‘Nu meteen?’
‘Ik denk het wel.’
‘Het moet een bevel zijn, kolonel Graff. Legers komen niet in beweging omdat een bevelhebber zegt: “Ik denk dat het tijd is om aan te vallen.” ’
‘Ik ben geen bevelhebber. Ik ben onderwijzer van jonge kinderen.’
‘Kolonel, ik geef toe dat ik heb dwarsgelegen, ik geef toe dat ik een vervelende klier ben geweest, maar het werkte, alles werkte precies zoals je het wenste. De laatste paar weken is Ender zelfs, zelfs —’
‘Gelukkig?’
‘Tevreden. Hij doet het heel goed. Hij heeft een scherp verstand en zijn spel is uitstekend. Hoe jong hij ook is, we hebben nog nooit een jongen gehad die beter op een commando was voorbereid dan hij. Meestal krijgen ze het op hun elfde pas, maar hij is met zijn negen en een half al een van de besten.’
‘Mmm, tja. Ik haalde het net even in mijn malle hoofd om me af te vragen wat voor soort mens je moet zijn om de pijn van een gekwetst kind een beetje te verlichten, alleen maar om hem vervolgens opnieuw in de strijd te werpen. Een klein persoonlijk dilemma. Let er alsjeblieft niet op. Ik was een beetje moe.’
‘We moesten de wereld redden, weet je nog?’
‘Roep hem maar binnen.’
‘We doen wat gedaan moet worden, kolonel Graff.’
‘Kom nou, Anderson, je zit gewoon te popelen om te zien hoe hij al die spellen met ongelijke kansen zal aanpakken die ik heb laten ontwikkelen.’
‘Dat is een misselijke opmerking —’
‘Ik ben ook een misselijke kerel. Kom nou, majoor, wij zijn de grootste rotzakken van de hele aarde. Ik zit ook te popelen om te zien hoe hij ze zal aanpakken. Ten slotte hangt ons leven ervan af of hij het goed doet. Niet dan?’
‘U begint toch niet net zo slordig te praten als de jongens, hè?’
‘Roep hem binnen, majoor. Ik zal de werkroosters naar zijn bestanden kopiëren en hem zijn beveiligingssysteem geven. Wat we hem aandoen is niet helemaal slecht, weet je. Hij krijgt tenminste zijn privacy terug.’
‘Zijn eenzaamheid zal je bedoelen.’
‘De eenzaamheid van de macht. Ga hem nu maar halen.’
‘In orde. Ik ben over een kwartier met hem terug.’
‘Tot zo. Tja, tja, tja. Ik hoop dat je plezier hebt gehad, ik hoop dat je erg van je gelukkig zijn hebt genoten, Ender. Het was misschien wel voor het laatst van je leven. Kom toch binnen, jongetje. Oompje Graff heeft leuke plannetjes met je.’
Zodra ze hem binnenriepen wist Ender wat er aan de hand was. Iedereen verwachtte dat hij al vroeg een commando zou krijgen. Misschien niet zo vroeg, maar hij stond nu bijna drie jaar onafgebroken boven aan de rangordelijst en niemand kwam er ook maar bij hem in de buurt, en zijn avondgroep was de groep met het meeste aanzien in de hele school. Er waren mensen die zich afvroegen waarom de leraren zo lang gewacht hadden.
Hij vroeg zich af welk leger ze hem zouden geven. Er zouden weldra drie bevelhebbers afstuderen, waaronder Petra, maar hij hoefde gerust niet te hopen dat hij het Feniksleger zou krijgen — niemand volgde ooit de commandant op van het leger waarvan hij deel uitmaakte op het moment dat hij bevorderd werd.
Anderson liet hem eerst zijn nieuwe slaapvertrek zien. Dat maakte het zeker — alleen commandanten hadden een eigen kamer. Toen liet hij hem de maat nemen voor nieuwe uniformen en een nieuw flitspak. Hij keek op de formulieren om de naam van zijn nieuwe leger te ontdekken.
Draak, stond op het formulier. Er bestond helemaal geen Drakenleger.
‘Ik heb nog nooit van het Drakenleger gehoord,’zei Ender.
‘Dat komt omdat er al vier jaar geen Draken meer zijn. We hebben de naam een tijdje uit de roulatie genomen omdat er een bijgeloof aan kleefde. Geen enkel Drakenleger in de hele geschiedenis van de Krijgsschool heeft ooit zelfs maar een derde van zijn gevechten gewonnen. Het werd een beetje een lachertje.’
‘Waarom blazen jullie het dan nu weer nieuw leven in?’
‘We hadden een heleboel uniformen over.’
Graff zat achter zijn bureau en leek dikker en vermoeider dan de laatste keer dat Ender hem had gezien. Hij overhandigde Ender zijn haak, het doosje dat bevelhebbers gebruikten om zich tijdens de oefeningen in de strijdzaal naar believen te verplaatsen. Tijdens zijn avondoefeningen had Ender menigmaal gewenst dat hij een haak had in plaats van langs de wanden te moeten stuiteren om te komen waar hij wilde zijn. Nu hij zich inmiddels ontzettend behendig kon verplaatsen zonder haak, kreeg hij er eindelijk een. ‘Hij werkt alleen,’deelde Anderson mee, ‘tijdens de jou officieel toegewezen oefentijd.’Aangezien Ender nu al van plan was om extra oefeningen in te stellen, betekende dat dat de haak maar een deel van de tijd bruikbaar zou zijn. Het verklaarde ook waarom zo veel bevelhebbers nooit extra oefenden. Ze waren afhankelijk van de haak en die werkte niet tijdens extra oefenuren. Als ze dan ook nog meenden dat die haak hun gezag bevatte, hun macht over de andere jongens, dan waren ze natuurlijk nog minder geneigd om zonder die haak te werken. Dat is in ieder geval iets dat ik op sommige van mijn vijanden voorheb, bedacht Ender.
