‘De sloepen hebben geen spoor van onze cadetten kunnen vinden, admiraal,’ meldde kapitein Mikhailov. Zijn stem klonk verontschuldigend cn afwerend tegelijk; geen officier meldde graag aan Kutuzov dat het een of ander mislukt was. Onverstoorbaar zat de zwaargebouwde Admiraal in zijn commandostoel op de brug van de Lenin. Hij nam zijn glas thee op en dronk er wat van; zijn enige bevestiging dat hij de ander gehoord had bestond uit een kort gebrom.
Kutuzov draaide zich om naar de anderen, die om hem heen gegroepeerd zaten in de stoelen van zijn staf. Rod Blaine hield nog steeds de stoel van de Adjudant bezet; hij bezat meer senioriteit dan luitenant Borman, en Kutuzov was buitengewoon precies met dat soort dingen. ‘Acht wetenschapsmensen,’ zei Kutuzov. ‘Acht wetenschapsmensen, vijf officieren, veertien matrozen en Mariniers. Allemaal gedood door Splinterwezens.’
‘Door Splinterwezens!’ Doctor Horvath draaide zijn commandostoel naar de Admiraal toe. ‘Admiraal, bijna al die mannen bevonden zich aan boord van de MacArthur toen u haar vernietigde. Sommigen van hen leefden misschien nog. En voor wat die cadetten betreft, als ze zo dom waren om te proberen een landing te ondernemen met reddingsbootjes…’ Zijn stem stierf weg toen hij Rods kille blik op zich gericht zag. ‘Sorry, kapitein. Zo heb ik het niet bedoeld. Het spijt me werkelijk. Ik mocht die jongens óók graag. Maar we kunnen de Splinters niet de schuld geven van wat er gebeurd is! De Splinters hebben geprobeerd ons te helpen, en er is toch zó veel dat ze voor ons kunnen doen — Admiraal, wanneer kunnen we weer teruggaan naar het ambassadeursschip?’
Kutuzov maakte een explosief geluid, dat voor een lach zou kunnen doorgaan. ‘Hah! Doctor, we keren terug naar huis zodra sloepen weggeborgen zijn. Ik dacht dat ik me duidelijk genoeg uitgedrukt had.’ De Minister van Wetenschappen trok zijn lippen strak zodat zijn brede tanden zichtbaar werden. ‘Ik had gehoopt dat u uw verstand weer teruggekregen had.’ Zijn stem was een ijzige, woeste grauw. ‘Admiraal, u ruïneert de beste kansen waarop de mensheid ooit had kunnen hopen. De technologie die we van hen kopen kunnen — nee, die ze ons cadeau willen doen! — overtreft alles wat we in de komende ééuwen zouden kunnen verwachten zelf te bereiken. De Splinters hebben zich enorme kosten en moeite getroost om ons te verwelkomen. Als u ons niet verboden had hun van die ontsnapte miniatuurtjes te vertellen, weet ik zeker dat ze ons daarmee geholpen zouden hebben. Maar u moest zo nodig die verdomde geheimen van u bewaren — en dank zij uw onzinnige xenofobie zijn we nu het onderzoekingsschip kwijt en het grootste deel van onze instrumenten. En nu jaagt u ze ook nog tegen ons in het harnas door naar huis terug te keren terwijl ze nog verdere gesprekken met ons op het programma hadden staan — Grote God, man, als ze inderdaad oorlogszuchtig waren zou niets hen erger hebben kunnen provoceren dan wat u gedaan heeft!’
‘Bent u uitgepraat?’ vroeg Kutuzov op minachtende toon.
‘Voor het moment ben ik uitgepraat, ja. Maar zodra we weer thuis zijn, zult u meer van mij horen.’
Kutuzov drukte op een knop in de armleuning van zijn stoel. ‘Kapitein Mikhailov, breng alles in gereedheid voor vertrek naar Alderson-toe-gangspunt, alstublieft. Acceleratie anderhalf gee, kapitein.’
‘Tot uw orders, meneer.’
‘U bent dus vastbesloten u als een dwaze idioot te gedragen,’ raasde Horvath. ‘Blaine, kunt ú hem niet tot andere gedachten brengen?’
‘Ik ben vastbesloten mijn opdracht uit te voeren, doctor,’ zei Kutuzov nadrukkelijk. Als hij zich al iets van Horvaths dreigementen aantrok, liet hij daar niets van blijken. De Admiraal wendde zich thans tot Rod. ‘Kapitein, ik sta open voor uw advies. Maar ik zal niets ondernemen dat veiligheid van dit schip in gevaar kan brengen, en ik kan geen verder persoonlijk contact met Splinters toestaan. U heeft suggesties, kapitein Heer Blaine?’
Rod had deze woordenwisseling zonder belangstelling aangehoord en zijn gedachten volgden elkaar snel en in grote verwarring op. Wat had ik kunnen doen? vroeg hij zich onophoudelijk af. Er was niets anders dat hem enig belang inboezemde. De Admiraal vroeg dan wel om zijn advies, maar dat was alleen maar uit beleefdheid. Rod voerde niet langer het bevel over een schip en hij had geen taken meer te verrichten. Zijn schip was verlorengegaan, zijn carrière was afgelopen — Maar hij had er ook niets aan vol zelfmedelijden te gaan zitten piekeren. ‘Ik geloof wel, meneer, dat we moeten proberen de vriendschap van de Splinters niet te verspelen. We mogen niet voor de regering besluiten…’
‘Wilt u zeggen dat ik dat doe?’ wilde Kutuzov weten.
‘Nee, meneer. Maar het is waarschijnlijk dat het Keizerrijk handel zal willen drijven met de Splinterplaneet. En zoals doctor Horvath al zei, hebben ze tot dusverre niets vijandigs gedaan.’
‘En wat er met uw cadetten gebeurd is dan?’
Rod slikte moeilijk. ‘Ik weet het niet, meneer. Mischien is Potter of Whitbread de macht over hun reddingsbootje kwijtgeraakt en heeft Staley getracht hen te redden. Dat zou net iets voor hém zijn —’ Kutuzov keek bedenkelijk. ‘Drie reddingsbootjes, kapitein. Alle drie gaan ze dampkring binnen, en alle drie verbranden ze.’ Hij keek naar de beeldschermen om hem heen. Er werd net een sloep naar binnen getakeld op het hangardek, waar hij door Mariniers volgespoten zou worden met gifgas. In zijn vlaggeschip zouden geen buitenaardse wezens vrij rondlopen, daar zou hij wel voor zorgen! ‘Wat zou u tegen Splinters willen zeggen, doctor?’
‘Ik zal niet tegen ze zeggen wat ik graag tegen ze zou willen zeggen, admiraal,’ zei Horvath nadrukkelijk. ‘Ik zal bij dat epidemieverhaal van u blijven. Dat is trouwens niet ver van de waarheid, nietwaar? Een epidemie van miniatuurtjes. Maar, admiraal, we moeten de mogelijkheid openlaten voor een terugkeer met een nieuwe expeditie.’
‘Dan zullen ze weten dat u tegen ze liegt,’ zei Kutuzov botweg. ‘Blaine, wat vindt u daarvan? Is het beter Splinters uitleg te geven die ze niet zullen geloven?’
Verdomme, snapt hij dan niet dat ik niet meer aan Splinters denken wil? Of aan wat dan ook? Wat heeft hij aan mijn advies? Advies van een man die zijn schip verloren heeft — ‘Admiraal, ik zie niet in waarom het kwaad zou kunnen minister Horvath met de Splinters te laten praten.’ Rod legde opzettelijk de nadruk op dat ‘minister’; niet alleen was Horvath een vooraanstaande Minister in de Raad, maar hij had machtige connecties bij de Liga voor Menselijkheid en bovendien de nodige invloed in het Keizerlijk Genootschap van Handelslieden. Die combinatie had bijna evenveel in de melk te brokken als de Marine. ‘Iemand zal met ze moeten praten, het doet er niet veel toe wie. Er is geen man aan boord die tegen zijn Fyunch(klik) zou kunnen liegen.’
‘Goed dan. Da. Kapitein Mikhailov, geef communicatieafdeling opdracht ambassadeursschip van Splinterwezens op te roepen. Doctor Horvath zal met ze praten.’
De beeldschermen lichtten op en vertoonden een half grijnzend, bruin en wit gezicht. Rod trok een gezicht van afschuw en wierp toen een snelle blik omhoog om zich ervan te vergewissen dat de apparatuur voor het uitzenden van zijn eigen beeld niet aanstond. De Splinter keek Horvath aan. ‘Fyunch(klik).’
‘Ah. Ik had al gehoopt dat ik jou te spreken zou krijgen. We gaan nu vertrekken. We kunnen niet anders.’
