‘Kinderen?’
‘Broer en zus. Ze hadden een vijfvoudige beveiliging opgebouwd in de netwerken — door voor bedrijven te schrijven die hun lidmaatschap betaalden, van dat soort dingen. Verduiveld moeilijk geweest om ze op te sporen.’
‘Wat hebben ze te verbergen?’
‘Alles is mogelijk. Maar het meest voor de hand liggende is hun leeftijd. De jongen is veertien, het meisje is twaalf.’
‘Wie van de twee is Demosthenes?’
‘Het meisje, de twaalfjarige.’
‘Neem me niet kwalijk, ik vind dit helemaal niet grappig, maar ik moet toch lachen. Al die tijd dat we ons grote zorgen hebben gemaakt, al die tijd dat we geprobeerd hebben de Russen over te halen om die Demosthenes toch niet al te ernstig te nemen! We hebben zelfs Locke erbij gesleept als bewijs dat de Amerikanen niet allemaal van die krankzinnige oorlogshitsers zijn. Broer en zus, nog niet eens echte pubers —’
‘En hun achternaam is Wiggin.’
‘Ach. Toeval?’
‘De Wiggin is een drietje. Zij zijn nummer één en twee.’
‘O, geweldig. Dat zullen de Russen helemaal nooit willen geloven —’
‘Dat Demosthenes en Locke niet net zo volledig onder onze invloed staan als de Wiggin.’
‘Is er soms echt een samenzwering? Staan ze onder iemands invloed?’
‘Wij hebben geen verband kunnen ontdekken tussen deze twee kinderen en enige volwassene die hen mogelijk zou kunnen opstoken.’
‘Dat houdt niet in dat niet iemand een manier bedacht kan hebben die jullie niet kunnen opsporen. Ik kan maar moeilijk geloven dat twee kinderen —’
‘Ik heb een gesprek gehad met kolonel Graff toen hij van de Krijgsschool aan land kwam. Naar zijn beste weten hebben deze kinderen nog nooit iets gedaan dat hun kunnen te boven gaat. Hun vaardigheden zijn praktisch gelijk aan die van — de Wiggin. Ze verschillen alleen in temperament. Maar wat hem wel verbaasde was de politieke opstelling van de twee personages. Demosthenes is zonder twijfel het meisje, maar Graff zegt dat zij voor de Krijgsschool werd afgewezen omdat ze te vredelievend was, te verzoeningsgezind, en vooral omdat ze zich te veel inleefde.’
‘Wat absoluut niet van Demosthenes gezegd kan worden.’
‘En de jongen heeft het karakter van een jakhals.’
‘Was het niet Locke die onlangs werd geprezen als “De enige waarlijk onbevooroordeelde geest in Amerika”?’
‘Het is moeilijk uit te maken wat er nou precies echt aan de hand is. Maar Graff heeft aanbevolen, en ik ben het met hem eens, om hen met rust te laten. Dat we niet moeten onthullen wie ze zijn. Dat we op dit moment niets anders rapporteren dan dat we hebben vastgesteld dat Locke en Demosthenes geen banden met het buitenland hebben en ook geen banden met een of andere binnenlandse groepering, behalve dan die in het openbaar op de netwerken bekend zijn gemaakt.’
‘Met andere woorden, geef ze ruim baan.’
‘Ik weet dat Demosthenes gevaarlijk lijkt, gedeeltelijk doordat hij — of zij — in zulke brede kringen medestanders vindt. Maar volgens mij betekent het toch wel iets dat de meest ambitieuze van het stel de gematigde, verstandige persoonlijkheid heeft gekozen. En ze doen nog niets anders dan praten. Ze hebben wel invloed maar geen macht.’
‘Naar mijn ervaring is invloed juist macht.’
‘Als we ooit vinden dat ze te ver gaan, kunnen we hen altijd nog makkelijk aan de kaak stellen.’
‘Alleen in de komende paar jaren. Hoe langer we ermee wachten, hoe ouder ze worden en hoe minder schokkend het zal zijn om te ontdekken wie ze zijn.’
‘Je weet hoe het gesteld is met de Russische troepenverplaatsingen van de laatste tijd. De kans blijft altijd bestaan dat Demosthenes gelijk heeft. En in dat geval —’
‘Is het maar goed dat Demosthenes bestaat. Goed. Voorlopig laten we hen hun gang gaan. Maar hou ze in de gaten. En ik moet natuurlijk manieren verzinnen om de Russen kalm te houden.’
Ondanks al haar bezwaren had Valentine wel schik in haar rol van Demosthenes. Haar rubriek verscheen nu op vrijwel elk nieuwsnet in het land en ze vond het wel leuk om haar kapitaal te zien groeien op de bankrekening van haar zaakwaarnemer. Af en toe koos ze samen met Peter een speciaal persoon of een goed doel uit aan wie ze uit naam van Demosthenes een zorgvuldig uitgekiend bedrag schonken; genoeg geld om de gift te laten opvallen, maar niet zo veel dat de kandidaat het gevoel zou hebben dat ze hem probeerden om te kopen. Ze ontving inmiddels zoveel brieven dat haar nieuwsnet een secretaris had aangenomen om bepaalde soorten routinecorrespondentie voor haar af te handelen. De geinige brieven, van nationale en internationale leiders, soms vijandig en soms vriendelijk, maar altijd pogingen om op diplomatieke wijze de werking van Demosthenes’geest te doorgronden — die lazen zij en Peter samen, waarbij ze soms helemaal slap van het lachen lagen over het feit dat zulke mensen zonder dat ze het zelf wisten aan kinderen schreven.
Maar soms schaamde ze zich. Vader las regelmatig de rubriek van Demosthenes; Locke las hij nooit, of als hij het al deed, hield hij zijn mond erover. Maar onder het eten vergastte hij hen regelmatig op een rake bewering die Demosthenes die dag in zijn rubriek had gedaan. Peter vond het enig als vader dat deed — ‘Zie je wel, dat bewijst dat de gewone man je leest’— maar Valentine vond het vernederend voor vader. Als hij er ooit achter zou komen dat ik het was die aldoor die rubriek volschreef waaruit hij regelmatig iets tegen ons aanhaalde, en dat ik de helft van de dingen die ik schreef niet eens echt meende, dan zou hij kwaad worden en zich schamen.
Op school bracht ze hen een keer bijna in moeilijkheden toen haar geschiedenislerares de klas opdracht gaf om een opstel te schrijven waarin ze de opvattingen van Demosthenes en van Locke zoals die in twee van hun vroegste stukken naar voren kwamen, tegenover elkaar moesten stellen. Valentine verloor de voorzichtigheid uit het oog en leverde een briljante analyse in. Als gevolg daarvan moest ze ontzettend veel werk verzetten om het schoolhoofd ervan te weerhouden om te proberen haar essay geplaatst te krijgen op het nieuwsnet dat ook de rubriek van Demosthenes bracht. Peter was witheet geworden. ‘Jouw schrijfstijl lijkt veel te veel op die van Demosthenes, dat mag niet gepubliceerd worden! Ik kan Demosthenes maar beter nu de nek omdraaien, voor ik je niet meer in de hand kan houden.’
Hoe hij ook te keer ging over die blunder, als hij stil werd vond ze het veel enger. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen Demosthenes werd uitgenodigd om zitting te nemen in het Presidentiële Adviesorgaan voor Onderwijs met het Oog op de Toekomst, een comité van hoge pieten dat speciaal was opgezet om niets te doen, maar dan wel op een spectaculaire manier. Valentine dacht dat Peter het wel als een overwinning zou opvatten, maar dat was niet het geval. ‘Wijs af,’zei hij.
‘Waarom zou ik?’vroeg ze. ‘Er zit geen werk aan vast en ze hebben zelfs gezegd dat ze alleen via het netwerk zouden vergaderen vanwege de welbekende wens van Demosthenes om onbekend te blijven. Demosthenes wordt er een gewaardeerd lid van de samenleving door en —’
‘En je vindt het verrukkelijk dat jij dat eerder hebt bereikt dan ik.’