Graffs officiële welkomstpraatje klonk verveeld en uit het hoofd geleerd. Pas aan het eind begon hij zo te horen een beetje belangstelling te vertonen voor zijn eigen woorden. ‘We gaan iets ongebruikelijks proberen met het Drakenleger. Ik hoop dat je het niet erg vindt. We hebben een nieuw leger samengesteld door zo ongeveer het equivalent van een hele Pendellichting tegelijk te bevorderen en de bevordering van een flink aantal gevorderde leerlingen uit te stellen. Ik denk dat de kwaliteit van je soldaten je wel zal aanstaan. Ik hoop het van harte, want we verbieden je om er ook maar één te ruilen.’
‘Niet ruilen?’vroeg Ender. Door onderling ruilen werkten de bevelhebbers gewoonlijk hun zwakke plekken weg.
‘Absoluut niet. Zie je, jij doet die extra avondoefeningen nu al drie jaar. Je hebt volgelingen. Flink wat goede soldaten zouden oneerlijke druk op hun bevelhebbers gaan uitoefenen om naar jouw leger uitgeruild te worden. We hebben jou een leger gegeven dat op den duur bovenaan in de competitie kan meedraaien. We zijn niet van plan om je op een oneerlijke manier te laten winnen.’
‘En als ik nou een soldaat heb waar ik niet mee kan opschieten?’
‘Dan zorg je maar dat je wel met hem kunt opschieten.’Graff sloot zijn ogen. Anderson stond op en het gesprek was afgelopen.
Draak kreeg de kleuren grijs, oranje, grijs toegewezen; Ender trok zijn flitspak aan en volgde toen de lichtwijzer tot hij bij de slaapzaal kwam waar zijn manschappen gehuisvest zouden worden. Ze waren er al en hingen rond bij de ingang. Ender nam onmiddellijk de leiding. ‘Britsindeling volgens dienstjaren. Veteranen achterin, nieuwe soldaten voorin.’
Dat was precies het omgekeerde van het gebruikelijke patroon en dat wist Ender heel goed. Hij wist ook dat hij niet van plan was om net zo te worden als een heleboel andere bevelhebbers die de jongste jongens nooit onder ogen kregen omdat ze altijd achter in de zaal waren.
Terwijl zij zich in volgorde van hun aankomst op de Krijgsschool verdeelden over de slaapzaal liep Ender heen en weer door het gangpad. Bijna dertig van zijn soldaten waren nieuw, kersvers uit hun Pendellichting en volkomen onervaren in het gevecht. Sommigen waren niet eens oud genoeg — de jongens het dichtst bij de deur waren gewoon zielig klein. Ender bedacht dat hij er voor Bonzo Madrid ook zo moest hebben uitgezien toen hij daar voor het eerst kwam. Maar Bonzo had maar één jonkie in zijn ploeg gehad.
Niet een van de veteranen was afkomstig uit de elitegroep waarmee Ender oefende. Geen van allen waren ze ooit pltonleider geweest. Ze waren geen van allen ouder dan Ender zelf en dat betekende dat zelfs zijn veteranen niet meer dan achttien maanden gevechtservaring hadden. Sommigen herkende hij zelfs niet eens, zo weinig indruk hadden ze gemaakt.
Zij herkenden Ender natuurlijk wel, omdat hij de beroemdste soldaat van de hele school was. En Ender zag dat sommigen hem niet mochten. Nou ja, ze hebben me in ieder geval één gunst bewezen -geen van mijn soldaten is ouder dan ik.
Zodra iedere soldaat een brits had, droeg Ender hun op om hun flitspak aan te trekken en te komen oefenen. ‘We zitten in het ochtendschema, na het ontbijt meteen oefenen. Officieel hebben jullie een uur vrij tussen ontbijt en oefenperiode. We zullen zien wat er gebeurt als ik eenmaal weet wat jullie kunnen.’Drie minuten later gaf hij het bevel om de slaapzaal te verlaten, hoewel een heel stel hun flitspak nog niet aanhad.
‘Maar ik sta nog in m’n nakie!’zei een van de jongens.
‘Volgende keer vlugger aankleden. Drie minuten van het eerste bevel tot het sein om de deur uit te hollen — dat is de regel deze week. Volgende week is de regel twee minuten. Mars!’Binnen de kortste keren zou de hele school zich rotlachen om het feit dat de Draken zo dom waren dat ze zich moesten oefenen in aankleden.
Vijf van de jongens waren nog spiernaakt toen ze met hun flitspak in hun armen door de gangen holden; maar weinig waren er volledig aangekleed. Iedereen keek als ze langs geopende klasdeuren kwamen. Niemand zou nog een keer te laat klaar zijn als hij het kon helpen.
