14

12 April 1970. Waar ik woonde was dat een dag van ontluikend groen dat nat was van de regen van de vorige nacht. Witte wolken dreven langs de hemel en de wind rimpelde het water in de plassen op mijn oprijlaan. Op mijn knieen plantte ik irisbollen in de koele, vochtige aarde.

Autowielen deden het grint knarsen. Een auto stopte onder de grote oude kastanjeboom die het grasveld domineerde. Ik herkende de wagen niet en stond vloekend op; het is altijd vervelend je van huis-aan-huis verkopers te ontdoen. Toen stapten ze uit en herkende ik hem; ik kon wel raden wie zij was.

‘Dok!’ Havig rende op me af en omhelsde me. ‘Wat ben ik blij je te zien!’

Ik was niet erg verbaasd. Na zijn laatste bezoek van een paar maanden geleden had ik hem wel terug verwacht, als hij nog leefde. Maar op dit ogenblik besefte ik pas hoe erg ik over hem had ingezeten. ‘Hoe is het met je vrouw?’ vroeg ik. Zijn gezicht betrok. ‘Ze leeft niet meer. Ik zal het je vertellen …

later.’

‘O Jack, wat erg. ..’

‘Voor mij is het al anderhalf jaar geleden.’

Toen hij zich omdraaide naar het slanke roodharige meisje, kon hij al weer glimlachen. ‘Dok, dit is Leonce, jullie hebben al veel over elkaar gehoord.’

Net als hij drukte zij onbezorgd mijn modderige hand. In het begin raakte ik nogal verward door de ontmoeting met haar. Nog nooit had ik iemand uit een andere tijd ontmoet; Havig telde eigenlijk niet mee. En hoewel hij mij genoeg over naar verteld had, kwam in zijn verhalen dikwijls haar anders zijn naar voren. Ze dacht en gedroeg zich op een manier die zelfs in de verte niet herinnerde aan een vrouw uit mijn eigen tijd.

Maar toch, de jaagster, stamraadsvrouw, sjamaan, minnares, en weinig berouwvolle afslachtster van — hoe vele? — mannen droeg een gewone jurk, nylonkousen, schoenen met hoge hakken en een tasje, glimlachte met vaardig opgemaakte lippen en zei in Engels dat bijna niet van het mijne te onderscheiden was: ‘Hoe maakt U het, dokter Anderson. Ik heb me hier erg op verheugd.’

‘Kom binnen,’ zei ik zwakjes. ‘Laten we ons even opfrissen en dan zet ik een pot thee.’

Leonce probeerde zich rustig te gedragen maar slaagde daarin niet. Terwijl Havig zat te praten, stond ze keer op keer uit haar stoel op, liep naar het raam en keek naar buiten. ‘Kalmeer toch,’ zei hij ten slotte. ‘We hebben de toekomst gecontroleerd, nietwaar? Geen agenten van het Arendsnest.’

‘We konden niet iedere minuut controleren,’ antwoordde zij.

‘Nee, maar … Dok, over ongeveer een week zal ik je opbellen om te vragen of je moeilijkheden gehad hebt en dat zal je ontkennen.’

‘Ze kunnen iets in hun schild voeren,’ zei Leonce. ‘Dat is niet waarschijnlijk,’ zei Havig geergerd; ze hadden het hier kennelijk al eerder over gehad.

‘Als jong meisje al heb ik geleerd wantrouwig te zijn.’

Havig aarzelde even voor hij zei: ‘Als ze achter ons aanzitten en weten dat dok ons contact is, zouden ze ons dan niet via hem te grazen nemen? Nou, dat hebben ze niet gedaan.’ Tegen mij: ‘Het spijt me dat ik je willens en wetens aan gevaar heb blootgesteld. Daarom mijd ik mijn moeder.’

‘Dat is in orde, Jack.’ Ik lachte geforceerd. ‘Het geeft me wat te doen op mijn ouwe dag.’

‘Er overkomt je niets,’ hield hij vol. ‘Daar heb ik me van overtuigd.’ Leonce haalde diep adem. Een tijd lang was er geen geluid te horen, behalve het suizen van de wind in de takken buiten. ‘Je bedoelt,’ zei ik, ‘dat je hebt vastgesteld dat ik rustig verder zal leven tot’ ik sterf.’

Hij knikte.