‘Peter, het gaat niet om jou en mij, het gaat om Demosthenes en Locke. Wij hebben ze verzonnen. Ze bestaan niet echt. Bovendien betekent deze benoeming helemaal niet dat ze Demosthenes meer waarderen dan Locke, het betekent alleen dat Demosthenes een krachtiger achterban heeft. Je wist dat hij die zou krijgen. Zijn benoeming is een gebaar naar een groot aantal Russen-haters en chauvinisten.’
‘Het was helemaal de bedoeling niet dat het zo zou werken. Locke had de waardering van de mensen moeten krijgen.’
‘Die krijgt hij ook! Echte waardering heeft alleen meer tijd nodig dan ambtelijke waardering. Peter, je moet niet kwaad op me worden omdat ik de dingen die je me zelf hebt opgedragen goed heb gedaan.’
Maar kwaad was hij toch, dagenlang en al die tijd liet hij het schrijven van haar rubriek volledig aan haarzelf over in plaats van haar op te dragen wat ze moest schrijven. Hij nam waarschijnlijk aan dat de kwaliteit van de rubriek van Demosthenes dan wel achteruit zou gaan, maar zo dat al het geval was merkte niemand het op. Misschien maakte het hem nog wel kwaaier dat ze geen enkele keer bij hem om hulp kwam bedelen. Ze was nu al zo lang Demosthenes dat ze niemand meer nodig had om haar te vertellen wat Demosthenes van de dingen zou denken.
En naarmate haar correspondentie met andere politiek actieve burgers toenam, kreeg ze allerlei dingen te horen, informatie die voor het gewone publiek nu eenmaal niet beschikbaar was. Bepaalde militairen die met haar correspondeerden lieten ongemerkt wel eens wat los over bepaalde dingen en Peter en zij bouwden daaruit een fascinerend en beangstigend beeld op van de activiteiten van het Warschaupact. Ze bereidden zich inderdaad op een oorlog voor, een gewelddadige, bloedige grondoorlog. Demosthenes zat er niet naast met zijn vermoeden dat het Warschaupact zich niet aan de afspraken van de Bond hield.
En het karakter van Demosthenes begon geleidelijk aan een eigen leven te leiden. Als ze aan het schrijven was merkte ze aan het eind van een betoog zelfs af en toe dat ze het eigenlijk wel eens was met wat bedoeld was als een berekende opstelling. En soms ergerde ze zich bij het lezen van Peters Locke-stukken aan het feit dat hij kennelijk volkomen blind was voor wat er werkelijk aan de hand was.
Misschien is het wel onmogelijk om een rol te spelen zonder uiteindelijk te worden wat je voorwendt te zijn. Ze dacht erover na, maakte zich er een paar dagen zorgen over en schreef toen een stuk over dat thema, om aan te tonen dat de politici die om de lieve vrede te bewaren de Russen vleiden, onvermijdelijk zouden eindigen als hun slaaf in elk opzicht. Het was een zalige uithaal naar de huidige machthebbers en ze kreeg er een heleboel prima brieven op. Ze was ook niet langer bang om tot op zekere hoogte in Demosthenes te veranderen. Hij is slimmer dan Peter en ik ooit vermoedden, bedacht ze.
Graff stond haar na schooltijd op te wachten. Hij leunde tegen zijn auto. Hij was in burger en hij was veel dikker geworden zodat ze hem aanvankelijk niet eens herkende. Maar hij wenkte haar en voor hij zich kon voorstellen, herinnerde ze zich zijn naam.
‘Ik schrijf geen brieven meer,’zei ze. ‘Ik had die ene ook nooit moeten schrijven.’
‘Dan hou je zeker niet van medailles?’
‘Niet erg, nee.’
‘Ga mee een stukje rijden, Valentine.’
‘Ik ga niet bij vreemde mannen in de auto.’
Hij gaf haar een vel papier. Het was een verklaring van overdracht van ouderlijk gezag, ondertekend door haar ouders.
‘Goed, u bent dus geen vreemde man. Waar gaan we heen?’
‘Op bezoek bij een jong soldaat die in Greensboro met verlof is.’
Ze stapte in de auto. ‘Ender is nog maar tien,’zei ze. ‘Ik dacht dat u die eerste keer had gezegd dat hij pas voor verlof in aanmerking kwam als hij twaalf was.’
‘Hij heeft een paar klassen overgeslagen.’
‘Dus het gaat goed met hem?’
‘Dat moet je hem zelf maar vragen als je hem ziet.’
‘Waarom alleen ik? Waarom niet ons hele gezin?’
Graff zuchtte. ‘Ender bekijkt de wereld op zijn eigen manier. We moesten hem al overhalen om jou te willen zien. Voor Peter en je ouders toonde hij geen enkele belangstelling. Het leven op de Krijgsschool heeft hem erg in beslag genomen.’
‘Wat bedoelt u, dat hij gek is geworden?’
‘Integendeel, hij heeft een zeer gezond verstand. Hij is verstandig genoeg om in te zien dat zijn ouders niet bepaald staan te dringen om het boekje met genegenheid dat vier jaar geleden stevig werd dichtgeslagen opnieuw open te slaan. En wat Peter betreft — we hebben niet eens voorgesteld dat hij hem zou ontmoeten omdat we hem de kans niet wilden geven om ons te vertellen dat we de kolere konden krijgen.’
Ze reden over de snelweg naar het Brandtmeer, namen de eerste afslag voorbij het meer en volgden daarna een op en neer kronkelende weg tot ze bij een wit geschilderd houten huis kwamen dat bovenop een heuveltop stond. Aan de ene kant keek je uit op het Brandtmeer en aan de andere kant op een twee hectare groot privé-meertje. ‘Dit huis is hier ooit in opdracht van een TV-beroemdheid neergezet,’zei Graff. ‘De I.V. heeft het ongeveer twintig jaar geleden in handen gekregen toen het wegens belastingschulden verkocht moest worden. Ender wilde absoluut niet dat zijn gesprek met jou afgeluisterd zou worden. Ik heb hem beloofd dat we dat niet zouden doen en om een vertrouwelijke sfeer te wekken gaan jullie dadelijk met zijn tweeën het meer op met een vlotje dat hij zelf gebouwd heeft. Ik moet je wel vertellen dat ik van plan ben om je naderhand volledig uit te horen. Je hoeft niets te zeggen, maar ik hoop dat je het wel doet.’
‘Ik heb mijn badpak niet bij me.’
‘Dat hebben wij wel.’
‘Eén zonder afluisterapparatuur?’
‘Op een bepaald punt moet je elkaar vertrouwen. Ik weet bijvoorbeeld wie Demosthenes in werkelijkheid is.’
Ze voelde een rilling van angst over haar rug lopen maar ze zei niets.
‘Ik weet het al sinds ik uit de Krijgsschool op aarde arriveerde. Er zijn misschien maar zes personen op de hele wereld die zijn ware identiteit kennen. De Russen niet meegerekend — god mag weten wat zij allemaal weten. Maar Demosthenes heeft van ons niets te vrezen. Demosthenes kan op onze discretie rekenen. En op dezelfde manier vertrouw ik erop dat Demosthenes tegen Locke zal zwijgen over wat er hier vandaag voorvalt. Wederzijds vertrouwen. We vertellen elkaar dingen.’
Valentine kon niet uitmaken of het nu Demosthenes was die hun wel aanstond of Valentine Wiggin. In het eerste geval zou ze hen nooit vertrouwen, in het laatste geval kon ze dat misschien wel doen. Het feit dat ze niet wilden dat ze dit met Peter besprak leek erop te wijzen dat ze misschien wisten waarin ze van elkaar verschilden. Ze stond er maar niet bij stil of ze zelf het verschil nog wel kende.
‘U zei dat hij zelf het vlot heeft gebouwd. Hoe lang is hij al hier?’
‘Twee maanden. Het was de bedoeling dat zijn verlof maar een paar dagen zou duren. Maar zie je, hij heeft niet erg veel belangstelling voor voortzetting van zijn opleiding.’
‘Oh. Dus ik moet weer voor therapie zorgen.’
‘Dit keer kunnen we je brief niet censureren. We wagen het er maar op. We hebben je broer hard nodig. De mensheid staat op de rand van de afgrond.’
Dit keer was Val oud genoeg om te weten hoe groot het gevaar was waarin de wereld verkeerde. En ze was al zo lang Demosthenes dat ze zonder aarzelen haar plicht zou doen. ‘Waar is hij ?’