De Splinter veranderde niet van gelaatsuitdrukking. ‘Zo iets hadden we al begrepen, maar we zijn erg bedroefd, Anthony. We hebben nog zoveel te bespreken, handelsovereenkomsten, het pachten van steunpunten in jullie Keizerrijk —’
‘Ja, dat is zo, maar we zijn niet bevoegd om verdragen of handelsovereenkomsten te ondertekenen,’ wierp Horvath tegen. ‘Heus, we hebben wel degelijk een heleboel tot stand gebracht, en we móéten nu weg. Er was een epidemie aan boord van de MacArthur, iets dat voor onze doktoren nieuw was en waarvan noch de besmettingshaard, noch de bacillendrager ons bekend is. En aangezien dit schip voor ons de enige mogelijkheid betekent om naar huis terug te kunnen keren, is de Ad — zijn onze nemers van besluiten van oordeel dat het maar beter is naar huis te reizen nu we nog over een volledige bemanning voor de astrogatie beschikken. Maar we komen terug!’
‘Kom je zelf ook terug?’ vroeg de Splinter.
‘Als het maar enigszins mogelijk is wel, ja. Ik zou het erg graag willen.’ Op dat punt kostte het hem geen moeite oprecht te klinken. ‘Jullie zullen welkom zijn. Alle menswezens zijn hier welkom. We stellen ons veel voor van handelsbetrekkingen tussen onze beide rassen, Anthony. Er is veel dat wij van elkaar zullen kunnen leren. We hebben ook nog een aantal geschenken voor jullie — kunnen jullie die niet meenemen aan boord van jullie schip?’
‘Nee maar, dank je wel — ik —’ Horvath keek naar Kutuzov. De Admiraal stond op ontploffen. Hij schudde verwoed van nee. ‘Dat zou niet verstandig zijn,’ zei Horvath verdrietig. ‘Totdat we weten wat die epidemie veroorzaakt heeft, is het maar het beste dat we niets aan boord nemen waaraan we niet al eerder blootgesteld zijn geweest.
Het spijt me heel erg.’
‘Mij ook, Anthony. Het is ons opgevallen dat jullie Constructeurs — hoe kan ik dit tactvol zeggen? — in vele opzichten niet zo ver zijn als die van ons. Niet voldoende gespecialiseerd misschien. Door onze geschenken hadden we gedacht dit gedeeltelijk te verhelpen.’
‘Ik — excuseer me een ogenblik,’ zei Horvath. Hij wendde zich tot Kutuzov, na de microfoon uitgeschakeld te hebben. ‘Admiraal, een dergelijk buitenkansje kunt u eenvoudig niet weigeren! Dit zou wel eens de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van het Keizerrijk kunnen zijn!’
De Admiraal knikte langzaam. Zijn donkere ogen vernauwden zich. ‘Is tevens waar dat Splinters in bezit van Langston-veld en Alderson-aandrijving wel eens grootste gevaar in geschiedenis van menselijk ras zouden kunnen zijn, minister Horvath.’
‘Daar ben ik me van bewust,’ snauwde Horvath. Hij zette de microfoon weer aan. ‘Ik vrees dat —’
De Splinter viel hem in de rede. ‘Anthony, wil je onze geschenken niet eens bekijken? Jullie kunnen er foto’s van nemen en ze goed genoeg leren kennen om ze later te kunnen namaken. Voor personen die op de Splinterplaneet zelf geweest zijn kan dat toch zeker geen gevaar opleveren?’
Horvath dacht verwoed na. Hij móést die dingen hebben! De microfoon was weer uitgeschakeld, en Horvath keek de Admiraal met een flauwe glimlach aan. ‘Hij heeft gelijk, weet u. Kunnen we ze niet aan boord van de grote sloep laten brengen?’
Kutuzov keek alsof hij zure melk proefde, maar toen knikte hij. Opgelucht wendde Horvath zich weer tot de Splinter. ‘Wel bedankt voor je aanbod. Als jullie de geschenken aan boord van de grote sloep brengen, zullen we ze tijdens de thuisreis bestuderen en dan kunnen jullie zowel de geschenken als de sloep, die wij jullie als geschenk aanbieden, over tweeëneenhalve week bij het Gekke Gerrit-punt komen ophalen.’
‘Uitstekend,’ zei de Splinter met warmte in haar stem. ‘Maar jullie zullen de sloep daar niet voor behoeven te gebruiken. Een van onze geschenken is een ruimtevaartuig, waarvan de bediening speciaal gebouwd is voor menselijke handen en hersenen. De andere geschenken zullen zich aan boord daarvan bevinden.’
Kutuzov keek verrast en gaf vlug zijn toestemming door te knikken. Horvath glimlachte inwendig toen hij dat zag. ‘Dat is prachtig. De volgende keer zullen we ook meer geschenken voor jullie meebrengen. Het zal ons een groot genoegen zijn jullie gastvrijheid te mogen terugbetalen.’
Admiraal Kutuzov zei iets. Horvath boog zich wat opzij van de microfoon om te kunnen horen wat hij zei. ‘Vraag naar de cadetten,’ gebood de Admiraal.
Horvath slikte pijnlijk en vroeg: ‘Is er nog iets naders bekend omtrent onze cadetten?’
De stem van de Splinter kreeg een verwijtende klank. ‘Hoe zou dat kunnen, Anthony? Ze zijn om het leven gekomen toen ze probeerden de dampkring van onze planeet binnen te dringen en te landen, en hun bootjes zijn door de wrijving volledig verbrand. We hebben jullie beelden daarvan overgeseind; hebben jullie die dan niet ontvangen?’
‘Uh — die heb ik dan niet gezien,’ antwoordde Horvath. Dat was waar, maar het viel hem er niet minder moeilijk door dat te zeggen. Die verdomde Admiraal geloofde ook niets! Wat dacht hij soms, dat die jongens ergens gevangen genomen waren en dat ze nu gemarteld werden om inlichtingen uit ze te krijgen? ‘Het spijt me, maar er werd mij opgedragen daarnaar te vragen.’
‘We kunnen dat best begrijpen. Menswezens besteden veel zorg en toewijding aan hun jonge nemers van besluiten. Wij Splinters doen dat ook. Onze rassen hebben veel met elkaar gemeen. Het was prettig weer met je gesproken te hebben, Anthony. We hopen dat jullie spoedig terug zullen komen.’
Er flitste een waarschuwingssignaal aan op de bedieningspanelen van de brug. Admiraal Kutuzov fronste en luisterde aandachtig naar iets dat Horvath niet horen kon. Tegelijkertijd gaf een melder een rapport van de bootsman door. ‘De boten zijn opgeborgen, meneer. Alles klaar om te vertrekken.’
De Splinter had het blijkbaar ook gehoord. Ze zei: ‘Het geschenkenvaartuig kan jullie gemakkelijk inhalen, mits jullie niet sneller accelereren dan’ — er was even een korte onderbreking terwijl de Splinter naar iets luisterde — ‘drie van jullie gees.’
Horvath wierp de Admiraal een snelle, vragende blik toe. Deze zat met gefronste wenkbrauwen na te denken en keek alsof hij iets wilde zeggen, maar toen knikte hij tegen Horvath. ‘We maken deze reis met anderhalve gee,’ deelde Horvath de Splinter mee. ‘Onze geschenken zijn over vijf uur bij jullie,’ zei de Splinter. Het beeldscherm lichtte plotseling hel op en Horvath merkte dat zijn microfoon uitgeschakeld was. Knerpend klonk de stem van admiraal Kutuzov in het oor van de minister. ‘Ik heb zojuist vernomen dat er een schip van Splinter Alpha opgestegen is en op weg is naar Alderson-punt met acceleratie van één komma vierenzeventig van onze gees. Dat is twee gees van Splinterwezens. Vraag hun te verklaren wat dat schip van plan is, alstublieft.’ De stem van de Admiraal klonk kalm genoeg, maar de toon was gebiedend.
Horvath slikte en draaide zich weer om teneinde zijn gesprek met de Splinter voort te zetten. Zijn beeldscherm kwam weer tot leven. Aarzelend stelde hij de hem opgedragen vraag, bang hen te zullen beledigen. ‘Weet je daar misschien iets van af?’ vroeg hij ten slotte. ‘Jazeker,’ antwoordde de Splinter vlot. ‘Ik heb er zelf ook zojuist van gehoord. De Meesters hebben ambassadeurs afgevaardigd naar het Keizerrijk, die zich straks bij jullie zullen voegen. Het zijn er drie, en we verzoeken jullie hen mee te nemen naar jullie Keizerlijke hoofdstad, waar ze ons ras zullen vertegenwoordigen. Ze zijn volledig bevoegd om voor ons te onderhandelen.’
Kutuzov haalde diep adem. Het leek alsof hij op het punt stond te gaan gillen en zijn gezicht zag bijna paars van de inspanning zich te beheersen, maar hij zei slechts, heel zachtjes zodat de Splinter het niet kon horen: ‘Zeg hun dat we hierover moeten beraadslagen. Kapitein Mikhailov, u kunt accelereren zodra het u schikt.’
‘Tot uw orders, meneer.’
