‘Goed, dus die is eruit. Hoe doet hij het?’
‘Als je een paar jaar in iemands lijf huist, raak je eraan gewend.
Als ik nu naar zijn gezicht kijk, kan ik niet uitmaken wat er in hem omgaat. Ik ben niet gewend om zijn gezichtsuitdrukkingen te zien. Ik ben gewend om ze te voelen.’
‘Kom op zeg, we hebben het hier niet over psychoanalyse. Wij zijn militairen, geen medicijnmannen. Je hebt hem net de aanvoerder van een groep pestkoppen in elkaar zien slaan.’
‘Dat deed hij heel grondig. Hij gaf hem niet gewoon een pak slaag, hij sloeg hem finaal in elkaar. Net als Mazer Rackham op de —’
‘Spaar me. Dus volgens het oordeel van de commissie kan hij ermee door.’
‘Grotendeels wel, ja. Eerst eens kijken wat hij met zijn broer aanvangt nu de monitor eruit is.’
‘Zijn broer. Ben je niet bang voor wat zijn broer met hem zal doen?’
‘Jij hebt mij zelf voorgehouden dat dit geen risicoloze onderneming was.’
‘Ik heb nog wat oude banden doorgenomen. Ik kan er niks aan doen, ik vind dat kind nu eenmaal een leuke knul. Volgens mij werken we hem de vernieling in.’
‘Uiteraard. Dat is ons werk. Wij zijn de boze toverheks. Wij beloven een pannekoekenhuisje, maar we vreten de donderstenen met huid en haar op.’
‘Jammer voor je, Ender,’fluisterde Valentine. Ze keek naar de pleister in zijn nek.
Ender legde zijn hand tegen de wand en de deur viel achter hem dicht. ‘Het kan me niet schelen. Ik ben blij dat ik hem kwijt ben.’
‘Wat is er kwijt?’Peter liep de woonkamer in, kauwend op een mond vol brood met pindakaas.
Ender zag Peter niet als de knappe tienjarige jongen met de dikke bos donkere krullen boven een gezicht dat dat van Alexander de Grote had kunnen zijn, die volwassenen zagen. Ender keek alleen maar naar Peter om te zien of hij kwaad was of zich verveelde; de gevaarlijke stemmingen die bijna altijd tot narigheid leidden. En zodra Peters ogen de pleister in zijn nek bespeurden, begonnen ze verraderlijk boos te schitteren.
Valentine zag het ook. ‘Nu is hij net als wij,’zei ze in een poging om hem te sussen voor hij de tijd had om toe te slaan.
Maar Peter wilde zich niet laten sussen. ‘Net als wij? Hij houdt dat stomme ding tot zijn zesde. Wanneer raakte jij de jouwe kwijt? Jij was drie. Ik was nog geen vijf toen ik de mijne kwijtraakte. Hij had het bijna gered, dat kleine sekreet, die kleine kruiperd.’
Heel goed, dacht Ender. Praat maar door, Peter. Praten is prima.
‘Zo, dus nu word je niet meer door je beschermengels in de gaten gehouden,’zei Peter. ‘Nou controleren ze niet of je pijn voelt, luisteren ze niet naar wat ik zeg, zien ze niet wat ik je doe. Hoe vind je dat? Hoe vind je dat?’
Ender haalde zijn schouders op.
Ineens begon Peter te grijnzen en hij klapte zogenaamd vrolijk in zijn handen. ‘Laten we kruiperds en ruimtevaarders spelen,’zei hij.
‘Waar is mamma?’vroeg Valentine.
‘Weg,’zei Peter. ‘Ik ben de baas.’
‘Ik denk dat ik pappa maar even bel.’
‘Ga je gang,’zei Peter. ‘Je weet dat hij er toch nooit is.’
‘Ik doe wel mee,’zei Ender.
‘Jij bent de kruiperd,’zei Peter.
‘Laat hem nu eens een keer de ruimtevaarder zijn,’zei Valentine.