‘Onder aan de steiger.’
‘Waar is het badpak?’
Ender zwaaide niet toen ze langs de helling naar hem toe liep, hij lachte zelfs niet toen ze op de drijvende steiger stapte. Maar ze wist dat hij het fijn vond om haar weer te zien want zijn ogen lieten haar gezicht geen seconde los.
‘Je bent groter dan ik me herinner,’zei ze dom.
‘Jij ook,’zei hij. ‘Ik herinner me ook dat je mooi was.’
‘Het geheugen kan ons aardig voor de gek houden.’
‘Nee. Jouw gezicht is nog hetzelfde maar ik weet niet meer wat mooi betekent. Ga mee het meer op.’
Ze keek een beetje aarzelend naar het kleine vlot.
‘Als je maar niet gaat staan is er niks aan de hand,’zei hij. Hij kroop er als een spin op handen en voeten op. ‘Het is het eerste ding dat ik eigenhandig heb gemaakt sinds we samen met blokken bouwden. Peterbestendige bouwwerken.’
Ze lachte. Ze bouwden altijd graag dingen die zelfs bleven staan als je het grootste deel van de zichtbare steunen weghaalde. Peter haalde liever hier en daar een blok weg zodat de volgende persoon die zijn bouwsel aanraakte het zou doen instorten. Peter was een ezel, maar hij was wel het middelpunt van hun jeugd.
‘Peter is veranderd,’zei ze.
‘Laten we het niet over hem hebben,’zei Ender.
‘Afgesproken.’
Ze kroop op het vlot, niet zo behendig als Ender. Hij gebruikte een peddel om hen langzaam naar het midden van het privémeer te roeien. Ze maakte een opmerking over dat hij zo bruin was en zo sterk.
‘Sterk ben ik op de Krijgsschool geworden. Bruin hier op het meer. Ik ben veel op het water. Als ik zwem is het net of ik in nul g ben. Dat mis ik wel, nul g. En als ik hier op het meer ben helt het land naar alle kanten omhoog.’
‘Alsof je in een kom woont.’
‘Ik heb de afgelopen vier jaar in een kom geleefd.’
‘En nu zijn we dus vreemden?’
‘Niet dan, Valentine?’
‘Nee,’zei ze. Ze stak haar hand uit en gaf hem een tikje op zijn been. Toen kneep ze hem ineens in zijn knie, precies op de plek waar hij helemaal niet tegen kietelen kon.
Maar bijna op hetzelfde moment had hij haar pols te pakken. Hij had haar in een ijzersterke greep ook al waren zijn handen kleiner dan de hare en zijn armen tenger en smal. Even zag hij er erg gevaarlijk uit; toen ontspande hij zich. ‘O ja,’zei hij. ‘Jij kietelde me vroeger altijd.’
‘Niet meer,’zei ze terwijl ze haar hand terugtrok.
‘Zin om te zwemmen?’
Als antwoord liet ze zich over de rand van het vlot vallen. Het water was helder en schoon en er zat geen chloor in. Ze zwom een tijdje rond en keerde toen weer naar het vlot terug en ging in het wazige zonlicht liggen. Er kwam een wesp aanvliegen die vlak naast haar hoofd op het vlot ging zitten. Ze wist dat hij daar zat en normaal zou ze er wel bang voor geweest zijn. Maar vandaag niet. Laat hem maar lekker op dit vlot in de zon zitten bakken, dat doe ik ook.
Ineens begon het vlot te schommelen en toen ze zich omdraaide zag ze Ender rustig met één vinger de wesp dooddrukken. ‘Akelige beesten deze,’zei Ender. ‘Ze steken zonder enige aanleiding.’Hij lachte. ‘Ik heb een heleboel opgestoken over preventieve strategie. Ik ben erg goed. Niemand heeft het ooit van me gewonnen. Ik ben de beste soldaat die ze ooit gehad hebben.’
‘Niemand had anders verwacht,’zei ze. ‘Je bent uiteindelijk een Wiggin.’
‘Wat dat ook mag betekenen,’zei hij.
‘Het betekent dat je een rol van belang gaat spelen in de wereld.’En ze vertelde hem waarmee Peter en zij bezig waren.
‘Hoe oud is Peter, veertien? En hij maakt nu al plannen voor wereldheerschappij ?’
‘Hij denkt dat hij Alexander de Grote is. En waarom zou hij dat niet zijn? Waarom zou jij dat niet ook zijn?’
‘We kunnen niet allebei Alexander zijn.’
‘Twee kanten van dezelfde munt. En ik ben het metaal er tussenin.’Nog terwijl ze het zei vroeg ze zich af of het misschien eigenlijk nog waar was ook. Ze had deze laatste paar jaar zo veel met Peter gedeeld dat ze hem begreep, zelfs als ze hem verachtelijk vond. Terwijl Ender tot nu toe niet meer dan een herinnering was geweest. Een heel klein, tenger jongetje dat haar bescherming nodig had. Niet deze bruin verbrande jongeling met zijn kille blik die met zijn vingers wespen dooddrukte. Misschien zijn hij en Peter en ik wel precies gelijk en zijn we dat ook altijd al geweest. Misschien dachten we alleen maar dat we van elkaar verschilden omdat we jaloers op elkaar waren.
‘De moeilijkheid met munten is dat er altijd maar één kant boven kan liggen.’
En jij denkt natuurlijk dat je op dit moment onder ligt. ‘Ze willen dat ik je aanspoor om je opleiding af te maken.’
‘Het is geen opleiding, het zijn spelletjes. Allemaal spelletjes van begin tot eind, alleen veranderen ze de regels wanneer ze daar zin in hebben.’Hij stak een slappe hand omhoog. ‘Zie je de touwtjes?’
‘Maar jij kunt hen toch ook gebruiken.’
‘Alleen als ze zich willen laten gebruiken. Alleen als ze denken dat ze jou gebruiken. Nee, het is te zwaar, ik doe niet meer mee. Net als ik me lekker begin te voelen, net als ik denk dat ik het wel ga redden, steken ze je weer een nieuw mes tussen je ribben. Nu ik hier ben heb ik steeds maar nachtmerries. Ik droom dat ik in de strijdzaal ben, maar in plaats van dat daar gewoon gewichtloosheid heerst, halen ze geintjes uit met de zwaartekracht. Ze blijven telkens de richting ervan veranderen en ik kom dus nooit terecht op de wand die ik wilde bereiken. En ik blijf maar smeken of ze me door de deur willen laten, maar ze laten me er niet uit, ze zuigen me steeds weer terug de zaal in.’
Ze hoorde de boosheid in zijn stem en nam aan dat die op haar gericht was. ‘Dat zal mijn rol hier nu ook wel zijn. Je weer terug-zuigen.’
‘Ik wilde je helemaal niet zien.’
‘Dat hebben ze me verteld.’
‘Ik was bang dat ik nog steeds van je hield.’
‘Daar hoopte ik op.’
‘Mijn angst, jouw wens — allebei uitgekomen.’
‘Ender, het is echt waar. We zijn misschien wel jong, maar we zijn niet machteloos. Als we ons lang genoeg aan hun regels houden, nemen we het spel over.’Ze giechelde. ‘Ik zit in een presidentieel adviesorgaan. Peter heeft ontzettend de pest in.’
‘Ik krijg geen toestemming om de netwerken te gebruiken. Er is geen enkele computer in dit huis, behalve dan de huishoudmachines die de beveiliging en de verlichting regelen. Antieke dingen. Al een eeuw geleden ingebouwd toen ze computers maakten die nergens op konden worden aangesloten. Ze namen me m’n leger af, ze namen me m’n lessenaar af en weet je wat? Het kan me eigenlijk geen moer schelen.’
‘Dan heb je zeker genoeg aan je eigen gezelschap.’
‘Niet aan mezelf, maar aan m’n herinneringen.’
‘Misschien is dat wel wie je bent, wat je je herinnert.’
‘Nee. Mijn herinneringen aan vreemden. Mijn berinneringen aan de kruiperds.’
Valentine huiverde alsof er plotseling en kille windvlaag overtrok. ‘Ik kijk niet meer naar de opnames van de kruiperds. Ze zijn altijd hetzelfde.’
