‘Nogal kalmpjes aan gedaan hè, Graff. De reis is niet kort maar die drie maanden vakantie lijken toch wat buitensporig.’
‘Ik lever liever geen beschadigde waar af.’
‘Sommige mensen kunnen gewoon niet opschieten. Ach wat, het gaat toch alleen maar om het lot van de wereld. Let maar niet op mij. U zult onze bezorgdheid wel begrijpen. Wij zitten hier met de weerwort waarover we voortdurend van de vorderingen van onze sterschepen op de hoogte gehouden worden. Wij staan iedere dag oog in oog met de komende oorlog. Als je het tenminste dagen kunt noemen. Wat is de jongen nog ontzettend klein.’
‘Zijn formaat zit van binnen. Een grootse geest.’
‘Maar wel een met een moordenaarsinstinct, mag ik hopen?’’Ja.’
‘We hebben een geïmproviseerd studieprogramma voor hem samengesteld. U moet het natuurlijk nog goedkeuren.’
‘Ik zal het bekijken. Ik zal niet net doen of ik de betreffende materie ken, admiraal Chamrajnagar. Ik ben hier alleen maar omdat ik Ender ken. U hoeft dus niet bang te zijn dat ik kritiek zal hebben op de volgorde waarin u het materiaal aanbiedt. Alleen op het tempo.’
‘Hoeveel mogen we hem vertellen?’
‘Verdoe zijn tijd maar niet met de natuurkunde van interstellaire verplaatsing.’
‘En hoe zit het met de weerwort?’
‘Daar heb ik hem al over verteld en ook over de verschillende vloten. Ik heb gezegd dat ze binnen vijf jaar op hun bestemming zullen arriveren.’
‘U heeft kennelijk niet veel meer voor ons overgelaten.’
‘Jullie kunnen hem over de wapensystemen vertellen. Hij moet voldoende weten om verstandige beslissingen te kunnen nemen.’
‘Aha. Dan kunnen we ons dus toch nog nuttig maken, wat vriendelijk van u. We hebben een van de vijf simulators ingericht om exclusief door hem gebruikt te worden.’
‘Hoe zit het met de anderen?’
‘De andere simulatoren?’
‘De andere kinderen.’
‘U bent hierheen gehaald om voor Ender Wiggin te zorgen.’
‘Ik ben gewoon nieuwsgierig. U moet bedenken dat ik ze ooit allemaal bij mij op school heb gehad.’
‘En nu zijn ze allemaal bij mij op school. Ze worden ingewijd in de geheimen van de vloot, kolonel Graff, die u als landmachtsoldaat nooit heeft leren kennen.’
‘U doet net of de vloot een soort priesterkaste is.’
‘En een god. En een godsdienst. Zelfs zij die alleen per weerwort een bevel voeren kennen de majesteit van het vliegen tussen de sterren. Ik zie dat u mijn mystieke gedoe maar onsmakelijk vindt. Ik verzeker u dat uw afkeer alleen maar tekenend is voor uw onwetendheid. Weldra zal ook Ender Wiggin weten wat ik weet en zal hij als een bevallige geest tussen de sterren dansen en alle grootheid die zich in hem bevindt zal ontsloten worden, naar buiten treden en zich aan allen in het ganse heelal openbaren. U hebt de ziel van een steen, kolonel Graff, maar ik zing tegen een steen net zo makkelijk als tegen een andere zanger. U kunt naar uw kamer gaan om u te installeren.’
‘Ik heb niets te installeren behalve de kleren die ik aanheb.’
‘U hebt helemaal geen eigendommen?’
‘Ze storten mijn salaris ergens op Aarde op een bankrekening. Ik heb het nooit nodig gehad. Behalve om burgerkleren te kopen tijdens mijn — vakantie.’
‘U hecht niet aan materiële zaken. En toch bent u onaangenaam dik. Een vraatzuchtige asceet? Wat een tegenstelling.’
‘Als ik gespannen ben, ga ik eten. Terwijl u als u gespannen bent, bakken rotzooi uitbraakt.’
‘Ik mag u wel, kolonel Graff. We zullen wel met elkaar overweg kunnen.’
‘Dat kan me niet erg veel schelen, admiraal Chamrajnagar. Ik ben hier voor Ender. En we zijn hier geen van tweeën voor u.’
Ender haatte Eros vanaf het moment dat hij uit de sleper omlaag pendelde. Op Aarde waar de vloeren plat waren had hij zich al ongelukkig genoeg gevoeld; Eros was helemaal hopeloos. Het was een brok steen met ruwweg de vorm van een spoel die op zijn smalste punt maar zeseneenhalve kilometer dik was. Aangezien de buitenkant van het planeetje helemaal was ingericht voor het absorberen van zonlicht en het omzetten daarvan in energie, leefde iedereen in de onderling door tunnels verbonden, gladwandige vertrekken onder het oppervlak van de planetoïde. De besloten ruimte was voor Ender geen probleem — wat hem hinderde was dat alle tunnelvloeren merkbaar omlaag helden. Van het begin af aan werd Ender geplaagd door duizelingen als hij door de tunnels liep, vooral die exemplaren die Eros’kleinste omtrek volgden. Het hielp ook niet dat de zwaartekracht maar half zo groot was als die op Aarde — de illusie dat hij op het punt stond om te vallen was zeer sterk.
Ook de afmetingen van de vertrekken hadden iets verontrustends - de plafonds waren te laag voor de breedte van de kamers en de tunnels waren te smal. Hij voelde zich niet op zijn gemak in dit oord.
Maar het ergste was toch wel het grote aantal mensen. Ender herinnerde zich niet veel van de Aardse steden. Wat hij als een prettig aantal mensen beschouwde was de Krijgsschool waar hij iedereen die daar woonde tenminste van gezicht kende. Maar in dit brok steen leefden wel tienduizend mensen. Het was er niet overvol, ondanks de hoeveelheid ruimte die in beslag werd genomen door apparatuur om het leefklimaat in stand te houden en andere machines. Wat Ender dwars zat was dat hij voortdurend omringd werd door vreemden.
Ze gaven hem nooit de kans om iemand te leren kennen. Hij zag de andere leerlingen van de officiersopleiding vaak genoeg, maar aangezien hij nooit regelmatig de lessen volgde, bleven ze niets meer dan gezichten voor hem. Af en toe woonde hij hier of daar eens een les bij maar meestal kreeg hij onderricht van de ene leraar na de andere of een enkele keer om een bepaald proces te leren begrijpen eens hulp van een medeleerling die hij maar een keer ontmoette en daarna nooit meer zag. Hij at in zijn eentje of met kolonel Graff. Ter ontspanning ging hij naar de gymzaal maar daar zag hij zelden dezelfde mensen twee maal.
Hij besefte dat ze weer bezig waren om hem te isoleren, dit keer niet door de andere leerlingen een hekel aan hem te laten krijgen, maar gewoon door hun geen gelegenheid te geven om bevriend met hem te raken. Erg dikke vrienden zou hij met de meesten trouwens toch niet geworden zijn — op Ender na waren de andere leerlingen allemaal oudere tieners.
Dus stortte Ender zich op zijn studie en leerde vlug en goed. Sterrennavigatie en militaire geschiedenis nam hij in als water, abstracte wiskunde ging wat moeilijker maar als hij een probleem voorgelegd kreeg waarmee patronen in ruimte en tijd gemoeid waren, merkte hij dat zijn intuïtie betrouwbaarder was dan zijn berekeningen — vaak zag hij meteen al een oplossing die hij pas na minuten of zelfs uren van goochelen met getallen kon bewijzen.
En ter vermaak was er de simulator, het meest volmaakte video-spel dat hij ooit had gespeeld. Leraren en leerlingen maakten hem stap voor stap duidelijk hoe het apparaat gebruikt moest worden. Aanvankelijk, toen hij nog niet wist hoe krachtig het spel was, had hij alleen op tactisch niveau gespeeld -met één jager die aan een stuk door manoeuvres uiTVoerde om de vijand op te sporen en te vernietigen. De door de computer gestuurde vijand was slim en machtig en elke keer dat Ender een tactiek uitprobeerde merkte hij dat de computer die een paar minuten later al tegen hem gebruikte.
Het spel had een holografisch beeld en zijn jager werd verbeeld door een enkel klein lichtpuntje. De vijand was een lichtpuntje van een afwijkende kleur en ze dansten en tolden en manoeuvreerden door een ruimtelijke kubus die minstens een ribbe van tien meter gehad moet hebben. De besturing was geweldig. Hij kon het beeld naar alle kanten roteren zodat hij het van alle kanten kon bekijken en hij kon het centrum verplaatsen zodat de strijd dichterbij of verder weg plaatsvond.
Langzamerhand, naarmate hij handiger werd in het regelen van snelheid, bewegingsrichting, oriëntatie en bewapening van de jager, werd het spel ingewikkelder gemaakt. Soms kreeg hij twee vijandelijke schepen als tegenstander; soms waren er obstakels, in de ruimte rondzwevende steenbrokken; hij moest rekening gaan houden met zijn brandstofvoorraad en beperkingen van zijn bewapening; de computer begon hem opdrachten te geven om specifieke dingen te verwoesten of taken te volbrengen zodat hij om te winnen afleidende zaken moest omzeilen en een bepaald doel moest bereiken.
Toen hij het spel met één jager volledig beheerste mocht hij de overstap maken naar een eskader van vier jagers. Hij gaf bevelen aan vier gesimuleerde piloten van vier jagers en hij hoefde nu niet alleen maar de opdrachten van de computer uit te voeren maar mocht zelf een gevechtstactiek bepalen en beslissen welk van verschillende doelen de meeste waarde had zodat hij zijn eskader daarop af kon sturen. Hij kon op elk willekeurig moment voor korte tijd het commando van een van de jagers overnemen, en aanvankelijk deed hij dat ook vaak; maar als hij het deed, werden de andere drie jagers van zijn eskader al gauw vernietigd en naarmate het spel moeilijker werd moest hij een steeds groter deel van zijn tijd besteden aan het bevel over het hele eskader. Als hij dat deed won hij steeds vaker.
Toen hij ongeveer een jaar de Officiersopleiding volgde was hij zeer bedreven in het hanteren van alle vijftien niveaus van de simulator, van het besturen van een enkele jager tot en met het bevel voeren over een hele vloot. Hij had allang begrepen dat de rol die de strijdzaal op de Krijgsschool speelde, op de Officiersopleiding werd vervuld door de simulator. De lessen waren waardevol maar je leerde pas echt wat via het spel. Af en toe kwamen er mensen langs om hem te zien spelen. Ze zeiden nooit wat — er sprak trouwens zelden iemand tegen hem, behalve als ze hem iets bepaalds wilden bijbrengen. De toeschouwers bleven zwijgend kijken hoe hij een moeilijke simulatie aanpakte en vertrokken weer als hij de zaak bijna had geklaard. Wat doen jullie, had hij willen vragen. Komen jullie me beoordelen? Komen jullie vaststellen of jullie de vloot wel aan mij willen toevertrouwen? Als jullie maar goed onthouden dat ik er niet om heb gevraagd.
Hij merkte dat een heleboel van wat hij op de Krijgsschool had geleerd, bruikbaar was bij de simulator. Hij had zich aangewend om elke paar minuten de oriëntatie van het simulatorbeeld te veranderen door het te roteren om niet verstrikt te raken in een boven-onder oriëntatie en om telkens zijn positie te kunnen beschouwen vanuit het oogpunt van de vijand. Het was geweldig om uiteindelijk zoveel beheersing over de strijd te hebben, om in staat te zijn om alle kanten ervan te zien.
Maar het was tegelijk frustrerend om er zo weinig greep op te hebben, want de door de computer beheerde jagers konden niet beter zijn dan de computer toeliet. Ze namen geen initiatief. Ze hadden geen verstand. Hij begon naar zijn pltonleiders te verlangen met wie hij er tenminste op kon rekenen dat een aantal van de eskaders het goed zou doen zonder dat hij constant op ze moest letten.
Aan het eind van zijn eerste jaar won hij elk gevecht op de simulator en speelde hij het spel alsof de machine een natuurlijk verlengstuk was van zijn lijf. Toen hij op een dag met Graff zat te eten vroeg hij: ‘Is dat alles wat de simulator doet?’
‘Is wat alles?’
‘Nou, de manier waarop hij het spel nu regelt. Het is makkelijk en het is al een tijdje niet moeilijker geworden.’
‘Oh.’
Graff leek zich er niet druk om te maken. Maar ja, Graff leek zich wel nooit ergens druk om te maken. De volgende dag veranderde alles. Graff vertrok en in zijn plaats kreeg Ender een metgezel.
Toen Ender ‘s morgens wakker werd zat hij in de kamer. Hij was een oude man en hij zat met gekruiste benen op de grond. Ender keek hem vol verwachting aan en wachtte tot de man iets zou gaan zeggen. Hij zei helemaal niets. Ender stond op, ging onder de douche en kleedde zich aan. Als die man geen zin had om te praten moest hij dat zelf maar weten. Hij had allang geleerd dat als er iets ongewoons aan de hand was, iets dat deel uitmaakte van iemand anders zijn plannen en niet van de zijne, dat hij dan meestal meer te weten kwam door afwachten dan door vragen. Volwassenen verloren bijna altijd eerder hun geduld dan Ender.
Toen Ender klaar was en naar de deur liep om de kamer te verlaten, had de man nog steeds geen woord gezegd. De deur ging niet open. Ender draaide zich om en keek naar de man die op de vloer zat. Hij leek een jaar of zestig, verreweg de oudste man die Ender ooit op Eros had gezien. Hij had witte baardstoppels van een dag oud die zijn hoofd maar iets minder grijs kleurden dan zijn kort geknipte haar. Hij had een beetje een verflenst gezicht met rond zijn ogen allemaal rimpels en voren. Hij keek Ender aan met een uitdrukking waaruit alleen onverschilligheid sprak.
Ender ging weer voor de deur staan en probeerde of hij nu wel openging.
Hij gaf het op. ‘Goed’, zei hij. ‘Waarom is de deur op slot?’
De oude man bleef hem nietszeggend aankijken.
Dus dit is een spelletje, dacht Ender. Nou, als ze willen dat ik de lessen volg, zullen ze vanzelf de deur wel opendoen. Zo niet, dan maar niet. Mij kan het niet schelen.
Ender hield niet van spelletjes waarbij de regels van alles konden zijn en waarvan de bedoeling alleen aan hen bekend was. Hij was dus niet van plan om mee te spelen. Hij weigerde ook om kwaad te worden. Geleund op de deurknop voerde hij een ontspanningsoefening uit en weldra was hij weer helemaal kalm. De oude man bleef onverschillig naar hem zitten kijken.
