Epiloog

Bijna roerloos hing de Defiant in de ruimte, aan de buitenste rand van het Murchesonstelsel. Om haar heen lagen andere schepen in slagformatie gegroepeerd, en een eind verderop, aan stuurboordzijde, hing de Lenin als een opgezwollen zwart ei. Minstens de helft van de hoofd-slagvloot verkeerde voortdurend in een toestand van paraatheid, en ergens daar beneden, in de rode hel van het Oog, cirkelden nog weer andere schepen rond, en wachtten. De Defiant had zojuist een toerbeurt bij het Gekke Gerrit-Eskader achter de rug. Die benaming was inmiddels al bijna officieel geworden. De manschappen hadden trouwens de neiging een heleboel van de Splinters afkomstige uitdrukkingen te bezigen. Wanneer iemand een vette pot met pokeren won, tien tegen een dat hij dan luid ‘Fyunch(klik)!’ riep. En toch, mijmerde kapitein Herb Colvin, hebben de meesten van ons nog nooit een Splinter gezien. Zelfs hun schepen krijgen we nauwelijks te zien: alleen maar doelwitten, die daar in de ruimte hangen, hulpeloos na de Sprong.

Een handjevol had kans gezien buiten het Oog te komen, maar ze waren stuk voor stuk zo ernstig beschadigd geweest dat ze nauwelijks ruimtewaardig genoemd konden worden. Er was altijd ruim voldoende tijd om de schepen buiten het Oog te waarschuwen dat er weer een schip van de Splinters op komst was — als ze tenminste niet al eerder gedood waren door het Oog zelf.

De laatste paar schepen waren uit het Gekke Gerrit-punt naar buiten komen schieten met aanvangssnelheden tot wel duizend kilometer per seconde. Hoe konden de Splinters in godsnaam met dergelijke snelheden door een Springpunt gaan? Schepen die in het Oog op ze lagen te wachten, zagen geen kans ze te pakken te krijgen. Maar dat hoefden ze ook niet, want de bemanningen — en de automatische piloten — van de Splinterschepen waren hulpeloos door de schok van de Sprong, en niet bij machte te decelereren. Iedere keer opnieuw hadden de wegvluchtende zwarte klodders de opeenvolgende kleuren van de regenboog doorlopen, om vervolgens te exploderen. En wanneer de Splinters gebruik maakten van hun unieke, zich uitzettende krachtvelden ontploften ze zelfs nog eerder, aangezien ze dan sneller hitte opnamen van de gloeiendhete, gele fotosfeer.

Herb Colvin legde het laatste nieuwe rapport over de trucjes en de technologie van de Splinters naast zich neer. Een heleboel van wat daarin stond had hij zelf geschreven, en alles bij elkaar genomen kwam het daarop neer, dat de Splinters geen schijn van kans hadden. Tegen schepen die niet van een Alderson-aandrijving voorzien behoefden te zijn, schepen die stationair lagen te wachten op Splinters die nog steeds geen vermoeden hadden van de door de Sprong teweeggebrachte geestelijke verwarring, konden ze niet op… hij kon bijna medelijden met ze hebben.

Colvin nam een fles uit het kastje aan de wand van zijn patrouillekajuit en schonk zich, ondanks de Coriolis-krachten, met grote vaardigheid een glas in. Hij nam het glas mee naar zijn stoel, en liet zich daarin zakken. Op zijn schrijftafel lag een pakje brieven, waarvan hij de meest recente brief van zijn vrouw al opengescheurd had om zich ervan te vergewissen dat thuis alles in orde was. Nu kon hij de brieven op zijn gemak in de juiste volgorde gaan lezen. Hij hief zijn glas op naar het portret van Grace, dat op zijn schrijftafel stond. Ze had niet veel nieuws van Nieuw-Chicago, maar de laatste keer dat haar zuster haar geschreven had was alles in orde geweest daar. De post naar Nieuw-Schotland deed er erg lang over. Het huis dat ze had weten te vinden lag buiten het Nieuwschotlandse verdedigingssysteem, maar ze zou er zich geen zorgen over maken, aangezien Herb haar immers verzekerd had dat de Splinters niet konden uitbreken. Ze had een huurcontract afgesloten voor de volle drie jaren dat ze hier gestationeerd zouden zijn.

Herb knikte instemmend. Dat zou geld uitsparen — drie jaar blokkade-dienst, en dan naar huis, waar hij Commodore zou worden van Nieuw-Chicago’s Thuisvloot. Eerst zouden ze de Alderson-motoren opnieuw in de Defiant laten installeren: ze zou zijn vlaggeschip zijn, wanneer hij met haar naar huis terugkeerde. Een paar jaar blokkadedienst was slechts een geringe prijs voor de dingen die het Keizerrijk daar tegenover stelde.

Dat hebben we allemaal aan de Splinters te danken, dacht Herb. Zonder hen zouden we elkaar nu nóg bevechten. Er waren nog steeds werelden die geen deel wensten uit te maken van het Keizerrijk, en die zouden er altijd zijn ook, maar in de Trans-Kolenzak-Sector verliep de unificatie gesmeerd, en er werd meer onderhandeld dan gevochten. En dat allemaal dank zij de Splinters.