‘Hou jij je stinkbek erbuiten, dikke tor,’zei Peter. ‘Kom mee naar boven en kies je wapen.’
Het zou geen leuk spelletje worden, wist Ender. Het was geen kwestie van winnen. Als er kinderen in de gangen speelden, soms met hele troepen tegelijk, dan wonnen de kruiperds ook nooit en er werd wel eens gemeen gespeeld ook. Maar hier in hun flat zou het spel al gelijk gemeen beginnen en de kruiperd kon niet gewoon opgeven en ervandoor gaan zoals de kruiperds in de echte oorlog deden. De kruiperd deed mee tot de ruimtevaarder besloot dat het afgelopen was.
Peter trok zijn onderste la open en pakte het kruiperdmasker. Moeder was kwaad geworden toen Peter het had gekocht, maar vader wees haar erop dat de oorlog heus niet zou verdwijnen door krui-perdmaskers te verstoppen en je kinderen te verbieden om met speelgoedlaserwapens te spelen. Naarmate ze beter werden in oorlogsspelletjes hadden ze een betere kans om het te overleven als de kruiperds terugkwamen.
Als ik de spelletjes tenminste overleef, dacht Ender. Hij zette het masker op. Het sloot hem in als een grote hand die tegen zijn gezicht werd geduwd. Maar zo voelt het niet om een kruiperd te zijn, dacht Ender. Die dragen dit gezicht niet als een masker, het is hun gezicht. Zouden kruiperds op hun thuiswerelden mensenmaskers opzetten en oorlogje spelen? En hoe zouden ze ons noemen? Slijmerds, omdat we zo zacht en vettig zijn bij hen vergeleken?
‘Kijk maar uit, slijmerd,’zei Ender.
Hij kon Peter amper zien door de ooggaten. Peter grijnsde tegen hem. ‘Slijmerd, hè? Nou, vieze kruiperd, laten we eens kijken hoe jij die lelijke kop van je breekt.’
Ender kon het niet zien aankomen. Hij zag alleen dat Peter zijn gewicht een beetje verplaatste; het masker beperkte zijn gezichtsveld tot recht vooruit. Plotseling voelde hij de klap en de pijn van een stomp tegen de zijkant van zijn hoofd; hij verloor zijn evenwicht en viel opzij.
‘Je ziet niet zo best, hè kruiperd?’zei Peter.
Ender begon het masker af te trekken. Peter zette zijn teen op Enders kruis. ‘Masker ophouden,’zei Peter.
Ender duwde het masker weer op zijn plaats en trok zijn handen weg.
Peter drukte zijn voet omlaag. Ender verging van de pijn; hij kromp in elkaar.
‘Stilliggen, kruiperd. We gaan je opensnijden voor vivisectie, kruiperd. Eindelijk hebben we een van jullie levend in handen kunnen krijgen en nu zullen we eens uitzoeken hoe jullie in elkaar zitten.’
‘Peter, hou op,’zei Ender.
‘Peter, hou op. Heel goed. Dus jullie kruiperds kunnen onze namen raden. Jullie kunnen je stem laten klinken als die van zielige, schattige kindertjes om ons zo gek te krijgen dat we jullie lief vinden en aardig tegen jullie zijn. Nou, dat gaat niet op. Ik ziel maar al te goed wat je bent. Het was de bedoeling dat je een mens zou worden, smerig Drietje, maar eigenlijk ben je een kruiperd, en nou wordt het zichtbaar.’
Hij haalde zijn voet weg, deed een stap naar voren en ging bovenop Ender zitten, met zijn knie in Enders buik, vlak onder het borstbeen. Hij liet zijn gewicht steeds meer op Ender drukken. Ademhalen werd moeilijk.