Dat leek zo wel uren door te gaan. Ender die het verdomde om zijn mond open te doen en de oude man die daar maar zat als een stomme zwakzinnige. Nu en dan vroeg Ender zich af of hij soms een uit een of andere ziekenafdeling op Eros ontsnapte geestelijk gestoorde was die hier in Enders kamer een of andere krankzinnige fantasie uitleefde. Maar naarmate het langer voortduurde zonder dat er iemand aan de deur kwam, zonder dat er iemand naar hem kwam zoeken, raakte hij er steeds meer van overtuigd dat dit iets opzettelijks was, bedoeld om hem van zijn stuk te brengen. Ender gunde de oude man die overwinning niet. Om de tijd te doden begon hij oefeningen te doen. Sommige oefeningen waren onmogelijk zonder de toestellen uit de gymzaal maar andere kon hij heel goed zonder hulpmiddelen doen, met name de zelfverdedigingsoefeningen.
Hij gebruikte de hele kamer. Hij oefende stoten en schoppen. Een van zijn oefeningen bracht hem dicht in de buurt van de oude man zoals hij al eerder dicht bij hem was gekomen, maar dit keer schoot een oude klauw naar voren om midden in een schopbeweging Enders linkerbeen vast de grijpen. Ender verloor zijn evenwicht en belandde met een klap op de grond.
Ender sprong onmiddellijk woedend overeind. De oude man zat daar kalmpjes met zijn benen gekruist, in het geheel niet hijgend, alsof hij geen vinger had verroerd. Ender stond klaar in gevechtshouding maar doordat de ander zo stil bleef zitten kon hij niet aanvallen. Wat moest hij doen, de oude kerel een schop tegen zijn hoofd geven soms? En het dan aan Graff uitleggen — oh, die ouwe kerel gaf me een schop en dat moest ik hem betaald zetten.
Hij hervatte zijn oefeningen en de oude man bleef naar hem kijken.
Moe en kwaad over deze verloren dag die hij als een gevangene in zijn kamer moest doorbrengen, liep Ender terug naar zijn bed om zijn lessenaar te pakken. Toen hij zich voorover boog naar zijn lessenaar voelde hij een hardhandige hand tussen zijn dijen porren en een andere hand zijn haar vastgrijpen. Een tel later lag hij ondersteboven. Zijn gezicht en schouders werden tegen de vloer gedrukt door de knie van de oude man, zijn rug zat in een pijnlijke kronkel en de oude had zijn benen in een armklem. Met zijn armen kon Ender niks uitrichten en hij kon zijn rug niet buigen om ruimte genoeg te maken om zijn benen te kunnen gebruiken. In minder dan twee seconden had de oude man Ender “Wiggin volkomen verslagen.
‘Goed,’hijgde Ender. ‘Jij hebt gewonnen.’
De knie van de man drukte pijnlijk omlaag. ‘Sinds wanneer,’vroeg de man met een zachte, schorre stem, ‘is het nodig om je vijand te vertellen dat hij heeft gewonnen?’
Ender bleef zwijgen.
‘Ik heb je één keer verrast, Ender Wiggin. Waarom heb je me toen niet meteen vernietigd? Alleen maar omdat ik er zo vreedzaam uitzag? Je hebt me je rug toegedraaid. Stom. Je hebt nog niets geleerd. Je hebt nooit een leraar gehad.’
Nu was Ender witheet en hij deed geen moeite om zich te beheersen of om het geheim te houden. ‘Ik heb maar al te veel leraren gehad, hoe moest ik in godsnaam weten dat jij een vijand zou zijn?’
‘Een vijand, Ender Wiggin,’fluisterde de oude man. ‘Ik ben je vijand, de eerste die je ooit hebt gehad die slimmer was dan jij. Er is geen betere leraar dan de vijand. Niemand anders dan de vijand zal je ooit vertellen wat de vijand van plan is. Niemand anders dan de vijand zal je kunnen leren hoe te vernietigen en te veroveren. Alleen de vijand kan je tonen waar je zwak bent. Alleen de vijand kan je vertellen waar hij sterk is. En de enige regels van het spel zijn wat je hem kunt aandoen en wat je hem kunt verhinderen jou aan te doen. Van nu af aan ben ik je vijand. Van nu af aan ben ik je leraar’
Toen liet de oude man Enders benen vallen. Omdat hij Enders hoofd nog tegen de vloer gedrukt hield kon de jongen zijn armen niet gebruiken om tegendruk te leveren zodat zijn benen met een luide klap en een misselijk makende pijn tegen de grond smakten. Toen stond de oude man op en liet Ender overeind krabbelen.
Langzaam en met een zacht gekreun van pijn hees Ender zijn benen onder zijn lijf. Hij bleef een ogenblik op handen en voeten zitten om zich te herstellen. Toen schoot zijn rechterarm uit om zijn vijand te grijpen. De oude man danste razendsnel achteruit en Enders hand greep in het luchtledig terwijl de voet van zijn leraar naar voren schoot om een voltreffer te plaatsen op Enders kin.
Enders kin was verdwenen. Hij lag plat op zijn rug op de grond te tollen en precies op het moment dat zijn leraar even uit evenwicht was vanwege zijn schop, ramde Ender zijn voeten tegen het andere been van de oude man. Hij stortte om — maar zo dichtbij dat hij met zijn maaiende armen Enders gezicht kon bereiken. Ender kon geen arm of been vinden die lang genoeg stil lag om zich te laten beetpakken en ondertussen regende het slagen op zijn armen en zijn rug. Ender was een stuk kleiner — hij kon niet voorbij de maaiende ledematen van de oude man komen. Eindelijk wist hij zich achteruit te werken en naar de deur te kruipen.
De oude man zat weer in kleermakerszit, maar zijn onverschillige uitdrukking was verdwenen. Hij lachte. ‘Een heel stuk beter, jongen. Maar traag. Je zult met een vloot beter moeten worden dan met je lijf, anders is niemand zijn leven zeker onder jouw bevel. Lesje geleerd?’
Ender knikte traag. Zijn lijf deed op wel honderd plaatsen pijn.
‘Mooi,’zei de oude man. ‘Dan hoeven we nooit meer zo’n knokpartij te houden. Verder doen we alles met de simulator. Van nu af aan zal ik je gevechten programmeren en niet de computer; ik zal de strategie van je vijand bedenken en jij zult leren om razendsnel te ontdekken wat de vijand voor streken voor je in petto heeft. Onthou goed jongen: van nu af aan is de vijand slimmer dan jij. Van nu af aan is de vijand sterker dan jij. Van nu af aan sta je altijd op het punt om te verliezen.’
De oude man keek weer ernstig. ‘Je zult op het punt staan om te verliezen, Ender, maar je zult winnen. Je zult de vijand leren verslaan. Hij zal je leren hoe.’
De leraar stond op. ‘In deze school is het al van oudsher de gewoonte dat jongere leerlingen door oudere leerlingen worden uitgekozen. Ze worden kameraden en de oudste leert de jongste alles wat hij weet. Ze zijn altijd aan het vechten, altijd aan het strijden en ze zijn altijd samen. Ik heb jou gekozen.’
Toen de oude man naar de deur liep, zei Ender: ‘Jij bent te oud voor een leerling van deze school.’
‘Niemand is ooit te oud om iets over de vijand te leren. Ik heb van de kruiperds geleerd. Jij zult van mij leren.’
Toen de oude man zijn handpalm tegen het slot drukte om de deur te openen, nam Ender een hoge sprong en schopte hem met twee voeten in zijn lendenen. Zijn schop kwam hard genoeg aan om hem weer op zijn voeten te doen landen terwijl de oude man met een kreet op de grond in elkaar zakte.
Zich aan de deurknop vasthoudend krabbelde de oude man met een van pijn vertrokken gezicht langzaam overeind. Hij leek buiten gevecht gesteld, maar Ender vertrouwde hem niet. Ondanks zijn achterdocht liet hij zich toch nog verrassen door de snelheid van de oude man. Een tel later lag hij aan de overkant naast de wand op de grond, met een bloedneus en een tand door zijn lip waar zijn gezicht zijn bed had geraakt. Hij kon zich nog net voldoende ver omdraaien om de oude man in de deuropening te zien staan en kreunend met een hand over zijn pijnlijke rug te zien strijken. De oude man grijnsde.
Ender grijnsde terug. ‘Leraar,’zei hij. ‘Heb je ook een naam?’
‘Mazer Rackham,’zei de oude man. Toen was hij verdwenen.
Van toen af aan was Ender of met Mazer Rackham samen of alleen. De oude man deed zelden zijn mond open, maar hij was er altijd; bij het eten, bij de lessen, bij de simulator, ‘s nachts bij hem op de kamer. Soms ging Mazer even weg, maar altijd als Mazer weg was, was de deur op slot en er kwam nooit iemand langs als Mazer nog niet terug was. Ender noemde hem eens een hele week Cipier Rackham. Mazer reageerde even gewillig op die naam als op zijn eigen naam en liet uit niets blijken dat hij het vervelend vond. Ender gaf het al spoedig op.
Er stond wel wat tegenover. Mazer nam met Ender de videobanden door van de oude gevechten van de Eerste Invasie en de rampzalige nederlagen van de I.V. in de Tweede Invasie. Dit waren geen samenraapsels uit de gecensureerde publieksbanden, maar continue, volledige opnames. Aangezien er in de grote gevechten een heleboel videocamera’s draaiden konden ze tactiek en strategie van de kruiperds van vele kanten bestuderen. Voor het eerst van zijn leven wees een leraar Ender op dingen die hij niet zelf al had gezien. Voor het eerst trof Ender een levend persoon met een geest die hij kon bewonderen.
‘Waarom ben je nog niet dood?’vroeg Ender hem. ‘Jouw gevecht vond zeventig jaar geleden plaats. En je bent nog niet eens zestig jaar oud.’
‘De wonderen van de relativiteit,’zei Mazer. ‘Na het gevecht hebben ze me hier twintig jaar vastgehouden, ook al smeekte ik hun om me het bevel te geven over een van de sterschepen die ze ten strijde stuurden tegen de thuisplaneet van de kruiperds en de kruiperdkolonies. Toen — kwamen ze dingen te weten over het gedrag van soldaten onder de druk van de strijd.’
‘Wat voor dingen?’
‘Jij hebt nooit genoeg psychologie geleerd om die te kunnen begrijpen. Het moet maar genoeg zijn als ik zeg dat ze begonnen te beseffen dat ik weliswaar nooit het bevel over de vloot zou kunnen voeren — ik zou al dood zijn voor de vloot zijn bestemming bereikte -maar dat ik wel de enige persoon was die de dingen die ik van de kruiperds begreep kon begrijpen. Ze beseften dat ik de enige was die de kruiperds ooit met verstand had verslagen in plaats van met mazzel. Ze hadden me hier nodig om — om dat te leren aan de persoon die wel het bevel over de vloot zou voeren.’
‘En dus zetten ze je in een sterschip, gaven je een relativistische snelheid —’
‘En toen wendde ik de steven en kwam naar huis. Een ontzettend saaie reis, Ender. Vijftig jaar in de ruimte. Officieel verstreken er voor mij maar acht jaren, maar het leken er wel vijfhonderd. En dat allemaal alleen maar opdat ik de volgende bevelhebber alles kon leren wat ik wist.’
‘Moet ik dan die bevelhebber worden?’
‘Laten we zeggen dat je op dit moment onze beste gok bent.’
‘Worden er ook anderen voorbereid?’
‘Nee.’
‘Dan ben ik dus de enige keus, niet waar?’
Mazer haalde zijn schouders op.
‘Op jou na. Je leeft nog steeds, niet waar? Waarom word jij het niet?’
Mazer schudde zijn hoofd.
‘Waarom niet. Je hebt al eerder van ze gewonnen.’
‘Er zijn goede en afdoende redenen waarom ik het bevel niet kan voeren.’
‘Laat me eens zien hoe jij de kruiperds versloeg, Mazer.’
Mazers gezicht werd een onleesbaar masker.
‘Je hebt me elk ander gevecht wel minstens zeven keer laten zien. Ik denk dat ik wel een paar manieren heb gezien om dingen die de kruiperds vroeger gelukt zijn te verijdelen, maar je hebt me nooit laten zien hoe het jou gelukt is om hen echt te verslaan.’
‘Die videoband wordt zeer strikt geheim gehouden, Ender.’
‘Dat weet ik. Ik heb hem gedeeltelijk weten te reconstrueren. Jij met je kleine reservemacht tegen hun enorme oorlogsvloot; die grote, forse sterschepen die hun zwermen jagers uitbraken. Jij stormt op één schip af, vuurt en het ontploft. Daar houden de fragmenten altijd op. Daarna zie je nooit wat anders dan soldaten die kruiperdschepen binnendringen en daar alleen maar dode kruiperds aantreffen.’
Mazer grinnikte. ‘Die strikte geheimhouding stelt dus ook geen moer voor. Kom op, dan gaan we de videoband bekijken.’
Behalve zij tweeën was er niemand in de videozaal en Ender deed de deur op slot. ‘Goed, we kunnen kijken.’
De videoband toonde precies de dingen die Ender al had weten uit te puzzelen. Mazers kamikazeduik naar het hart van de vijandige formatie, de enkele explosie en dan —
Niets. Mazers schip vloog door, ontweek de schokgolf van de explosie en zocht zich een weg tussen de andere kruiperdschepen door. Ze vuurden niet op hem. Ze wijzigden hun koers niet. Twee ervan botsten op elkaar en explodeerden — een onnodige botsing die elk van beide piloten had kunnen voorkomen. Geen van tweeën maakte zelfs maar een kleine koerscorrectie.
Mazer draaide nu de band versneld af. Sloeg een stuk over. ‘We hebben drie uur gewacht,’zei hij. ‘Niemand kon het geloven.’Toen begonnen de schepen van de I.V. de kruiperdschepen te naderen. De mariniers begonnen met hun snijstraalders aan hun enteroperaties. De opnamen lieten zien dat ze de kruiperds al dood op hun post aantroffen.
‘Je ziet dus,’zei Mazer, ‘dat je alles wat er te zien was al wist.’
‘Waarom is dat gebeurd?’
‘Dat weet niemand. Ik heb er zelf wel een mening over maar er zijn hopies geleerden die me vertellen dat ik in de verste verte niet bevoegd ben om een mening te hebben.’
‘Jij bent het die de slag heeft gewonnen.’
‘Ja, ik dacht ook dat ik daaraan wel een bevoegdheid om commentaar te leveren kon ontlenen, maar je weet hoe het gaat. Xenobiologen en xenopsychologen kunnen het idee dat een sterpiloot hen met louter giswerk de loef afstak niet aanvaarden. Ik denk dat ze me allemaal haten omdat ze na het zien van deze opnames allemaal de rest van hun leven op Eros moesten slijten. Om veiligheidsredenen, weet je wel. Daar waren ze niet blij mee.’
‘Ik wil jouw mening graag horen.’
‘De kruiperds praten niet. Ze denken tegen elkaar, en dat kost geen tijd, net als het filooteffect. Net als de weerwort. Maar de meeste mensen dachten altijd dat dat toch een soort geregelde communicatie inhield, zoals bij taal — ik denk iets tegen jou en jij geeft mij antwoord. Dat heb ik nooit geloofd. Het gaat veel te gelijktijdig, de manier waarop ze allemaal samen op dingen reageren. Je hebt de videobanden gezien. Daar wordt niet onderling gediscussieerd om te besluiten welke actie ze zullen ondernemen. Elk schip gedraagt zich als een onderdeel van een enkel organisme. Het reageert zoals je lijf reageert tijdens een gevecht, wanneer de verschillende onderdelen werktuiglijk en zonder er bij te hoeven nadenken alles doen wat ze moeten doen. Er is bij hun geen geestelijk gesprek gaande tussen mensen met verschillende gedachtengangen. Al hun gedachten zijn aanwezig, samen, allemaal tegelijk.’