‘Je weet de datum,’ zei ik. Hij verroerde zich niet.

‘Nou, vertel het maar niet,’ besloot ik. ‘Niet dat ik bang ben, maar ik ga gewoon liever door met me op de gewone sterfelijke manier te amuseren. Ik benijd je niet — jij kunt een vriend twee keer verliezen.’ De theeketel floot.

Uren later zei ik: ‘Je hebt dus besloten in te grijpen. Je wilt iets aan het Arendsnest gaan doen?’

‘Als we dat kunnen,’ zei Havig somber.

Leonce, die naast hem zat, greep hem bij zijn arm. ‘Maar wat?’ schreeuwde zij bijna. ‘Ik ben zelf even in de toekomst geweest, maar het is groter dan ooit tevoren en ik zag Cal Wallis uit een vliegtuig stappen; hij werd oud, maar toch was hij er.’ Haar vingers kromden zich tot klauwen. ‘Niemand had die rotzak vermoord, in al die tijd niet.

Ik vulde mijn pijp. We hadden gegeten en zaten nu te midden van mijn boeken en schilderijen. Ik had verklaard dat de zon laag genoeg aan de onzichtbare einder stond om de whisky te voorschijn te halen. Maar die twee konden niet meer eenvoudig genieten van een bezoek aan een oude bekende; hun verdriet en woede stonden dat in de weg. ‘Je hebt geen volledige beschrijving van de toekomst van het Arendsnest,’ zei ik.

‘Tja, we hebben het boek van Wallis gelezen en naar zijn woorden geluisterd,’ antwoordde Havig. ‘We geloven niet dat hij liegt. Hij is veel te vol van zichzelf om over zo iets te liegen.’

‘Je begrijpt niet waar ik op aanstuur.’ Ik gebaarde met mijn pijp. ‘De vraag is of je persoonlijk een jaarlijkse inspectie gemaakt hebt.’

‘Nee,’ antwoordde Leonce. ‘Aanvankelijk was daar geen reden voor en later was het te gevaarlijk.’ Ze hield haar blik op mij gevestigd. Ze was een schrandere meid. ‘Waar wilt u heen, dokter?

Ik streek een lucifer aan en stak mijn pijp aan. ‘Jack, ik heb lang nagedacht over wat je me bij je vorige bezoek vertelde. Ik heb de vrije tijd om na te denken en te studeren — je bent teruggekomen in de hoop dat ik een idee zou hebben, is het niet?’

Hij knikte en onderdrukte een huivering.

‘Ik heb geen pasklare oplossing voor jullie problemen,’ waarschuwde ik, ‘maar ik heb eens nagedacht over een opmerking die je maakte dat vrijheid ligt in het onbekende.’

‘Ga door,’ drong Leonce aan.

‘Wel,’ zei ik tussen twee halen door, ‘watje me nu vertelt, sterkt mi in mijn overtuiging. Dat wil zeggen: Wallis gelooft dat zijn organisatie, weliswaar in gewijzigde vorm maar fundamenteel dezelfde, in de periode na de Maurai de leiding zal hebben. Watje daar gezien hebt, maakt dat niet erg geloofwaardig, wel? Ergo, er is ergens een tegen ‘strijdigheid. En voor wat in de tussenliggende periode gebeurd is, heb je alleen het woord van Caleb Wallis en die is een snoever en i meer dan honderd jaar geleden geboren.’

‘Wat heeft zijn geboortejaar er nu mee te maken?’ vroeg Havig. ‘Heel veel,’ zei ik. ‘Dit is een bittere eeuw. Er zijn harde lessen geleerd die de generatie van Wallis nooit nodig had en waarover zij zich geen voorstelling kon maken. Hij heeft misschien van het begrip systeemanalyse gehoord, maar hij gebruikt het nooit. Het zit hem niet in het bloed. Jouw chronoloog is een voorbeeld van twintigste-eeuws denken,’ vervolgde ik. ‘Wat is ervan geworden, tussen twee haakjes?’