In de nabijheid van de strijdzaal liet Ender hen door de gangen heen en weer hollen, in hoog tempo, zodat ze liepen te zweten, terwijl de naaktlopers hun pak aantrokken. Toen nam hij hen mee naar de bovendeur, de deur die in het midden van de strijdzaal uitkwam, net als bij de echte wedstrijden. Hij liet hen met vier tegelijk opspringen en de handvaten aan het plafond gebruiken om zich de zaal in te slingeren. ‘Verzamelen op de verste wand,’zei hij. ‘Alsof je op de poort van de vijand afduikt.’
Dat met zijn vieren tegelijk door de deur naar binnen springen was erg onthullend. Bijna niemand wist hoe hij in een rechte lijn op zijn doel moest afgaan, en als ze de overkant bereikten hadden maar weinig van de nieuwelingen er enig benul van hoe ze zich moesten vastgrijpen of zelfs maar hoe ze konden voorkomen dat ze weer terugstuiterden.
De laatste die sprong was een klein gozertje, duidelijk veel te jong. Die zou nooit bij de handvaten aan het plafond kunnen.
‘Als je wilt mag je wel een wandhandvat gebruiken,’zei Ender.
‘Lik me reet,’zei de jongen. Hij nam een aanloopje, tikte het plafondhandvat met een vinger aan en vloog zonder enige beheersing door de poort, naar drie kanten tegelijk tollend. Ender probeerde te beslissen of het hem wel aanstond dat dat kleine knulletje een gunst weigerde of dat hij hem zijn opstandige houding kwalijk nam.
Eindelijk was iedereen dan toch verzameld op de verste wand. Ender zag dat ze zich zonder uitzondering opgesteld hadden met hun hoofd nog in de richting die in de gang boven was geweest. Ender greep zich dus vast aan wat zij als de vloer beschouwden en bungelde ondersteboven voor hun neus. ‘Waarom hangen jullie ondersteboven, mannen?’vroeg hij.
Een aantal van hen begon zich om te draaien.
‘Geef acht!’Ze hielden op. ‘Ik vroeg waarom jullie ondersteboven hingen!’
Niemand gaf antwoord. Ze wisten niet wat hij van hen verwachtte.
‘Ik vroeg waarom jullie stuk voor stuk je voeten in de lucht hebben en je hoofd naar de grond!’
Eindelijk deed er een zijn mond open. ‘Commandant, dit is de oriëntatie waarin we uit de deur kwamen.’
‘En maakt dat wat uit? Maakt de richting van de zwaartekracht in de gang wat uit? Gaan we soms in de gang vechten! Is er hier zwaartekracht?’
Nee commandant. Natuurlijk niet, commandant.
‘Van nu af aan vergeet je de zwaartekracht als je door die deur gaat. De oude zwaartekracht is verdwenen, weggevaagd. Begrepen? Wat je zwaartekracht ook is als je bij de poort aankomt, denk eraan — de poort van de vijand is beneden. Je voeten zijn naar de vijandelijke poort gericht. Boven is waar je eigen poort is. Noord is die kant, zuid is die kant, oost is die kant en west is — welke kant?’
Ze wezen.
‘Dat verwachtte ik al. Het enige proces dat jullie onder de knie hebben is het eliminatieproces en de enige reden dat jullie dat beheersen is het feit dat je dat op de plee kan doen. Wat was dat voor een spektakel dat ik daarnet zag! Noemen jullie dat opstellen? Noemen jullie dat vliegen? Opgelet iedereen, afzetten en opstellen op het plafond! Nu! Mars!’
Zoals Ender al had verwacht zette een flink aantal van hen zich niet af in de richting van de wand met de deur erin, maar in de richting van de wand die Ender noord had genoemd, de richting die boven was toen ze nog in de gang stonden. Natuurlijk beseften ze vrijwel meteen dat ze zich vergisten, maar toen was het al te laat — ze moesten wachten om hun fout te herstellen tot ze tegen de noordwand botsten.
Ondertussen deelde Ender hen in gedachten in in trage leerlingen en snelle leerlingen. Het kleinste gozertje, die als laatste door de deur was gesprongen, was de eerste die bij de juiste wand arriveerde en hij greep zich behendig vast. Ze hadden gelijk gehad toen ze hem bevorderden. Hij zou het goed doen. Maar hij was ook brutaal en opstandig en hij had waarschijnlijk ontzettend de pest in dat hij een van de jongens was geweest die van Ender naakt door de gangen hadden moeten lopen.
‘Jij!’zei Ender en hij wees naar de kleine. ‘Wat is beneden?’
‘Waar de poort van de vijand is.’Het antwoord kwam er snel uit. Maar ook korzelig, alsof hij wilde zeggen: Goed, goed, nou weten we het wel, nu graag de dingen die echt belangrijk zijn.
‘Hoe heet je, knul?’
‘Deze soldaat heet Erwt, commandant.’
‘Vanwege je lengte of vanwege je verstand?’De andere jongens moesten een beetje lachen. ‘Nou Erwt, je zit op het juiste spoor. Luister goed allemaal want dit is belangrijk. Niemand komt die deur door zonder een goede kans om meteen getroffen te worden. Vroeger had je een seconde of tien, twintig de tijd voor je in beweging hoefde te komen. Tegenwoordig word je gelijk bevroren als je niet al uit de deur stroomt als de vijand uit de zijne komt. Wat gebeurt er eigenlijk als je bevroren wordt.’
‘Kan je niet meer bewegen,’zei een van de jongens.
‘Dat is wat bevroren betekent,’zei Ender. ‘Maar wat gebeurt er met je?’
Het was Erwt die onbeschroomd een verstandig antwoord gaf. ‘Je blijft doorgaan in de richting waarin je bewoog. Met de snelheid die je had toen je geraakt werd.’