‘Eén enkele persoonlijkheid en elke kruiperd is zoiets als een hand of een voet?’
‘Ja. Ik was niet de eerste die dit bedacht, maar ik was wel de eerste die het geloofde. En nog iets anders. Iets dat zo kinderachtig en dom is dat de xenobiologen me met hun gelach tot zwijgen brachten toen ik het na het gevecht zei. De kruiperds zijn beestjes. Ze zijn net zoiets als mieren of bijen. Een koningin met werksters. Dat was misschien wel honderd miljoen jaar geleden, maar zo zijn ze in ieder geval begonnen, met zo’n soort patroon. Zeker weten dat geen van de kruiperds die wij onder ogen kregen enige mogelijkheid had om nieuwe kleine kruiperdjes te maken. Zouden ze dus niet gewoon hun koningin gehouden hebben toen ze die vaardigheid om samen te denken ontwikkelden? Zou de koningin niet gewoon het centrum van de groep blijven? Waarom zou dat ooit veranderen?’
‘Het is dus de koningin die de hele groep stuurt.’
‘Ik had zelfs de bewijzen. Niet dat zij dat ooit zouden kunnen zien, hoor. Bij de Eerste Invasie kwam het niet voor omdat dat een verkenningsexpeditie was. Maar de Tweede Invasie was een kolonisatievlucht. Om een nieuwe zwerm te stichten of zoiets.’
‘Ze hadden dus een koningin mee.’
‘De videobanden van de Tweede Invasie toen ze onze vloten in het kometenafweerscherm vernietigden.’Hij toetste ze in en liet de patronen van de kruiperds in beeld komen. ‘Wijs mij het schip van de koningin aan.’
Het was bijna niet te vinden. Het duurde een hele tijd voor Ender het zag. De kruiperdschepen bleven zich voortdurend verplaatsen, allemaal. Er was geen duidelijk herkenbaar vlaggeschip, geen zichtbaar zenuwcentrum. Maar terwijl Mazer de videoband telkens en telkens weer afdraaide, begon Ender geleidelijk aan te zien hoe alle beweging zich concentreerde rond en ontsprong vanuit een centraal punt. Het centrale punt verplaatste zich maar nadat hij lang genoeg had gekeken, was het duidelijk dat de ogen van de vloot, het ego van de vloot, het gezichtspunt waaruit alle beslissingen werden genomen, één bepaald schip was. Hij wees het aan.
‘Jij ziet het. Ik zie het. Dat brengt het totaal op twee mensen uit al die velen die deze opnamen gezien hebben. Maar waar blijft het?’
‘Ze laten dat schip op dezelfde manier bewegen als elk willekeurig ander schip.’
‘Ze weten dat het hun zwakke plek is.’
‘Maar je hebt gelijk. Dat is de koningin. Toch zou je verwachten dat toen jij dat schip aanviel, ze onmiddellijk al hun geweld op jou zouden concentreren. Ze hadden je finaal aan flarden kunnen schieten.’
‘Dat weet ik. Dat is ook precies wat ik er niet aan begrijp. Niet dat ze me niet probeerden tegen te houden — ze vuurden op me. Maar het lijkt wel alsof ze niet echt konden geloven dat ik hun koningin werkelijk zou doden, tot het te laat was. Misschien worden in hun samenleving koninginnen wel nooit gedood, maar alleen gevangen genomen, alleen schaakmat gezet. Ik deed iets wat ze van een vijand nooit verwacht hadden.’
‘En toen zij stierf, stierven alle anderen.’
‘Nee, ze werden alleen heel stom. Op de eerste schepen die we enterden leefden de kruiperds nog. Organisch gesproken. Maar ze verroerden zich niet, ze reageerden nergens op, zelfs niet toen onze geleerden er een paar begonnen te ontleden om te zien of we iets meer over de kruiperds te weten konden komen. Na een tijdje gingen ze allemaal dood. Ze hadden geen wil meer. Als de koningin dood is, zit er niets meer in die kleine lijfjes.’
‘Waarom geloven ze je niet?’
‘Omdat we geen koningin vonden.’
‘Die is natuurlijk in stukken gereten bij de explosie.’
‘Zo gaat dat in een oorlog. Overleven gaat voor op biologie. Maar er zijn er toch wel een paar die inmiddels naar mijn manier van denken beginnen over te hellen. Je kunt ook niet lang in dit oord leven zonder dat de bewijzen je in het oog springen.’
‘Wat voor bewijzen zijn er dan te vinden op Eros?’
‘Ender, kijk om je heen. Mensen hebben deze tunnels niet gegraven. Neem bijvoorbeeld de plafonds, die vinden wij veel te laag. Dit was de verste voorpost van de kruiperds bij de Eerste Invasie. Ze hebben deze tunnels uitgehakt nog voor wij zelfs maar wisten dat ze bestonden. We leven hier in een kruiperdnest. Maar we hebben onze huur al betaald. Het heeft minstens duizend mariniers het leven gekost om ze vertrek voor vertrek uit deze honingraten te verdrijven. De kruiperds hebben voor elke meter geknokt.’
Nu begreep Ender ook waarom de vertrekken nooit prettig aandeden. ‘Ik wist dat dit geen mensenplek was.’
‘Dit was de goudmijn. Als ze geweten hadden dat we die eerste oorlog zouden winnen hadden ze waarschijnlijk dit alles nooit gebouwd. We leerden hier hoe je zwaartekracht moet manipuleren omdat zij hier de zwaartekracht vergroot hadden. We leerden doelmatig gebruik maken van sterrenenergie omdat zij deze planeet verduisterd hadden. Daardoor hebben we hen trouwens juist ontdekt. Binnen een periode van drie dagen verdween Eros geleidelijk aan van de telescopen. We stuurden er een sleper heen om uit te zoeken hoe dat kwam. Nou ze kwamen erachter. De sleper zond uit wat zijn videoapparatuur opnam, met inbegrip van de kruiperds die het schip enterden en de bemanning afslachtten. Hij bleef uitzenden terwijl de kruiperds de hele boot onderzochten. Pas toen ze uiteindelijk de hele sleper uit elkaar sloopten kwam er een eind aan de uitzending. Dat kwam door hun blindheid — zij hoefden nooit iets met apparatuur over te seinen, en het kwam dus niet bij hen op dat er iemand kon meekijken als de bemanning eenmaal dood was.’
‘Waarom doodden ze de bemanning?’
‘Waarom niet? Voor hen was het verlies van een paar bemanningsleden zoiets als voor ons nagels knippen. Niets om je druk over te maken. Zij verkeerden misschien wel in de veronderstelling dat ze op een gewone manier onze communicatie uitschakelden door de werksters die de sleper bedienden uit te schakelen. Ze waren niet bezig met het vermoorden van levende, zelfstandig denkende wezens met een zelfstandige genetische toekomst. Iemand vermoorden stelt bij hen niet veel voor. Alleen een koningin doden is bij hun eigenlijk echte moord omdat alleen het doden van een koningin een genetisch pad afkapt.’
‘Ze wisten dus niet wat ze deden.’
‘Je hoeft hen niet te verontschuldigen, Ender. Het feit dat ze niet wisten dat ze menselijke wezens doodden, betekent niet dat ze die menselijke wezens niet doodden. Wij hebben het recht om ons naar ons beste vermogen te verdedigen en de enige manier die wij konden bedenken was de kruiperds doden voor ze ons doodden. Bekijk het eens op deze manier. In al de oorlogshandelingen hebben de kruiperds tot nu toe duizenden en duizenden denkende, levende wezens gedood. En in al die oorlogshandelingen hebben wij er maar één gedood.’
‘Als jij de koningin niet had gedood, Mazer, zouden we dan de oorlog verloren hebben?’
‘Ik zou zeggen dat de kansen twee tegen drie in ons nadeel lagen. Maar ik denk nog steeds dat ik hun vloot behoorlijk wat schade toegebracht had kunnen hebben voor ze ons aan flarden schoten. Ze hebben een geweldige reactiesnelheid en een heleboel vuurkracht, maar wij hebben ook onze voordelen. Onze schepen bevatten stuk voor stuk een verstandig menselijk wezen dat zelfstandig denkt. Wij zijn stuk voor stuk in staat om een briljante oplossing voor een probleem te bedenken. Zij kunnen maar één briljante oplossing tegelijk bedenken. De kruiperds denken snel maar over het geheel genomen zijn ze niet slim. Zelfs toen een stelletje ongelooflijk bange en domme bevelhebbers de grote gevechten van de Tweede Invasie wist te verliezen, slaagden sommige van hun ondergeschikten erin om de krui-perdvloot wezenlijke schade toe te brengen.’
‘Wat doen we als onze invasievloot hen bereikt? Gaan we dan weer alleen op de koningin af?’
‘De kruiperds hebben geen interstellair vliegverkeer ontwikkeld doordat ze dom zijn. Dat was een strategie die maar een keer kon werken. Ik vermoed dat we nooit meer in de nabijheid van een koningin zullen kunnen komen tenzij we daadwerkelijk tot hun thuis-planeet weten door te dringen. De koningin hoeft tenslotte niet lijfelijk aanwezig te zijn om een gevecht te leiden. De koningin hoeft alleen maar lijfelijk aanwezig te zijn om babykruiperdjes te produceren. De Tweede Invasie was een kolonie — de koningin kwam de Aarde bevolken. Maar dit keer — nee, nu gaat die vlieger niet meer op. We zullen hen vloot voor vloot moeten verslaan. En omdat zij de beschikking hebben over tientallen sterrenstelsels, vermoed ik dat ze ons heel ver in aantal zullen overtreffen, bij elk gevecht.’
Ender herinnerde zich zijn gevecht tegen twee legers tegelijk. En ik dacht nog wel dat ze vals speelden. Als de echte oorlog begint is het iedere keer zo. En dan is er geen poort waar ik op af kan duiken.
‘We hebben maar twee dingen die in ons voordeel werken, Ender. We hoeven niet erg goed te mikken. Onze wapens hebben een breed werkingsgebied.’
‘Dan gaan we dus niet de kernprojectielen uit de Eerste en de Tweede Invasie gebruiken?’
‘Dokter Toestel is veel krachtiger. Kernwapens waren uiteindelijk zwak genoeg om ooit op het oppervlak van de Aarde gebruikt te worden. De Kleine Dokter zou nooit op een planeet gebruikt kunnen worden. Toch wou ik dat ik er bij de Tweede Invasie een had gehad.’
‘Hoe werkt de Kleine Dokter dan?’
‘Dat weet ik niet, althans niet goed genoeg om er een te kunnen bouwen. Op het punt waar twee stralenbundels samenvallen, wordt een veld opgewekt waarin moleculen niet langer aan elkaar gebonden kunnen blijven. Elektronen kunnen niet meer gedeeld worden. In hoeverre ben je op de hoogte met dat gebied van de natuurkunde?’
‘Wij besteden onze tijd voornamelijk aan sterrenkunde, maar ik weet genoeg om in grote lijnen te snappen waar het om gaat.’
‘Het veld breidt zich bolvormig in de ruimte uit, maar hoe verder het komt, hoe zwakker het wordt. Behalve waar het daadwerkelijk een flinke hoeveelheid moleculen tegenkomt; daar wordt het sterker en begint weer opnieuw. Hoe groter het getroffen schip, hoe sterker het nieuwe veld.’
‘Dus elke keer dat het veld een schip treft, ontstaat er een nieuw bolvormig veld —’
‘En als hun schepen te dicht op elkaar vliegen kan het veld een kettingreactie teweegbrengen die ze allemaal wegvaagt. Dan dooft het veld uit, de moleculen klonteren weer aan elkaar en waar je eerst een schip had, heb je nu een kluit vuil met een hele hoop ijzer erin. Geen radioactiviteit, geen rotzooi. Gewoon vuil. Misschien zullen we hen bij het eerste treffen dicht opeen te grazen kunnen nemen, maar ze leren erg snel. Daarna zullen ze een flink eind uit elkaar blijven vliegen.’
‘Dus Dokter Toestel is geen projectiel — ik kan niet om hoekjes schieten.’
‘Dat klopt. Projectielen zouden trouwens inmiddels ook geen zin meer hebben. Wij hebben in de Eerste Invasie een heleboel van hen opgestoken, maar zij hebben ook dingen van ons opgestoken — bijvoorbeeld hoe ze een Extatisch Afweerscherm moeten opwekken.’
‘Dringt de Kleine Dokter wel door het scherm heen?’
‘Alsof het helemaal niet bestond. Je kan niet door het scherm heen kijken om de bundels te richten en scherp te stellen, maar aangezien de generator van het Extatische Afweerscherm zich altijd precies in het centrum van het schermveld bevindt, is dat niet zo moeilijk uit te plussen.’
‘Waarom heb ik me hierin nooit hoeven bekwamen?’
‘Je hebt niet anders gedaan. Alleen hebben we de computer het vuile werk voor je laten opknappen. Jouw taak is om je in een superieure strategische positie te manoeuvreren en een doelwit te kiezen. De boordcomputer kan de Dokter veel nauwkeuriger richten dan jij.’
‘Waarom heet het wapen Dokter Toestel?’
‘In zijn ontwikkelingsfase werd het een Moleculair Disjunctietoestel genoemd, M.D.-Toestel.’
Ender begreep het nog steeds niet.
‘m.d. De afkorting van Medicinae Doctor, Doctor in de Medicijnen. M.D.-Toestel en dus Dokter Toestel. Het was een geintje.’Ender kon er niets leuks aan ontdekken.
Ze hadden de simulator veranderd. Hij kon nog steeds het aanzicht en de mate van detaillering bepalen, maar de scheepsbesturing ontbrak. In plaats daarvan was er nu een nieuw paneel met hefboomschakelaars en een eenvoudige communicatieset bestaande uit hoofdtelefoon en een kleine microfoon.
De technicus die erbij stond te wachten legde hem snel het gebruik van de hoofdset uit.
‘Maar hoe moet ik de schepen besturen?’vroeg Ender.
Mazer legde het uit. Van nu af aan zou hij geen schepen meer besturen. ‘Je hebt de volgende fase van je opleiding bereikt. Je hebt op alle strategische niveaus ervaring opgedaan, maar nu wordt het tijd om je te gaan concentreren op het voeren van het bevel over een hele vloot. Zoals je op de Krijgsschool met pltonleiders hebt gewerkt, ga je nu met eskaderleiders werken. Je hebt zesendertig van dergelijke leiders toegewezen gekregen om mee te oefenen. Jij moet hun intelligente tactiek bijbrengen; je moet hun sterke kanten en hun beperkingen leren kennen; jij moet hen tot een geheel smeden.’