Een naam trok Herb Colvins aandacht. Heer Roderick Blaine, Voorzitter van de Buitengewone Keizerlijke Commissie — Colvin keek omhoog naar die vertrouwde plek aan de wand, waar de Defiant na haar gevecht met de MacArthur opgelapt was. Die reparatie was door Blaines prijsbemanning verricht, en ze hadden uitstekend werk gedaan. Hij is een bekwame kerel, moest Colvin met enige tegenzin toegeven. Maar erfelijkheid is nog steeds een rare manier om leiders uit te kiezen. De rebellendemocratie in Nieuw-Chicago had er anders ook niet veel van terechtgebracht destijds. Hij keerde weer terug tot de brief die hij van Grace ontvangen had.

Heer Blaine had er weer een nieuwe erfgenaam bij, zijn tweede. En Grace maakte zich verdienstelijk in dat Instituut, dat Vrouwe Blaine opgericht had. Zijn vrouw was opgetogen vanwege het feit dat ze dikwijls met Vrouwe Sally kon praten, en ook omdat ze zelfs op het landgoed uitgenodigd was om naar de kinderen te komen kijken…

De brief ging verder, en Colvin las hem plichtsgetrouw van begin tot eind, maar het kostte hem wel enige inspanning. Zou ze er dan nooit genoeg van krijgen met de aristocratie te dwepen? Op het gebied van de politiek zullen we het wel nooit eens worden, dacht hij, en vol genegenheid keek hij weer naar haar portret. God, wat mis ik je — Er klonken belsignalen door het schip, en Herb propte de brieven in een la van zijn schrijftafel. Het was tijd om aan de slag te gaan; morgen zou commodore Cargill aan boord komen voor een vlootinspectie. Bij het vooruitzicht daarvan wreef Herb zich de handen. Ditmaal zou hij die Keizerlijken eens laten zien hoe de boel hoorde te lopen aan boord van een schip. De winnaar van deze inspectie zou bij het volgende verlof extra tijd aan wal krijgen, en hij was van plan zich daarvan meester te maken voor zijn bemanning.

Toen hij opstond zag hij door de patrijspoort een kleine, geelwitte lichtstip schitteren. Een dezer dagen, dacht Herb. Op een goede dag zullen we daar naar binnen gaan. Met behulp van al dat talent dat het Keizerrijk aan het werk gezet heeft om naar een oplossing voor het probleem te zoeken, zullen we heus wel een manier weten te vinden om de Splinters te regeren.

En hoe zullen we onszelf dan noemen? vroeg hij zich af. Het Keizerrijk van Mensen en Splinters, misschien? Hij grinnikte, en verliet zijn kajuit om zijn schip te gaan inspecteren.


Huize Blaine was een groot landgoed met beschutte tuinen die overschaduwd werden door bomen, zodat hun ogen tegen het felle zonlicht beschermd werden. Hun vertrekken waren zeer geriefelijk, en de Bemiddelaars waren inmiddels gewend geraakt aan de alomtegenwoordige Mariniers die hen bewaakten. Zoals altijd behandelde Iwan hen zoals hij zijn eigen Krijgers behandelen zou. En er was werk te doen. Ze hadden dagelijkse besprekingen met de wetenschapsmensen van het Instituut, en voor de Bemiddelaars waren daar nog de kinderen van het echtpaar Blaine om zich mee te vermaken. De oudste kon al een paar woorden Taal spreken en even goed gebaren lezen als een jonge Meester. Ze hadden het geriefelijk, maar het was toch nog altijd een kooi; en ’s nachts zagen ze het schitterende, rode Oog en die kleine Splinter daarin. De Kolenzak stond hoog aan de nachtelijke hemel. Hij zag eruit als een Meester met een kap op, die aan één oog blind was. ‘Ik ben bang,’ zei Jock. ‘Voor mijn familie, mijn beschaving, mijn ras, en mijn wereld.’

‘Goed zo, denk jij maar grote gedachten,’ zei Charlie. ‘Waarom zou je je machtige brein verspillen aan kléine dingen? Hoor eens hier —’ Haar stem en haar houding veranderden; ze wilde het over ernstige aangelegenheden hebben. ‘We hebben gedaan wat we konden. Dit Instituut van Sally is een onbenullig fiasco, maar we blijven eraan meewerken. We laten hun zien, hoe vriendelijk en ongevaarlijk en oprecht we zijn. En ondertussen is die blokkade een succes, en dat zal hij altijd blijven ook. Er zit geen enkel gaatje in.’

‘Toch wel,’ zei Jock. ‘Geen van die menswezens schijnt eraan te denken dat de Meesters het Keizerrijk door de normale ruimte zouden kunnen bereiken.’