‘Dat is juist. Jullie vijf, daar aan het eind, afzetten!’
Stomverbaasd keken de jongens elkaar aan. Ender bevroor ze allemaal. ‘De volgende vijf, afzetten!’
Ze zetten zich af. Ender bevroor hen ook, maar zij bleven doorvliegen in de richting van de wanden, terwijl de eerste vijf nutteloos ronddobberden in de buurt van de hoofdgroep.
‘Moet je deze zogenaamde soldaten eens zien,’zei Ender. ‘Hun commandant gaf hun bevel om af te zetten en moet je hen nu eens zien. Niet alleen zijn ze bevroren, ze zijn hier bevroren, waar ze ons in de weg kunnen zitten. Terwijl de anderen, omdat ze zich afzetten toen het hun bevolen werd, daarginds bevroren zijn waar ze de vijand in de weg zitten en hem het zicht benemen. Ik neem aan dat er ongeveer vijf van jullie zijn die de zin hiervan begrepen hebben. En ongetwijfeld is Erwt daar een van. Klopt dat, Erwt?’
Aanvankelijk gaf hij geen antwoord. Ender bleef hem aankijken tot hij zei: ‘Dat klopt, commandant.’
‘Wat is dan de zin?’
‘Als je bevel krijgt om af te zetten, doe dat dan razendsnel, dan blijf je tenminste rondbotsen als je bevroren wordt en zit je de manoeuvres van je eigen leger niet in de weg.’
‘Uitstekend. Ik heb tenminste één soldaat die zelf kan nadenken.’Aan de manier waarop de andere soldaten stonden te wiebelen en elkaar aankeken en zorgvuldig vermeden om naar Erwt te kijken, zag Ender dat ze de pest in kregen. Waarom doe ik dit? Wat heeft dit te maken met een goed bevelhebber zijn, één jongen de pispaal laten zijn? Omdat ze dat met mij deden hoef ik het toch nog niet met hem te doen? Ender wilde dat hij zijn gedrag tegenover de jongen ongedaan kon maken, wilde de anderen vertellen dat de kleine hun hulp en vriendschap meer nodig had dan wie ook. Maar dat kon Ender natuurlijk niet doen. Niet op de eerste dag. Op de eerste dag moesten zelfs zijn vergissingen eruitzien als onderdelen van een briljant plan.
Ender verplaatste zich met zijn haak naar de wand toe en trok een van de jongens tussen de anderen uit. ‘Hou je lijf stil,’zei Ender. Hij draaide hem rond in de lucht totdat zijn voeten in de richting van de anderen wezen. Toen de jongen telkens bleef bewegen, bevroor Ender hem. De anderen moesten lachen. ‘Welke delen van zijn lijf zou jij kunnen raken?’vroeg Ender aan een jongen recht onder de voeten van de bevroren soldaat.
‘Eigenlijk zou ik alleen zijn voeten kunnen raken.’
Ender zei tegen de jongen naast hem: ‘En jij?’
‘Ik kan zijn lijf zien.’
‘En jij?’
Een jongen een eindje verderop langs de wand antwoordde. ‘Alles, van top tot teen.’
‘Voeten zijn niet zo groot. Ze geven niet veel dekking.’Ender duwde de bevroren soldaat opzij. Toen vouwde hij zijn benen dubbel onder zijn achterwerk alsof hij midden in de lucht knielde en schoot zich in zijn benen. De pijpen van zijn pak verstijfden onmiddellijk en hielden zijn benen in die houding.
Ender draaide zich om in de lucht zodat hij boven de hoofden van de jongens geknield zat.
‘Wat zien jullie nu?’vroeg hij.
Heel wat minder, zeiden ze.
Ender stak zijn wapen tussen zijn benen door. ‘Ik kan jullie heel goed zien,’zei hij en tegelijk begon hij de jongens recht onder hem te bevriezen. ‘Schakel me uit!’riep hij. ‘Probeer me te bevriezen!’
Uiteindelijk lukte het hun, maar pas nadat hij meer dan een derde van hen had bevroren. Hij drukte een knopje op zijn haak in en ontdooide zichzelf en elke bevroren soldaat. ‘Goed,’zei hij, ‘waar is de poort van de vijand?’
‘Beneden!’
‘En wat is onze aanvalshouding?’
Een aantal jongens begon met woorden te antwoorden, maar Erwt antwoordde door zich met een salto tegen de muur af te zetten en met zijn benen dubbelgevouwen onder zich recht op de tegenoverliggende wand af te zeilen, onderweg constant tussen zijn benen door vurend.
Een ogenblik voelde Ender een opwelling om hem uit te schelden, om hem te straffen, maar hij beheerste zich en werd de saggerijnige neiging de baas. Waarom zou ik in hemelsnaam kwaad worden op die krielkip? ‘Is Erwt de enige die dat kan?’riep Ender.
Onmiddellijk zette het hele leger zich af in de richting van de tegenoverliggende wand, luid schreeuwend tussen hun dubbelgevouwen benen door vurend. Misschien is dat op een gegeven moment wel precies de tactiek die ik nodig heb, bedacht Ender, veertig schreeuwende jongens in een verwarrende aanval.
Toen ze allemaal aan de overkant waren riep Ender dat ze hem met zijn allen moesten aanvallen. Ja, dacht Ender. Niet slecht. Ze hebben me een ongeoefend leger gegeven, zonder ook maar één uitstekende veteraan, maar het is in ieder geval geen stelletje stommelingen. Hier kan ik wel mee werken.