‘We gaan nu vertrekken,’ zei Horvath tegen de Splinter. ‘Ik — we moeten die kwestie van die ambassadeurs eerst overleggen. Dit is een hele verrassing — ik zou gehoopt hebben dat jij zelf ook meegekomen was. Zijn er ook van onze Fyunch(klik)ken bij degenen die als ambassadeurs gezonden worden?’ Hij sprak gehaast, want achter hem klonken de waarschuwingssignalen al.
‘Jullie hebben tijd genoeg voor de besprekingen die jullie nodig oordelen,’ verzekerde de Splinter hem. ‘En wat dat andere betreft: nee, een ambassadeur van het Splinterras mag zich niet vereenzelvigen met enig individueel menswezen; ze dienen allen ons ras te vertegenwoordigen. Dat zie je toch zeker wel in? Die drie zijn uitgekozen om alle standpunten te vertegenwoordigen, en wanneer ze het unaniem eens zijn is een door hen gesloten overeenkomst voor alle Splinters bindend. Met het oog op dat gevaar van die epidemie zijn ze erop voorbereid in quarantaine gehouden te zullen worden, totdat jullie er zeker van zijn dat ze jullie gezondheid niet bedreigen —’ Er weerklonk een luid waarschuwingssignaal door de Lenin. ‘Vaarwel, Anthony. Jullie allen. En keer spoedig terug.’
De laatste waarschuwing schalde door het schip, en de Lenin begon snel te accelereren. Horvath zat naar het lege beeldscherm te staren, terwijl achter hem de anderen losbarstten in een stomverbaasd, opgewonden gebabbel.
Zijne Keizerlijke Majesteits slagschip der Presidentsklasse Lenin was volgeladen tot op de grens van zijn capaciteit en nog daaroverheen zelfs, met de bemanning van de MacArthur en de wetenschapsmensen die zich eveneens aan boord van haar bevonden hadden. Ruimtematrozen deelden hun hangmatten met elkaar, mariniers sliepen in gangen en officieren zaten met drie en meer tegelijk in kajuiten gepropt. Op het hangardek lagen voorwerpen van de Splinterbeschaving opgestapeld die men uit de MacArthur had weten te bergen. Kutuzov stond erop dat het hangardek luchtledig en onder voortdurende bewaking gehouden werd en dat er regelmatig inspecties plaatsvonden. Er was nergens genoeg ruimte om de bemanning voltallig te laten aantreden. Maar zelfs al was er ruimte geweest, dan zou de bemanning toch niet aangetreden zijn, want ze zou op haar gevechtsposten blijven totdat de Lenin het zonnestelsel van de Splinter verlaten had, en zelfs ook tijdens de door David Hardy en de aalmoezenier van de Lenin, George Alexis, gezamenlijk geleide rouwdienst. Terwijl hij een zwarte stola omdeed en zich omdraaide naar het missaal dat een matroos voor hem openhield, bedacht David Hardy dat hij waarschijnlijk meer requiems op deze manier opgedragen had dan ten overstaan van verzamelde gelovigen.
Er schalde een trompetsignaal door de Lenin. ‘Alle hens op de plaats rust,’ beval de eerste kwartiermeester op gedempte toon. ‘Schenk hun eeuwige rust, o Heer,’ hief Hardy aan. ‘En laat het eeuwigdurende licht op hen schijnen,’ antwoordde Alexis. Degenen die lang genoeg bij de Marine waren geweest om tot de bemanning van de Lenin te behoren, kenden deze vertrouwde versregels en de antwoorden daarop allemaal van buiten.
‘Ik ben de opstanding en het leven, zegt de Heer. Die in mij gelooft zal leven, ook al ware hij gestorven: en een ieder die leeft en in mij gelooft, zal nimmer sterven.’
De dienst ging verder terwijl de manschappen antwoordden vanaf hun gevechtsposten, zodat er een zacht gemompel door het hele schip weerklonk.
‘Ik hoorde een stem uit de Hemel die tot mij zei, schrijf dit neer: Gezegend zijn voortaan de doden die gestorven zijn in de Heer: aldus zegt de Geest; want hun werken volgen hen na.’ Rust, dacht Rod. Ja, dat hebben die jongens nu tenminste, rust. Hij huiverde. Ik heb een heleboel schepen verloren zien gaan en heel wat mannen die onder mijn bevel stonden hebben wel honderd parsecs van huis de dood gevonden. Waarom grijpt het me dan deze keer zo aan? Hij haalde diep adem, maar het strakke gevoel in zijn borst bleef. Overal in de Lenin werd de verlichting gedempt, cn nu zongen de op een band vastgelegde stemmen van het Keizerlijke Marine-Koor een hymne, waarbij de bemanning inviel. ‘Dag der wrake, naderend onheil, Davids woorden vermengden zich met die van de Sibylle: zowel hemelen als werelden zullen in as ten onder gaan …’ Sibylle? dacht Rod. God, dat moest al wel een heel oud lied zijn. Er leek geen eind aan de hymne te komen, maar ten slotte eindigde ze toch in een crescendo van mannenstemmen.
Geloof ik iets van dit alles? vroeg Rod zich af. Hardy wel, kijk maar eens naar zijn gezicht. En Kelley, die daar klaar staat om zijn kameraden uit de torpedolanceerbuizen weg te schieten ook. Waarom kan ik niet geloven zoals zij? Maar dat dóé ik toch ook, of niet soms? Ik heb tenminste altijd gedacht dat ik dat deed, want er moet toch een of andere bedoeling achter deze kosmos schuilen. Moet je Bury zien. Dit is niet eens zijn godsdienst, maar toch grijpt het hem aan. Ik vraag me af wat hij denkt?
Horace Bury staarde strak naar de torpedolanceerbuizen. Vier lijken en een hoofd! Het hoofd van een Marinier, dat de Kaboutertjes als een soort Paard van Troje gebruikt hadden. Bury had het slechts even gezien, door de ruimte tollend in een wolk van mist en glassplinters te midden van spartelende, stuiptrekkende, stervende Kaboutertjes. Hij herinnerde zich een vierkante kin, een brede, slap openhangende mond en glinsterende, dode ogen. Allah zij hen genadig, en mogen zijn legioenen neerdalen op de Splinterplaneet… Sally houdt zich er beter onder dan ik, dacht Rod, en zij is nota bene een burger. We mochten die jongens allebei graag… Waarom trek ik het me niet wat meer aan van al die anderen? Vijf Mariniers gedood bij het evacueren van de burgers. Het zou niet zo erg zijn geweest, als de cadetten in actie gesneuveld waren. Ik rekende op verliezen toen ik die reddingsploeg daarheen stuurde met de sloep. Ik was er zelfs niet zeker van of die jongens er nog wel in zouden slagen ooit op tijd uit de Mac weg te komen. Maar het was hun gelukt, ze waren in veiligheid!
‘Wij bevelen de Almachtige de zielen aan van onze broeders die van ons heengegaan zijn en hun lichamen vertrouwen wij toe aan de diepten van de ruimte, in de stellige hoop en verwachting van hun wederopstanding in het eeuwige leven door onze Heer Jezus Christus, bij wiens terugkeer in goddelijke majesteit om over de werelden te oordelen, de zeeën hun doden zullen opgeven en de diepten zich van hunne lasten zullen ontdoen…’
Kelley drukte op de knoppen en er klonk een zacht geluid van ontsnappende samengeperste lucht, en toen nog eens — drie-, vier-, vijfmaal achtereen. Slechts vier lijken en een hoofd; dat was alles wat ze van die zeventwintig doden en vermisten hadden kunnen bergen.
‘Alle hens, attén-tié!’
‘Vuur!’
En wat zullen de Splinters daar wel van denken? vroeg Rod zich af. Drie salvo’s in de ruimte, afgevuurd op niets — behalve het derde, dat de een ogenblik tevoren gelanceerde lijken verpulveren zou. De Admiraal had daarop gestaan, en niemand had ertegen geprotesteerd. De hoornblazer van de Lenin en die van de MacArthur beëindigden hun gezamenlijk geblazen taptoe, en de alttonen van hun trompetten stierven langzaam weg. Een ogenblik bleef het stil in het schip. ‘Alle hens, ingerukt!’
Zwijgend verlieten de officieren de torpedokamer. De verlichting in de gangen begon weer helderder te branden en mannen haastten zich terug naar hun gevechtsposten of hun overvolle dagverblijven. Bij de Marine gaat alles altijd gewoon door, dacht Rod. Ook in rouwdiensten voorziet het Handboek. Er zijn voorschriften voor alles: geboorten aan boord, registratie ervan; begrafenissen, met of zonder stoffelijke overschotten; en er is er ook een voor gezagvoerders die hun schepen verspelen. Daarvoor verlangt het Handboek een zitting van de Krijgsraad. ‘Rod. Wacht even, Rod. Alsjeblieft.’