‘Wanneer komen ze hier?’
‘Ze zitten al op hun post achter hun eigen simulator. Je spreekt ze toe door je hoofdset. De nieuwe schakelaars op je regelpaneel stellen je in staat om de zaak te overzien vanuit het gezichtspunt van elk van je eskaderleiders. Dit is een nauwkeuriger benadering van de omstandigheden die je kunt aantreffen in een echt gevecht, waarin je alleen maar kennis kunt nemen van wat je schepen zien.’
‘Hoe kan ik nu werken met eskaderleiders die ik nooit zie?’
‘Waarom zou je hen moeten zien?’
‘Om te weten wie ze zijn, hoe ze denken —’
‘Wie ze zijn en hoe ze denken zal je gauw genoeg ontdekken door de manier waarop ze met de simulator omgaan. Maar ik denk dat je je niet erg lang zorgen zult maken. Ze luisteren momenteel mee. Zet je koptelefoon maar op, dan kan je hen horen.’
Ender zette de koptelefoon op.
‘Salaam,’fluisterde een stem in zijn oor.
‘Alai,’zei Ender.
‘En ik, de dwerg.’
‘Erwt.’
En Petra en Dink; Gekke Tom, Shen, Kouwe Soep, Fly Molo, al de beste leerlingen waar Ender mee of tegen had gevochten, alle mensen die Ender op de Krijgsschool had vertrouwd. ‘Ik wist niet dat jullie hier waren,’zei hij. ‘Ik wist niet dat jullie ook kwamen.’
‘Ze hebben ons al drie maanden als slavendrijvers achter die simulators opgejaagd,’zei Dink.
‘Je zult wel merken dat ik verreweg de beste tacticus ben,’zei Petra. ‘Dink doet zijn best, maar hij heeft het verstand van een kind.’
Zo begon hun samenwerking, elke eskaderleider voerde het bevel over individuele piloten en Ender voerde het bevel over de eskaderleiders. Ze leerden op een heleboel verschillende manieren samenwerken omdat de simulator hen dwong om verschillende situaties uit te proberen. Soms gaf de simulator hun een grotere vloot om mee te werken; dan deelde Ender die op in drie of vier pltons die elk uit drie of vier eskaders bestonden. En soms gaf de simulator hun één enkel sterschip met zijn twaalf jagers en dan koos hij drie eskaderleiders met elk vier jagers.
Het was leuk, het was een spel. De door de computer geleide vijand was niet al te slim en ze wonnen altijd, ondanks hun vergissingen en hun onderlinge misverstanden. Maar in de drie weken dat ze samen oefenden leerde Ender hen heel erg goed kennen. Dink, die ontzettend behendig instructies uit kon voeren maar die wat traag was als het op improviseren aankwam; Erwt die grote groepen schepen niet doelmatig kon beheren maar die een klein aantal als een lancet kon hanteren en alles wat de computer hem voorzette schitterend wist op te lossen; Alai die bijna net zo’n goed strateeg was als Ender zelf en bij wie je er van op aan kon dat hij met een halve vloot en een vage opdracht nog schitterende resultaten zou halen.
Hoe beter Ender hen leerde kennen, hoe sneller hij hen op de juiste manier kon inzetten zodat hij hen steeds beter kon gebruiken. De simulator toonde een situatie op het scherm. Op dat moment zag Ender voor het eerst waaruit zijn eigen vloot zou bestaan en hoe de vloot van de vijand was uitgerust. Het kostte hem inmiddels maar een paar minuten om de eskaderleiders die hij nodig had op te roepen, hun bepaalde schepen of groepen van schepen toe te wijzen en hun hun taken op te dragen. Als het gevecht dan eenmaal aan de gang was, wipte hij van het gezichtspunt van de ene leider over naar dat van de andere, deed hier en daar een suggestie en deelde waar nodig bevelen uit. Aangezien de anderen het gevecht alleen vanuit hun eigen gezichtspunt konden bekijken, gaf hij soms wel eens bevelen die zij onbegrijpelijk vonden; maar ook zij leerden om op Ender te vertrouwen. Als hij hun opdroeg om zich terug te trekken, trokken ze zich terug in de wetenschap dat ze zich ofwel in een ongedekte positie bevonden of dat hun terugtrekkende beweging de vijand tot een zwakke positie zou verlokken. Ze wisten ook dat Ender erop vertrouwde dat ze naar eigen goeddunken zouden handelen als hij hun geen orders gaf. Als hun stijl van vechten niet geschikt was voor de situatie waarin ze zich bevonden, zou Ender hen niet voor die taak uitgekozen hebben.
Het vertrouwen was volmaakt en de vloot functioneerde snel en met begrip. En drie weken later liet Mazer hem een opname zien van hun jongste gevecht, maar dit keer dan vanuit het gezichtspunt van de vijand.
‘Dit is wat de vijand zag toen jullie aanvielen. Waar doet het je aan denken? De snelheid waarmee jullie reageren, bijvoorbeeld?’
‘We lijken wel een kruiperdvloot.’
‘Jullie evenaren hen, Ender. Jullie zijn net zo snel als zij. En hier — moet je dit eens zien.’
Ender zag al zijn eskaders tegelijk in actie komen, elk reagerend op zijn eigen situatie, allemaal onder Enders algehele supervisie, maar toch brutaal, improviserend, schijnbewegingen makend, kortom aanvallend met een onafhankelijkheid die geen kruiperdvloot ooit had vertoond.
‘Het zwermverstand van de kruiperds is erg scherp, maar het kan zich maar op een paar dingen tegelijk concentreren. Al jouw eskaders kunnen een scherp verstand aanwenden voor de taak die ze toegedeeld kregen en de taakverdeling is ook door een scherp verstand geregeld. Je ziet dus dat er wel een paar dingen zijn die in je voordeel werken. Betere wapens, hoewel niet onweerstaanbaar; vergelijkbare snelheid en een grotere hoeveelheid beschikbaar verstand. Dat zijn jouw voordelen. In je nadeel werkt dat je altijd en eeuwig in de minderheid zult zijn en dat je vijand na elk gevecht meer over je te weten is gekomen en je beter kan bestrijden en dat die veranderde kennis onmiddellijk zijn uitwerking krijgt.’
Ender wachtte op zijn slotconclusie.
‘Tja, Ender, dan gaan we nu een begin maken met je opleiding. We hebben de computer geprogrammeerd om de soorten situaties te simuleren die we in ontmoetingen met de vijand kunnen verwachten. We gebruiken de bewegingspatronen die we bij de Tweede Invasie hebben waargenomen. Maar in plaats van verstandeloos deze zelfde patronen te blijven herhalen zal ik de vijandelijke simulatie regelen. In het begin krijg je makkelijke situaties die je volgens de verwachtingen meteen behendig moet winnen. Steek daar wat van op want ik ben er altijd, en ik blijf je steeds een stap voor doordat ik steeds moeilijker en ingewikkelder patronen in de computer inprogrammeer zodat elk volgende gevecht moeilijker wordt en jij tot de grens van je mogelijkheden gedreven wordt.’
‘En daar voorbij?’
‘We hebben maar weinig tijd. Je moet alles zo snel je kunt zien te leren. Terwijl ik me aan mijn sterschipreis wijdde, alleen maar om ervoor te zorgen dat ik nog in leven zou zijn als jij opdook, stierven mijn vrouw en kinderen en mijn kleinkinderen waren net zo oud als ik toen ik terugkwam. Ik had hun niets te vertellen. Afgesneden van alle mensen waarvan ik hield, van alles wat ik wist, leefde ik in deze buitenaardse catacomben waar ik werd gedwongen om niets te doen dat meer om het lijf had dan les te geven aan leerling na leerling, stuk voor stuk zo hoopgevend, maar elk van hen uiteindelijk een zwakkeling, een mislukking. Ik onderwijs en ik onderwijs maar niemand steekt iets op. Net als veel leerlingen voor je ben jij ook veelbelovend, maar ook jij kunt het zaad van de mislukking in je dragen. Mijn taak is om dat te vinden, om jou te vernietigen als ik dat kan, en geloof me, Ender, als je kapot te krijgen bent, dan lukt het mij.’
‘Ik ben dus niet de eerste.’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar je bent wel de laatste. Als jij niets opsteekt, dan is er geen tijd meer om iemand anders te zoeken. Ik hoop dus dat het wat met je wordt, alleen maar omdat je de enige bent waarvoor ik nog hoop kan koesteren.’
‘En de anderen? Mijn eskaderleiders?’
‘Wie van hen is geschikt om jouw plaats in te nemen?’
‘Alai.’
‘Helemaal oprecht graag.’
Dan had Ender geen antwoord.
‘Ik ben geen gelukkig mens, Ender. De mensheid verlangt ook niet van ons dat we gelukkig zijn. De mensheid verlangt alleen van ons dat we briljant zijn om harentwil. Overleven komt eerst en daarna pas komt gelukkig zijn, voor zover we daarin slagen. Ik hoop dus wel Ender, dat je me tijdens je opleiding niet aan boord komt met klachten over dat je het niet leuk hebt. Alle plezier die je uit de kieren tussen je werk weet te persen is je van harte gegund, maar je werk komt eerst, leren staat voorop en winnen is alles omdat er zonder winnen helemaal niets is. Als je mij m’n gestorven vrouw kunt teruggeven, Ender, mag je bij me komen klagen over wat deze opleiding jou allemaal kost.’
‘Ik probeerde niet om me er onderuit te wurmen, hoor.’
‘Dat komt nog wel, Ender. Want ik ga je totaal vermorzelen als het me lukt. Ik zal je treffen met alles wat ik maar kan bedenken, en ik 2al volkomen genadeloos zijn want als je tegenover de kruiperds staat zullen zij dingen bedenken die ik niet kan bedenken en erbarmen met menselijke wezens is voor hen onmogelijk.’
‘Mij kun je niet vermorzelen, Mazer.’
‘O, denk je dat?’
‘Omdat ik sterker ben dan jij.’
Mazer grijnsde. ‘We zullen zien, Ender.’
Mazer wekte hem nog midden in de nacht; de klok stond op 03.40 en Ender was nog slaapdronken toen hij achter Mazer aan door de gang liep. ‘Van vroeg erin en vroeg er weer uit, word je duf en je ziet geen fluit,’zei Mazer vrij naar een oud spreekwoord.
Hij had gedroomd dat de kruiperds hem aan het ontleden waren. Maar in plaats van zijn lijf open te snijden hadden ze zijn herinneringen in stukken geknipt, vertoonden die als hologrammen en probeerden er wijs uit te worden. Het was een heel eigenaardige droom en Ender kon hem niet makkelijk van zich afzetten, zelfs niet toen hij door de gangen naar de simulator liep. De kruiperds kwelden hem in zijn slaap en als hij wakker was liet Mazer hem niet met rust. Al met al kwam hij aan rusten niet toe. Ender dwong zichzelf om wakker te worden. Kennelijk had Mazer het gemeend toen hij zei dat hij zijn best zou doen om Ender te vermorzelen — en hem dwingen om te spelen als hij moe en slaperig was, was precies het soort goedkope makkelijke rotstreek dat Ender had moeten verwachten. Nou, vandaag ging die vlieger in ieder geval niet op.
Hij nam plaats achter de simulator en merkte dat zijn eskaderleiders al op hem zaten te wachten. Er was nog geen vijand te bekennen en dus verdeelde hij hen in twee legers en begon aan een schijngevecht waarbij hij het bevel voerde over beide partijen zodat hij elk van zijn leiders op de proef kon stellen. Ze begonnen een beetje traag maar al gauw waren ze klaarwakker en op volle sterkte.
Toen werd het simulatorbeeld zwart, de schepen verdwenen en alles veranderde tegelijk. Aan de meest nabije rand van het simulatorbeeld zagen ze de vormen van drie sterschepen van de mensen-vloot zich aftekenen in het holografische licht. Elk sterschip zou twaalf jagers hebben. De vijand die kennelijk op de hoogte was van de aanwezigheid van de mensen, had een bolvormige formatie gevormd met één enkel schip in het midden. Ender liet zich niet voor de gek houden — dat zou geen koninginneschip zijn. De kruiperdschepen hadden een meerderheid van twee op één, maar ze vlogen ook veel dichter bij elkaar dan ze hadden moeten doen — Dokter Toestel zou veel meer schade kunnen aanrichten dan de vijand verwachtte.
Ender koos een van de sterschepen, liet het knipperen in het simulatorbeeld en zei in de microfoon: ‘Alai, dit is jouw schip; verdeel de jagers naar eigen inzicht over Petra en Vlad.’Hij wees de andere twee sterschepen en hun jagereenheden aan anderen toe, op één jager van elk schip na die hij voor Erwt bestemd had. ‘Glip langs de rand en zie onder hen terecht te komen, Erwt, tenzij ze de jacht op je openen — dan kom je voor de veiligheid razendsnel terug naar de reservemacht. In het andere geval kies je een positie van waaruit je snel resultaat kunt boeken zodra ik een beroep op je doe. Alai, stuur jij je strijdmacht in een compacte aanvalsformatie op één punt van hun bolformatie af. Niet vuren voor ik het zeg. Het gaat alleen om de manoeuvre.’
‘Deze is makkelijk, Ender,’zei Alai.
‘Hij is makkelijk, dus dan kunnen we net zo goed voorzichtig zijn. Ik wil dit graag klaren zonder een enkel schip te verliezen.’
Ender groepeerde zijn reserves in twee strijdmachten die Alai op veilige afstand volgden; Erwt was al uit het simulatorbeeld verdwenen hoewel Ender af en toe overschakelde naar Erwts gezichtspunt om bij te houden waar hij nu zat.
Maar het was Alai die het subtiele spelletje met de vijand speelde. Hij vloog in een granaatvormige formatie en tastte de bolformatie van de vijand af. Telkens als hij dichterbij kwam weken de krui-perdschepen achteruit alsof ze hem naar het schip in het midden wilden lokken. Alai boog af naar opzij; de kruiperdschepen bleven hem volgen, deinsden terug als hij te dichtbij kwam en keerden terug naar hun bolformatie als hij voorbij was.
Schijnaanval, buig af, scheer langs de bol naar een ander punt, buig weer af, nieuwe schijnaanval; en toen zei Ender: ‘Val maar aan, Alai.’
Zijn kogelformatie begon de bol binnen te vliegen en hij zei tegen Ender: ‘Je weet dat ze me alleen maar zullen doorlaten om me vervolgens te omsingelen en levend te verslinden.’
‘Schenk vooral geen aandacht aan dat schip in het midden.’
‘Zoals je wilt, baas.’
En wel hoor, de bol begon zich samen te trekken. Ender bracht de reservemacht naar voren; de vijandelijke schepen concentreerden zich aan de kant van de bol die zich het dichtst bij de reservemacht bevond. ‘Val aan waar ze het dichtst op elkaar vliegen,’zei Ender.
‘Dit is in strijd met vierduizend jaar militaire geschiedenis,’zei Alai terwijl hij zijn jagers liet oprukken. ‘We horen daar aan te vallen waar we zelf in de meerderheid zijn.’