‘Er ‘is geen gaatje,’ herhaalde Charlie. Ze bewoog twee armen, om haar woorden kracht bij te zetten. ‘Geen kans om uit te breken voor de volgende ineenstorting komt. Vervloekt! Wie zou er een nieuwe Gekke Gerrit-verkenner kunnen bouwen voordat de hongersnoden beginnen? En waarheen zouden ze die moeten sturen? Hierheen soms, hun wachtende vloten tegemoet?’ Ze maakte een minachtend gebaar. ‘Of de Kolenzak in misschien, in welke richting zich het hart van het Keizerrijk bevindt? Heb je wel eens gedacht aan de laserkanonnen die daarvoor nodig zouden zijn — en die veel sterker zouden moeten zijn om te compenseren voor het stof in de Kolenzak? Nee. We hebben gedaan wat we konden, en de Cyclussen zijn opnieuw begonnen.’

‘Wat kunnen we dan tegemoetzien?’ Jocks rechterarmen waren gevouwen, terwijl haar linker uitgestrekt was met open handpalm: gereed voor de aanval, en aldus een retorische onbarmhartigheid te kennen gevend. ‘Er zullen misschien vergeefse pogingen gedaan worden de blokkade te doorbreken. Verspilde energie. De ineenstorting zal er alleen maar door bespoedigd worden. En dan zal er een lange periode intreden, gedurende welke het Keizerrijk half en half zal kunnen vergeten dat we überhaupt bestaan.’

‘Er zullen nieuwe technologieën opkomen. Oorlogszuchtig, zoals opkomende technologieën dat altijd zijn. En die zullen van het bestaan van de mensheid afweten. Misschien is de kennis van het Veld bewaard gebleven, of misschien slagen ze erin het opnieuw uit te vinden. En wanneer ze het toppunt van hun macht bereikt hebben, voordat de achteruitgang begint, zullen ze Krijgers fokken en te voorschijn komen, alles veroverend: Splinter Alpha, de asteroïden, alles. En daarna zullen ze zich op het Keizerrijk storten.’

Charlie luisterde naar haar, na een haastige blik op de Meester geworpen te hebben. Onverstoorbaar lag Iwan daar naar het gekeuvel van de Bemiddelaars te luisteren, zoals Meesters dikwijls deden, en wat hij dacht liet zich onmogelijk raden.

‘Een veroveringsoorlog, ja,’ zei Jock. ‘Maar hoe meer vooruitgang ze tegen het Keizerrijk boeken, des te grondiger zal het Keizerrijk wraak nemen. Ze beschikken over voldoende aantallen daarvoor. Ondanks al hun gepraat over het beperken van bevolkingen, beschikken zij over de aantallen, en over de hele ruimte. Totdat wij kans zien geheel en al uit de menselijke ruimte te ontsnappen en ons voort te planten, zullen zij altijd in de meerderheid blijven. Ze zullen ons opgesloten houden totdat we ons te overmatig voortplanten en er een ineenstorting op volgt. En dan zullen ze ons uitroeien!’

Charlies knieën waren opgetrokken tegen haar buik, haar rechterarmen lagen strak tegen haar borst geklemd, en haar linkerarm lag beschermend over haar hoofd. Een baby, die op het punt stond geboren te worden in een wrede wereld. Haar stem klonk gedempt. ‘Als jij betere ideeën had, had je ze naar voren moeten brengen.’

‘Nee. Er zijn geen betere ideeën.’

‘We hebben tijd weten te winnen. Honderden jaren tijd. Sally en haar dwaze Instituut zullen honderden jaren de tijd hebben om het probleem dat wij voor de menswezens betekenen, te bestuderen. Wie weet, misschien leert het paard wel hymnen zingen.’

‘Zou jij daarom durven wedden?’

Van onder haar gebogen arm keek Charlie naar haar op. ‘Bij de huidige kansverhoudingen? Vervloekt nog toe, ja!’

‘Je bent Gekke Gerrit!’

‘Ja. Het is een Gekke Gerrit-oplossing. Maar wat blijft er anders over? Wat er ook gebeurt, dit betekent het einde van de Cyclussen. Gekke Gerrit heeft zijn eeuwige oorlog tegen de Cyclussen gewonnen.’ Jock keek Iwan aan, die daarop reageerde met een schouderophalen. Charlie was Gekke Gerrit geworden. Het deed er nu nauwelijks meer toe; ja, eigenlijk was het een mooie en benijdenswaardige krankzinnigheid, dit waanidee dat er voor alle vragen antwoorden bestonden, en dat niets zich buiten het bereik van een sterke linkerarm bevindt. Ze zouden het nooit te weten komen. Zo lang zouden ze niet meer leven. Maar ze hadden tijd gewonnen; de Blaines wisten wat ze daarginds onherroepelijk zouden aantreffen, en hun kinderen zouden opgroeien om de Splinters te leren kennen als méér dan een legende. Dat waren alvast twéé generaties van machthebbers, die geen haat jegens de Splinters zouden koesteren.

Als iémand een paard het zingen van hymnen kon leren, dan was het wel een geschoolde Bemiddelaar.

Загрузка...