‘Ik bestudeerde ze uren achter elkaar. De manier waarop hun schepen zich door de ruimte verplaatsen. En er viel me iets geks op, dat ik pas bedacht toen ik hier op het meer dreef. Ik besefte dat alle gevechten waarin kruiperds en mensen lijfelijk tegenover elkaar staan, dat die uit de Eerste Invasie afkomstig zijn. Alle taferelen uit de Tweede Invasie, waarin onze soldaten I.V.-uniformen dragen, in die taferelen zijn alle kruiperds altijd al dood. Ze liggen daar maar of hangen dood over hun regelpanelen. Geen enkel teken van strijd of zo. En het gevecht van Mazer Rackham — van dat gevecht hebben ze ons nog nooit ook maar een meter laten zien.’
‘Misschien is er wel een geheim wapen.’
‘Nee, het kan me niet schelen hoe we hen doodden. Het gaat mij om de kruiperds zelf. Ik weet niks van hen en toch word ik geacht op een gegeven moment tegen hen te vechten. Ik heb een heleboel gevechten meegemaakt in mijn leven, soms in spelverband, soms — helemaal niet in spelverband. Ik heb iedere keer gewonnen omdat ik kon begrijpen hoe mijn vijand dacht. Dat kon ik afleiden uit wat ze deden. Ik kon nagaan wat zij dachten dat ik deed, welke wendingen zij het gevecht wilden laten nemen. En daar maakte ik dan gebruik van. Daar ben ik heel goed in. Begrijpen hoe andere mensen denken.’
‘De vloek waaronder de kinderen-Wiggin gebukt gaan.’Ze zei het als een grapje maar ze vond het een beangstigend idee dat Ender haar net zo volledig zou kunnen begrijpen als hij zijn vijanden begreep. Peter begreep haar altijd, of althans hij dacht dat hij haar begreep, maar hij was moreel zo’n beerput dat ze zich nooit hoefde te schamen, zelfs niet als hij haar slechtste gedachten raadde. Maar Ender — ze wilde niet dat hij haar doorzag. Ze zou zich naakt voelen; ze zou zich schamen. ‘Jij denkt dat je de kruiperds niet kunt verslaan als je hen niet kent.’
‘Het gaat nog veel dieper. Ik zat hier maar in mijn eentje en omdat ik niks te doen had ging ik ook over mezelf nadenken. Ik probeerde te begrijpen waarom ik zo’n ontzettende hekel aan mezelf heb.’
‘Nee, Ender.’
‘Geen gezeur van “Nee Ender”. Het heeft behoorlijk lang geduurd voor ik doorhad dat het zo was, maar geloof me, ik had een hekel aan mezelf. Heb. En het kwam ongeveer hier op neer: op het moment dat ik mijn vijand echt goed begrijp, goed genoeg om hem te kunnen verslaan, op dat moment hou ik ook van hem. Volgens mij is het onmogelijk om iemand echt te begrijpen, wat iemand wil, wat iemand gelooft, zonder van hem te houden op dezelfde manier als hij van zichzelf houdt. En dan, juist op het moment dat ik van iemand hou —’
‘Versla je hem.’Even was ze helemaal niet bang dat hij haar zou doorzien.
‘Nee, nee, je begrijpt het niet. Ik vernietig hem. Ik maak het hem onmogelijk om mij ooit nog pijn te doen. Ik stamp hem helemaal in elkaar tot hij gewoon niet meer bestaat.’
‘Natuurlijk doe je dat niet.’En nu kwam de angst terug, nog erger dan tevoren. Peter is milder geworden, maar jij, jou hebben ze in een moordenaar veranderd. Twee kanten van dezelfde munt, maar welke kant is wat?
‘Ik heb een paar mensen echt ernstig gewond, Valentine. Ik zuig dit niet uit m’n duim.’
‘Dat weet ik Ender.’Hoe zal je mij wonden?
‘Zie je nou wat voor iemand ik aan het worden ben, Val?’vroeg hij zacht. ‘Zelfs jij bent bang voor me.’En hij streelde haar zo zacht over haar wang dat ze wel kon janken. Net zo zacht als de aanraking van zijn handje toen hij nog een baby was. Dat herinnerde ze zich nog, zijn zachte, onschuldige babyhandje tegen haar wang.
‘Ik ben niet bang voor je,’zei ze en op dat moment was het waar.
‘Dat zou je wel moeten zijn.’
Nee. Juist helemaal niet. ‘Als je nog langer in het water blijft wordt je hele vel rimpelig. Bovendien krijgen de haaien je te pakken.’
Hij grijnsde. ‘De haaien hebben al heel lang geleden geleerd om mij met rust te laten.’Maar hij hees zich toch op het vlot waardoor het schuin ging hangen zodat er een hele golf water overheen spoelde. Het voelde koud aan tegen Valentines rug.
‘Ender, het gaat Peter lukken. Hij is slim genoeg om de tijd te nemen die ervoor nodig is, maar hij zal de macht in handen krijgen -zo niet nu meteen, dan toch later. Ik weet niet of dat goed of slecht zal zijn. Peter kan wreed zijn maar hij weet alles van het verwerven en handhaven van macht en er zijn tekenen die erop wijzen dat als de oorlog met de kruiperds eenmaal afgelopen is, en hij kan natuurlijk al afgelopen zijn voor hij ooit echt is begonnen, dat dan de wereld weer in een chaotische toestand zal terugvallen. Voor de Eerste Invasie was het Warschaupact onderweg naar de wereldhegemonie. Als ze dat na de oorlog weer gaan proberen —’
‘Dan zou zelfs Peter een beter alternatief zijn.’
‘Jij hebt iets van de vernietiger in jezelf ontdekt, Ender. Nou, ik ook. Peter had daar geen alleenrecht op, in weerwil van wat de testers dachten. En Peter heeft iets van de bouwer in zich. Hij is niet vriendelijk, maar hij maakt niet langer elk goed ding dat hij ziet kapot. Als je eenmaal beseft dat de macht uiteindelijk altijd in handen komt van het soort mensen dat hem begeert, kan hij bij slechter mensen dan bij Peter terechtkomen vind ik.’
‘Met zo’n krachtige aanbeveling zou ik zelf ook op hem stemmen.’
‘Soms lijkt het volkomen belachelijk. Een jongen van veertien en zijn jongere zusje die plannen maken om de wereldheerschappij in handen te krijgen.’Ze probeerde te lachen. Het was niet grappig. ‘We zijn niet bepaald normale kinderen, hè? Geen van drieën.’
‘Heb jij wel eens dat je zou willen dat we dat wel waren?’
Ze probeerde zich voor te stellen dat ze net zo was als de andere meisjes op school. Probeerde zich voor te stellen hoe haar leven zou zijn als ze zich niet verantwoordelijk voelde voor de toekomst van de wereld. ‘Het zou zo saai zijn.’
‘Volgens mij niet.’En hij strekte zich uit op het vlot alsof hij eeuwig op het water kon blijven liggen.
Het was waar. Wat ze op de Krijgsschool ook met Ender hadden uitgehaald, ambities koesterde hij niet meer. Hij wilde echt het door de zon opgewarmde water van deze kom niet verlaten.
Nee, besefte ze vervolgens. Nee, hij denkt dat hij hier niet vandaan wil, maar hij heeft nog veel te veel van Peter weg. Of te veel van mij. Geen van drieën zouden we met niets om handen erg lang gelukkig kunnen blijven. Of misschien kunnen we wel gewoon geen van drieën gelukkig worden met alleen onszelf als gezelschap.
En dus begon ze weer te porren. ‘Welke naam kent iedereen op de hele wereld?’
‘Mazer Rackham.’
‘En als jij nu de volgende oorlog wint, net als Mazer destijds?’
‘Mazer Rackham had mazzel. Hij was een invaller. Niemand geloofde in hem. Hij was gewoon toevallig op het juiste moment op de juiste plaats.’
‘Maar stel nou dat het je lukt. Stel dat je de kruiperds verslaat en dat jouw naam even beroemd wordt als die van Mazer Rackham.’
‘Laat iemand anders maar beroemd worden. Peter wil beroemd worden. Laat hij de wereld maar redden.’