Hij bleef staan toen hij hoorde dat Sally hem riep. Ze stonden in de gang terwijl de andere officieren en bemanningsleden uiteenweken om hen te passeren. Rod wilde zich het liefst bij hen voegen, terugkeren naar de eenzaamheid van zijn kajuit, waar niemand hem vragen kon stellen over wat er aan boord van de MacArthur gebeurd was. Maar hier was Sally, en iets in het diepst van zijn binnenste verlangde ernaar met haar te praten, of alleen maar dicht bij haar te zijn. ‘Rod, doctor Horvath zegt dat de Splinters ambassadeurs naar het Gekke Gerrit-punt sturen om ons daar te ontmoeten, maar dat admiraal Kutuzov ze niet aan boord wil laten! Is dat waar?’ Verdomme! dacht hij. Alwéér die Splinters, altijd en eeuwig ging het over Splinters — ‘Ja, het is waar.’ Hij draaide zich om. ‘Rod, wacht nou eens even! We moeten er iets aan doen! Rod, waar ga je naar toe?’
Ze staarde naar zijn rug toen hij zich snel van haar verwijderde. Wat heb ik nou weer gedaan? vroeg ze zich af.
Blaines deur was dicht, maar het verklikkerlampje toonde aan dat hij niet op slot was. Kevin Renner aarzelde en klopte toen aan. Er gehuurde niets. Hij wachtte een ogenblik en klopte toen opnieuw. ‘Binnen.’
Kenner opende de deur. Het was een eigenaardige gewaarwording, zo maar regelrecht Blaines kajuit binnen te lopen: geen Marinier op wacht, en er viel niets te bespeuren van die ietwat geheimzinnige atmosfeer van gezag die een kapitein pleegt te omringen. ‘Hallo, kap’tein. Heeft u er bezwaar tegen als ik u een beetje gezelschap kom houden?’
‘Nee. Wilt u iets gebruiken?’ Het was duidelijk dat het Blaine geen bal kon schelen of hij ja of nee zei. Hij keek Renner niet aan, en Kevin vroeg zich af wat er gebeuren zou als hij op dat beleefde aanbod in zou gaan. Hij zou inderdaad om een borrel kunnen vragen… Nee. Dat was niet het geschikte moment. Nog niet. Renner ging zitten en keek om zich heen.
Blaines kajuit was behoorlijk groot. Er waren slechts vier mannen en één vrouw aan boord die in aanmerking kwamen voor een eigen kajuit, maar Blaine benutte die kostelijke ruimte niet; het zag ernaar uit dat hij daar al urenlang zo in die stoel gezeten had, waarschijnlijk al sinds de rouwdienst. Hij droeg nog steeds een van Mikhailovs galauniformen, dat hij had moeten lenen en dat hem totaal niet paste. Zwijgend zaten ze daar, terwijl Blaine zat te staren in een of andere vierde dimensie in zijn binnenste, waarin geen plaats was voor zijn bezoeker.
‘Ik heb me beziggehouden met het bestuderen van Buckmans aantekeningen,’ zei Renner, zo maar in het wilde weg. Hij moest érgens beginnen, en waarschijnlijk was het maar beter niet over Splinters te beginnen.
‘O ja? Kunt u er nogal uit wijs worden?’ vroeg Blaine beleefd.
‘Zwaar boven m’n pet. Hij zegt te kunnen bewijzen dat er zich ’n protoster aan het vormen is in de Kolenzak en dat die over duizend jaar z’n eigen licht zal uitstralen. Nou, mij kan hij dat niet bewijzen; daar is m’n wiskunde niet goed genoeg voor.’
‘Hm.’
‘En hoe gaat het met u?’ Renner dacht nog niet aan vertrekken, dat was duidelijk. ‘Geniet u van uw vakantie, nu u een poosje niets omhanden hebt?’
Eindelijk sloeg Blaine een paar gekwelde ogen naar hem op. ‘Kevin, waarom hebben die jongens een landing door een dampkring geprobeerd?’
‘Allemachtig, kap’tein, dat is toch je reinste kolder. Iets dergelijks zouden ze beslist nooit geprobeerd hebben.’ Jezus, hij dénkt zelfs niet eens logisch meer. Dit wordt ’n zwaardere opgave dan ik gedacht had. ‘Vertelt ú me dan maar eens wat er gebeurd is.’ Renner keek verbaasd, maar het was duidelijk dat Blaine het meende. ‘Kap’tein, het schip was vergeven van de Kaboutertjes — overal waar niemand hen in de gaten had. Ze moeten al vrij vroeg in die bergruimte van de reddingsbootjes binnengedrongen zijn. Als ú ’n Splinter was, hoe zou ú zo’n ontsnappingscapsule dan omgebouwd hebben?’
‘Op voortreffelijke wijze.’ Blaine glimlachte zowaar. ‘Zelfs een dode zou de verleiding van een dergelijk antwoord niet hebben kunnen weerstaan.’
‘Ik begon me al zorgen over u te maken.’ Renner grinnikte, maar werd toen weer ernstig. ‘Nee, wat ik zeggen wil is dat ze hun ontwerp zouden aanpassen aan iedere denkbare situatie. In de diepe ruimte zou de boot decelereren en om hulp schreeuwen tot er redding kwam. In de buurt van een gasreus zou hij in een baan daaromheen gaan vliegen. En let wel, alles geheel automatisch, want de inzittenden zouden wel eens gewond of bewusteloos kunnen zijn. En in de buurt van een bewoonbare planeet zou de boot automatisch daarop landen.’
‘Hè?’ Blaine fronste zijn voorhoofd. Er verscheen weer een sprankje leven in zijn ogen. Renner hield de adem in.
‘Ja, maar Kevin, wat is er dan fout gegaan? Als de Kaboutertjes kans gezien hebben bij die bootjes te komen, dan zouden ze ze ook góéd verbouwd hebben. Trouwens, er zou ook bedieningsapparatuur zijn; ze zouden je niet tot landen dwingen.’
Renner haalde zijn schouders op. ‘Kunt ú de bedieningspanelen van de Splinters met één oogopslag doorgronden? Ik niet, en ik betwijfel of de cadetten dat konden. Maar de Kaboutertjes zouden het wel van hen verwachten. Kap’tein, misschien waren die bootjes nog niet klaar, of waren ze beschadigd tijdens een vuurgevecht.’
‘Misschien —’
‘Misschien zovéél. Misschien waren ze speciaal voor Kaboutertjes ontworpen. Dan zullen die jongens zich erin hebben moeten persen en ’n dozijn speciaal voor Splinters gebouwde veiligheidsstoelen eruit hebben moeten slopen, of zo iets dergelijks. En veel tijd hadden ze niet, want die torpedo’s zouden na drie minuten ontploffen.’
‘Die godverdomde torpedo’s! Als iemand op het idee gekomen was om ze te inspecteren, zouden we waarschijnlijk ontdekt hebben dat de omhulsels ervan vol Kaboutertjes zaten, compleet met een kudde ratten!’
Renner knikte. ‘Maar wie zou eraan gedacht hebben dat te doen?’
‘Ik had daaraan moeten denken.’
‘Waarom?’ vroeg Renner, en hij meende het oprecht. ‘Schipper, er is —’
‘Ik bén geen schipper.’
Aha! dacht Renner. ‘Goed, meneer. Maar dat doet nog altijd niets af aan het feit dat geen man in de hele Marine op het idee gekomen zou zijn daar te gaan zoeken. Zelf heb ik er ook niet aan gedacht. De Tsaar was immers tevreden met de door u gevolgde ontsmettingsprocedure? Iederéén was gerustgesteld. Wat schiet u er verdomme mee op uzelf de schuld te geven voor een fout die we allemaal begaan hebben?’ Blaine keek op en verwonderde zich over het feit dat het gezicht van de eerste stuurman ietwat rood aangelopen was. Waarom maakt hij zich zo druk? ‘Er is nóg iets,’ zei Rod. ‘Laten we aannemen dat die reddingsbootjes naar behoren verbouwd waren. En veronderstel dan eens dat de jongens wel degelijk een geslaagde landing uitgevoerd hebben, en dat de Splinters tegen ons gelogen hebben.’
‘Daar heb ik ook al aan gedacht,’ zei Renner. ‘Gelooft ú dat?’
‘Nee. Maar ik wou toch dat ik ervan overtuigd kon zijn.’
‘Dat zóu u ook zijn, als u de Splinters zo goed kende als ik ze ken.
Overtuig uzelf ervan. Bestudeert u de beschikbare gegevens over hen. We hebben er een massa aan boord van dit schip, en u hebt er alle tijd voor. U móét zorgen dat u het een en ander omtrent het doen en laten van Splinters te weten komt, want u bent de grootste expert die de Marine op het gebied daarvan heeft.’
‘Ik?’ Rod lachte. ‘Kevin, ik ben expert op geen énkel gebied. Het eerste dat me straks te doen staat als we weer thuis zijn, is een krijgsraad ervan te overtuigen —’
‘Ach, lik me krijgsraad,’ zei Renner ongeduldig. ‘Nee wérkelijk, kap’tein, zit u hier nou heus te piekeren over die formaliteit? God nog aan toe!’