‘Zo zou ik je dood kunnen maken,’fluisterde Peter. ‘Gewoon steeds harder blijven drukken tot je dood bent. En ik gewoon zeggen dat ik niet wist dat het je pijn zou doen, dat we gewoon aan het spelen waren en ze zouden me geloven en er zou geen vuiltje aan de lucht zijn. En jij zou dood zijn. Geen vuiltje aan de lucht.’
Ender kon niet praten; de lucht werd uit zijn longen geperst. Peter zou het best kunnen menen. Waarschijnlijk meende hij het niet, maar aan de andere kant zou hij het best wél kunnen menen.
‘Reken maar dat ik het meen,’zei Peter. ‘Wat je ook denkt, ik meen het. Ze hebben jou alleen maar geboren laten worden omdat ik zo veel beloofde. Maar ik voldeed niet aan de verwachtingen. Jij deed het beter. Ze denken dat jij beter bent. Maar ik wil geen klein broertje dat beter is, Ender. Ik wil geen Drietje.’
‘Dan ga ik het vertellen.’
‘Jou gelooft toch niemand.’
‘Reken maar dat ze me zouden geloven.’
‘Dan ben jij er ook geweest, zusjelief.’
‘O ja,’zei Valentine. ‘Dat geloven ze vast. “Ik wist niet dat Andrew daarvan dood zou gaan. En toen hij dood was, wist ik toch niet dat Valentine er ook van zou doodgaan.” ’
De druk nam iets af.
‘Nou, dan doe ik het vandaag nog niet. Maar er komt een dag dat jullie niet met zijn tweeën zijn. En dan gaat er een ongeluk gebeuren.’
‘Jij hebt alleen maar een hele hoop praatjes,’zei Valentine. ‘Je meent er niks van.’
‘O nee?’
‘En weet je waarom je het niet meent?’vroeg Valentine. ‘Omdat je later in de regering wil. Jij wil gekozen worden. En ze stemmen niet op je als je tegenstanders het feit kunnen opgraven dat jouw broer en zus bij een verdacht ongeluk om het leven zijn gekomen toen ze nog klein waren. Vooral ook vanwege de brief die ik in mijn geheime bestand heb gestopt dat bij mijn dood geopend moet worden.’
‘Lul toch niet zo stom,’zei Peter.
‘Er staat in dat ik geen natuurlijke dood ben gestorven. Peter vermoordde me en als hij Andrew niet al vermoord heeft, doet hij dat binnenkort. Niet genoeg om je te veroordelen, maar genoeg om te voorkomen dat jij ooit gekozen wordt.’
‘Jij bent nu zijn monitor,’zei Peter. ‘Je kunt hem maar beter dag en nacht in de gaten houden. Altijd paraat zijn.’
‘Ender en ik zijn niet stom. Wij haalden net zulke goede cijfers als jij. Voor sommige dingen zelfs betere. Wij zijn allemaal van die fantastisch pientere kinderen. Jij bent niet de slimste, Peter, gewoon alleen maar de grootste.’
‘O, dat weet ik wel. Maar er komt een dag dat je niet op hem let, dat je het vergeet. En ineens denk je er dan aan en dan hol je naar hem toe en daar zit hij gewoon en hij mankeert helemaal niks. En de volgende keer maak je je niet zo druk meer en loop je niet zo hard. En elke keer mankeert hij helemaal niks. En dan ga je denken dat ik het allemaal vergeten ben. Ook al zal je je herinneren dat ik dit heb gezegd, toch zal je gaan denken dat ik het vergeten ben. En de jaren zullen verstrijken. En dan ineens gebeurt er een afschuwelijk ongeluk en ik vind zijn lijk en ik huil tranen met tuiten om hem en dan zal je je dit gesprek herinneren, Vallie, maar dan zal je je schamen dat je aan zoiets denkt omdat je weet dat ik veranderd ben, dat het echt een ongeluk was, dat het wreed van je is om nog zo precies te weten wat ik als kind bij een ruzie heb gezegd. Behalve dan dat het toevallig wel de waarheid is. Ik ga dit opsparen en hij gaat sterven en jij gaat helemaal niks doen, helemaal niks. Maar blijf jij maar geloven dat ik gewoon alleen maar de grootste ben.’
