. Het scheen Bonzo niet te interesseren op welke plaats ze hingen. Kennelijk wisten de soldaten al hoe ze met de sterren moesten omgaan.
Maar toen Ender vanuit de gang naar het gevecht zat te kijken werd het hem al gauw duidelijk dat ze helemaal niet wisten hoe ze met de sterren moesten omgaan. Ze wisten wel hoe ze met een zachte landing een ster moesten bereiken om hem als dekking te gebruiken, de tactiek waarmee ze vijandelijke posten op een ster aanvielen. Maar zo te zien hadden ze er geen flauw benul van welke sterren belangrijk waren. Ze bleven maar sterren aanvallen waar ze door langs de wand te schuiven makkelijk voorbij hadden kunnen komen op weg naar een meer vooruitgeschoven positie.
De andere bevelhebber deed zijn voordeel met Bonzo’s gebrekkige strategie. Het Condorleger dwong de Salamanders tot kostbare aanvallen. Er waren steeds minder onbevroren Salamanders over voor de aanval op de volgende ster. Na vijf of zes minuten was al duidelijk dat het Salamanderleger de vijand niet zou kunnen verslaan door aan te vallen.
Ender stapte door de poort. Hij dreef een stukje omlaag. De strijd-zalen waarin hij had geoefend hadden hun deuren altijd op vloerniveau. Maar voor wedstrijdgevechten zat de deur midden in een wand, even ver van de vloer als van het plafond.
Ineens merkte hij dat hij een bliksemsnelle heroriëntatie had doorgemaakt, net als in de pendel. Wat eerst beneden was, was nu eens boven en dan weer opzij. In nullo was er geen enkele noodzaak om dezelfde oriëntatie te houden als die hij in de gang had gehad. Als je naar de volmaakt vierkante deuren keek, kon je met geen mogelijkheid bepalen wat boven was geweest. En dat deed er ook helemaal niets toe. Want Ender had inmiddels ontdekt welke oriëntatie nuttig was. De poort van de vijand was beneden. Het doel van de wedstrijd was de thuispoort van de vijand te bereiken.
Ender maakte de bewegingen die zijn lichaamsstand aanpasten aan zijn nieuwe richting. Nu was niet langer zijn hele lijf breed uitgespreid naar de vijand gekeerd, maar alleen Enders voeten wezen in hun richting. Hij was nu een veel kleiner doelwit.
Iemand zag hem. Hij zweefde ten slotte doelloos door de ruimte. In een reflex trok hij zijn benen op onder zijn lijf. Precies op dat moment werd hij geraakt en de pijpen van zijn flitspak bevroren in die houding. Zijn armen bleven onbevroren want als het geen treffer op de romp was, bevroren alleen de ledematen die geraakt werden. Ender bedacht dat als hij niet met zijn voeten in de richting van de vijand had gezweefd, ze zijn romp geraakt zouden hebben. Dan zou hij zich niet meer hebben kunnen bewegen.
Omdat Bonzo hem had opgedragen om absoluut zijn wapen niet te trekken, bleef Ender doorzweven. Hij hield zijn hoofd en zijn armen doodstil alsof die ook bevroren waren. De vijand negeerde hem en concentreerde zijn vuur op de soldaten die op hen schoten. Het was een verbitterde strijd. Hoewel ze nu ver in de minderheid waren bleven de Salamanders koppig stand houden. De strijd viel uiteen in een tiental individuele schietduels. Nu leverde Bonzo’s discipline wel wat op, want elke Salamander die bevroor nam minstens één vijand met zich mee. Niemand vluchtte of raakte in paniek, iedereen bleef kalm en mikte zorgvuldig.
Vooral Petra was levensgevaarlijk. De Condors merkten het en spanden zich hevig in om haar te bevriezen. Eerst raakte haar schiet-arm bevroren en er kwam pas een eind aan haar stroom vloeken toen ze haar volledig bevroren en haar helm haar kaak klem zette. Binnen een paar minuten was het afgelopen. Het Salamanderleger bood geen weerstand meer.