‘En waarover zou ik volgens u dan moeten piekeren, luitenant Renner?’ Kevin,grijnsde. Beter een geërgerde Blaine dan een Blaine die er zo aan toe was als daarnet. ‘Och, over waarom Sally vanmiddag zo sip kijkt, bijvoorbeeld — als u het mij vraagt is ze gekwetst omdat u boos op haar bent. En over wat u straks denkt te zeggen wanneer Kutuzov en Horvath het met elkaar gaan uitknokken over die kwestie van de ambassadeurs. En over revoluties en afscheidingsbewegingen op koloniale planeten, of over de prijs van iridium, of de inflatie van de kroon —’
‘Renner, hou nou in godsnaam op!’
Kevins grijns verbreedde zich. ‘- of hoe u me weg kunt werken uit uw kajuit. Kap’tein, u moet ’t zó bekijken. Laten we eens aannemen dat een krijgsraad u schuldig zou bevinden aan nalatigheid. Nou, dan kunnen ze u hoogstens veroordelen tot een functie aan wal. Goed, ze poten u dus achter een schrijftafel aan wal. Nou, dan bedankt u voor de eer en neemt uw ontslag — het is nog altijd zo, dat u straks tóch de Twaalfde Markies van Crucis wordt.’
‘Ja. En wat zou dat?’
‘Wat zóu dat?’ Plotseling werd Renner kwaad. Er kwam een frons op zijn voorhoofd en zijn ene hand balde zich tot een vuist. ‘Wat zóu dat? Hoor eens, kap’tein, ik ben maar ’n doodgewone schipper ter koopvaardij. Ik heb voor een paar jaar bij de Marine getekend omdat dit in onze familie zo de gewoonte is — misschien dal we bij ons thuis niet zo door en door imperialistisch zijn in ons denken als jullie ginds in de Hoofdstad, maar wij dragen ons steentje bij en we verwachten van jullie met al jullie privileges dat jullie óók jullie plicht zullen doen!’
‘Tja —’ Blaine keek schaapachtig; hij was een beetje in verlegenheid gebracht door deze plotselinge uitbarsting van Renner. ‘En wat ziet ú dan eigenlijk als mijn plicht?’
‘Nou, wat denkt u? U bent de enige aristocraat in het hele keizerrijk die iets van Splinters af weet, en nu vraagt u mij wat u moet doen? Kap’tein, ik verwacht dat u aan de slag zult gaan, dat verwacht ik. Meneer. Het Keizerrijk dient een redelijke politiek te ontwikkelen met betrekking tot de Splinters en de Marine heeft grote invloed. U mag niet toestaan dat de Marine voor het bepalen van haar standpunt haar oor bij Kutuzov te luisteren legt! U zou kunnen beginnen met eens uw gedachten te laten gaan over die ambassadeurs van de Splinterplaneet, die de admiraal hier wil laten stranden door hen te ontlopen.’
‘Nee maar. U trekt zich dit alles werkelijk nogal aan, hè?’ Renner grinnikte. ‘Och ja, een beetje wel misschien. Hoor eens, u heeft altijd genoeg. Praat u eens met Sally over de Splinters. Leest u die rapporten eens na, die we van Splinter Alpha naar boven gestuurd hebben. Neem ze goed in u op, zodat u, als de admiraal u straks om advies vraagt, beslagen ten ijs kunt komen met een stelletje zinvolle argumenten. We móéten die ambassadeurs met ons meenemen naar huis Rod trok een vies gezicht. Nu weer Splinters aan boord van een ander schip. Grote God —
‘En houdt u nu eens op met zo te denken,’ zei Renner. ‘Aan boord van de Lenin zullen ze de kans niet krijgen te ontsnappen en zich overal door het hele schip voort te planten. Daarvoor zouden ze trouwens geen tijd genoeg hebben. Gebruik uw verstand, meneer. Naar u zal de admiraal wel willen luisteren. Horvath kan geen goed bij de Tsaar doen; die zal alles van de hand wijzen wat de doctor hem voorstelt, maar naar ú luistert hij wel…’
Rod schudde ongeduldig het hoofd. ‘U praat alsof mijn oordeel ook maar iets waard zou zijn. Alle bewijzen zijn daartegen.’
‘Goeie God. U zit wel góéd in de put, hè? Weet u hoe uw officieren en manschappen over u denken? Heeft u daar wel enig idee van? Verrek, kap’tein, het is dank zij kerels zoals u dat ik de aristocratie verdragen kan —’ Kevin zweeg plotseling, in verlegenheid gebracht doordat hij meer gezegd had dan zijn bedoeling was geweest. ‘Hoor eens, de Tsaar móét u naar uw mening vragen. Hij hoeft uw raad niet op te volgen, en ook die van Horvath niet, maar wel is hij verplicht u beiden daarom te vragen. Dat staat in de officiële instructies voor de expeditie —’
‘Hoe weet ú dat, verdomme?’
‘Kap’tein, mijn afdeling had tot taak de logboeken en de orderboeken van de MacArthur in veiligheid te brengen, weet u nog wel? Nou, er stond geen “GEHEIM” op.’
‘O nee? Wis en waarachtig wel, verdomme.’
‘Nou ja, het kan zijn dat de verlichting slecht was en ik die stempels niet gezien heb. Trouwens, ik moest me er toch zeker van vergewissen dat ik de goeie boeken te pakken had, nietwaar? Hoe dan ook, doctor Horvath weet alles van dat voorschrift af. En hij zal erop staan krijgsraad te houden voordat Kutuzov straks een definitieve beslissing neemt over die kwestie van de ambassadeurs.’
‘Zo.’ Rod streek met zijn vingers langs de rug van zijn neus. ‘Kevin, wie heeft je er eigenlijk toe aangezet om hier bij mij te komen? Horvath, soms?’
‘Nee, natuurlijk niet. Het was mijn eigen idee.’ Renner aarzelde even. ‘Maar een beetje werd ik er wel toe aangemoedigd, kap’tein.’ Hij wachtte af om te zien wat Blaine hierop antwoorden zou, maar die staarde hem slechts niet-begrijpend aan. Renner snoof. ‘Soms vraag ik me wel eens af hoe het komt dat de aristocratie niet allang uitgestorven is; jullie kunnen allemaal toch zó dom doen af en toe. Waarom roept u Sally niet eens op via de intercom? Ze zit in haar kajuit met ’n somber gezicht te kniezen en met een hele stapel boeken en aantekeningen voor zich, waar ze momenteel geen belangstelling voor kan opbrengen Met een ruk stond Renner op. ‘Ze zou het best kunnen gebruiken een beetje opgevrolijkt te worden.’
‘Sally? Maakt die zich zorgen om —’
‘Jee-zus Chris-tus,’ mopperde Renner. Hij draaide zich om en verliet met grote stappen de kajuit.
De Lenin naderde het Gekke Gerrit-punt met een acceleratie van anderhalve gee. Datzelfde deed ook het geschenkenschip. Het geschenkenschip was een gestroomlijnde cylinder met een verdikking aan het van vele ramen voorziene voorstuk, waarop het op een door een fusievlam voortgestuwde minaret leek. Sally Fowler en aalmoezenier Hardy maakten zich daar erg vrolijk over. Niemand anders scheen deze onbeholpen poging tot fallische vormgeving opgemerkt te hebben — of dat te willen toegeven.
Kutuzov haatte dat geschenkenschip. Het probleem van de ambassadeurs kon hij oplossen door domweg zijn instructies op te volgen, maar dat geschenkenschip was een ander verhaal. Het had de Lenin achterhaald en vloog nu op een afstand van drie kilometer keurig in formatie met hen mee na hen een opgewekte boodschap toegeseind te hebben, terwijl de kannoniers van de Lenin het machteloos volgden met hun kanonnen. Kutuzov stelde zichzelf gerust met de gedachte dat het onmogelijk een wapen aan boord kon hebben dat groot genoeg was om ermee door het Veld van de Lenin heen te kunnen dringen. Maar hij had er nog een grondigere reden voor, dat schip te haten. Het bracht Kutuzov namelijk in de verleiding zijn boekje te buiten te gaan. De bemanningsleden van de MacArthur die zich als vrijwilligers gemeld hadden om aan boord te gaan en het ding te inspecteren waren enthousiast over alles wat ze daar aangetroffen hadden. De bedienings-apparatuur kwam overeen met die van een Marinesloep, maar de aandrijving was zo’n standaardfusieaandrijving van de Splinters, met zo’n lange, slanke angel waardoor plasma toegevoerd werd op een manier die een geweldig rendement opleverde. Er waren ook nog andere dingen, die allemaal even waardevol waren; admiraal Kutuzov was er begerig naar dat vaartuig mee naar huis te nemen. Maar tegelijkertijd was hij bang om het te dicht in de buurt van zijn eigen schip te laten komen.