‘In deze simulatie weten ze kennelijk niet wat onze wapens kunnen aanrichten. Het werkt natuurlijk maar één keer, maar we zullen er een mooi spektakel van maken. Vuur naar believen.’
En dat deed Alai. De simulatie reageerde schitterend: eerst ontploften er een of twee in een verblindend licht, vervolgens een stuk of tien en daarna gingen bijna alle vijandelijke schepen eraan toen het veld in de krappe formatie van schip naar schip oversprong. ‘Blijf uit de buurt,’zei Ender.
De schepen aan de verste kant van de bolformatie werden niet aangetast door de kettingreactie, maar het was een fluitje van een cent om die achterna te gaan en te vernietigen. Erwt rekende af met de enkeling die naar zijn kant van de ruimte probeerde te ontkomen. Het gevecht was afgelopen. Het was makkelijker geweest dan de meeste van hun jongste oefeningen.
Mazer haalde zijn schouders op toen Ender hem dat vertelde. ‘Dit is een simulatie van een echte invasie. Er moest nu eenmaal één gevecht zijn waarin ze niet wisten wat we konden doen. Nu begint je eigenlijke werk pas. Probeer niet al te aanmatigend te doen over de overwinning. Ik zal je gauw genoeg voor echte beproevingen stellen.’
Ender oefende tien uur per dag met zijn eskaderleiders, maar niet met allemaal tegelijk; hij gaf hen ‘s middags een paar uur vrij om uit te rusten. Elke twee of drie dagen vond er onder supervisie van Mazer een gesimuleerd gevecht plaats, en zoals Mazer al had beloofd waren ze nooit meer zo makkelijk. De vijand gaf al gauw zijn pogingen om Ender te omsingelen op en formeerde zijn schepen nooit meer zo dicht bij elkaar dat er een kettingreactie kon optreden. Elke keer was er weer iets nieuws, iets dat het moeilijker maakte. Soms had Ender maar een enkel sterschip met acht jagers; een keer dook de vijand op uit een planetoïdengordel; soms liet de vijand stationaire vallen achter, grote installaties die ontploften als Ender een van zijn eskaders te dichtbij liet komen waardoor er vaak een paar schepen van Ender schade opliepen of verwoest werden. ‘Het kan niet lijden dat je schepen verliest!’schreeuwde Mazer na een van de gevechten tegen hem. ‘Als je in een echt gevecht zit heb je ook niet de luxe van een eindeloze voorraad van door de computer te voorschijn getoverde jagers. Je hebt wat je van huis hebt meegenomen en meer niet. En zorg nou dat je leert vechten zonder onnodige verspilling.’
‘Het was geen onnodige verspilling,’zei Ender. ‘Ik kan geen gevechten winnen als ik zo bang ben om een schip te verliezen dat ik nooit risico’s durf te nemen.’
Mazer grijnsde. ‘Uitstekend, Ender. Je begint het te leren. Maar in een echt gevecht zou je meerderen hebben en, nog het ergst van alles, burgers die je dat soort dingen voor de voeten werpen. Als de vijand nou een beetje slim was geweest had hij jou hier te grazen genomen en was het hele eskader van Tom eraan gegaan.’Samen namen ze het gevecht door; in de volgende oefenperiode zou Ender zijn eskaderleiders laten zien wat Mazer hem had laten zien en zouden ze leren wat ze ertegen konden doen als ze het nog eens tegenkwamen.
Ze dachten al eerder dat ze er waren, dat ze als groep heel soepel samenwerkten. Maar nu ze samen echte beproevingen hadden doorgemaakt, begonnen ze elkaar allemaal meer dan ooit te vertrouwen en werden de gevechten een genot. Ze vertelden Ender dat de leerlingen die niet daadwerkelijk aan het spel deelnamen toch naar de simulatorruimtes kwamen om te kijken. Ender stelde zich voor hoe het zou zijn om zijn vrienden om zich heen te hebben, juichend of lachend of hijgend van spanning; meestal dacht hij dat het hem wel erg zou afleiden, maar er waren keren dat hij er met heel zijn hart naar verlangde. Zelfs toen hij zijn dagen doorbracht met in de zon op een vlot in het meer drijven was hij niet zo eenzaam geweest. Mazer Rackham was zijn kameraad, zijn leraar, maar niet zijn vriend.
Maar hij zei er niets over. Mazer had hem verteld dat hij niet op meeleven hoefde te rekenen en zijn persoonlijke narigheid had voor anderen niets te betekenen. Meestal had die zelfs voor Ender niets te betekenen. Hij bleef zijn gedachten op het spel richten en probeerde van de gevechten te leren. En niet alleen de specifieke les van dat bepaalde gevecht, maar hij dacht na over wat de kruiperds hadden kunnen doen als ze slimmer geweest waren en hoe Ender zou reageren als ze dat in de toekomst zouden doen. Slapend en wakend leefde hij voor niets anders dan voorbije gevechten en toekomstige gevechten en hij zat zijn eskaderleiders achter de broek met een felheid die af en toe wel eens een opstandige reactie uitlokte.
‘Je bent veel te lief voor ons,’zei Alai op een keer. ‘Waarom ergert het je nooit dat we niet elk moment van elke oefenperiode briljant zijn. Als je ons zo in de watten blijft leggen gaan we nog denken dat je ons aardig vindt.’
Een paar van de anderen lachten in hun microfoons. Ender herkende uiteraard de spot, en reageerde met een lange stilte. Toen hij eindelijk zijn mond weer opendeed, gaf hij geen sjoege op Alai’s klacht. ‘Nog een keer,’zei hij, ‘en dit keer zonder zelfmedelijden.’Ze deden het nog een keer en ze deden het goed.
Maar naarmate hun vertrouwen in Ender als bevelhebber toenam, begon hun vriendschap die ze zich uit hun tijd op de Krijgsschool herinnerden langzaamaan te verdwijnen. Wel kwamen ze elkaar veel nader en wisselden ze onderling vertrouwelijkheden uit. Maar Ender was hun leraar en bevelhebber; hij stond even ver bij hen vandaan als Mazer van hem en hij was even veeleisend.
Ze vochten er alleen maar beter door en Ender werd tenminste niet afgeleid van zijn werk.
Tenminste niet als hij wakker was. En als hij ‘s avonds in slaap viel speelden er altijd allerlei gedachten omtrent de simulator door zijn hoofd. Maar tijdens de nacht dacht hij aan andere dingen. Vaak herinnerde hij zich het steeds verder in ontbinding rakende lijk van de Reus; maar hij herinnerde het zich niet in de pixels van zijn lessenaarscherm. Het was een echt lijk en er hing nog steeds een vage geur van dood omheen. In zijn dromen was er een heleboel veranderd. Het kleine dorp dat tussen de ribben van de Reus was ontstaan werd nu bewoond door kruiperds die hem altijd plechtig groetten, als gladiatoren die Caesar groetten voor ze voor zijn vermaak de dood in gingen. In zijn dromen haatte hij de kruiperds niet; en al wist hij dat ze hun koningin voor hem verborgen hadden, hij ging niet proberen haar te zoeken. Hij ging altijd vlug weg bij het lijk van de Reus en als hij de speeltuin bereikte waren daar altijd de kinderen, wolfs en gemeen; ze hadden gezichten die hij kende. Soms dat van Peter en soms dat van Bonzo en soms dat van Stilson en Bernard; maar de woeste wezens waren even vaak Alai en Shen of Dink en Petra; soms was een van hen ook Valentine en in zijn droom duwde hij haar ook onder water en hield haar onder tot ze verdronk. Ze kronkelde onder zijn handen, knokte om boven te blijven, maar bleef tenslotte toch stil liggen. Hij trok haar uit het meer en sleepte haar op het vlot waar ze met een doodsgrijns op haar gezicht bleef liggen. Hij krijste en huilde boven haar lijk en riep telkens en telkens weer dat het maar een spelletje was, een spelletje, hij speelde het alleen maar! —
Toen schudde Rackham hem wakker. ‘Je lag in je slaap te roepen,’zei hij.
‘Het spijt me,’zei Ender.
‘Geeft niks. Was toch tijd voor het volgende gevecht.’
Het tempo nam gestadig toe. Gewoonlijk waren er nu twee gevechten per dag en Ender hield het oefenen tot een minimum beperkt. De tijd dat de anderen uitrustten gebruikte hij om opnames van oude gevechten te bekijken en te proberen zijn eigen zwakheden op te sporen en te bedenken wat er de volgende keer zou gebeuren. Soms was hij volledig voorbereid op de nieuwe vindingen van de vijand en soms niet.
‘Volgens mij speel jij vals,’zei Ender op een keer tegen Mazer.
‘Hoezo?’
‘Jij kunt zien wat ik doe als ik oefen. Jij kunt zien waarmee ik bezig ben. Jij lijkt wel voorbereid op alles wat ik doe.’
‘Het meeste wat jij ziet zijn computersimulaties,’zei Mazer. ‘De computer is zo geprogrammeerd dat hij pas op jouw nieuwe vindingen reageert als je ze een keer in de strijd gebruikt hebt.’
‘Dan speelt de computer vals.’
‘Je hebt meer slaap nodig, Ender.’
Maar hij kon niet slapen. Hij lag elke nacht langer wakker en zijn slaap werd steeds onrustiger. Hij werd ‘s nachts veel te vaak wakker. Of hij nu wakker werd om nog meer over het spel te kunnen nadenken of om aan zijn dromen te ontsnappen wist hij eigenlijk niet. Het leek wel of hij in zijn slaap bestuurd werd door iemand die hem dwong om rond te dwalen tussen al zijn akeligste herinneringen, om ze opnieuw te beleven alsof hij ze echt meemaakte. De nachten waren zo levensecht dat de dagen hem begonnen voor te komen als een droom. Hij begon zich zorgen te maken dat hij niet helder genoeg zou kunnen denken, dat hij te moe zou zijn als hij moest spelen. Tot nu toe was hij als het spel begon altijd nog klaarwakker geschud door de spanning ervan, maar hij was bang dat hij het niet zou merken als zijn verstandelijke vermogens achteruit begonnen te gaan.
En het leek echt wel of hij aan het aftakelen was. Hij had geen enkele keer meer een gevecht waarin hij niet minstens een paar jagers verloor. Verscheidene malen wist de vijand hem te verlokken om zich meer bloot te geven dan hij van plan was geweest; andere keren wist de vijand hem zo af te matten in een uitputtingsslag dat hij zijn overwinning in dezelfde mate aan stom geluk te danken had als aan zijn krijgskunst. Dan nam Mazer met een misprijzend gezicht het gevecht met hem door. ‘Moet je dit nu eens zien,’zei hij dan. ‘Dit was toch nergens voor nodig.’En wanneer Ender dan ging oefenen met zijn eskaderleiders probeerde hij hun moreel hoog te houden, maar soms liet hij zijn teleurstelling over hun zwakheden wel eens doorschemeren, over het feit dat ze vergissingen maakten.
‘Soms vergissen we ons nu eenmaal wel eens,’fluisterde Petra een keer tegen hem. Het was een smeekbede om hulp.
‘En soms niet,’was Enders antwoord. Als ze hulp kreeg dan zou dat niet van hem zijn. Hij zou onderwijzen; haar vrienden moest ze maar onder de anderen zoeken.
Toen kwam een gevecht dat bijna in een ramp eindigde. Petra voerde haar strijdmacht te ver naar voren; ze waren kwetsbaar en ze ontdekte het op een moment dat Ender haar niet in beeld had. Binnen een paar tellen verloor ze op twee na al haar schepen. Toen vond Ender haar. Hij droeg haar op om die in een bepaalde richting te verplaatsen, maar er kwam geen antwoord. De schepen kwamen niet in beweging. En over nog een tel zouden ook die twee jagers verloren gaan.
Ender wist onmiddellijk dat hij haar overbelast had — omdat ze zo briljant was had hij haar veel vaker laten meespelen en onder veel belastender omstandigheden dan een paar van de anderen. Maar hij had nu geen tijd om zich zorgen over Petra te maken of om zich schuldig te voelen over wat hij haar had aangedaan. Hij liet Gekke Tom de twee overgebleven jagers overnemen en ging toen verder met zijn poging om nog van de strijd te maken wat er van te maken viel; Petra had een sleutelpositie ingenomen en nu stortte Enders hele strategie in. Als de vijand niet zo overgretig en onhandig zijn voordeel had uitgebuit, zou Ender verloren hebben. Maar Shen slaagde erin om een groep vijandelijke schepen te betrappen in een te dichte formatie en schakelde ze met een enkele kettingreactie uit. Gekke Tom stuurde zijn twee overgebleven jagers de bres in en richtte een grote ravage aan onder de vijandelijke schepen en hoewel zijn schepen en die van Shen uiteindelijk allemaal vernietigd werden, wist Fly Molo de resterende vijandelijke schepen te vernietigen en de overwinning rond te maken.
Aan het eind van het gevecht hoorde hij Petra roepen om een microfoon. ‘Zeg tegen hem dat het me spijt, ik was alleen zo moe, ik kon gewoon niet meer denken, anders niet. Zeg hem dat het me spijt.’
De eerstvolgende keren was ze er niet bij als ze oefenden en toen ze terugkwam was ze niet meer zo snel als ze was geweest, niet meer zo stoutmoedig. Een groot deel van wat haar een goed bevelhebber had gemaakt was ze kwijt. Ender kon haar niet meer gebruiken, behalve voor routineuze, strikt begeleide taken. Ze was niet achterlijk. Ze wist wat er gebeurd was. Maar ze wist ook dat Ender geen andere keus had en ze liet hem dat weten.
Toch bleef het feit dat ze was ingestort, en zij was nog wel bij lange na de zwakste niet van zijn eskaderleiders. Het was een waarschuwing — hij kon zijn bevelhebbers niet meer onder druk zetten dan ze konden verdragen. In het vervolg kon hij dus niet zomaar zijn leiders inzetten op elk moment dat hij hun vaardigheden nodig had, maar moest hij ook rekening houden met hoe vaak ze al gevochten hadden. Hij moest hen aflossen en dat betekende dat hij soms een gevecht inging met bevelhebbers die hij een klein beetje minder vertrouwde. Naarmate hij de druk die hij op hen uitoefende verlichtte, verzwaarde hij de druk op zichzelf.
Op een gegeven moment werd hij diep in de nacht wakker van de pijn. Zijn kussen zat onder het bloed en hij proefde bloed in zijn mond. Zijn vingers deden zeer. Hij zag dat hij in zijn slaap op zijn eigen vuist had liggen knagen. Het bloed stroomde er nog uit. ‘Mazer!’riep hij. Rackham werd wakker en liet onmiddellijk een dokter komen.
Terwijl de dokter de wond verbond zei Mazer: ‘Het kan me niet schelen hoeveel je eet, Ender, maar voor zelfkannibalisme word je niet van deze school verwijderd.’
‘Ik sliep,’zei Ender. ‘Ik wil helemaal niet weg van de Officiersopleiding.’
‘Mooi.’
‘De anderen. Die het niet redden.’