‘Ik heb het niet over roem, Ender. Ik heb het ook niet over macht. Ik heb het over toevallige samenlopen van omstandigheden, zoals de omstandigheid dat Mazer Rackham toevallig ter plaatse was toen iemand de kruiperds tot staan moest brengen.’
‘Als ik hier ben,’zei Ender, ‘ben ik niet daar. Dan zijn daar wel anderen. Laten zij de mazzel maar hebben.’
Zijn toon van vermoeide onverschilligheid ergerde haar. ‘Ik heb het over mijn leven, egoïstische klootzak.’Als haar woorden hem al kwetsten, gaf hij dat in ieder geval niet te kennen. Hij bleef gewoon liggen met zijn ogen dicht. ‘Het is maar goed dat ik, toen jij klein was en Peter je pestte, niet rustig heb afgewacht tot mam en pap je kwamen redden. Ik wist dat je de monitor had, maar ik wachtte ook niet af tot zij zouden ingrijpen. Weet jij wat Peter mij deed als ik hem weer eens had verhinderd om jou pijn te doen?’
‘Hou je kop,’fluisterde Ender.
Omdat ze zag dat zijn borst trilde, omdat ze wist dat ze hem echt geraakt had, omdat ze wist dat ze net als Peter zijn zwakke plek had opgespoord om hem daar een steek toe te brengen, hield ze haar mond.
‘Ik kan de kruiperds niet verslaan,’zei Ender zacht. ‘Op een dag zal ik net als Mazer Rackham ter plaatse zijn en iedereen zal van mij afhankelijk zijn en dan kan ik het niet.’
‘Als jij het niet kunt, Ender, dan had niemand het gekund. Als je hen niet kunt verslaan, dan verdienen ze het om te winnen omdat ze sterker en beter zijn dan wij. Dan is het jouw schuld niet.’
‘Vertel dat maar aan de doden.’
‘Als jij het niet doet, wie doet het dan wel?’
‘Elke willekeurige ander.’
‘Niemand Ender. Ik zal je eens iets vertellen. Als je het probeert en je verliest, kan je er niets aan doen. Maar als je het niet probeert en we verliezen, dan is dat jouw schuld. Dan heb jij ons allemaal omgebracht.’
‘Ik ben toch al een moordenaar.’
‘Wat zou je dan anders moeten zijn? Mensen hebben hun hersens niet ontwikkeld om op meertjes rond te drijven. Doden is het eerste dat we leerden. En dat is maar goed ook, anders zouden wij nu uitgestorven zijn en zouden de tijgers de aarde in handen hebben.’
‘Ik heb nooit van Peter kunnen winnen. Wat ik ook zei of deed. Het lukte me nooit.’
Het draaide dus weer om Peter. ‘Hij was jaren ouder dan jij. En veel sterker.’
‘Dat zijn de kruiperds ook.’
Ze kon de logica van zijn gedachtengang wel volgen. Of liever gezegd de onlogica ervan. Hij kon winnen wat hij maar wilde, maar diep in zijn hart wist hij dat er altijd iemand zou zijn die hem kon vernietigen. Hij wist altijd dat hij niet echt had gewonnen omdat Peter er nog was, de ongeslagen kampioen.
‘Dus je wilt Peter verslaan?’vroeg ze.
‘Nee,’antwoordde hij.
‘Versla de kruiperds. Kom dan terug en kijk eens wie er nog op Peter Wiggin let. Kijk hem recht in zijn gezicht als de hele wereld van je houdt en je vereert. Dat zal in zijn ogen een nederlaag zijn, Ender. Zo moet je van hem winnen.’
‘Je begrijpt het niet,’zei hij.
‘Ja, ik begrijp het wel.’
‘Nee, je snapt het niet. Ik wil Peter helemaal niet verslaan.’
‘Wat wil je dan?’
‘Ik wil dat hij van me houdt.’
Daar had ze geen antwoord op. Voor zover zij wist hield Peter van niemand.
Ender zei niets meer. Bleef gewoon rustig liggen. En liggen.
Toen uiteindelijk met het dalen van de zon de muskieten boven het water kwamen zweven, nam Valentine druipend van het zweet een laatste duik in het water en begon vervolgens het vlot naar de kant te duwen. Ender liet uit niets blijken dat hij wist wat ze deed, maar aan zijn onregelmatige ademhaling hoorde ze dat hij niet sliep. Toen ze de kant bereikten, klauterde ze op de steiger en zei: ‘Ik hou van je, Ender. Meer dan ooit. Wat je ook gaat besluiten.’
Hij gaf geen antwoord. Ze betwijfelde of hij haar zou geloven. Ze liep tegen de helling omhoog, laaiend op de mensen die haar zo ver hadden gekregen om Ender op deze manier aan te vallen. Want ze had per slot van rekening precies gedaan wat ze van haar verlangden. Ze had Ender overgehaald om zijn opleiding te hervatten en hij zou haar dat niet gauw vergeven.
Nog druipend van zijn laatste duik in het meer verscheen Ender in de deuropening. Het was donker buiten en donker in de kamer waar Graff op hem wachtte.
‘Gaan we nu?’vroeg Ender.
‘Als je wilt,’zei Graff.
‘Wanneer?’
‘Als jij zover bent.’
Ender ging douchen en kleedde zich aan. Hij was eindelijk een beetje gewend aan de manier waarop burgerkleren om zijn lijf zaten maar hij voelde zich nog steeds niet lekker zonder uniform of flits-pak. Ik zal nooit meer een flitspak dragen, bedacht hij. Dat hoort bij het spel van de Krijgsschool en dat is afgelopen. Hij hoorde de krekels als idioten te keer gaan in het bos; vlakbij hoorde hij het knerpende geluid van een auto die traag over een grindpad reed.
Wat moest hij nog meer meenemen? Hij had verschillende van de boeken in de bibliotheek gelezen, maar die hoorden bij het huis en die mocht hij niet meenemen. Het enige dat zijn eigendom was was het vlot dat hij zelf gebouwd had. Dat zou hier ook blijven.
In de kamer waar Graff hem opwachtte brandde nu licht. Graff had zich ook verkleed. Hij was weer in uniform.
Ze zaten naast elkaar op de achterbank van de auto terwijl ze over landelijke wegen naar de achteringang van de luchthaven reden. ‘In de tijd toen de bevolking nog toenam,’zei Graff, ‘hielden ze in dit gebied de bossen en de boerderijen in stand. Dit land ligt op een waterscheiding. Uit de regen die hier valt ontspringen een heleboel rivieren en ondergrondse stromen. De Aarde is heel diep, Ender en leeft tot in zijn hart. Wij mensen leven alleen maar op de allerbovenste laag, zoals de insekten die op het schuim van het stilstaande water langs de oever leven.’
Ender zei niets.
‘Wij leiden onze bevelhebbers zo op als we doen omdat dat nodig is — ze moeten nu eenmaal op een bepaalde manier denken, ze mogen door een heleboel dingen niet afgeleid worden, en dus isoleren we hen. Jou. Houden jou in afzondering. En het werkt. Maar als je nooit mensen ontmoet, als je nooit de Aarde zelf leert kennen, als je tussen metalen wanden leeft die de koude ruimte buitensluiten, dan is het zo makkelijk om te vergeten waarom de Aarde het waard is om gered te worden. Waarom deze mensenwereld de tol die jij betaalt misschien wel waard is.’
Dus daarom heb je me hierheen gehaald, dacht Ender. Ondanks al je haast heb je daarom drie maanden de tijd genomen om me van de Aarde te leren houden. Nou, het heeft gewerkt. Al je trucs hebben gewerkt. Valentine ook; zij was ook een van jullie trucs, om mij eraan te herinneren dat ik niet voor mezelf naar school ga. Nou, ik weet het weer.
‘Ik mag dan misbruik gemaakt hebben van Valentine,’zei Graff, ‘en je zal me daar wel om haten, Ender, maar je moet één ding goed onthouden — het werkt alleen maar omdat wat er tussen jullie bestaat echt is, belangrijk is. Miljarden van zulke banden tussen menselijke wezens. Daar vecht je voor, om die in leven te houden.’
Ender draaide zijn gezicht naar het raampje en keek naar de dalende en stijgende helikopters en luchtschepen.