Nadat de Marineofficieren het schip onderzocht hadden, moesten en zouden die burgers natuurlijk ook aan boord. Al dit verkeer maakte het toch al doorzichtige verzinsel van die epidemie aan boord van de MacArthur helemaal tot een aanfluiting, en Kutuzov besefte dit maar al te goed; maar hij zou tenminste geen tekst en uitleg behoeven te geven aan een of ander Splinterwezen. Hij dacht er niet over met hen in verbinding te treden. Horvath mocht hem de officiële instructies voor de expeditie voorlezen en erop staan krijgsraad te houden zoveel hij wilde. Zolang hij, Kutuzov, nog leefde zouden er geen buitenaardse wezens aan boord van de Lenin toegelaten worden. Maar dat vaartuig —
Hij keek ernaar zoals het daar op zijn beeldschermen hing te zweven, terwijl een bootlading wetenschappers net op weg was erheen. Die waren naar de Lenin gekomen om de rouwdienst bij te wonen, en haastten zich nu terug om hun nieuwe stuk speelgoed verder te gaan onderzoeken.
Alle rapporten toonden aan dat het gevuld was met wonderen die enorm waardevol waren voor het Keizerrijk, maar toch, hoe zou hij het durven wagen, het ding aan boord te nemen? En advies inwinnen kon hij ook al niet. Kapitein Blaine zou hem misschien hebben kunnen helpen, maar nee, die was een gebroken man, gedoemd om steeds dieper weg te zinken in zijn gepieker over het feit dat hij gefaald had, en onbruikbaar, net wanneer je zijn advies nodig zou kunnen hebben. Horvath had een blind geloof in de goede bedoelingen van alles wat Splinter heette. En dan was daar nog Bury, die al even verblind was, maar dan door haat, ondanks alle bewijzen dat de Splinters vriendschappelijk gezind en ongevaarlijk waren.
‘Waarschijnlijk zijn ze dat ook,’ zei Kutuzov hardop. Horace Bury keek verbaasd op. Hij had op de brug thee zitten drinken met de admiraal, terwijl ze samen het geschenkenschip op het beeldscherm gadesloegen. De Handelsman wierp de admiraal een vragende blik toe.
‘Waarschijnlijk zijn Splinters vriendschappelijk. Ongevaarlijk,’ herhaalde Kutuzov.
‘Dat gelooft u toch zeker niet wérkelijk?’ protesteerde Bury. Kutuzov haalde zijn schouders op. ‘Zoals ik al tegen de anderen gezegd heb, wat ik geloof komt er niet op aan. Mijn opdracht luidt, zoveel mogelijk informatie mee terug te brengen voor regering. Nu we alleen nog maar over dit schip beschikken, betekent iedere kans op verlies verlies van alle informatie. Maar dat ruimtevaartuig van Splinterwezens zou van grote waarde zijn, nietwaar, excellentie? Wat zou u bereid zijn aan Marine te betalen voor licentie om schepen te mogen bouwen met die aandrijving erin?’
‘Ik zou er nog veel meer voor over hebben het gevaar van de Splinterwezens voor altijd bezworen te zien,’ zei Bury op ernstige toon. ‘Hm.’ De admiraal was geneigd het daarover met hem eens te zijn. Er waren al genoeg problemen in de Trans-Kolenzak-Sector. God mocht weten hoeveel koloniën er in opstand waren, en hoeveel van die buitenwerelders gemene zaak met elkaar gemaakt hadden tegen het Keizerrijk; buitenaardse wezens waren een complicatie waar de Marine best buiten kon. ‘Maar toch — denk eens aan die technologie. Aan handelsmogelijkheden. Ik zou toch denken dat u daar wel belangstelling voor zou hebben.’
‘We kunnen ze niet vertrouwen,’ zei Bury. Hij beheerste zich zorgvuldig en sprak op kalme toon. De admiraal had geen hoge dunk van mannen die niet in staat waren hun emoties in bedwang te houden. Bury begreep hem heel goed — zijn eigen vader was precies zo geweest. ‘Admiraal, ze hebben onze cadetten gedood. Dat fabeltje over die landingspoging gelooft u toch zeker niet? En ze hebben die monsters losgelaten in de MacArthur, en ze zijn er bijna in geslaagd ze ook aan boord van de Lenin te smokkelen.’ Er ging een nauwelijks merkbare rilling door de Handelsman. Die kleine gloeiende oogjes. Het had maar zo weinig gescheeld — ‘U zult deze buitenaardse wezens toch zeker geen toegang verschaffen tot het Keizerrijk? U zult ze toch zeker niet toestaan aan boord van uw schip te komen?’ Gedachtenlezende monsters. Telepathisch of niet, ze konden gedachten lezen. Bury worstelde om zijn wanhoop te bedwingen: als zelfs admiraal Kutuzov de leugens van die buitenaardse wezens begon te geloven, wat had het Keizerrijk dan nog voor kans? Die nieuwe technologie zou het Keizerlijk Genootschap van Handelslieden in een staat van opwinding brengen zoals nog niets dat ooit had vermogen te doen, en alleen de Marine bezat genoeg invloed om zich met succes tegen de handelsbetrekkingen te verzetten, die het KGH luidkeels zou eisen. Bij de Baard van de Profeet, er moest iets gedaan worden! ‘Ik vraag me af of u misschien niet een beetje te veel beïnvloed bent door doctor Horvath?’ vroeg Bury op beleefde toon.
De admiraal trok een nijdige frons, en Horace Bury glimlachte inwendig. Horvath. Dat was de sleutel, hij moest Horvath en de admiraal tegen elkaar uitspelen. Iémand moest het doen…
Anthony Horvath voelde zich op dat moment erg vergenoegd en behaaglijk, ondanks die acceleratie met anderhalve gee. Het geschenkenschip was ruim, en telde onder de eindeloze wonderen die het bevatte ook dingen van een opzettelijk wel overwogen luxe. Zo was er bijvoorbeeld een douche met een half dozijn verstelbare sproeiers die onder verschillende hoeken aangebracht waren, en een moleculaire zeef om het water te regenereren. Er waren bevroren Splinterdiners in voorraad, die je slechts in de microgolfovens hoefde te stoppen om een verscheidenheid van maaltijden te krijgen. Zelfs de culinaire mislukkingen waren… nu ja, interessant. Er was koffie, weliswaar synthetisch maar goed, en een goed gevulde wijnkast. Bovendien was hij ver genoeg van de Lenin en Kutuzov verwijderd om zijn gevoel van welbehagen nog groter te maken.
‘Veel van wat de Splinters construeren dient voor verschillende doeleinden tegelijk,’ zei hij tegen zijn computerdoos. ‘Dit vaartuig is een intelligentietest op zichzelf, of het nu als zodanig bedoeld is of niet. De Splinters zullen veel omtrent onze vermogens te weten kunnen komen door te observeren hoe lang onze bemanning ervoor nodig zal hebben om de aandrijving naar behoren te leren bedienen. Bij hun eigen Bruinen zou deze, naar ik vermoed, binnen een uur volmaakt gefunctioneerd hebben, maar eerlijkheidshalve dient gezegd te worden dat een Bruine er geen moeite mee zou hebben zich dagen achtereen op de verklikkerlampjes te concentreren. Wanneer mensen intelligent genoeg zijn voor dergelijke taken, vinden ze die onuitsprekelijk geestdodend, en bij ons is het dan ook de gewoonte bemanningsleden om beurten dienst te laten doen, terwijl hun officieren voortdurend beschikbaar zijn om eventuele problemen het hoofd te bieden. Wij reageren derhalve langzamer en hebben meer personeel nodig voor het verrichten van taken die de Splinters kinderlijk eenvoudig vinden. ‘De Splinters hebben ons ook een heleboel omtrent henzelf geleerd. Zo gebruiken wij bijvoorbeeld mensen om automatische systemen in de rug te steunen, hoewel wij de automatisering dikwijls achterwege laten ter wille van een constante werkverschaffing aan mensen die, behalve in geval van nood, overbodig zijn. De Splinters schieten blijkbaar tekort op het gebied van de computertechnologie, en passen slechts zelden automatisering toe. In plaats daarvan gebruiken ze een of meer ondergeschikte rassen als biologische computers, waarover ze in voldoende aantallen schijnen te kunnen beschikken. Dit is bepaald geen bruikbare keuze voor ons, mensen.’ Hij pauzeerde even om na te denken en keek de kajuit rond.
‘O ja. En dan zijn daar nog die beeldjes.’ Horvath tilde er een op, en glimlachte. Hij had ze als speelgoedsoldaatjes opgesteld op de tafel vóór hem: een dozijn figuurtjes van doorzichtig plastic, die verschillende soorten Splinters voorstelden. Binnenin waren de organen zichtbaar, tot in details en in levendige kleuren. Tevreden bekeek hij ze nog eens, maar toen kwam er een pijnlijke trek op zijn gezicht. Ze móésten deze dingen eenvoudig mee naar huis nemen. Feitelijk, moest hij zichzelf bekennen, hoefde dat helemaal niet. Er was niets bijzonders aan het plastic waarvan ze gemaakt waren en ze hadden de beeldjes tot in details gefotografeerd en beschreven; iedere goede machine voor het persen van plastic voorwerpen zou geprogrammeerd kunnen worden om er duizenden per uur van te vervaardigen, op dezelfde manier als waarop deze dingen waarschijnlijk om te beginnen al gemaakt waren. Maar ze waren buitenaards, en het waren geschenken, en hij wilde ze hebben voor op zijn schrijftafel, of voor het Museum van Nieuw-Schotland. Laten ze op Sparta voor de verandering maar eens genoegen nemen met kopieën!