Ender zag met genoegen dat de Condors maar net aan de vijf soldaten konden opbrengen die minimaal vereist waren om de overwinning binnen te halen. Vier van hen drukten hun helmen tegen de oplichtende plekken in de vier hoeken van de poort van de Salamanders en de vijfde glipte door het krachTVeld. Dat maakte een eind aan de wedstrijd. De verlichting kwam terug op volle sterkte en Anderson kwam uit de lerarendeur de zaal in.
Ik had mijn wapen kunnen trekken toen de vijand onze poort naderde, dacht Ender. Ik had mijn wapen kunnen trekken en er een kunnen raken en dan waren ze met te weinig geweest. Dan zou het gelijkspel geweest zijn. Zonder vier man om de vier hoeken aan te raken en een vijfde man om door de poort te gaan, had Condor niet gewonnen. Bonzo, ezelsveulen, ik had je deze nederlaag kunnen besparen. Misschien had ik hem zelfs wel in een overwinning kunnen veranderen, want ze vormden daar een makkelijk doelwit en ze zouden aanvankelijk niet geweten hebben waar de schoten vandaan kwamen. Raak schieten in zo’n situatie zou me nog wel lukken.
Maar hij had nu eenmaal zijn orders en Ender had beloofd om die te gehoorzamen. Het deed hem toch wel een beetje genoegen dat het Salamanderleger op de officiële scorelijst niet de verwachte eenenveertig buiten gevecht gesteld of uitgeschakeld kreeg aangetekend, maar veertig uitgeschakeld en één aangeschoten. Bonzo begreep er niets van tot hij Andersons boeken raadpleegde en besefte om wie het ging. Aangeschoten, Bonzo, dacht Ender. Ik kon nog schieten.
Hij verwachtte dat Bonzo naar hem toe zou komen en zou zeggen: ‘Als zoiets de volgende keer weer voorkomt, kun je schieten.’Maar Bonzo zei helemaal niets tegen hem tot de volgende morgen na het ontbijt. Bonzo at natuurlijk in de bevelhebbersmess, maar Ender was er vrij zeker van dat de eigenaardige score daar even veel opschudding zou verwekken als in de soldatenkantine. In elke andere wedstrijd die niet in gelijk spel eindigde was altijd elk lid van het verliezende leger uitgeschakeld — volledig bevroren — of buiten gevecht gesteld, wat betekende dat niet hun hele lichaam bevroren was, maar dat ze niet meer konden schieten of de vijand anderszins schade berokkenen. Salamander was het enige verliezende leger met een soldaat in de categorie Aangeschoten maar Produktief.
Ender vertelde uit zichzelf niet hoe dat kwam, maar de andere Salamanders aarzelden niet om duidelijk te maken hoe die score tot stand was gekomen. En toen andere jongens hem vroegen waarom hij in weerwil van zijn opdracht niet toch had geschoten, antwoordde hij kalm: ‘Ik doe wat me wordt opgedragen.’
Na het ontbijt kwam Bonzo hem opzoeken. ‘Dat bevel blijft van kracht,’zei hij, ‘denk daarom.’
Dat gaat je punten kosten, stomkop. Misschien ben ik wel geen goed soldaat, maar ik kan toch wel mijn nut hebben en er is geen enkele reden waarom je me dat zou moeten verhinderen.
Ender zei niets.
Een interessant bijverschijnsel van de wedstrijd was dat Ender in de top van de doelmatigheidsranglijst van soldaten terechtkwam. Aangezien hij geen enkel schot had afgevuurd, was zijn trefferslijst volmaakt — geen enkele misser. En aangezien hij nog nooit was uitgeschakeld of buiten gevecht gesteld, was zijn percentage daar uitstekend. Niemand kon aan hem tippen. Een heleboel jongens moesten erom lachen en anderen maakten zich er kwaad om, maar op de hooggewaardeerde doelmatigheidsranglijst stond Ender nu bovenaan.