‘Waar heb je het over?’
‘Vóór mij. De andere leerlingen die de opleiding niet konden afmaken. Wat is er met hen gebeurd?’
‘Ze redden het niet. Meer niet. Mislukkingen worden niet bestraft. Ze gaan gewoon — niet verder.’
‘Net als Bonzo.’
‘Bonzo?’
‘Hij werd naar huis gestuurd.’
‘Niet als Bonzo.’
‘Wat dan? Wat is er met hen gebeurd? Toen ze mislukten?’
‘Waarom is dat belangrijk, Ender?’
Ender gaf geen antwoord.
‘Geen van hen mislukte op dit punt in hun opleiding, Ender. Je hebt met Petra een vergissing gemaakt. Zij zal wel weer herstellen. Maar Petra is Petra en jij bent jij.’
‘Een deel van wat ik ben is Petra. Is wat zij van me maakte.’
‘Jij mislukt niet, Ender. Niet in dit vroege stadium van de opleiding. Je bent een paar keer door het oog van de naald gegaan, maar je hebt altijd gewonnen. Je weet nog niet wat je grenzen zijn maar als je ze nu al bereikt hebt, ben je een heel stuk zwakker dan ik dacht.’
‘Gaan ze dood?’
‘Wie?’
‘Leerlingen die mislukken.’
‘Nee, ze gaan niet dood. Grote hemel jongen, jullie spelen alleen maar spelletjes.’
‘Volgens mij ging Bonzo wel dood. Ik droomde vannacht over hem. Ik herinnerde me hoe hij eruitzag nadat ik hem een kopstoot in zijn gezicht had gegeven. Ik denk dat ik zijn neus in zijn hersens heb gedrukt. Er kwam bloed uit zijn ogen. Volgens mij was hij toen al dood.’
‘Het was maar een droom.’
‘Mazer, ik wil zulke dingen niet dromen. Ik ben bang om te gaan slapen. Ik blijf maar aan dingen denken die ik me helemaal niet wil herinneren. Mijn hele leven blijft maar aan me voorbij gaan of ik een videorecorder ben en iemand anders de akeligste stukken van mijn leven wil bekijken.’
‘We kunnen je geen slaapmiddelen geven, als je dat soms hoopte. Het spijt me dat je zo akelig droomt. Moeten we voortaan ‘s nachts het licht aanlaten?’
‘Neem me niet in de maling!’zei Ender. ‘Ik ben bang dat ik gek word.’
De dokter was klaar met verbinden. Mazer zei dat hij kon gaan. Hij ging.
‘Ben je daar echt bang voor?’vroeg Mazer.
Ender dacht erover na en wist het niet echt zeker.
‘In mijn dromen,’zei Ender, ‘ben ik er nooit zeker van of ik mezelf wel ben.’
‘Vreemde dromen zijn een veiligheidsklep, Ender. Je wordt voor het eerst van je leven door mij een beetje onder druk gezet. Je lijf zoekt manieren om dat te compenseren, anders niet. Je bent nu een grote jongen. Het is tijd dat je over je angst voor het donker heen groeit.’
‘In orde,’zei Ender. Hij besloot ter plaatse om Mazer nooit meer over zijn dromen te vertellen.
De dagen regen zich aaneen met elke dag weer gevechten tot Ender helemaal gewend raakte aan zijn routine van zelfvernietiging. Hij begon pijn in zijn maag te krijgen. Ze zetten hem op een dieet van laffe kost, maar al gauw had hij helemaal nergens trek meer in. ‘Eet,’zei Mazer en dan stopte Ender werktuiglijk een hap eten in zijn mond. Maar als niemand hem opdroeg om te eten, at hij niet.
Nog twee van zijn eskaderleiders stortten in op dezelfde manier als Petra; de druk op de overigen werd navenant groter. De vijand had nu in ieder gevecht een meerderheid van drie of vier tegen één; de vijand trok zich ook sneller terug als het slecht ging en wist de gevechten door hergroeperen steeds langer te rekken. Soms duurden gevechten wel uren voor ze eindelijk het laatste vijandelijke schip konden vernietigen. Ender begon zijn eskaderleiders tijdens een en hetzelfde gevecht te wisselen zodat goed uitgeruste en frisse leiders de plaats konden innemen van hen die een beetje traag begonnen te worden.
‘Weet je,’zei Erwt op een keer toen hij het bevel over de vier resterende jagers van Kouwe Soep overnam, ‘dit spel is lang zo leuk niet meer als vroeger.’
En op een dag toen Ender aan het oefenen was met zijn eskaderleiders, werd ineens het hele vertrek zwart en werd hij wakker op de grond met een bloedende wond in zijn gezicht waar hij tegen het regelpaneel was geklapt.
Ze stopten hem in bed en daarna was hij drie dagen erg ziek. Hij herinnerde zich dat hij in zijn dromen gezichten zag, maar het waren geen echte gezichten en dat besefte hij al terwijl hij nog meende dat hij ze zag. Soms dacht hij dat hij Valentine zag en soms Peter; soms zijn vrienden van de Krijgsschool en soms waren de kruiperds hem aan het ontleden. Eens leek het wel ontzettend echt toen hij kolonel Graff over zijn bed gebogen zag staan en zacht tegen zich hoorde praten als een aardige vader. Maar toen werd hij wakker en trof hij alleen zijn vijand aan, Mazer Rackham.
‘Ik ben wakker,’zei Ender.
‘Dat zie ik,’zei Mazer. ‘Duurde lang genoeg. Je hebt vandaag een gevecht.’
En dus stond Ender op en leidde het gevecht en won het. Maar die dag was er geen tweede gevecht en ze lieten hem eerder naar bed gaan. Zijn handen beefden bij het uitkleden.
Die nacht meende hij dat hij vriendelijk strelende handen voelde. Handen vol genegenheid en liefde. Hij droomde dat hij stemmen hoorde.
‘Je bent niet zacht voor hem geweest.’
‘Dat was mijn opdracht niet.’
‘Hoe lang kan hij nog doorgaan? Hij begint het te begeven.’
‘Lang genoeg. Het is bijna gebeurd?’
‘Zo gauw al?’
‘Nog een paar dagen, dan heeft hij het gehad.’
‘Hoe zal hij het doen, als hij nu al zo is?’
‘Prima. Zelfs vandaag vocht hij beter dan ooit.’
In zijn droom leken de stemmen wel die van kolonel Graff en Mazer Rackham. Maar zo was dat nu eenmaal met dromen, de krankzinnigste dingen konden erin gebeuren want hij hoorde een van de stemmen zeggen: ‘Ik vind het ondraaglijk om aan te moeten zien wat dit hem aandoet.’En de andere stem antwoordde: ‘Ik weet het. Ik hou ook van hem.’En toen veranderden ze in Valentine en Alai en in zijn droom begroeven ze hem, maar waar ze zijn lijk neerlegden groeide een heuvel en hij droogde uit en werd een onderkomen voor kruiperds, net als de Reus.
Allemaal dromen. Als er iemand van hem hield of met hem meeleefde was dat alleen in zijn dromen.
Hij werd wakker en leidde een nieuw gevecht en won. Toen ging hij naar bed en sliep weer en droomde weer en daarna werd hij wakker en won weer en sliep weer en hij merkte nog amper wanneer zijn waken in slapen overging. Het kon hem trouwens ook niets schelen.
De volgende dag was zijn laatste dag op de Officiersopleiding, hoewel hij dat niet wist. Mazer Rackham was niet bij hem in de kamer toen hij wakker werd. Hij ging onder de douche en kleedde zich aan en wachtte tot Mazer de deur kwam openmaken. Hij kwam niet. Ender voelde aan de deur. Die was los.
Was het per ongeluk dat Mazer hem deze morgen vrij liet? Niemand die hem opdroeg om te eten, te oefenen of te slapen. Vrijheid. De moeilijkheid was, hij wist niet wat hij moest doen. Hij dacht er even over om zijn eskaderleiders op te zoeken om met hen te kletsen terwijl hij hen kon aankijken, maar hij wist niet waar ze waren. Voor zover hij wist konden ze wel twintig kilometer hier vandaan zitten. Toen hij dus een tijdje door de tunnels had rondgedwaald ging hij naar de kantine en ontbeet daar in de buurt van een paar mariniers die schuine moppen zaten te vertellen die Ender in de verste verte niet begreep. Toen ging hij naar het simulatorvertrek om te oefenen. Ook al was hij vrij, hij wist niet wat hij anders moest doen.
Mazer stond hem op te wachten. Ender liep langzaam het vertrek in. Hij slofte een beetje en hij voelde zich moe en duf.
Mazer fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ben je wakker, Ender?’
Er waren nog meer mensen in de simulatorkamer. Ender vroeg zich af waarom ze er waren maar nam niet de moeite om ernaar te vragen. Het was de moeite van het vragen niet waard en niemand zou het hem trouwens vertellen. Hij liep naar het regelpaneel van de simulator en ging zitten, klaar om te beginnen.
‘Ender Wiggin,’zei Mazer. ‘Wil je je even omdraaien. Het spel van vandaag behoeft enige uitleg.’
Ender draaide zich om. Hij keek naar de mannen die achter in de kamer bijeen stonden. De meesten had hij nog nooit gezien. Er waren er zelfs een paar in burger bij. Hij zag Anderson en vroeg zich af wat die hier deed, wie er nu voor de Krijgsschool moest zorgen terwijl hij weg was. Hij zag Graff en herinnerde zich het meer in de bossen buiten Greensboro en wilde naar huis. Breng me naar huis, zei hij zwijgend tegen Graff. In mijn droom zei je dat je van me hield. Breng me naar huis.
Maar Graff knikte alleen tegen hem, een groet, geen belofte, en Anderson deed net of hij hem helemaal niet kende.
‘Let even op, Ender. Vandaag leg je je eindexamen van de Officiersopleiding af. Deze waarnemers zijn hier om te beoordelen wat jij allemaal hebt geleerd. Als je hen liever niet in de kamer hebt, kunnen we hen op een andere simulator laten meekijken.’
‘Laat ze maar blijven hoor.’Eindexamen. Na vandaag zou hij misschien kunnen uitrusten.
‘Om dit een bevredigende beproeving van je vaardigheden te maken, dus niet alleen een herhaling van wat je al vele malen hebt geoefend, maar ook een confrontatie met uitdagingen die nieuw voor je zijn, wordt er vandaag een nieuw element aan het gevecht toegevoegd. Het is rond een planeet gesitueerd. Dat zal de strategie van de vijand beïnvloeden en het zal jou tot improviseren dwingen. Hou vandaag alsjeblieft goed je hoofd bij de strijd.’
Ender wenkte Mazer naderbij en vroeg hem zacht: ‘Ben ik de eerste leerling die het tot hier heeft gebracht?’
‘Als jij vandaag wint, Ender, ben jij de eerste leerling die daarin is geslaagd. Ik heb niet de vrijheid om je meer te vertellen.’
‘Nou, ik heb anders wel de vrijheid om het te horen.’
‘Morgen mag je zo kregelig zijn als je wilt. Maar vandaag zou ik het erg op prijs stellen als je je hoofd bij het examen zou houden. Laten we niet alles wat je al gedaan hebt te niet doen. Nou, hoe denk je die planeet te gaan aanpakken?’
‘Ik zal er iemand achter moeten zien te krijgen, anders is het een blinde vlek.’
‘Juist.’
‘En de zwaartekracht zal het brandstofverbruik beïnvloeden -dalen verbruikt minder dan stijgen.’
‘Ja.’
‘Werkt de Kleine Dokter eigenlijk ook tegen planeten?’
Mazers gezicht verstijfde. ‘Ender, de kruiperds hebben in geen van beide invasies ooit een burgerbevolking aangevallen. Jij moet zelf beslissen of het verstandig is om een strategie te kiezen die vergelding zou kunnen uitlokken.’
‘Is de planeet het enige nieuwe?’
‘Kan je je de laatste keer nog herinneren dat ik je een gevecht voorzette met maar één nieuw ding? Ik kan je wel vertellen, Ender, dat ik je vandaag niet zal sparen. Het is mijn verantwoordelijkheid tegenover de vloot om ervoor te zorgen dat er geen tweederangs leerling door het examen komt. Ik zal mijn best doen tegen jou, Ender en ik ben niet van plan om je in de watten te leggen. Als je alles wat je over jezelf weet en alles wat je over de kruiperds weet maar goed in gedachten blijft houden, dan heb je een redelijke kans om iets te presteren.’
Mazer verliet de kamer.
‘Zitten jullie klaar?’zei Ender in de microfoon.
‘Allemaal,’zei Erwt. ‘Beetje te laat voor de oefening vanmorgen, niet?’
Ze hadden de eskaderleiders dus niets verteld. Ender speelde even met de gedachte om hun te vertellen hoe belangrijk dit gevecht voor hem was, maar besloot dat het hen niet zou helpen als ze een niet ter zake doende zorg extra aan hun hoofd hadden. ‘Sorry,’zei hij. ‘Ik heb me verslapen.’
Ze lachten. Ze geloofden hem niet.
Hij liet hen wat manoeuvres uitvoeren om op te warmen voor het komende gevecht. Het duurde langer dan gewoonlijk voor zijn geest helder was, voor hij zich goed op zijn commanderende rol kon concentreren, maar al gauw kwam hij op tempo en reageerde hij weer vlug en dacht hij weer helder. Of tenminste, dacht hij bij zichzelf, ik denk dat ik helder denk.
Het simulatorbeeld werd zwart. Ender wachtte tot het speltafereel zou verschijnen. Wat gaat er gebeuren als ik vandaag het examen haal? Moet ik dan nog een school doorlopen? Weer een paar jaar afmattende oefening, weer een jaar van eenzaamheid, weer een jaar waarin ik door allerlei mensen van hot naar her word gestuurd, weer een jaar waarin ik niets over mijn eigen leven te vertellen heb? Hij probeerde zich te herinneren hoe oud hij was. Elf. Hoeveel jaar geleden was hij elf geworden? Hoeveel dagen? Het moest hier op de Officiersopleiding gebeurd zijn maar hij kon zich de dag niet herinneren. Misschien had hij het op het moment wel helemaal niet gemerkt. Niemand merkte het, behalve misschien Valentine.
En terwijl hij wachtte tot het spel verscheen, wilde hij dat hij het gewoon kon verliezen; gewoon het gevecht hopeloos en volledig verliezen zodat ze hem van de opleiding zouden verwijderen net als Bonzo, en hem naar huis zouden sturen. Bonzo was naar Cartagena gestuurd. Hij wilde een marsorder zien waarop Greensboro stond. Slagen betekende dat het allemaal gewoon door zou gaan. Zakken betekende dat hij naar huis kon vertrekken.
Nee, dat is niet waar, hield hij zichzelf voor. Ze hebben me nodig en als ik zak dan is er misschien straks helemaal geen huis meer om naar terug te keren.