De meeste van de verschillende vormen kon hij met één oogopslag thuisbrengen: Constructeur, Bemiddelaar, Meester; de reusachtige gestalte van een Kruier; een overmatig gespierde Constructeur met brede, stompvingerige handen en grote, platte, buitenwaarts gerichte voeten, waarschijnlijk een Boer. Een klein Instrumentmakertje (vervloekte Kaboutertjes! en dubbel vervloekt zij de admiraal, die geweigerd had de hulp van de Splinters in te roepen om ze uit te roeien). Verder was er nog een kleinhoofdige, langvingerige Arts, en daarnaast stond zo’n spichtige Koerier, die wel een en al spillebenen leek — Horvath ging weer verder met dicteren.
‘De Koerier heeft een klein hoofd, maar een uitgesproken vooruitstekend voorhoofd. Ik ben de mening toegedaan dat de Koerier niet intelligent is, maar wel over de verbale capaciteiten beschikt om boodschappen uit het hoofd te leren en over te brengen. Waarschijnlijk kan hij ook eenvoudige instructies opvolgen. Wellicht is de Koerier geëvolueerd als een gespecialiseerde overbrenger van berichten in een tijd toen hun beschaving het telefoonstadium nog niet bereikt had, en wordt hij nu alleen nog maar bij traditionele gelegenheden gebruikt en niet meer uit een oogpunt van nuttigheid. Wanneer wij de hersenstructuur van de Bruine, of die van de Instrumentmaker in ogenschouw nemen, wordt het ons wel duidelijk dat geen van beiden ooit berichten uit het hoofd geleerd of overgebracht zouden kunnen hebben. De pariëtale hersenkwab is beslist onderontwikkeld.’ Dat mocht Kutuzov in zijn zak steken.
‘Deze beeldjes zijn bijzonder gedetailleerd. Ze kunnen als puzzels uiteengenomen worden waardoor de inwendige details zichtbaar worden. Hoewel wij van de meeste inwendige organen de functies nog niet kennen, mogen wij wel als vaststaand aannemen dat hun taakverdeling zal blijken te verschillen van die van menselijke organen, en het is mogelijk dat wij de aan de ontwerpen van de Splinters ten grondslag liggende bewuste filosofie van overlappende meervoudige functies ook in hun algemene anatomie zullen aantreffen. Het hart en de longen hebben wij reeds geïdentificeerd; laatstgenoemde bestaan uit twee afzonderlijke kwabben van ongelijke afmetingen.’ Aalmoezenier Hardy zette zich schrap in de deuropening toen de acceleratie van het vaartuig plotseling verminderde, om vervolgens weer toe te nemen. Nadat de machinisten erin geslaagd waren haar weer te stabiliseren, kwam hij de salon binnen en ging stilletjes in een hoekje zitten zonder wat te zeggen. Horvath stak groetend zijn hand op en ging verder met dicteren.
‘Het enige gebied waarop de beeldjes vaag en ongedifferentieerd zijn, is dat van de voortplantingsorganen.’ Horvath glimlachte en knipoogde tegen de aalmoezenier. Hij had werkelijk een voldaan gevoel. ‘De Splinters zijn al die tijd tamelijk terughoudend geweest op sexueel gebied. Misschien zijn deze beeldjes bedoeld als opvoedkundig speelgoed voor kinderen; in ieder geval zijn het massaprodukten. Als dit inderdaad het geval is — we moeten dit de Splinters beslist vragen, als de gelegenheid daartoe zich voordoet — dan impliceert dit dat de beschaving van de Splinters in sommige opzichten overeenkomt met die van de mensheid.’ Horvath fronste nadenkend het voorhoofd. Sexuele voorlichting voor de jeugd was bij de mensen een periodieke aangelegenheid. Soms was die volkomen openhartig, onverbloemd en wijdverspreid, terwijl er in andere perioden van de geschiedenis in het geheel geen sprake van was. In de geciviliseerde delen van het Keizerrijk liet men dat soort dingen momenteel aan boeken over, maar er waren een heleboel opnieuw ontdekte planeten waar dit hele onderwerp voor de jeugd verboden kennis bleek te zijn. ‘Het kan natuurlijk zijn dat ze een en ander voor het gemak weggelaten hebben,’ vervolgde Horvath. ‘Voor het aantonen van het onderscheid tussen de geslachtsorganen zouden ze driemaal zoveel beeldjes hebben moeten vervaardigen: één stel voor de mannelijke fase, één voor de vrouwelijke fase, en een derde voor de reproduktieve fase zelf. Het valt mij op dat de verschillende soorten allemaal één enkele, volledig ontwikkelde melkklier vertonen, en als ik mij goed herinner werd ons verteld dat alle Splinters jongen kunnen zogen.’ Hij onderbrak zijn dictaat even om zijn computer gecodeerde instructies te geven door het indrukken van enkele knoppen. Woorden gleden over het beeldscherm. ‘Juist. En die ene functionerende tepel bevindt zich altijd aan de rechterzijde, of althans aan de zijde tegenovergesteld aan die, waaraan zich die ene, voor zware arbeid bedoelde arm bevindt. Zodoende kunnen de zuigelingen met de sterke arm vastgehouden worden, terwijl de rechterarmen beschikbaar blijven voor het liefkozen en verzorgen; gezien de hypergevoeligheid en het zich dicht opeenbevinden van de tast-zenuwuiteinden in de rechterhanden is dit ook zeer logisch.’ Hij schraapte zijn keel en reikte naar zijn cognacglas, Hardy met een handgebaar beduidend zichzelf te bedienen.
‘Die ene tepel bij de hogere vormen doet sterk vermoeden dat meervoudige geboorten bij de Splinters van de hogere kasten buitengewoon zeldzaam moeten zijn. Bij de kaste van de Instrumentmakers daarentegen moet het werpen van hele nesten jongen tegelijk echter wel degelijk gebruikelijk zijn, althans nadat het schepsel eerst een aantal afzonderlijke nakomelingen voortgebracht heeft. We kunnen ervan overtuigd zijn dat de rudimentaire tepels langs de rechterzijde van het miniatuurwezen zich tijdens een bepaald stadium van zijn ontwikkeling tot functionerende organen ontwikkelen; anders zouden hun aantallen onmogelijk zo snel hebben kunnen toenemen aan boord van de MacArthur.’ Hij zette het computerdoosje neer. ‘Hoe gaat het ermee, David?’
‘O, niet slecht. Dat spelletje van de Splinters fascineert me gewoon. Het is ontegenzeggelijk een logisch denkspel, en het is bijzonder knap bedacht ook. Eén speler kiest een of andere regel uit volgens welke de diverse voorwerpen in categorieën ondergebracht moeten worden, en de andere spelers moeten proberen, die regel daaruit af te leiden en aan te tonen. Heel interessant.’
‘Ach zo. Misschien ziet meneer Bury er wat in het op de markt te brengen.’
Hardy haalde de schouders op. ‘De Kerk zal er misschien wel een paar willen kopen — als hulpmiddel bij de opleiding van theologiestudenten. Maar ik betwijfel of de grote massa er veel belangstelling voor zou hebben. Veel te moeilijk.’ Hij keek naar de beeldjes, en er verscheen een rimpel op zijn voorhoofd. ‘Het komt me zo voor dat er minstens één vorm aan ontbreekt, is dat jou ook opgevallen?’ Horvath knikte. ‘Dat niet-intelligente beest dat we in de dierentuin zagen, en waarover de Splinters niet wilden praten toen we daar waren.’
‘En al evenmin naderhand,’ voegde Hardy daaraan toe. ‘Ik heb mijn Fyunch(klik) ernaar gevraagd, maar die bracht het gesprek elke keer op een ander onderwerp.’
‘Alweer een mysterie voor toekomstig onderzoek,’ zei Horvath. ‘Hoewel we er misschien goed aan zouden doen dit onderwerp in tegenwoordigheid van Splinters te vermijden. We kunnen het beter niet aan hun ambassadeurs vragen bijvoorbeeld.’ Hij zweeg even en nam een afwachtende houding aan.
David Hardy glimlachte wat voor zich heen, maar ging niet op die uitnodiging in.
‘Tja,’ zei Horvath. ‘Weet je, er zijn maar weinig dingen waarover de Splinters niet wilden praten; ik vraag me af waarom ze zo terughoudend zijn waar het deze kaste betreft? Ik ben er vrij zeker van dat dat schepsel geen voorvader van de andere vormen van Splinters was — geen aap, om het zo maar eens uit te drukken.’