Hij bleef de oefenperiodes van het leger werkeloos bijwonen en bleef op eigen houtje hard doorwerken, ‘s morgens met Petra en ‘s avonds met zijn vrienden. Steeds meer lui uit de Pendellichting deden mee, niet voor de lol maar omdat ze resultaat zagen — ze werden steeds beter. Maar Ender en Alai bleven hen wel een flink eind voor.
Deels kwam dat doordat Alai telkens nieuwe dingen bleef proberen die Ender dwongen om nieuwe tactieken te bedenken om daaraan het hoofd te kunnen bieden. En deels kwam het doordat ze telkens domme vergissingen maakten die hen op het idee brachten om dingen te doen die een zichzelf respecterend, goed geoefend soldaat niet eens zou willen proberen. Veel van de dingen die ze uitprobeerden bleken onbruikbaar. Maar het was altijd leuk en altijd spannend en er waren genoeg dingen die wél lukten, zodat ze donders goed beseften dat het vruchten afwierp. De avonden waren het beste deel van de dag.
De volgende twee wedstrijden waren een makkelijke overwinning voor de Salamanders; Ender kwam vijf minuten na aanvang binnen en bleef onbeschadigd door de verslagen vijand. Ender begon te beseffen dat het Condorleger dat hen had verslagen, ongewoon goed was; Bonzo’s strategisch inzicht mocht dan niet geweldig zijn, toch waren de Salamanders een van de betere ploegen en ze klommen op de scorelijst langzaam omhoog in een verwoede strijd om de vierde plaats met de Ratten.
Ender werd zeven. Ze deden niet veel aan datums en kalenders op de Krijgsschool maar Ender had een manier gevonden om op zijn lessenaar de datum te laten verschijnen en hij wist dus op welke dag hij jarig was. De school wist het ook; ze namen hem de maat en verstrekten hem een nieuw Salamanderuniform en een nieuw flitspak voor de strijdzaal. Hij liep in zijn nieuwe kleren terug naar de slaapzaal. Het uniform voelde vreemd los alsof zijn huid hem niet goed meer paste.
Eigenlijk wilde hij bij Petra’s brits blijven staan om haar over thuis te vertellen, over hoe hij meestal zijn verjaardag vierde of alleen maar om haar te vertellen dat hij jarig was zodat zij hem kon feliciteren. Maar niemand vertelde dat hij jarig was. Dat was kinderachtig. Dat deden landrotten. Taarten en dat soort malle gebruiken. Toen hij zes werd had Valentine een taart voor hem gebakken. Hij zakte in en smaakte verschrikkelijk. Niemand kon er meer koken; het was echt iets voor Valentine om zoiets idioots te proberen. Iedereen pestte Valentine ermee, maar Ender bewaarde een klein stukje in zijn kast. Toen haalden ze zijn monitor weg en vertrok hij en voor zover hij wist lag het nog steeds in zijn kast; een klein brokje vettig, geel stof. Niemand praatte over thuis; dat deden soldaten niet. Er bestond geen leven-vóór-de-Krijgsschool. Niemand kreeg brieven en niemand schreef brieven. Iedereen deed net of het hem niks kon schelen.
Maar het kan mij wel schelen, dacht Ender. Ik ben alleen maar hier om ervoor te zorgen dat de kruiperds Valentine geen oog uitschieten, of haar hoofd kapotknallen zoals bij de soldaten in de video-opnames van de eerste gevechten met de kruiperds. Dat ze niet haar hoofd opensplijten met een straal zo heet dat haar hersens haar schedel doen openbarsten en als rijzend brooddeeg naar buiten puilen, zoals het in mijn ergste nachtmerries gebeurt — in mijn akeligste nachten als ik bevend maar muisstil wakker word omdat ik geen kik durf te geven, anders horen ze dat ik mijn familie mis, ik wil naar huis.