‘De grootste idioot,’zei Valentine.
Peter sprong overeind en vloog op haar af. Zij dook weg. Ender trok zijn masker af. Peter liet zich op zijn rug op zijn bed vallen en begon te lachen. Keihard, maar wel van oprechte pret en de tranen stonden hem in zijn ogen. ‘O, jongens, jullie zijn gewoon ijzersterk, de grootste sukkels van de hele Aarde.’
‘Nu gaat hij ons vertellen dat het allemaal maar een geintje was,’zei Valentine.
‘Geen geintje, een spel. Jongens, ik kan jullie alles wijsmaken. Ik kan jullie als marionetten laten ronddansen.’Met een namaak-monsterstem zei hij: ‘Ik ga jullie doodmaken en in kleine stukjes hakken en dan gooi ik jullie in de afvalkuil.’Hij begon weer te lachen. ‘De grootste sukkels in het zonnestelsel.’
Ender stond te kijken naar hoe hij zat te lachen en dacht aan Stilson en aan hoe het voelde om iemand zo hard voor zijn bast te schoppen. Deze hier is degene die het nodig had. Deze had die schoppen moeten hebben.
Alsof ze gedachten kon lezen, fluisterde Valentine: ‘Nee, Ender.’
Peter liet zich vliegensvlug opzij vallen, rolde van het bed en sprong in gevechtshouding. ‘O ja, Ender,’zei hij. ‘Wanneer je maar wilt, Ender.’
Ender tilde zijn rechterbeen op en trok zijn schoen uit. Hij hield hem omhoog. ‘Zie je dat hier op de teen? Dat is bloed, Peter.’
‘Ooh. Ooh, ik ga dood, ik ga dood. Ender heeft een rups doodgetrapt en nou gaat-ie mij grijpen.’
Er was gewoon geen vat op hem te krijgen. Peter was in weeen een moordenaar en niemand wist het behalve Valentine en Ender.
Moeder kwam thuis en troostte Ender over de monitor. Vader kwam thuis en bleef maar zeggen dat het zo’n geweldige verrassing was, dat ze zulke fantastische kinderen hadden dat de regering hun opdroeg om er drie te krijgen en dat de regering ze nu achteraf toch geen van drieën wilde hebben zodat ze nu nog steeds drie kinderen hadden, nog steeds hun Drietje hadden... tot Ender hem wel in zijn gezicht wilde schreeuwen: ik weet dat ik een Drietje ben, ik weet het, ik ga wel weg als je dat wilt zodat je je niet voor iedereen hoeft te schamen, het spijt me dat ik de monitor kwijt ben en nu hebben jullie drie kinderen zonder duidelijke verklaring, zo lastig voor je, het spijt me, spijt me, spijt me.
Hij lag in bed in het donker omhoog te staren. Op het bovenbed boven zijn hoofd hoorde hij Peter rusteloos woelen en draaien. Toen liet Peter zich uit zijn bed glijden en liep de kamer uit. Ender hoorde het ruisende geluid van de w.c. die doorgetrokken werd en toen stond Peter afgetekend in de deuropening.
Hij denkt dat ik slaap. Hij gaat me vermoorden.
Peter liep naar het dubbele bed en hij begon inderdaad niet in zijn bed te klimmen. In plaats daarvan kwam hij naast Enders hoofd staan.
Maar hij pakte geen kussen om Ender mee te smoren. Hij had geen wapen.
Hij fluisterde: ‘Ender, ik vind het vreselijk, vreselijk, ik weet hoe je je voelt, ik vind het heel akelig, ik ben je broer, ik hou van je.’
Een hele tijd later was aan Peters regelmatige ademhaling te horen dat hij sliep. Ender peuterde de pleister van zijn nek. En huilde die dag voor de tweede keer.