Maar eigenlijk geloofde hij dat niet echt. Met zijn bewuste verstand wist hij dat het waar was, maar op andere plaatsen die veel dieper zaten, kon hij maar moeilijk geloven dat ze hem nodig hadden. Mazers dringende gedoe was gewoon weer een truc. Gewoon een andere manier om hem te laten doen wat ze hem wilden laten doen. Een andere manier om te zorgen dat hij niet aan uitrusten toekwam. Aan een hele lange tijd helemaal niets doen.
Toen verscheen de vijandelijke formatie en Enders vermoeidheid sloeg om in wanhoop.
De vijand overtrof hen met wel duizend tegen één in aantal, het simulatorbeeld lichtte helemaal groen op. Ze hadden zich in tientallen verschillende formaties gegroepeerd die voortdurend van plaats en vorm veranderden zodat ze in schijnbaar willekeurige patronen over het simulatorbeeld krioelden. Hij kon geen enkele opening bespeuren — als hij een open ruimte meende te zien, sloot die zich ineens weer en verscheen er elders een gat, en een formatie die eerst doordringbaar leek, veranderde plotseling in een grimmige muur. De planeet lag aan de uiterste rand van het beeld en voor zover Ender kon nagaan konden er wel nog eens zoveel schepen achter verstopt zitten, buiten bereik van de simulator.
Zijn eigen vloot bestond uit twintig sterschepen, elk met maar vier jagers. Hij kende de vier-jager-schepen — die waren ouderwets en log en het bereik van hun Kleine Dokters was maar de helft van dat van de nieuwere schepen. Tachtig jagers tegen minstens vijfduizend en misschien zelfs wel tienduizend vijandelijke schepen.
Hij hoorde zijn eskaderleiders zwaar ademen; hij hoorde ook een van de toeschouwers een zachte vloek uitspreken. Prettig om te weten dat een van de volwassenen had gemerkt dat het geen eerlijke beproeving was. Niet dat het enig verschil maakte, hoor. Eerlijkheid hoorde niet bij het spel, dat was wel duidelijk. Er was geen enkele poging gedaan om hem zelfs maar een heel klein kansje op slagen te gunnen. Alles wat ik heb moeten doormaken terwijl het helemaal nooit hun bedoeling was dat ik zou slagen.
In gedachten zag hij Bonzo en zijn kleine groepje gemene vrienden dreigend om zich heen staan; door op zijn eergevoel te werken had hij Bonzo zo gek gekregen om het in zijn eentje tegen hem op te nemen. Dat zou hier niet opgaan. En hij kon de vijand ook niet imponeren met zijn vaardigheden zoals hij met de oudere jongens in de strijdzaal had gedaan. Mazer kende Enders vaardigheden als zijn eigen broekzak.
De waarnemers achter zijn rug begonnen te kuchen en zenuwachtig te draaien. Ze begonnen te beseffen dat Ender niet wist wat hij moest beginnen.
Het kan me niets meer schelen, dacht Ender. Vlieg maar op met je spel. Als jullie me niet eens een eerlijke kans geven, waarom zou ik dan meespelen?
Net als bij zijn laatste wedstrijd op de Krijgsschool toen ze twee legers tegen hem hadden ingezet.
En op het moment dat hij aan die wedstrijd terugdacht, moest Erwt er kennelijk ook aan denken want over de koptelefoon klonk zijn stem met de woorden: ‘Weten jullie nog, de poort van de vijand is beneden.’
Molo, Soep, Vlad, Dumper en Gekke Tom begonnen allemaal te lachen. Zij herinnerden zich de wedstrijd ook.
En Ender moest ook lachen. Het was ook geinig. Al die grote mensen die dit allemaal zo serieus namen en de kinderen die meespeelden en alles geloofden tot de volwassenen plotseling te ver gingen, zich iets te veel uitsloofden, zodat de kinderen ineens hun spel konden doorzien. Vergeet het maar, Mazer. Het kan me niks schelen of ik jouw examen haal, ik bekommer me niet meer om jouw regels. Als jij vals kunt spelen dan kan ik dat ook. Ik laat me niet op een oneerlijke manier verslaan — dan win ik nog liever op een oneerlijke manier.
Bij die laatste wedstrijd op de Krijgsschool had hij gewonnen door zich niets van de vijand aan te trekken, niets van zijn eigen verliezen; hij was regelrecht doorgestoten naar de poort van de vijand.
En de poort van de vijand was beneden.
Als ik deze regel breek laten ze me nooit bevelhebber worden. Dat zou te gevaarlijk zijn. Dan hoef ik nooit meer een spel te spelen. En dat is een overwinning.
Hij fluisterde vlug iets in de microfoon. Zijn onderbevelhebbers namen hun deel van de vloot en groepeerden zich vlug tot een dik projectiel, een cilinder die recht op de meest nabije vijandelijke formatie gericht was. De vijand probeerde geenszins om hen af te weren, maar liet hem rustig passeren om hem eerst grondig te kunnen omsingelen voor ze hem vernietigden. Mazer houdt in ieder geval wel rekening met het feit dat ze inmiddels geleerd hebben om ontzag voor me te hebben, dacht Ender. En daar win ik weer wat tijd mee.
Ender dook omlaag, naar het noorden, naar het oosten en weer omlaag, schijnbaar zonder vast plan, maar wel zo dat hij iedere keer een stukje dichter bij de vijandelijke planeet kwam. Maar op het laatst begon de vijand hem wel erg dicht te omsingelen. Toen barstte ineens Enders hele formatie uit elkaar. Zijn vloot leek wel weg te smelten in totale chaos. Schijnbaar zonder enig plan vuurden de tachtig jagers maar in het wilde weg op de vijandelijke schepen en zochten ze zich op eigen houtje een steeds hopelozer weg tussen de kruiperdschepen.
Maar een paar minuten na aanvang van de strijd fluisterde Ender opnieuw iets tegen zijn eskaderleiders en ineens groepeerde een tiental van de overgebleven jagers zich weer tot een formatie. Maar nu bevonden ze zich aan de andere kant van een van de meest ontzag inboezemende formaties van de vijand; ten koste van grote verliezen waren ze erin geslaagd om door te breken — en nu hadden ze al meer dan de helft van de afstand naar de vijandelijke planeet afgelegd.
De vijand begrijpt het inmiddels, dacht Ender. Mazer zal toch vast wel zien waar ik mee bezig ben.
Of misschien kan Mazer wel niet geloven dat ik dit echt zou doen. Nou, des te beter voor mij.
Enders kleine vloot zwenkte nu eens hierheen en dan weer daarheen, stuurde drie of vier jagers weg als voor een aanval en haalde ze dan weer terug. De vijand begon hen in te sluiten en begon zijn schepen en formaties die wijd en zijd verspreid waren terug te roepen voor de beslissende slag. De vijand had zijn hoogste dichtheid achter Ender, zodat hij niet meer naar de open ruimte kon ontsnappen omdat ze hem helemaal omsingelden. Uitstekend, dacht Ender. Dichterbij. Kom maar dichterbij.
Toen fluisterde hij een bevel en de schepen begonnen als bakstenen naar het oppervlak van de planeet te vallen. Het waren sterschepen en jagers en ze waren er dus in het geheel niet op gebouwd om de wrijvingshitte van een snelle afdaling door een atmosfeer te kunnen doorstaan. Maar het was Enders bedoeling ook helemaal niet dat ze ooit de atmosfeer zouden bereiken. Bijna op hetzelfde moment dat ze aan hun val begonnen, richtten ze hun Kleine Dokters allemaal op één doel. De planeet zelf.
Een, twee, vier, zeven van zijn jagers werden opgeblazen. Het was nu één grote gok of een van zijn schepen het lang genoeg zou overleven om binnen effectieve schootsafstand te komen. Het zou niet lang duren als ze eenmaal het oppervlak van de planeet op de korrel konden nemen. Eén ogenblikje met Dokter Toestel is al wat ik vraag. Ender bedacht dat de computer misschien wel niet was toegerust om te laten zien wat er met een planeet zou gebeuren als die werd aangetast door de Kleine Dokter. Wat doe ik dan, roepen: Pang, je bent er geweest?
Ender liet zijn handen van het regelpaneel zakken en boog een beetje naar voren om goed te zien wat er zou gebeuren. Het gezichtspunt was nu vrij dicht bij de vijandelijke planeet omdat het door de zwaartekracht ingevangen schip met grote snelheid omlaag suisde. Hij moet nu al lang binnen schootsbereik zijn, dacht Ender. Hij is binnen schootsbereik en de computer kan het niet aan.
Toen begon het oppervlak van de planeet, die inmiddels het halve simulatorbeeld vulde, te borrelen; een gulpende explosie spoot een regen van brokstukken in de richting van Enders jagers. Ender probeerde zich voor te stellen wat zich in de planeet afspeelde. Het veld dat maar bleef groeien, de moleculen die uit elkaar spatten maar wier losgeslagen atomen geen kant op konden.
Binnen drie seconden barstte de hele planeet uit elkaar en veranderde in een met hoge snelheid uitdijende bol van gloeiend stof. Enders jagers waren de eerste die eraan gingen; hun gezichtspunt viel ineens weg en de simulator kon nu alleen nog laten zien hoe het tafereel eruitzag vanuit de sterschepen die buiten het strijdgewoel waren blijven wachten. Ender wilde het ook helemaal niet van dichterbij zien. De bol van de exploderende planeet dijde zo snel uit dat de vijandelijke schepen hem niet konden vermijden; hij voerde de Kleine Dokter mee, nu zo klein niet meer, en het veld sloopte elk schip dat het op zijn pad tegenkwam door het in een lichtvlek te veranderen voor het verder trok.
Pas helemaal aan de rand van het simulatorbeeld begon het M.D.-veld af te zwakken. Twee of drie vijandelijke schepen zweefden weg. Enders eigen sterschepen explodeerden niet. Maar waar zich daarnet nog de reusachtige vloot van de vijand had bevonden en de planeet die hij had beschermd, was niets meer over van enige betekenis. Een kluit stof die begon te groeien naarmate de zwaartekracht het weer omlaag deed vallen. Hij was gloeiend heet en vertoonde een duidelijke werveling; hij was ook veel kleiner dan de wereld van daarnet. Een groot deel van diens massa was nu een stofwolk die zich nog steeds met hoge snelheid naar buiten verplaatste.
Ender zette zijn koptelefoon met het oorverdovende gejuich van zijn eskaderleiders af en merkte toen pas dat er bij hem in het vertrek minstens evenveel herrie heerste. Mannen in uniform omhelsden elkaar lachend en schreeuwend; anderen huilden; weer anderen knielden of lagen languit op de grond en Ender wist dat ze in gebed verzonken waren. Ender snapte er niets van. Het leek allemaal helemaal verkeerd. Ze hadden kwaad moeten zijn.
Kolonel Graff maakte zich los van de anderen en kwam naar Ender toe. De tranen stroomden over zijn wangen, maar hij liep te lachen. Hij bukte zich, stak zijn armen uit, sloeg die tot Enders stomme verbazing om hem heen, drukte hem stijf tegen zich aan en fluisterde: ‘Dank je, Ender, dankjewel, Ender. Godzijdank voor jou, Ender.’
Al vlug kwamen ook de anderen hem de hand drukken en feliciteren. Hij probeerde te bedenken wat het kon betekenen. Zou hij dan toch het examen gehaald hebben? Het was zijn overwinning, niet de hunne, en nog wel een waardeloze nepoverwinning ook; waarom deden ze dan of hij eervol had gezegevierd?
De mensen weken uiteen en Mazer Rackham kwam aanlopen. Hij stapte met uitgestoken hand regelrecht op Ender af.
‘Je hebt de moeilijke weg gekozen, kerel. Alles of niets. Zij eraan of wij eraan. Maar de hemel weet dat je het op een andere manier niet had kunnen klaren. Gefeliciteerd. Je hebt hen verslagen en het is allemaal afgelopen.’
Afgelopen. Hen verslagen. Ender begreep er niets van. ‘Ik heb jou verslagen.’
Mazer lachte, een luide lach die de hele kamer vulde. ‘Ender, je hebt nooit tegen mij gespeeld. Sinds ik je vijand werd heb je geen spel meer gespeeld.’
Ender kon de lol daar niet van inzien. Hij had een ontzettende hoop spellen gespeeld en dat had hem verschrikkelijk veel gekost. Hij begon kwaad te worden.
Mazer stak zijn hand uit en legde die op Enders schouder. Ender schudde de hand af. Toen werd Mazer serieus en hij zei: ‘Ender, de afgelopen paar maanden heb je het opperbevel gevoerd over onze gevechtsvloten. Dit was de Derde Invasie. Er waren geen spelletjes, de gevechten waren echt en de enige vijand die je hebt bestreden waren de kruiperds. Je hebt elke slag gewonnen en vandaag bestreed je hen tenslotte bij hun thuiswereld, waar de koningin verbleef, alle koninginnen uit al hun kolonies, ze waren er allemaal en je hebt hen volledig vernietigd. Ze zullen ons nooit meer aanvallen. Je hebt het geklaard. Jij.’
Echt. Geen spel. Ender was zo moe, zijn verstand kon het allemaal niet verwerken. Het waren dus niet gewoon maar lichtpuntjes in de lucht, het waren echte schepen waarmee hij had gevochten en echte schepen die hij had vernietigd. En een echte wereld die hij naar de bliksem had gestuurd. De gelukwensen van de mensen mijdend, hun handen, hun woorden, hun vreugde negerend, liep hij de kamer uit. Toen hij in zijn eigen kamer stond, kleedde hij zich uit, kroop in bed en viel in slaap.
Ender werd wakker toen ze aan hem begonnen te schudden. Het duurde even voor hij hen herkende. Graff en Rackham. Hij draaide hun zijn rug toe. Laat me slapen.
‘Ender, we moeten met je praten,’zei Graff.
Ender draaide zijn gezicht weer naar hen toe.
‘Ze doen op Aarde niets anders dan de hele dag de videobanden afspelen, al vanaf gister meteen na het gevecht.’
‘Gister?’Hij had dus aan een stuk door geslapen tot de volgende dag.
‘Je bent een held, Ender. Ze hebben gezien wat je deed, jij en de anderen. Ik geloof niet dat er nog een regering op Aarde is die jou niet de hoogste medaille van haar land heeft toegekend.’
‘Ik heb ze allemaal doodgemaakt, hè?’vroeg Ender.
‘Wie allemaal?’vroeg Graff. ‘De kruiperds? Dat was de bedoeling.’
Mazer boog naar voren. ‘Daar was de oorlog om begonnen.’
‘Al hun koninginnen. En dus ook al hun kinderen, helemaal alles.’
‘Dat was hun eigen beslissing toen ze ons aanvielen. Dat was jouw schuld niet. Dat was wat er nu eenmaal moest gebeuren.’
Ender greep Mazer bij zijn uniform en trok hem omlaag tot Mazers gezicht vlak bij het zijne was. ‘Ik wilde ze niet allemaal doodmaken. Ik wilde helemaal niemand doodmaken! Ik ben geen moordenaar! Jullie moesten mij helemaal niet hebben, gemene schoften, jullie moesten Peter hebben, maar jullie hebben het mij laten opknappen door me te belazeren!’Hij huilde. Hij kon zich niet meer beheersen.