De volgende ochtend ging het een stuk beter. Thuis was niet meer dan een doffe pijn achter in zijn geheugen. Een vermoeid schrijnen van de ogen. Toen ze zich stonden aan te kleden kwam Bonzo binnenstappen. ‘Flitstenue!’riep hij. Ze hadden een wedstrijdgevecht. Enders vierde wedstrijd.
Luipaardleger was de vijand. Het zou een makkie worden. Luipaard was nieuw en stond altijd onderaan op de scorelijst. Het was nog maar zes maanden geleden geformeerd met Pol Slattery als bevelhebber. Ender trok zijn nieuwe flitspak aan en stelde zich op in de rij. Bonzo trok hem ruw uit de rij en liet hem helemaal achteraan lopen. Dat was nergens voor nodig, zei Ender zwijgend. Je had me best in de rij kunnen laten meelopen.
Ender keek uit de gang toe. Pol Slattery was jong, maar hij was kien, hij had een hoop nieuwe ideeën. Hij hield zijn soldaten in beweging en liet ze van ster naar ster snellen en langs de wanden glijden om achter en boven de onverstoorbare Salamanders te komen. Ender grijnsde. Bonzo raakte hopeloos in de bonen en zijn manschappen ook. De Luipaarden leken wel overal te zitten. Maar de strijd was niet zo ongelijk als hij wel leek. Ender merkte dat de Luipaarden een hoop mensen kwijtraakten — door hun roekeloze tactiek waren ze vaak ongedekt. Maar wat het verschil uitmaakte, was dat de Salamanders zich verslagen voelden. Ze hadden het initiatief helemaal uit handen gegeven. Hoewel ze nog ongeveer evenveel manschappen overhadden als de vijand, kropen ze bij elkaar op een kluitje als de laatste overlevenden van een bloedbad, alsof ze hoopten dat de vijand hen bij de slachtpartij over het hoofd zou zien.
Ender liet zich langzaam door de poort glijden, oriënteerde zich zodanig dat de poort van de vijand beneden was, en zweefde langzaam in oostelijke richting naar een hoek waar hij niet opgemerkt zou worden. Hij schoot zelfs op zijn eigen benen om ze te bevriezen in de knielende positie die hem de beste bescherming bood. Voor een terloopse toeschouwer zag hij eruit als een bevroren soldaat die hulpeloos buiten de gevechtszone was gedreven.
Nu de Salamanders gelaten wachtten tot ze afgeslacht werden, begonnen de Luipaarden hen gehoorzaam uit te roeien. Ze hadden nog negen jongens over toen de Salamanders eindelijk ophielden met vuren. Ze verzamelden zich en maakten zich op om de poort van de Salamanders te openen.
Ender mikte zorgvuldig met gestrekte arm zoals Petra hem had geleerd. Voor iemand besefte wat er aan de hand was had hij al drie soldaten bevroren die op het punt stonden om hun helm tegen de verlichte plekken in de hoeken van de poort te drukken. Toen zagen een paar van de anderen hem en schoten op hem — maar aanvankelijk raakten ze alleen zijn toch al bevroren benen. Dat gaf hem de tijd om de laatste twee man bij de poort te grazen te nemen. Luipaard had nog vier niet bevroren manschappen toen Ender eindelijk uitgeschakeld werd door een voltreffer in zijn arm. Het was gelijkspel en ze hadden hem niet eens vol op zijn romp kunnen raken.
Pol Slattery was woedend, maar er was niets oneerlijks aan. Iedereen in het Luipaardleger nam aan dat het een strategische zet van Bonzo was geweest om een man achter te houden tot de laatste minuut. Het kwam niet bij hen op dat kleine Ender tegen uitdrukkelijk bevel in had gevuurd. Maar de Salamanders wisten het wel. Bonzo wist het ook en Ender zag aan de manier waarop zijn bevelhebber naar hem keek dat Bonzo hem haatte voor dit voorkomen van een volledige nederlaag. Kan me niks schelen, dacht Ender bij zichzelf. Dan ben ik tenminste makkelijker uit te ruilen en ondertussen zakken jullie tenminste niet zo erg ver omlaag op het scorebord. Ruil me maar in. Van jou kan ik toch niks meer leren. Jij weet alleen maar hoe je stijlvol ten onder moet gaan, Bonzo.