‘Die is in Pera achtergebleven … toen ik gevangen genomen werd,’ antwoordde hij. ‘Ik denk dat de latere eigenaar van het huis hem weggegooid heeft. Misschien dacht hij dat het toverij was en heeft hij hem in de Hoorn gesmeten. Ik heb een paar nieuwe laten maken.’ Een gevoel van opwinding maakte zich van mij meester en ik begon iets te begrijpen van Leonce, de jaagster. ‘De mannen die je oppakten, zelfs zo’n gehaaid type als die Krasicki, kwamen niet op het idee om hem mee te nemen om te laten onderzoeken. Dat is een prachtig voorbeeld. Kijk eens, Jack, iedere tijdreiziger vindt het verdomd lastig om precies op het goede moment aan te komen. Voor jou was het de gewoonste zaak van de wereld om in te zien dat de oplossing van het probleem een instrument was. Daarna zocht je gewoon een bedrijf dat het ding voor je kon uitvinden en bouwen.’ Ik blies een blauwe rookwolk uit. ‘Dat is nooit bij Wallis opgekomen,’ besloot ik. ‘Bij niemand van zijn bende. Zo’n aanpak gaat ze niet natuurlijk af.’

Weer werd het stil.

‘Ik ben de laatste reiziger die ze voor het Oordeel hebben gevonden,’ zei Havig.

‘Precies, maak daar dus gebruik van. Je hebt al een begin gemaakt met je onderzoek in de periode na de Maurai. Je vindt het misschien niet te geloven dat Wallis geen diepgaande studie heeft gemaakt van die tijd. Maar vergeet niet dat hij uit een tijd stamt waarin totaal niet vooruitgekeken werd, een tijd waarin iedereen dacht dat de open mijnbouw en de ontbossing voor altijd door konden gaan. Het was de eeuw van Clerk Maxwell, de grondlegger van de cybernetica, en Babbage en Peirce en Clausewitz en nog vele andere denkers aan wie we nu nog veel te danken hebben. Maar het zaad van hun gedachten begon pas later wortel te schieten en te bloeien. Hoe dan ook, zoals zo veel tijdreizigers bleef Wallis niet rondhangen om de ontwikkelingen in zijn eeuw mee te maken. Nee, hij wist niet hoe snel hij de almachtige superman moest uithangen.

Jack, Jij kunt profiteren van de moeizaam vergaarde kennis van het menselijk ras.’

Leonce keek verward. Mijn filosofie was voor haar ook nieuw. Jack leek er geheel door in beslag genomen. ‘Wat is je voorstel?’ vroeg hij zacht.

‘Niets in het bijzonder,’ antwoordde ik. ‘Meer in het algemeen. Concentreer je meer op strategie dan op tactiek. Probeer niet het op je eentje tegen een organisatie op te nemen; richt een betere op.’

‘Waar haal ik de leden vandaan?’

‘Van altijd en overal. Wallis gebruikte min of meer zijn fantasie bij zijn ronselpraktijken, maar zijn methodes waren primitief en zijn opvattingen bekrompen. Er moeten op die dag in Jeruzalem, bij voorbeeld, meer tijdreizigers geweest zijn. Zijn agenten pikten alleen degenen op die erg opvielen, en gaven het toen op. Er moet een manier zijn om de aandacht van de overigen te trekken.’

‘Ja. .. daar heb ik ook over nagedacht.’ Havig liet zijn kin op zijn handen rusten. ‘Misschien door de straten lopen en regels uit de Griekse mis zingen …’

‘En in het Latijn. Je kunt je geen grieven veroorloven. En nog iets Waarom zou je geen open kaart spelen? Natuurlijk, je “oom” had groot gelijk toen hij erop aandrong je geheim aan niemand te vertellen; het zou voor een kind afschuwelijk zijn als ontdekt werd dat hij een tijdreiziger was. Maar je bent geen kind meer. Bovendien, ik heb begrepen dat Wallis gewone mensen als een minderwaardige soort beschouwt. Hij tolereert ze alleen op ondergeschikte posities. Het enige dat hij daarmee bereikt, is dat hij geen gebruik kan maken van hun verstand.

Ik heb mijn licht eens opgestoken op Holberg College en Berkeley. Er zijn wel degelijk goede en verantwoordelijke wetenschapsmensen op Berkeley. Ik kan je de namen geven van mannen en vrouwen die je zullen accepteren voor wat je bent en je vertrouwen niet zullen beschamen. Ze zullen je, net als ik, helpen.’

‘Waarmee?’ vroeg Leonce.