‘Natuurlijk hebben we je bedrogen,’zei Graff. ‘Daar ging het nu juist om. We moesten een nepverhaal ophangen anders had je het nooit kunnen doen. Dat was het dilemma waarin we zaten. We moesten een bevelhebber hebben met zoveel inleefvermogen dat hij zou kunnen denken als een kruiperd en hen zou kunnen begrijpen en op hun gedrag zou kunnen anticiperen. Met zoveel deernis dat zijn ondergeschikten met hem zouden weglopen zodat hij met hen zou kunnen werken als een goed gesmeerde machine, even gesmeerd als de kruiperds. Maar iemand met zoveel deernis zou nooit de moordmachine kunnen zijn die we nodig hadden. Zou nooit de strijd in kunnen gaan met de wens om tegen elke prijs de overwinning te behalen. Als je het wist, kon je het niet doen. Als je het soort mens was dat het ook zou doen als je het wist, had je de kruiperds nooit goed genoeg kunnen begrijpen.’
‘En het moest een kind zijn, Ender,’zei Mazer. ‘Jij was sneller dan ik. Beter dan ik. Ik was te oud en te voorzichtig. Een fatsoenlijk mens die weet wat oorlog is kan zich nooit met hart en ziel in de strijd storten. We zorgden ervoor dat je het niet wist. Jij was roekeloos en briljant en jong. Dat is het doel waarvoor je bent geboren.’
‘Onze schepen werden toch bestuurd door piloten?’
‘Ja.’
‘Ik gaf piloten opdracht om de strijd aan te gaan en te sterven zonder dat ik het wist.’
‘Zij wisten het wel, Ender en ze gingen toch. Ze wisten waar het voor was.’
‘Jullie hebben het me nooit gevraagd! Jullie hebben me nooit ergens de waarheid over verteld!’
‘Je moest een wapen worden, Ender. Als een kanon, als de Kleine Dokter; perfect werkend zonder te weten waarop je gericht was. Wij richtten je. Wij zijn verantwoordelijk. Als er iets verkeerd was dan hebben wij dat gedaan.’
‘Vertel het me later maar,’zei Ender. Zijn ogen vielen dicht.
Mazer Rackham schudde aan hem. ‘Niet in slaap vallen, Ender,’zei hij. ‘Het is erg belangrijk.’
‘Jullie zijn klaar met mij,’zei Ender. ‘Laat me nu met rust.’
‘Daarom zijn we hier juist,’zei Mazer. ‘Dat proberen we je juist te vertellen. Ze zijn niet met je klaar, bij lange na niet. Het is beneden een volslagen gekkenhuis. Ze gaan een oorlog beginnen. Amerikanen beweren dat het Warschaupact op het punt staat om aan te vallen en het Pact zegt hetzelfde over de Hegemoon. De oorlog met de kruiperds is nog geen vierentwintig uur afgelopen of de wereld beneden is weer aan het bakkeleien, erger dan ooit. En ze maken zich allemaal zorgen om jou. Ze willen je allemaal aan hun kant. Je bent de grootste militaire leider uit de hele geschiedenis en ze willen dat jij hun troepen aanvoert. De Amerikanen. De Hegemoon. Iedereen, behalve het Warschaupact en die willen je dood hebben.’
‘Mij best,’zei Ender.
‘We moeten je hier vandaan halen. Eros zit vol met Russische mariniers en de Polemarch is een Rus. Het kan elk moment tot bloedvergieten komen.’
Ender draaide hun zijn rug weer toe. Dit keer lieten ze hem begaan. Maar hij viel niet in slaap. Hij luisterde naar wat ze tegen elkaar zeiden.
‘Ik was hier al bang voor, Rackham. Je hebt hem te zwaar onder druk gezet. Een aantal van die kleinere buitenposten had toch wel tot naderhand kunnen wachten. Je had hem toch wel een paar dagen rust kunnen gunnen.’
‘Begin jij nou ook al, Graff? Probeer jij nou ook al te beslissen hoe ik het beter had kunnen doen? Je weet niet wat er gebeurd zou zijn als ik hem niet zo hevig onder druk had gezet. Niemand weet dat. Ik heb het gedaan zoals ik het gedaan heb en dat werkte. Dat is het voornaamste, dat het werkte. Onthou die verdediging, Graff. Jij kunt hem ook nog nodig hebben.’
‘Neem me niet kwalijk.’
‘Ik kan zelf ook wel zien wat het bij hem heeft aangericht. Kolonel Liki zegt dat er een goede kans bestaat dat hij blijvende schade heeft opgelopen, maar dat geloof ik niet. Hij is te sterk. Winnen betekende heel veel voor hem en hij heeft gewonnen.’
‘Begin me niet van sterk te lullen. Die jongen is elf jaar. Gun hem wat rust, Rackham. De vlam is nog niet in de pan geslagen. We kunnen een schildwacht voor zijn deur zetten.’
‘Of voor een andere deur en net doen of het de zijne is.’
‘Wat dan ook.’
Ze gingen weg. Ender viel weer in slaap.
De tijd verstreek zonder Ender anders dan oppervlakkig te beroeren. Een keer werd hij een paar minuten wakker omdat er iets op zijn hand lag dat er met een doffe, aanhoudende pijn op drukte. Hij stak zijn andere hand uit om te voelen wat het was; het was een naald die in een ader stak. Hij probeerde hem eruit te trekken, maar het ding zat vastgeplakt met een pleister en hij was veel te zwak. Een andere keer werd hij wakker in het donker en hoorde vlak naast zich mensen zachtjes mompelen en vloeken. Zijn oren tuitten van een hard geluid waarvan hij was wakker geschrokken; het geluid zelf kon hij zich niet herinneren. ‘Doe het licht aan,’zei iemand. En weer een andere keer dacht hij dat hij naast zich iemand zachtjes hoorde huilen.
Misschien duurde het een dag; misschien duurde het een week; als hij op zijn dromen afging kon het wel maanden geduurd hebben. In zijn dromen leek hij vele malen zijn leven te moeten overdoen. Hij maakte de hele Reuzendrank weer mee, de wolfskinderen, alle vreselijke doden en het niet aflatende moorden; hij hoorde in het bos een stem fluisteren: je moest de kinderen wel doden om het Einde van de Wereld te bereiken. En hij probeerde te antwoorden: ik heb nooit iemand dood willen maken. Niemand heeft me ooit gevraagd of ik dat wel wilde, iemand doodmaken. Maar het bos lachte hem uit. En als hij aan het Einde van de Wereld in de afgrond sprong was het soms geen wolk die hem opving, maar een jager die hem naar een punt bracht waar hij een goed uitzicht had op de planeet van de kruiperds zodat hij telkens weer de dodelijke uitbarsting kon zien waarmee Dokter Toestel de kettingreactie op het oppervlak van de planeet op gang bracht; maar dan telkens van dichterbij tot hij op het laatst kon zien hoe individuele kruiperds in een lichtflits ontploften en voor zijn ogen in een hoopje stof veranderden. En de koningin, omringd door haar kinderen; alleen was de koningin zijn moeder en de kinderen Valentine en alle kinderen die hij op de Krijgsschool had gekend. Een van hen, met het gezicht van Bonzo, lag op de grond uit neus en oren te bloeden en zei: Jij hebt geen eer. En de droom eindigde altijd met een spiegel of een gladde waterplas of het glanzende metalen oppervlak van een schip, iets waarin hij zijn eigen gezicht weerkaatst zag. Aanvankelijk was het aldoor Peters gezicht, met bloed om zijn mond en het puntje van een slangestaart uit zijn mondhoek hangend. Maar na een tijdje werd het zijn eigen gezicht, oud en bedroefd, met ogen die treurden om miljarden, miljarden vermoorden — maar het waren tenminste zijn eigen ogen en hij was er wel tevreden mee.
Dat was de wereld waarin Ender vele mensenlevens lang leefde tijdens de vijf dagen van de Bondsoorlog.
Toen hij weer wakker werd lag hij in het donker. In de verte hoorde hij de doffe ploffen van explosies. Hij lag een tijdje te luisteren. Toen hoorde hij zachte voetstappen.
Hij draaide zich om en stak razendsnel zijn hand uit om de persoon die hem stiekem besloop vast te grijpen. En hij kreeg inderdaad iemands kleren te pakken en trok hem met een ruk omlaag tegen zijn knieën, klaar om hem te doden als het nodig mocht zijn.
‘Ender, ik ben het, ik ben het!’
Hij kende die stem. Hij doemde op uit zijn geheugen als van een miljoen jaar geleden.
‘Alai.’
‘Salaam, kontkrummel. Wat probeerde je eigenlijk te doen? Wou je me vermoorden?’
‘Ja. Ik dacht dat jij probeerde om mij te vermoorden.’
‘Ik probeerde om je niet wakker te maken. Nou ja, je hebt in ieder geval nog wat overlevingsinstinct over. Als je Mazer hoort praten, ben je al half op weg om een plant te worden.’
‘Ik deed mijn best. Wat zijn die ploffen?’
‘Er wordt hier gevochten. Onze sectie is verduisterd voor onze veiligheid.’
Ender zwaaide zijn benen opzij om te gaan zitten. Maar dat ging niet. Zijn hoofd deed veel te zeer. Hij kreunde van pijn.
‘Blijf liggen, Ender. Maak je niet druk. Het ziet ernaar uit dat we misschien gaan winnen. Niet alle Warschaupact-mensen kozen de kant van de Polemarch. Een hele hoop sloten zich bij ons aan toen de Strateeg hun vertelde dat jij de I.V. trouw bleef.’
‘Ik sliep.’
‘Nou, dan heeft hij dus gelogen. Je beraamde toch geen verraad in je dromen, wel? Een stel Russen dat zich bij ons aansloot vertelde dat ze, toen de Polemarch hun opdroeg om jou op te sporen en te vermoorden, hem zelf bijna vermoordden. Hoe ze ook over andere mensen mogen denken, Ender, ze zijn allemaal gek op jou. De hele wereld heeft onze gevechten gezien. Dag en nacht draaiden ze de videobanden. Ik heb er ook een paar gezien. Compleet met jouw stem die de bevelen geeft. Alles staat erop, er is niet in geknipt. Toffe dingen. Je kan wel filmster worden.’
‘Dat denk ik niet,’zei Ender.
‘Ik maakte maar een geintje. Hé, niet te geloven toch? Wij hebben de oorlog gewonnen. We wilden zo graag groot worden om mee te kunnen vechten en al die tijd waren we het zelf. Ik bedoel, we zijn kinderen, Ender. En we hebben het geflikt.’Alai lachte. ‘Jij hebt het geflikt, in ieder geval. Je was ijzersterk, chef. Ik wist niet hoe je ons uit die laatste zou kunnen redden. Maar je deed het toch. Je was beregoed.’
Het viel Ender op dat hij de verleden tijd gebruikte. Ik was beregoed. ‘Wat ben ik nu, Alai?’
‘Nog steeds beregoed.’
‘Waarin?’
‘In — alles. Er zijn wel een miljoen soldaten die je tot het eind van het heelal zouden willen volgen.’
‘Ik wil niet naar het eind van het heelal.’
‘Nou, waar wil je dan wel heen? Ze volgen je.’
Ik wil naar huis, dacht Ender, maar ik weet niet waar dat is.
Er kwam een eind aan de knallen.
‘Hoor je dat?’zei Alai.
Ze luisterden. De deur ging open. Er stond iemand op de drempel. Een kleine gestalte. ‘Het is afgelopen,’zei hij. Het was Erwt. En als om het te bewijzen ging het licht aan.
‘Hoi, Erwt,’zei Ender.
‘Hoi, Ender.’
Petra stapte achter hem aan naar binnen, hand in hand met Dink. Ze kwamen bij Enders bed staan. ‘Hé, de held is wakker,’zei Dink.
‘Wie heeft gewonnen?’vroeg Ender.
‘Wij, Ender,’zei Erwt. ‘Je was er zelf bij.’
‘Zo krankjorem is hij nou ook weer niet, Erwt. Hij bedoelde wie er nu net heeft gewonnen.’Petra pakte Enders hand. ‘Er was op Aarde een wapenstilstand. Ze hebben dagen zitten onderhandelen. En eindelijk zijn ze overeengekomen om het voorstel van Locke te aanvaarden.’
‘Hij weet niet wat het voorstel van Locke inhoudt —’
‘Het is erg ingewikkeld, maar het komt er op neer dat de I.V. blijft bestaan, maar dat het Warschaupact niet meer meedoet. De mariniers van het Warschaupact gaan dus naar huis. Volgens mij heeft Rusland vooral toegestemd omdat ze met een opstand van de Slavische heloten zitten. Iedereen heeft problemen. Hier kwamen ongeveer vijfhonderd mensen om, maar op Aarde was het erger.’
‘De Hegemoon heeft zijn ambt neergelegd,’zei Dink. ‘Het is daar beneden een gekkenhuis. Wat kan het ons schelen.’
‘Alles in orde?’vroeg Petra terwijl ze even haar hand op zijn hoofd legde. ‘Je liet ons lelijk schrikken. Ze zeiden dat je gek was en wij zeiden dat zij gek waren.’
‘Ik ben gek,’zei Ender. ‘Maar ik geloof dat ik wel in orde ben.’
‘Wanneer ben je tot die conclusie gekomen?’vroeg Alai.
‘Toen ik dacht dat jij me wilde vermoorden en ik besloot om jou dan eerst te vermoorden. Ik zal wel een moordenaar in hart en nieren zijn, maar ik ben toch liever levend dan dood.’
Ze betuigden lachend hun instemming. Toen barstte Ender in tranen uit en sloeg zijn armen om Erwt en Petra heen die het dichtst bij hem stonden. ‘Ik heb jullie zo gemist,’zei hij. ‘Ik wilde jullie zo verschrikkelijk graag zien.’
‘Je zag ons verschrikkelijk,’antwoordde Petra. Ze gaf hem een zoen op zijn wang.
‘Ik zag jullie geweldig,’zei Ender. ‘De lui die ik het hardst nodig had gebruikte ik het eerst op. Slechte planning van mijn kant.’
‘Iedereen is nu weer in orde,’zei Dink. ‘We mankeerden geen van allen iets dat niet genezen kon worden door midden in een oorlog vijf dagen in een verduisterd kamertje zitten schuilen.’
‘Ik hoef jullie bevelhebber toch niet meer te zijn, hè?’vroeg Ender. ‘Ik wil nooit meer iemand commanderen.’
‘Je hoeft helemaal niemand te commanderen,’zei Dink, ‘maar je blijft altijd onze bevelhebber.’
Toen zwegen ze een poosje.
‘Wat gaan we nu doen?’vroeg Alai. ‘De oorlog met de kruiperds is afgelopen en de oorlog op Aarde ook en zelfs de oorlog hier. Wat moeten wij nou verder?’
‘We zijn kinderen,’zei Petra. ‘Misschien sturen ze ons wel naar school. Dat staat in de wet. Je moet naar school tot je zeventiende.’
Daar moesten ze allemaal om lachen. Lachen tot de tranen over hun wangen stroomden.