Ze namen een helikopter naar de ruimtehaven van de I.V. op Stumpy Point. Officieel heette de haven naar een dode Hegemoon, maar iedereen noemde hem Stumpy Point, naar het zielige kleine stadje dat onder het asfalt was verdwenen toen ze de aanvoerroutes aanlegden naar de enorme eilanden van staal en beton die het water van de Pamlico Sound bespikkelden. Er waren nog steeds watervogels die met hun aanstellerige kleine pasjes door het zoute water holden waar de bemoste bomen zich omlaag bogen alsof ze hun dorst wilden lessen. Het begon licht te regenen en het beton lag er zwart en glimmend bij; je kon moeilijk uitmaken waar het beton eindigde en het water van de Sound begon.
Graff leidde hem door een doolhof van formaliteiten. Zijn gezag droeg Graff bij zich in de vorm van een kleine plastic bal. Die liet hij in kokers vallen en dan vlogen deuren voor hen open en mensen sprongen groetend in de houding en de kokers spuwden het balletje weer uit en Graff ging verder. Ender merkte dat aanvankelijk iedereen naar Graff keek, maar naarmate ze verder in de ruimtehaven doordrongen begonnen de mensen op Ender te letten. Aanvankelijk was het de gezagdrager die opgemerkt werd, maar verderop waar iedereen gezag had, wilden ze zien wie hij bij zich had.
Pas toen Graff zich in de pendel op de stoel naast hem vastgespte besefte Ender dat Graff met hem mee zou opstijgen.
‘Hoe ver?’vroeg Ender. ‘Hoe ver reist u met me mee?’
Graff lachte zuinigjes. ‘De hele weg, Ender.’
‘Maken ze u directeur van de Officiersopleiding?’
‘Nee.’
Ze hadden Graff dus van zijn post op de Krijgsschool ontheven uitsluitend en alleen om Ender naar zijn volgende taak te vergezellen. Hoe belangrijk ben ik eigenlijk? vroeg hij zich af. En alsof Peter hem iets in het oor fluisterde hoorde hij een inwendige stem zeggen: Hoe kan ik dit gebruiken?
Hij huiverde en probeerde aan iets anders te denken. Peter droomde er dan misschien van om over de wereld te heersen, maar Ender niet. Maar als hij achteraf terugkeek naar zijn leven op de Krijgsschool, moest hij bekennen dat hij weliswaar nooit macht had nagestreefd, maar die wel altijd had bezeten. Maar dat was macht die voortkwam uit uitmuntendheid en niet uit manipulatie, concludeerde hij. Hij had geen reden om zich ervoor te schamen. Hij had nooit zijn macht gebruikt om iemand te kwetsen, behalve misschien met Erwt. En met Erwt was het gelukkig allemaal nog goed gekomen. Erwt was uiteindelijk een vriend geworden die de verloren Alai kon vervangen die op zijn beurt de plaats had ingenomen van Valentine die Peter hielp bij zijn gekonkel. Valentine die nog steeds van Ender hield, wat er ook zou gebeuren. En die gedachtentrein bracht hem terug bij de Aarde, terug bij de kalme uren midden op het stille water omringd door een kom van beboste heuvels. Dat is de Aarde, dacht hij. Niet een bol met een omtrek van duizenden kilometers, maar een bos met een glanzend meer, een huis dat verscholen ligt tussen hoge bomen op de top van een heuvel, een schuine met gras begroeide oever, vissen die opspringen en vogels die duikvluchten maken op jacht naar de insekten die op de grens van water en lucht leven. De Aarde was een voortdurend geroezemoes van krekels en wind en vogels. En de stem van een meisje dat hem toesprak vanuit zijn verre kindertijd. Dezelfde stem die hem ooit voor angst had behoed. Dezelfde stem die hij ten koste van alles in leven wilde houden, zelfs al moest hij daarvoor weer terug naar school, zelfs al moest hij daar de Aarde weer voor verlaten om de komende vier of veertig of vierduizend jaar niet meer terug te keren. Zelfs al hield ze meer van Peter dan van hem.
Hij had zijn ogen dicht en het enige geluid dat hij maakte was afkomstig van zijn ademhaling maar toch stak Graff zijn hand uit en klopte hem over het gangpad heen kort op de zijne. Ender verstrakte van verbazing en Graff haalde meteen zijn hand weer weg, maar even werd Ender getroffen door de verbazende gedachte dat Graff misschien enige genegenheid voor hem voelde. Maar nee, dit was natuurlijk gewoon weer een gebaar uit berekening. Graff was een kleine jongen aan het omvormen tot bevelhebber. Ongetwijfeld omvatte cursuspakket nummer 17 een gebaar van genegenheid van de kant van de leraar.
Een paar uur later bereikte de pendel de IPL-satelliet. De Interplanetaire Lanceersatelliet bevatte een stadje met drieduizend inwoners die de zuurstof inademden van de planten die hun ook tot voedsel dienden, het water dronken dat hun lichaam al tienduizend keer was gepasseerd en daar alleen maar leefden voor het onderhoudswerk aan de slepers die al het zware werk in het zonnestelsel deden en de pendels die hun lading en passagiers naar Aarde en Maan brachten. Het was een wereld waar Ender zich voor korte tijd thuis voelde omdat de vloeren er net als in de Krijgsschool omhoog welfden.
Hun sleper was nog betrekkelijk nieuw; de I.V. was altijd bezig zijn oudste schepen af te stoten en te vervangen door de nieuwste modellen. Deze had zojuist een enorme lading getrokken staal aangevoerd, vervaardigd door een fabrieksschip dat in de planetoïdengordel kleine planeetjes sloopte. Het staal zou op de Maan gedropt worden en nu was de sleper gekoppeld aan een sleep van veertien schuiten. Maar Graff liet zijn balletje weer in de afleesbuis vallen en alle veertien schuiten werden losgekoppeld van de sleper. Dit keer zou hij een snelle tocht maken naar een bestemming die Graff had opgegeven en die pas zou worden vrijgegeven als de sleper los was van de IPL-satelliet.
‘Nou, zo’n geheim is dat niet hoor,’zei de sleperkapitein. ‘Een onbekende bestemming is altijd een ISL.’Naar analogie van IPL besloot Ender dat die letters Interstellaire Lanceersatelliet moesten betekenen.
‘Dit keer niet,’zei Graff.
‘Waar gaan we dan heen?’
‘I.V.-Hoofdkwartier.’
‘Ik ben niet bevoegd om te weten waar zich dat bevindt, kolonel.’
‘Uw schip weet het wel,’zei Graff. ‘Laat dit maar door de computer bekijken en volg gewoon de koers die hij uitzet.’Hij overhandigde de kapitein de plastic bal.
‘Moet ik soms de hele reis met m’n ogen dicht zitten om niet te kunnen raden waar we ergens zitten?’
‘O nee, natuurlijk niet. Het I.V.-Hoofdkwartier bevindt zich op de kleine planeet Eros, die hier ongeveer drie maanden reizen vandaan ligt als je de hoogst mogelijke snelheid rekent. En die snelheid neemt u natuurlijk.’
‘Eros? Maar ik dacht dat de kruiperds die hele planeet hadden afgebrand tot een radioactieve — ah. Sinds wanneer bezit ik de bevoegdheid om dit te weten?’
‘Die bezit u niet. Als we dus op Eros arriveren, zult u ongetwijfeld ter plaatse een permanente taak opgedragen krijgen.’
De kapitein begreep het onmiddellijk en het stond hem helemaal niet aan. ‘Ik ben piloot, vuile smeerlap, en jullie hebben geen recht om me op een brok steen op te sluiten!’
‘Ik zal uw ongepaste taal tegen een meerdere over het hoofd zien. Het spijt me zeer, maar ik heb opdracht om de snelste militaire sleper die beschikbaar was te nemen. Op het moment dat ik aankwam was dat toevallig uw schip. Het is niet zo dat ze u speciaal moesten hebben. Kop op. Misschien is de oorlog over vijftien jaar wel afgelopen en dan hoeft de locatie van het I.V.-Hoofdkwartier niet langer geheim te blijven. O trouwens, voor het geval u er zo een bent die graag op het oog aanlegt, moet ik u waarschuwen dat Eros geheel verduisterd is. Zijn albedo is maar iets helderder dan die van een zwart gat. Hij is niet te zien.’
‘Nou bedankt,’zei de kapitein.