Toen ze vrolijk lachend weer verzameld waren, begon Ender met het echte werk. Hij liet hen hun benen bevriezen in de knielhouding. ‘Waarvoor kun je in de strijd je benen gebruiken?’
Nergens voor, zeiden sommige jongens.
‘Daar denkt Erwt anders over,’zei Ender.
‘Ze zijn de beste manier om je mee af te zetten tegen de wanden.’
‘Precies,’zei Ender.
De andere jongens begonnen te protesteren dat afzetten tegen de wanden verplaatsen was en geen strijd.
‘Strijd zonder verplaatsen bestaat niet,’zei Ender. Ze vielen stil en kregen een iets grotere hekel aan Erwt. ‘Als je benen op deze manier bevroren zijn, kan je je dan wel afzetten?’
Niemand durfde antwoord te geven uit angst dat ze het verkeerde zouden zeggen.
‘Erwt?’vroeg Ender.
‘Ik heb het nooit geprobeerd, maar misschien zou het kunnen als je je gezicht naar de muur draait en je dan vanuit je middel dubbel vouwt —’
‘Goed maar toch fout. Kijk naar mij. Mijn rug is naar de wand gekeerd, mijn benen zijn bevroren. Omdat ik geknield zit raken mijn voeten de wand. Als je je in normale toestand afzet moet je omlaag duwen, zodat je lijf achter je hoofd aansliert als een lange snijboon, niet waar Erwt?’
Gelach.
‘Maar als mijn benen bevroren zijn, gebruik ik ongeveer dezelfde kracht; ik duw omlaag vanuit mijn heupen en dijbenen, alleen drukt dat nu mijn schouders en mijn voeten naar achteren en mijn heupen naar voren en als ik los kom is mijn lijf heel compact en sliert er niks achter me aan. Let op.’
Ender drukte zijn heupen naar voren zodat hij bij de wand vandaan schoot; een ogenblik later had hij zijn positie bijgesteld en suisde hij met zijn benen omlaag in geknielde houding op de tegenoverliggende wand af. Hij landde op zijn knieën, maakte een ruggelingse salto en wipte haaks weg in een andere richting. ‘Probeer me te raken!’riep hij. Hij koos een koers die ongeveer evenwijdig was aan de rij jongens langs de tegenoverliggende wand, maar gaf zichzelf een tollende beweging. Door dat tollen konden ze hun bundel niet continu op hem gericht houden.
Hij ontdooide zijn pak en gebruikte de haak om bij hen terug te komen. ‘Daar gaan we vandaag het eerste half uur aan werken. Wat spieren stalen waarvan je niet eens wist dat je ze had. Leren om je benen als schild te gebruiken en je bewegingen te beheersen zodat je jezelf kunt laten tollen. Van nabij haalt dat tollen niets uit, maar uit de verte kunnen ze je niet beschadigen als je tolt — op die afstand moet de bundel een paar tellen op dezelfde plek gericht blijven en als je tolt kan dat niet. Allemaal benen bevriezen nu en aan het werk.’
‘Gaat u geen banen toewijzen?’vroeg een jongen.
‘Nee, ik ga geen banen toewijzen. Ik wil dat jullie voortdurend tegen elkaar opbotsen om des te sneller te leren hoe je daarmee moet omgaan, behalve wanneer we groepsformaties oefenen en dan zal ik jullie vaak nog opzettelijk tegen elkaar laten botsen. En nu aan het werk, mars!’
En werken deden ze.
Ender was de laatste die na de oefening naar buiten kwam omdat hij een paar van de traagsten had geholpen om hun techniek te verbeteren. Ze hadden goede leraren gehad, maar de onervaren soldaten die zo uit een Pendellichting afkomstig waren, waren volkomen hulpeloos als ze twee of drie dingen tegelijk moesten doen. Haakse sprongen maken met bevroren benen ging prima, manoeuvreren in de vrije ruimte hadden ze ook geen moeite mee, maar afzetten in de ene richting, vuren in een andere, tweemaal rondtollen en dan onder een haakse hoek tegen een wand stuiteren om met het gezicht in de juiste richting, vurend en wel uit te komen — dat ging hun ver boven de pet. Oefenen oefenen oefenen, dat was alles wat Ender voorlopig met hen zou kunnen doen. Tactiek en formaties waren leuk, maar je had er niets aan als het leger niet wist hoe ze zich tijdens de strijd gedragen moesten.
Hij moest zijn leger nu strijdklaar maken. Hij was heel jong tot bevelhebber bevorderd en kennelijk waren de leraren de regels aan het veranderen; hij mocht althans niet ruilen en hij had geen eersteklas veteranen gekregen. Hij had geen enkele garantie dat ze hem de gebruikelijke drie maanden zouden geven om zijn leger in orde te brengen voordat ze hen de strijd in stuurden.
Nu ja, ‘s avonds zouden Alai en Shen hem tenminste kunnen helpen om zijn nieuwe jongens te oefenen.
Hij liep nog in de gang die aan de strijdzaal grensde toen hij ineens de kleine Erwt tegenover zich vond. Erwt keek kwaad. Ender had op dit moment helemaal geen zin in moeilijkheden.
‘Hoi, Erwt.’
‘Hoi, Ender.’
Stilte.
‘Commandant,’zei Ender zachtjes.