Wat heb ik eigenlijk tot nu allemaal geleerd? Ender maakte in gedachten een opsomming terwijl hij zich naast zijn brits stond uit te kleden. De poort van de vijand is beneden. Je kan in de strijd je benen als schild gebruiken. Een kleine achterhoede die tot aan het eind van de wedstrijd op de achtergrond wordt gehouden, kan de strijd beslissen. En soldaten kunnen soms beslissingen nemen die verstandiger zijn dan de bevelen die ze hebben meegekregen.
Inmiddels in zijn blootje, stond hij net op het punt om op zijn brits te klauteren toen Bonzo op hem af kwam met een grimmige trek op zijn gezicht. Zo heb ik Peter ook wel zien kijken, dacht Ender, zwijgend maar met moordlust in zijn ogen. Maar Bonzo is Peter niet. Bonzo is veel banger.
‘Wiggin, ik heb je eindelijk kunnen ruilen. Ik ben erin geslaagd om de Ratten ervan te overtuigen dat jouw ongelooflijke plaats op de doelmatigheidsranglijst meer dan toeval is. Morgen ga je daarheen.’
‘Dank u wel, commandant,’zei Ender.
Misschien klonk zijn stem te dankbaar. Plotseling haalde Bonzo naar hem uit en gaf hem een enorme lel met de open hand tegen zijn wang. Ender wankelde opzij tegen zijn brits aan en hij viel bijna. Toen gaf Bonzo hem nog een keiharde stomp in zijn maag toe. Ender viel op zijn knieën.
‘Je hebt mijn bevelen genegeerd,’zei Bonzo. Luid genoeg om het voor iedereen hoorbaar te maken. ‘Een goed soldaat doet altijd wat hem wordt opgedragen.’
Zelfs terwijl hij een kreet van pijn niet kon onderdrukken, schepte Ender een kwaadaardig genoegen in het gemompel dat hij overal in de slaapzaal hoorde opstijgen. Bonzo wat ben je toch een domkop. Je bent niet bezig om de discipline te versterken, je vernielt hem alleen maar. Ze weten dat ik de nederlaag in gelijkspel heb omgezet. En nu zien ze hoe jij me daarvoor beloont. Je zet jezelf voor gek waar iedereen bij is. Nou kan je je discipline wel vergeten.
De volgende dag vertelde Ender aan Petra dat het voor haar waarschijnlijk beter zou zijn om de schietoefeningen na het ontbijt maar te staken. Bonzo zou momenteel alles opvatten als een uitdaging en ze kon dus maar beter een tijdje bij Ender uit de buurt blijven. Ze begreep het volkomen. ‘Trouwens,’zei ze, ‘erg veel beter dan nu zal je toch nooit leren schieten.’
Hij liet lessenaar en flitspak in zijn kast achter. Hij zou zijn Salamanderuniform dragen tot hij gelegenheid had om het in het magazijn om te ruilen voor het bruin met zwarte uniform van de Ratten. Hij had geen persoonlijke bezittingen meegebracht toen hij kwam; hij nam ze ook niet mee nu hij ging. Er was trouwens niets dat de moeite waard was om het persoonlijk te bezitten — alles van waarde zat in de schoolcomputer of in zijn eigen hoofd en handen.
Hij gebruikte een van de openbare lessenaars achter in de speelzaal om zich op te geven voor een cursus vechten-onder-Aardse-zwaartekracht-voor-de-enkele-man in het uur vlak na het ontbijt. Hij was niet van plan om wraak te nemen op Bonzo voor die klappen. Maar hij was wel van plan om ervoor te zorgen dat niemand hem dat ooit nog zou kunnen flikken.