Ze waren al bijna een maand onderweg toen hij pas weer een beleefde toon aansloeg tegen kolonel Graff.
De scheepscomputer bevatte een beperkte bibliotheek — hij was eerder ingesteld op vermaak dan op onderricht. En dus zaten Graff en Ender na het ontbijt en wat ochtendgymnastiek meestal te praten. Over de Officiersopleiding. Over de Aarde. Over sterrenkunde en natuurkunde en over alles wat Ender wilde weten.
En hij wilde vooral van alles weten over de kruiperds.
‘We weten eigenlijk niet veel,’zei Graff. ‘We hebben nooit een levende in gevangenschap gehad. Zelfs als we er een levend en ongewapend vingen, stierf hij zodra duidelijk werd dat hij gevangen genomen was. Zelfs het hij is onzeker — het is zelfs erg waarschijnlijk dat de meeste kruiperdsoldaten vrouwelijk zijn maar dan met geatrofieerde of rudimentaire geslachtsorganen. We kunnen het niet bepalen. Bovendien zou jij juist het meest hebben aan kennis over hun psychologie en we hebben nu niet bepaald de kans gehad om een diepgaand gesprek met hen te voeren.’
‘Vertelt u me maar wat u weet, misschien steek ik dan toch nog wel iets nuttigs op.’
En dus vertelde Graff hem wat hij wist. De kruiperds waren organismen die zich eventueel ook op Aarde hadden kunnen ontwikkelen als alles een miljard jaar geleden anders was gelopen. Op moleculair niveau waren er geen verrassingen. Zelfs het genetische materiaal was van gelijke aard. Het was geen toeval dat ze voor mensen erg op insekten leken. Hoewel hun inwendige organen inmiddels veel ingewikkelder en meer gespecialiseerd waren dan die van insekten, en hoewel ze een inwendig skelet hadden ontwikkeld en het grootste deel van hun uitwendige pantser was verdwenen, was hun fysieke bouw nog een afspiegeling van die van hun voorouders, die heel goed erg veel op Aardse mieren hadden kunnen lijken. ‘Maar laat je daardoor niet voor de gek houden,’zei Graff. ‘Dat betekent net zo veel als wanneer ik zou zeggen dat onze voorouders heel goed erg veel op eekhoorns hadden kunnen lijken.’
‘Als dat alles is waar we op af moeten gaan, is het tenminste iets,’zei Ender.
‘Eekhoorns hebben nooit sterschepen gebouwd,’zei Graff. ‘Gewoonlijk telt de weg tussen het verzamelen van noten en zaden en het oogsten van planetoïden en het opzetten van permanente onderzoeksstations op de manen van Saturnus nogal wat tussenstappen.’
De kruiperds konden waarschijnlijk ongeveer hetzelfde lichtspectrum waarnemen als mensen en hun schepen en grondinstallaties hadden kunstmatige verlichting. Maar hun voelsprieten leken bijna rudimentair. Uit hun anatomie bleek op geen enkele manier dat reuk, gevoel of gehoor voor hen een bijzondere rol speelden. ‘We kunnen het natuurlijk nooit zeker weten, maar wij konden geen enkele manier ontdekken waarop ze geluid gebruikt zouden kunnen hebben voor communicatie. Het gekst van alles was nog wel dat ze op hun schepen ook geen communicatieapparatuur hadden. Geen radio’s, niets dat enige soort signaal zou kunnen versturen of ontvangen.’
‘Ze communiceren van schip naar schip. Ik heb de video’s gezien, ze praten met elkaar.’
‘Dat is waar, maar van lijf naar lijf, van geest naar geest. Dat is het belangrijkste wat we van hen te weten zijn gekomen. Hoe ze het ook doen, hun communicatie kost geen tijd. De snelheid van het licht is geen belemmering. Toen Mazer Rackham hun invasievloot versloeg, gooiden ze er allemaal het bijltje bij neer. Meteen. Allemaal tegelijk. Er was geen tijd geweest voor een bericht. Alles hield gewoon op.’
Ender herinnerde zich de beelden van ongedeerde kruiperds die dood op hun post zaten.
‘Toen wisten we dat het mogelijk was. Om sneller dan het licht te communiceren. Dat was zeventig jaar geleden, en toen we eenmaal wisten dat het mogelijk was, deden we het. Ik persoonlijk natuurlijk niet, ik was toen nog niet eens geboren.’
‘Hoe is het dan mogelijk?’
‘Ik kan je de filootnatuurkunde niet uitleggen. Trouwens de helft ervan wordt door niemand begrepen. Wat belangrijk is, is dat we de weerwort hebben gebouwd. De officiële naam is filootparallaxmomentcommunicator, maar iemand dook uit een oud boek ergens de naam weerwort op en die sloeg aan. Niet dat trouwens erg veel mensen het bestaan van het apparaat kennen.’
‘Dat betekent dat schepen met elkaar zouden kunnen praten al zaten ze elk aan de andere kant van het zonnestelsel,’zei Ender.
‘Het betekent,’zei Graff, ‘dat schepen met elkaar zouden kunnen praten al zaten ze elk aan de andere kant van het melkwegstelsel. En de kruiperds kunnen het zonder machines.’
‘Dus toen ze verslagen waren wisten ze het op hetzelfde moment,’zei Ender. ‘Ik vermoedde altijd al zo iets — iedereen zei altijd dat ze misschien wel pas vijfentwintig jaar geleden gemerkt hebben dat ze de strijd verloren hebben.’
‘Dat is om de mensen niet in paniek te laten raken,’zei Graff. ‘Ik vertel je trouwens nu dingen die je absoluut niet mag weten als je ooit het I.V.-Hoofdkwartier zou verlaten. Vóór het eind van de oorlog.’
Ender was kwaad. ‘Als u me ook maar een beetje kent zou u toch moeten weten dat ik een geheim kan bewaren.’
‘Het is een vaste regel. Mensen onder de vijfentwintig worden als een gevaar voor de veiligheid beschouwd. Het is erg onrechtvaardig tegenover een heleboel zeer verantwoordelijke kinderen, maar het helpt wel om het aantal mensen dat per ongeluk iets zou kunnen verklappen klein te houden.’
‘Waar is al die geheimzinnigheid trouwens nodig voor?’
‘Omdat we een paar verschrikkelijke risico’s genomen hebben, Ender, en we niet willen dat elk netwerk op aarde die beslissingen gaat bekritiseren. Zie je, zodra we een werkende weerwort hadden, hebben we die in onze beste sterschepen gestopt en die erop uitgestuurd om de thuisstelsels van de kruiperds aan te vallen.’
‘Weten we waar ze nu zijn?’
‘Ja.’
‘Dus we wachten niet op de Derde Invasie.’
‘Wij zijn de Derde Invasie.’
‘Wij vallen hen aan. Niemand zegt dat. Iedereen denkt dat wij een reusachtige vloot van oorlogsschepen hebben die in het kometenafweerscherm de wacht houdt —’
‘Zelfs niet één schip. We zijn hier volkomen onbeschermd.’
‘En als ze nou een vloot sturen om ons aan te vallen?’
‘Dan zijn we er geweest. Maar onze schepen hebben zo’n vloot niet waargenomen en ook geen tekenen die op het bestaan ervan wijzen.’
‘Misschien hebben ze het wel opgegeven en zijn ze van plan om ons met rust te laten.’
‘Misschien. Je hebt de videobanden gezien. Zou jij het voortbestaan van de mensheid willen laten afhangen van de kans dat ze het opgegeven hebben en ons met rust zullen laten?’
Ender probeerde te overzien hoeveel tijd er intussen verstreken was. ‘En de schepen reizen nu al zeventig jaar —’
‘Een deel ervan. Andere dertig jaar en weer andere nog maar twintig jaar. We maken nu betere schepen. We hebben inmiddels beter geleerd hoe we met de ruimte moeten omgaan. Maar elk sterschip dat niet nog afgebouwd moet worden is onderweg naar een wereld of een buitenpost van de kruiperds. Elk sterschip, met een buik vol kruisers en jagers, nadert daarginds de kruiperds. Ze minderen vaart omdat ze er al bijna zijn. De eerste schepen stuurden we naar de allerverste doelen, de jongere schepen naar doelen dichterbij. We hebben het allemaal behoorlijk goed getimed. Binnen een periode van een paar maanden zullen ze allemaal binnen gevechtsbereik van hun doel komen. Jammer genoeg zal onze primitiefste, verouderde uitrusting hun thuiswereld moeten aanvallen. Hoewel ze goed genoeg bewapend zijn — wij hebben een aantal wapens die de kruiperds nog nooit gezien hebben.’