‘Ik weet waar je mee bezig bent, commandant Ender, en ik waarschuw je.’
‘Jij waarschuwt mij ?’
‘Ik kan je beste soldaat worden, maar speel geen spelletjes met me.’
‘Want anders?’
‘Anders word ik je slechtste soldaat. Het een of het ander.’
‘Wat wil je eigenlijk, dat ik je ‘s avonds een nachtzoen kom geven?’Ender begon een beetje kwaad te worden.
Erwt trok zich er zo te zien niets van aan. ‘Ik wil een plton.’
Ender keerde zich om, liep terug en keek hem strak aan. ‘Waarom zou jij een plton moeten krijgen?’
‘Omdat ik zou weten wat ik ermee moet aanvangen.’
‘Weten wat je met een plton moet aanvangen is makkelijk zat,’zei Ender. ‘Wat moeilijk is, is om ze het te laten doen. Waarom zou een soldaat zo’n kleine pielemuis als jij willen gehoorzamen?’
‘Ik heb gehoord dat ze jou vroeger ook zo noemden. Ik heb gehoord dat Bonzo Madrid dat nog steeds doet.’
‘Ik vroeg je iets, soldaat.’
‘Ik kan hun waardering verdienen, als jij me dat niet verhindert.’
Ender grijnsde. ‘Ik help je juist.’
‘Mooie hulp,’zei Erwt.
‘Niemand zou je anders zien staan, misschien alleen als een zielig kleintje. Maar ik heb ervoor gezorgd dat ze je vandaag allemaal gezien hebben. Ze houden elke beweging die jij maakt scherp in het oog. Het enige wat je nog hoeft te doen om hun waardering te verdienen is volmaakt te zijn.’
‘Ik krijg dus niet eens de kans om wat te leren voor er over me geoordeeld wordt.’
‘Arme knul. Niemand behandelt hem eerlijk.’Ender duwde Erwt zachtjes tegen de wand. ‘Ik zal je vertellen hoe jij een plton kunt krijgen. Bewijs me dat je weet wat je doet als soldaat. Bewijs me dat je weet hoe je andere soldaten moet gebruiken. En bewijs me dan dat er iemand bereid is om jou in de strijd te volgen. Dan krijg jij je plton. Maar geen ene seconde eerder.’
Erwt grijnsde. ‘Dat is heel redelijk. Als je echt zo te werk gaat ben ik binnen een maand pltonleider.’
Ender stak zijn hand uit, greep Erwt bij de voorkant van zijn uniform en ramde hem tegen de wand. ‘Als ik zeg dat ik op een bepaalde manier werk, Erwt, dan werk ik op die manier.’
Erwt grijnsde alleen maar. Ender liet hem los en beende weg. Toen hij in zijn kamer was liet hij zich trillend op zijn bed vallen. Waar ben ik mee bezig? Mijn eerste oefenperiode en ik sta mensen al te koeioneren op dezelfde manier als Bonzo. Als Peter. Mensen voor gek zetten. Een arme kleine opdonder als pispaal gebruiken om de anderen iemand te geven die ze kunnen haten. Walgelijk. Alles wat ik aan bevelhebbers zo vreselijk vond en nu doe ik het zelf.
Is het soms ingebakken in de menselijke aard dat je onvermijdelijk net zo iemand wordt als je allereerste bevelhebber? Als dat zo is, kan ik nu nog afhaken.
Telkens en telkens liet hij de dingen die hij tijdens de eerste oefenperiode met zijn nieuwe leger had gezegd en gedaan de revue passeren. Waarom kon hij niet gewoon zo praten als hij altijd tegen zijn avondgroep praatte? Waar hij zijn gezag ontleende aan uitmuntendheid. Waar hij nooit bevelen hoefde te geven, alleen maar dingen hoefde te opperen. Maar dat zou bij een leger nooit werken. Zijn informele oefengroep hoefde niet te leren om dingen samen te doen, Zij hoefden geen groepsgevoel te ontwikkelen; zij hoefden niet te leren om voor elkaar op te komen en op elkaar te vertrouwen in de strijd. Zij hoefden niet ogenblikkelijk op bevelen te reageren.
En hij kon ook het andere uiterste kiezen. Hij kon net zo laks en onbekwaam worden als Vok de Gok, als hij dat wilde. Hij kon stomme vergissingen maken, wat hij ook deed. Hij moest discipline hebben en dat betekende dat hij snelle, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid moest eisen — en afdwingen. Hij moest een goed geoefend leger hebben, en dat betekende dat hij zijn soldaten voortdurend zou moeten blijven oefenen, tot lang nadat ze zelf meenden een techniek onder de knie te hebben, tot alles hen zo natuurlijk afging dat ze er niet meer bij hoefden na te denken.
Maar wat was dit nou met Erwt? Waarom had hij de kleinste, de zwakste en waarschijnlijk de pienterste van de jongens als pispaal gebruikt? Waarom had hij met Erwt precies hetzelfde uitgehaald als met Ender was uitgehaald door bevelhebbers die hij verachtte?
En toen bedacht hij dat het niet met zijn bevelhebbers was begonnen. Voor Vok en Bonzo hem zo minachtend behandelden was hij in zijn Pendellichting al een buitenbeentje geweest. En het was niet Bernard die daarmee begonnen was. Dat had Graff gedaan.