Havig sprong uit zijn stoel omhoog en terwijl hij in de kamer heen en weer ijsbeerde, vuurde hij het antwoord op haar af. ‘Om de wereld open te leggen, lief. Ons soort kan niet alleen maar in het Westen geboren worden. Dat zou onzin zijn. China, Japan, India, Afrika, Amerika voor de blanken kwamen — we kunnen uit de hele mensheid putten! En we kunnen de slechten links laten liggen en alleen de goeden nemen, we kunnen de kinderen zoeken en ze een goede opvoeding geven. Mijn God! Wat kan ons die bende schavuiten in de toekomst schelen? Wij kunnen de toekomst maken!’ Zo eenvoudig was het niet, natuurlijk. In feite besteedden zij meer dan tien jaar van hun leven aan de voorbereidingen. Ook hun prive-zaken eisten tijd op. Toen ik ze in maart weer even zag (na zijn ene telefoontje), gedroegen zij zich tegen elkaar als een al jaren gelukkig getrouwd stel. Niettemin waren het tien moeilijke en gevaarvolle jaren.

Het was ook een periode die stevig denkwerk en een scherpe werkelijkheidszin vereiste. Het op de been brengen van Havigs leger zou hem alle jaren gekost hebben die hem nog restten, had hij het niet aangepakt op de manier die ik had voorgesteld. Via mij ontmoette hij de leden van de denktanks en faculteiten over wie ik gesproken had. Nadat hij hen overtuigd had, stelden zij hem voor aan uitgelezen collega’s, zodat hij beschikte over een uiterst bekwaam team van adviseurs. (Verscheidene van hen gaven later hun baan op om zich aan ander werk te wijden. Dat verbaasde hun collega’s nogal). Zo nu en dan hoorde ik van hun vorderingen. De methoden die zij ontwikkelden om contact te leggen met tijdreizigers over de hele wereld en gedurende de hele geschiedenis, zouden boekdelen vullen. De meeste faalden, maar genoeg hadden succes. Een onderzoeker keek bijvoorbeeld wat rond en won discreet inlichtingen in over mensen die iets ongewoons hadden, dat voor een tijdreiziger in dat milieu nogal voor de hand lag: een sjamaan, een heks, een monnik die mensen die een beroep op hem deden, hielp met erg praktische wonderdaden. Een boer die op de een of andere manier bij zaaien en oogsten nooit. verrast werd door slecht weer. Een koopman die met gelukkige hand investeerde in schepen, terwijl bij anderen zeeroverij en stormen hun tol eisten. Een krijgsman die als spion of verkenner niet te pakken was. Een jongen van wie verteld werd dat hij zijn vader raad gaf. Af en toe bleken zulke mensen tijdreizigers te zijn … Dan waren er manieren om hun aandacht te trekken, bijvoorbeeld door je uit te geven voor een rondtrekkende waarzegger.

Degenen die het eerst gerekruteerd waren, werden zo veel mogelijk opgeleid tot een kader van ronselaars. Daardoor kreeg het opsporen van mensen een sneeuwbaleffect. Ook hier waren methoden beschik baar die buiten het gezichtsveld lagen van een negentiende-eeuwse Amerikaan die de twintigste eeuw en alle andere culturen als inferieur beschouwde. Er zijn moderne methoden om iemand snel een nieuwe taal te laten leren. En er zijn eeuwenoude methoden, door het Westen verwaarloosd, om lichaam en zintuigen te ontwikkelen. Onder de gesel van oorlogen, revoluties, invasies en bezettingen hebben we geleerd ons aaneen te scharen, discipline te betrachten en elkaar te beschermen.

Maar bovenal was er het hedendaagse begrip van samenwerking. Onze tijd zal in vuur ten onder gaan, maar zal giften achterlaten waar de mensheid later dankbaar voor zal zijn. Het vinden van de tijdreizigers was slechts het kale begin. Ze moesten georganiseerd worden. Hoe? Waarom zouden zij hun huis willen verlaten, beperkingen accepteren en hun leven wagen? Waarom zou den ze blijven, als ze vermoeid raakten of zich verveelden of bang werden of verteerd door heimwee naar een verloren liefde? De hoop op kameraadschap binnen hun eigen soort zou op velen aantrekkingskracht uitoefenen. Daarvan kon Havig profiteren, net als Wallis. Maar Wallis had nog meer te bieden. Dank zij de mogelijkheden van zijn groep lag de hele wereld voor een man open, en de gelegenheid om zich aan de meest primitieve genotzucht te buiten te gaan was onbeperkt. De intelligente onder hen bood Wallis macht, grandeur en een kans — of de plicht als je je liet overtuigen en dat was verschrikkelijk makkelijk — om in het lot van de wereld in te grijpen. Dan waren er die wilden leren, of de hoogtepunten van de menselijke beschaving meemaken. Voor hen bood Havig de aantrekkelijkste vooruitzichten.