‘Wanneer arriveren ze ter plaatse?’
‘Binnen de komende vijf jaar, Ender. Op het I.V.-Hoofdkwartier is alles ervoor klaar. De hoofdweerwort staat er opgesteld en houdt contact met onze hele invasievloot; de schepen zijn allemaal in orde en gevechtsklaar. Het enige dat ons nog ontbreekt is een commandant die de strijd kan leiden. Iemand die weet wat hij met die schepen moet aanvangen als ze ter plaatse arriveren.’
‘En als nou niemand weet wat hij ermee moet aanvangen?’
‘Dan doen we gewoon ons best met de beste bevelhebber die we kunnen krijgen.’
Dat ben ik dus, dacht Ender. Ze willen dat ik over vijf jaar klaar ben. ‘Kolonel Graff, er is geen kijk op dat ik op tijd klaar ben om het bevel over een hele vloot te voeren.’
Graff haalde zijn schouders op. ‘Nou en. Jij doet gewoon je best. Als je nog niet klaar bent, zien we ons wel te redden met wat we hebben.’
Dat stelde Ender een beetje gerust.
Maar niet lang. ‘Op dit moment hebben we natuurlijk helemaal niemand, Ender.’
Ender wist dat dit weer een van Graffs spelletjes was. Hij wil mij laten geloven dat het allemaal van mij afhangt, om te voorkomen dat ik ga slabakken, om ervoor te zorgen dat ik mezelf tot het uiterste zal drijven.
Maar, spelletje of niet, het zou ook waar kunnen zijn. En dus zou hij zo hard mogelijk werken. Dat had Val van hem verlangd. Vijf jaar. Nog maar vijf jaar tot de vloot arriveert en ik weet nog helemaal niks. ‘Over vijf jaar ben ik nog maar vijftien,’zei Ender.
‘Bijna zestien,’zei Graff. ‘Het hangt er helemaal vanaf wat je dan zult weten.’
‘Kolonel Graff,’zei hij. ‘Ik wil eigenlijk alleen maar terug naar de Aarde en in het meer zwemmen.’
‘Als we de oorlog gewonnen hebben,’zei Graff. ‘Of verloren natuurlijk. Voor ze hier arriveren om ons af te maken hebben we nog een paar tientallen jaren. Het huis blijft wel staan en ik beloof je dat je kan zwemmen zoveel je hartje begeert.’
‘Maar dan ben ik nog steeds te jong om geen veiligheidsrisico meer te vormen.’
‘We laten je gewoon dag en nacht bewaken door een gewapende schildwacht. De militairen weten wel hoe ze zulke dingen moeten aanpakken.’
Ze moesten alle twee lachen en Ender moest zichzelf streng voorhouden dat Graff alleen maar net deed of hij een vriend was, dat alles wat hij deed leugen of bedrog was, erop gericht om Ender in een doelmatige vechtmachine te veranderen. Ik zal precies het werktuig worden dat je van me wilt maken, zei Ender in stilte, maar niet omdat ik erin ben gelopen. Ik zal het doen omdat ik het verkoos en niet omdat jij me voor de gek hield, sluwe rotzak.
De sleper bereikte Eros al voor ze de planetoïde konden zien. De kapitein toonde hun het zichtbare beeld en liet daar overheen het infraroodbeeld verschijnen. Ze zaten er bijna bovenop — nog maar vierduizend kilometer van het oppervlak verwijderd — maar Eros met zijn lengte van maar vierentwintig kilometer was volkomen onzichtbaar alsof hij geen spatje zonlicht weerkaatste.
De kapitein legde het schip aan op een van de drie landingsplatforms die rond Eros cirkelden. Het schip kon niet rechtstreeks op Eros landen omdat Eros een verhoogde zwaartekracht had en de voor het slepen van vrachten ontworpen sleper nooit meer uit de zwaartekrachtput zou kunnen ontsnappen. Hij wenste hen geprikkeld vaarwel maar Ender en Graff bleven opgewekt. De kapitein was verbitterd over het feit dat hij zijn sleper moest verlaten; Ender en Graff voelden zich meer als gevangenen die eindelijk op erewoord worden vrijgelaten. Toen ze aan boord stapten van de pendel die hen naar het oppervlak van Eros zou brengen, declameerden ze allerlei verdraaide stukken tekst uit de videofilm die de kapitein eindeloos vaak had zitten bekijken en lachten als gekken. De kapitein werd saggerijnig en trok zich terug door net te doen of hij in slaap viel. Toen stelde Ender Graff nog een laatste vraag, alsof die eerst nu pas bij hem opkwam.
‘Waarom vechten we eigenlijk tegen de kruiperds?’
‘Ik heb allerlei redenen horen noemen,’zei Graff. ‘Omdat ze een overbevolkt stelsel hebben en wel moeten koloniseren. Omdat ze de gedachte niet kunnen verdragen dat er een andere verstandelijke levensvorm in het heelal bestaat. Omdat ze niet vinden dat wij een verstandelijke levensvorm zijn. Omdat ze een of andere griezelige godsdienst hebben. Omdat ze onze oude TV-uitzendingen gezien hebben en tot de conclusie zijn gekomen dat wij hopeloos gewelddadig zijn. Allerlei soorten redenen.’
‘Wat denkt u zelf?’
‘Het maakt helemaal niet uit wat ik ervan denk.’
‘Ik wil het toch graag weten.’
‘Ze moeten rechtstreeks met elkaar communiceren, Ender, van geest naar geest. Wat de een denkt, kan de ander ook denken; wat de een onthoudt, kan de ander ook onthouden. Waarom zouden ze ooit taal ontwikkelen? Waarom zouden ze ooit leren lezen en schrijven? Hoe zouden ze moeten weten wat lezen en schrijven is als ze het ooit tegenkwamen? Of tekens? Of getallen? Of wat wij dan ook allemaal gebruiken om te communiceren? Dit is niet gewoon maar een kwestie van de ene taal in de andere vertalen. Zij hebben helemaal geen taal. Wij hebben alle middelen die we konden bedenken gebruikt om met hen te communiceren, maar ze hebben zelfs de apparatuur niet die hun zou kunnen laten weten dat wij signalen uitzenden. En misschien hebben ze wel geprobeerd om tegen ons te denken en kunnen ze niet begrijpen waarom wij maar niet reageren.’
‘Dus de hele oorlog is alleen maar omdat we niet met elkaar kunnen praten.’
‘Als de ander jou zijn verhaal niet kan vertellen, kun je er nooit zeker van zijn dat hij niet aan het proberen is om je te doden.’
‘En als we hen nu eens gewoon met rust lieten?’
‘Ender, wij zijn niet als eersten bij hen gekomen, zij kwamen bij ons. Als zij ons met rust zouden laten hadden ze dat honderd jaar geleden ook wel kunnen doen, vóór de Eerste Invasie.’
‘Misschien wisten ze toen wel niet dat wij een verstandelijke levensvorm zijn. Misschien —’
‘Ender, geloof me, over dit onderwerp is al een eeuw lang gediscussieerd. Niemand weet het antwoord. Maar als puntje bij paaltje komt is er één beslissing onvermijdelijk: als een van ons beiden het onderspit moet delven, laten we er verdomme dan wel voor zorgen dat wij het zijn die uiteindelijk de boel overleven. Onze genen zouden trouwens geen andere beslissing toestaan. De natuur kan geen soort ontwikkelen die geen overlevingsdrift bezit. Individuen kunnen wel leren om zich op te offeren, maar de soort als geheel kan nooit beslissen om op te houden met bestaan. Daarom zullen wij als het ons lukt, de kruiperds uitroeien tot op de laatste man en zullen zij als het hun lukt, ons uitroeien tot op de laatste man.’
‘Persoonlijk heb ik wel een voorkeur voor overleven,’zei Ender.
‘Dat weet ik,’zei Graff. ‘Daarom ben je ook hier.’