Het waren de leraren die dat gedaan hadden. En het was geen toeval. Dat besefte Ender nu. Het was tactiek. Graff had hem er opzettelijk uitgelicht om hem van de andere jongens te onderscheiden, om het onmogelijk te maken dat hij een hechte band met hen zou vormen. En nu begon hij ook te vermoeden wat daar achter stak. Het was niet om de rest van de groep tot een hechtere eenheid te smeden — het werkte zelfs verdelend. Graff had Ender tot buitenbeentje gebombardeerd om hem tot bovenmatige inspanning te dwingen. Om hem te dwingen om te bewijzen dat hij niet gewoon bekwaam was, maar veel beter dan ieder ander. Dat was de enige maniet waarop hij waardering en vriendschap kon verwerven. Het maakte hem tot een beter soldaat dan hij anders geweest zou zijn. Het maakte hem ook eenzaam, bang, boos en wantrouwig. En misschien maakten die eigenschappen ook wel een beter soldaat van hem.
Dat doe ik met jou nu ook, Erwt. Ik doe je pijn om op alle manieren een beter soldaat van je te maken. Om je verstand te scherpen. Om je tot grotere inspanning te dwingen. Om je in wankel evenwicht te houden, nooit zeker van wat er gaat komen, zodat je altijd overal voor moet klaar staan, klaar om te improviseren, vastbesloten om te winnen, hoe dan ook. En tegelijk bezorg ik je een ellendig bestaan. Daarom hebben ze jou naar mij toegestuurd, Erwt. Om je net zo te laten worden als ik. Om je op te laten groeien tot het evenbeeld van je oude chef.
En ik dan — moet ik soms op Graff zelf gaan lijken? Dik en saggerijnig en gevoelloos, ingrijpend in de levens van kleine jongens om ze om te vormen tot foutloze fabrieksprodukten — generaals en admiraals kant en klaar geschikt voor een leidende positie bij de vloot die het moederland moet verdedigen. Je hebt alle genoegens van een poppenspeler. Tot je een soldaat treft die meer kan dan alle anderen. Dat kan je niet hebben. Dat verpest de gelijkvormigheid. Je moet hem in het keurslijf dwingen, moet hem afknijpen, moet hem afzonderen, moet hem op zijn huid zitten tot hij zich net als de anderen naar de regels voegt.
Nou, wat ik je vandaag heb aangedaan, Erwt, is al gebeurd. Maar ik hou je in de gaten, met meer gevoel dan jij denkt en als de tijd rijp is zal je merken dat ik je vriend ben en dat je de soldaat bent die je wilt zijn.
Die middag volgde Ender geen lessen. Hij lag op zijn brits en noteerde zijn indrukken van alle jongens uit zijn leger, de dingen die hem meteen waren opgevallen en de dingen waaraan nog gewerkt zou moeten worden. Bij de avondoefening zou hij het er met Alai over hebben, dan konden ze manieren bedenken om aan kleine groepjes de dingen te leren die ze moesten weten. Hij zou er tenminste niet alleen voor staan.
Maar toen Ender die avond bij de strijdzaal kwam toen de meeste anderen nog zaten te eten, trof hij majoor Anderson die hem stond op te wachten. ‘De regels zijn veranderd, Ender. Van nu af aan mogen alleen lui uit hetzelfde leger in hun vrije tijd in de strijdzaal werken. En daarom zijn de strijdzalen alleen op vast schema beschikbaar. Na vanavond ben je pas over vier dagen weer aan de beurt.’
‘Maar niemand anders houdt extra oefeningen.’
‘Nu wel, Ender. Nu jij zelf een leger aanvoert willen ze niet langer hun jongens met jou laten oefenen. Dat begrijp je toch wel. Ze gaan nu dus zelf extra oefenen.’
‘Ik heb altijd al in een ander leger gezeten dan zij. En evengoed stuurden ze hun soldaten om met mij te oefenen.’
‘Toen was je nog geen bevelhebber.’
‘U hebt me een volledig onervaren leger gegeven, majoor Anderson —’
‘Je hebt een flink aantal veteranen.’
‘Die zijn niks waard.’
‘Op deze school kom je alleen als je briljant bent, Ender. Zorg dat ze goed worden.’
‘Ik had Alai en Shen nodig om —’
‘Het wordt tijd dat je eens opgroeit en de dingen in je eentje doet, Ender. Je hebt die andere jongens niet nodig om je hand vast te houden. Je bent nu bevelhebber. Gedraag je daar dan ook naar.’
Ender liep Anderson voorbij om naar de strijdzaal te gaan. Ineens bleef hij staan, draaide zich om en stelde een vraag. ‘Nu de avondoefeningen in een officieel rooster zijn opgenomen, kan ik dan de haak gebruiken?’
Moest Anderson bijna lachen? O nee. Geen kijk op. ‘Dat zien we nog wel,’zei hij.
Ender draaide hem zijn rug toe en liep de strijdzaal in. Al gauw arriveerde zijn hele leger, maar niemand anders; misschien stond Anderson iedereen tegen te houden die met Enders avondgroep wilde oefenen en anders had het gerucht dat het afgelopen was met Enders informele avondoefeningen kennelijk al de ronde gedaan door de hele school.
Het was een prima oefenuur, ze bereikten een heleboel, maar aan het eind ervan was Ender moe en eenzaam. Hij had nog een half uurtje voor het tijd was om naar bed te gaan. Hij kon niet naar de slaapzaal van zijn leger gaan — hij was er al lang achter dat de beste bevelhebbers wegbleven tenzij ze een goede reden hadden om er te komen. De jongens moesten een kans krijgen om tot rust te komen en af te draaien zonder dat er iemand zat te luisteren bij wie ze in of uit de gunst konden raken op grond van de manier waarop ze praatten en handelden en dachten.