Maar dat gaf nog steeds geen motief om de strijd aan te binden met het Arendsnest. De gemiddelde reiziger zou toegeven dat het monsterlijk was, maar de meeste regeringen en instellingen zijn op hun eigen manier monsterlijk geweest. Wat voor een bedreiging was de Sachem?

‘Indoctrinatiecursussen.’ Havig zuchtte. ‘Naar woord, niet? Doet je denken aan intimidatie en onafgebroken propaganda. Maar eerlijk, we willen alleen maar uitleg geven. We proberen onze studenten aan de hand van de feiten te doen inzien dat het Arendsnest van nature niet in staat is ze met rust te laten. Dat valt niet mee. Heb je enig idee hoe je een samoerai van de Kamakoera-periode moet aantonen dat iedereen, wie dan ook, die de wereld wil overheersen, een directe bedreiging voor hem is? Ik ben momenteel voornamelijk hier om te zien wat mijn antropologen en semantici hebben opgedoken. En dan, nou ja, er zijn nog andere manieren om het te spelen, bijvoorbeeld de primitieve loyaliteit aan hoofdman en kameraden, of de gein van een lekker partijtje knokken, of … wel, de kans om op een toelaatbare manier rijk te worden. En een paar hebben een speciale droom…

Ik benijdde hem om de uitdaging die van zijn taak uitging. Stel je voor: het smeden van een hechte band tussen een Confuciaanse leermeester, een boemerangwerpende kangoeroejager, een Poolse schooljongen, een middeleeuwse Mesopotamische boer, een West-Afrikaanse smid, een Mexicaanse vaquero, een Eskimomeisje … Misschien was zijn grootste kracht dat hij in staat was deze caleidoscopische verzameling bij elkaar te brengen. Zulke mensen hoefden niet veel over het Arendsnest te leren voordat ze beseften dat een tijdreiziger bij Havig het beste af was.

Ze kregen hun vooropleiding op verschillende plaatsen en in verschillende tijden. Daarna werden zij op hun betrouwbaarheid getest; daarvoor beschikte men over een wonderlijke potpourri van methoden. De twijfelgevallen — een gering percentage — werden naar hun eigen streek en tijd teruggebracht en afgekocht. Ze wisten niet genoeg van de vijand om contact met hem te kunnen opnemen; over het algemeen woonden ze duizenden kilometers daarvandaan. De mesten werden naar het hoofdkwartier gebracht voor aanvullende training en om te helpen bij de uitbreiding en versterking. Het lag in de nabijheid van het Arendsnest, maar onmetelijk ver terug in het verleden, in het Pleistoceen. Die voorzorgsmaatregel veroorzaakte weer aparte problemen. De reis door de tijd was langdurig en vereiste speciale uitrusting en rustplaatsen onderweg. Er moesten geheime bergplaatsen aangelegd worden en alles moest stuk voor stuk en in etappes tijdafwaarts getransporteerd worden. Maar hun veiligheid was dit waard. Hun bolwerk stond op een beboste heuvel en in het dal beneden stroomde een machtige rivier die als brons glansde in het zonlicht.

Het speurwerk had ongeveer evenveel mannen als vrouwen opgeleverd. Zo ontwikkelde zich een gemeenschap — kinderloos weliswaar, met uitzondering van de jongste leden, maar toch een gemeenschap die zijn eigen identiteit, wetten, ceremonies en prioriteiten vaststelde, zijn eigen verhalen en overlevering had, en in liefde en ruzies verenigd was. En dit was Havigs ware triomf. De Sachem had een leger geschapen; de man die gezworen had hem ten val te brengen had een stam gecreeerd.

Ik hoorde dit alles toen Havig en Leonce in maart bij mij op bezoek waren. Ze zaten toen nog midden in het werk. Pas op de avond voor Allerheiligen hoorde ik de rest van hun verhaal.

Загрузка...