En dus slenterde hij naar de speelzaal waar een paar andere jongens van het halve uurtje voor de laatste bel gebruik maakten om weddenschappen af te sluiten of om hun vorige speelscore te verbeteren. Geen van de spellen lokte hem erg aan, maar hij koos er toch een, een makkelijk, tekenfilmachtig spel speciaal ontworpen voor Pendelgastjes. Verveeld negeerde hij de bedoeling van het spel en gebruikte het spelfiguurtje, een beer, om het tekenfilmlandschap te verkennen.
‘Op die manier win je nooit.’
Ender lachte. ‘Ik miste je bij de oefening, Alai.’
‘Ik was er wel. Maar ze hadden jouw leger in een aparte zaal gestopt. Ziet er naar uit dat je nu een belangrijke jongen bent; mag niet meer met de kleintjes spelen.’
‘Jij bent nota bene minstens een el langer dan ik.’
‘El! Heeft god je opgedragen om een boot te bouwen of zo? Of ben je in een ouderwetse stemming?’
‘Niet ouderwets, alleen een beetje mystiek. Geheimzinnig, subtiel, omslachtig. Ik mis je nou al, ouwe rukker.’
‘Weet je het nog niet? We zijn nu vijanden hoor. De volgende keer dat ik in een gevecht tegenover je kom te staan, geef ik je een flink pak op je sodemieter.’
Het was een geintje, zoals altijd, maar er stak nu te veel waarheid in. Als Ender Alai nu hoorde praten alsof het allemaal een goeie mop was, voelde hij een steek van pijn om het verlies van zijn vriend en een nog schrijnender twijfel of Alai inderdaad zo weinig pijn voelde als hij liet zien.
‘Je kunt het proberen,’zei Ender. ‘Ik heb je alles geleerd wat je weet. Maar ik heb je niet alles geleerd wat ik weet.’
‘Ik heb altijd al gedacht dat je iets achterhield, Ender.’
Er viel een stilte. Enders beer was in moeilijkheden op het scherm. Hij klom in een boom. ‘Het was niet zo, Alai. Ik hield niks achter.’
‘Weet ik toch,’zei Alai. ‘Ik ook niet.’
‘Salaam, Alai.’
‘Helaas niet, dus.’
‘Wat niet?’
‘Vrede. Dat is wat salaam betekent. Vrede zij met u.’
De woorden riepen een oude herinnering bij Ender wakker. De stem van zijn moeder die hem zacht voorlas toen hij nog erg jong was. Meent niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; ik ben niet gekomen -om vrede te brengen, maar het zwaard. Ender had daarbij zijn moeder voor zich gezien die met een bloedige degen Peter de Verschrikkelijke doorstak, en de woorden waren samen met het beeld in zijn hoofd blijven hangen.
In de stilte ging de beer dood. Het was een lollige dood, met grappige muziek. Ender draaide zich om. Alai was al weg. Hij had het gevoel dat hij een deel van zichzelf kwijt was, een inwendige stut die zijn moed en zijn zelfvertrouwen ondersteunde. In een mate die zelfs met Shen onmogelijk was, had Ender zich met Alai zo sterk vereend gevoeld dat het woord wij hem makkelijker over de lippen kwam dan ik.
Maar Alai had hem iets nagelaten. Toen Ender die avond in bed lag en begon weg te doezelen voelde hij Alai’s lippen op zijn wang en hoorde hij hem het woord vrede mompelen. De zoen, het woord, de vrede; hij had ze allemaal nog. Ik ben niets anders dan wat ik me herinner en Alai is in mijn herinnering zo’n dikke vriend dat ze hem er niet uit kunnen losrukken. Net als Valentine, zijn allersterkste herinnering.
Toen hij de volgende dag Alai in de gang tegenkwam, groetten ze elkaar, tikten elkaars hand aan en bleven even staan kletsen, maar ze wisten allebei dat er een muur tussen hen in stond. Misschien zou hij in de toekomst nog eens geslecht kunnen worden, die muur, maar voorlopig was de enige echte communicatie tussen hen beiden het wortelstelsel dat diep onder de grond onder de muur door groeide, waar het niet beschadigd kon worden.
Maar de angst dat de muur nimmer geslecht zou worden, dat Alai diep in zijn hart wel blij was met de scheiding en bereid was om Enders vijand te worden, kwelde hem verschrikkelijk. Want nu ze niet langer samen konden optrekken, moesten ze oneindig ver gescheiden zijn, en wat eerst zo zeker en onwrikbaar was geweest was nu broos en nietig; vanaf het eerste moment dat we niet meer samen optrokken, was Alai een vreemde, want hij heeft nu een leven dat geen deel uitmaakt van het mijne en dat betekent dat we elkaar niet meer zullen kennen als we elkaar zien.
Het maakte hem treurig, maar Ender huilde niet. Dat was afgelopen. Toen ze Valentine in een vreemde hadden veranderd, toen ze haar gebruikt hadden als een werktuig om Ender mee te bewerken, vanaf die dag konden ze hem nooit meer zo diep treffen dat hij nog eens zou huilen. Daarvan was Ender overtuigd.
En met de woede daarover kwam het besluit dat hij sterk genoeg was om hen te verslaan, de leraren, zijn vijanden.