Hardy nipte aan zijn cognac. Hij was voortreffelijk, en hij vroeg zich af hoe de Splinters aan een voorraad daarvan gekomen waren om hen als voorbeeld te dienen. Deze cognac was ongetwijfeld synthetisch, en Hardy dacht wel enig verschil te kunnen proeven, maar dit was zó gering dat hij zich ervoor inspannen moest om het te ontdekken. ‘Erg attent van ze dat ze dit ook aan boord gebracht hebben.’ Hij nipte opnieuw aan zijn glas.
‘Jammer dat we dit alles hier zullen moeten achterlaten,’ zei Horvath. ‘We vorderen anders al aardig met het registreren ervan. We maken hologrammen, röntgenfoto’s; we registreren de massagetallen en de tadon-emissies, en alles wat uitneembaar is halen we uit elkaar en dan holograferen we de inhoud. Luitenant Sinclair is erg hulpvaardig geweest — de Marine kan soms erg hulpvaardig zijn. Ik wou maar dat dat altijd zo was.’
Hardy haalde zijn schouders op. ‘Heb je het probleem wel eens vanuit het oogpunt van de Marine bekeken? Als jij verkeerd raadt, dan heb je wat informatie verspeeld. Maar als zij verkeerd raden, hebben ze het hele menselijke ras in gevaar gebracht.’
‘Nonsens. Eén planeet vol Splinters? Hoe vergevorderd ze ook mogen zijn, er zijn domweg niet genóég Splinters om een gevaar voor het Keizerrijk te kunnen betekenen. Dat weet je toch óók wel, David.’
‘Kan zijn, Anthony. Ik geloof óók niet dat de Splinters een gevaar voor ons zijn. Maar aan de andere kant kan ik toch ook weer niet geloven dat ze nou bepaald zo ongecompliceerd en zo open en eerlijk zijn als jij schijnt te denken. Nu heb ik natuurlijk meer tijd gehad om over ze na te denken dan jij…’
‘O?’ drong Horvath nieuwsgierig aan. Hij mocht aalmoezenier Hardy graag. De geestelijke zat altijd vol interessante verhalen en ideeën. Het sprak natuurlijk vanzelf dat er gemakkelijk met hem te praten viel, dat bracht zijn beroep met zich mee, maar toch was hij geen typische priester — en een typische domkop van een Marineman was hij al evenmin.
Hardy glimlachte. ‘Ik kan hier geen van mijn normale beroepen uitoefenen, weet je. Taalkundige archeologie? Hah! Ik zal niet eens de taal van de Splinters ooit onder de knie kunnen krijgen. En wat die opdracht betreft die de Kerk me meegegeven heeft, betwijfel ik of we over voldoende feiten beschikken om ook maar iéts te kunnen besluiten. Nou, en scheepsaalmoezenier is geen tijdrovende bezigheid — wat blijft er dus anders voor me over dan over Splinters na te denken?’ Hij grinnikte weer. ‘En de problemen te overpeinzen waarvoor de missionarissen zich geplaatst zullen zien, die met de volgende expeditie meegaan —’
‘Denk je dat de Kerk inderdaad zendingswerk zal willen gaan doen, daar?’
‘Waarom niet? Ik zou er beslist geen theologische bezwaren tegen weten te bedenken. Maar het zal waarschijnlijk geen zin hebben…’ Hardy grinnikte. ‘Ik herinner me een verhaaltje over zendelingen die in de Hemel gekomen waren. Ze hadden het over hun vroegere werkzaamheden, en een van hen vertelde van de duizenden die hij bekeerd had. Een tweede schepte op over een hele planeet vol afvalligen, die hij terug had weten te brengen in de schoot van de Kerk. Uiteindelijk wendden ze zich tot een klein mannetje dat aan het eind van de tafel zat, en vroegen hem hoeveel zielen hij wel gered had. “Eén,” zei hij. Nu dient dat verhaaltje ter illustratie van een moreel principe, maar ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat het zèndingswerk op Splinter Alpha wel eens een zelfde resultaat zou kunnen opleveren in het, uh, werkelijke leven…’
‘David,’ zei Horvath. Er lag een dringende klank in zijn stem. ‘De Kerk zal straks een belangrijke invloed uitoefenen op de politieke gedragslijnen die het Keizerrijk ten opzichte van de Splinters zal bepalen. En je weet zeker wel dat jouw mening bij de Kardinaal een groot gewicht in de schaal zal leggen, wanneer hij straks verslag uitbrengt aan Nieuw-Rome. Besef je wel dat er van jouw conclusies ten aanzien van de Splinters evenveel invloed zal uitgaan als — Nee, verdomme, nog méér invloed, zelfs. Méér invloed dan van het wetenschappelijke rapport, of zelfs van dat van de Marine misschien.’
‘Ik ben me ervan bewust.’ Hardy keek ernstig. ‘Het is een invloed waar ik niet om gevraagd heb, Anthony. Maar ik ben me bewust van de situatie.’
‘Goed.’ Horvath was nu ook weer geen doordrijver. Of tenminste, hij probeerde het niet te zijn, maar soms werd hij wel eens meegesleurd door zijn eigen geestdrift. Hij slaakte een diepe zucht en veranderde van tactiek. ‘Ik zou graag willen dat je me momenteel ergens mee hielp. Ik zou deze beeldjes graag met ons mee willen nemen naar huis.’
‘Waarom zet je je zinnen niet op het hele vaartuig?’ vroeg Hardy. ‘Dat doe ik ook.’ Hij nipte weer van zijn cognac en schraapte zijn keel. Het was veel gemakkelijker over Splinters te praten dan over keizerlijke politiek. ‘Het viel me op dat je tamelijk veel aandacht schonk aan die blank gelaten plekken op die beeldjes,’ zei hij ondeugend. Horvath fronste zijn voorhoofd. ‘Deed ik dat? Tja, misschien wel. Misschien deed ik dat wel, ja.’
‘Je moet er anders heel wat tijd aan besteed hebben daarover na te denken. Vond je het niet opvallend, dat de Splinters op dat gebied ook alweer zo terughoudend waren?’
‘Eigenlijk niet.’
‘Ik wel. Ik vind het raadselachtig.’
Horvath haalde zijn schouders op en boog zich toen naar voren om hun beiden opnieuw een glas cognac in te schenken. Het had geen zin er zuinig mee te zijn, als ze het straks toch achter moesten laten. ‘Waarschijnlijk zijn ze van mening dat hun sexleven ons niet aangaat. Hebben wij hun soms zoveel details omtrent het ónze verschaft?’
‘Toch wel. Een heleboel zelfs. Ik heb een lang en gelukkig huwelijksleven achter de rug,’ zei aalmoezenier Hardy. ‘Ik mag dan wel geen expert zijn op het gebied van wat er voor een gelukkig liefdeleven komt kijken, maar ik weet er genoeg van af om de Splinters er alles van te hebben kunnen vertellen wat zij ooit over dat onderwerp zullen hoeven weten. Ik heb niets voor hen verborgen gehouden, en ik heb begrepen dat Sally Fowler dat ook niet gedaan heeft. Per slot van rekening zijn het buitenaardse wezens — je kunt bepaald niet zeggen dat we wellustige verlangens bij hen wakker roepen.’ Hardy grinnikte. Horvath ook. ‘Daar heeft u gelijk in, doctor.’ Hij knikte nadenkend. ‘Vertel me eens, David — waarom stond de admiraal erop, die lijken te vernietigen na afloop van de plechtigheid?’
‘Nou, ik zou gedacht hebben dat — ach ja. Natuurlijk. En niemand protesteerde ertegen. We wilden niet, dat buitenaardse wezens sectie zou den verrichten op onze kameraden.’
‘Precies. We hebben niets te verbergen; het is alleen maar dat onze gevoelens in opstand komen bij het idee dat vreemde wezens onze doden zullen opensnijden. Dat is tenminste één ding waarover de Tsaar en ik het eens zouden kunnen zijn. Maar nu moet je me eens vertellen, David, zouden de Splinters er misschien soortgelijke gevoelens op na kunnen houden voor wat reprodukties van henzelf betreft?’ Hardy dacht daar een ogenblik over na. ‘Het is niet onmogelijk, dat weet je ook wel. Een heleboel menselijke samenlevingen hebben een zelfde standpunt ingenomen met betrekking tot, laten we zeggen foto’s. Bij vele is dit nog steeds het geval.’ Hij nipte weer aan zijn cognac. ‘Anthony, tóch geloof ik dat eenvoudig niet. Ik kan er geen betere verklaring voor geven, maar toch geloof ik niet dat je het bij het rechte eind hebt. Wat wij nodig hebben, is een lang gesprek met een antropoloog.’
‘Die vervloekte admiraal wilde haar niet aan boord van dit vaartuig laten,’ gromde Horvath, maar hij dwong zich zijn woede snel te vergeten. ‘Ik durf wedden dat ze nog steeds ziedend is.’
Sally was niet ziedend. Ze had haar woordenschat al een poosje eerder uitgeput. Terwijl Hardy en Horvath en de anderen zich lustig te goed deden aan het onderzoeken van de buitenaardse geschenken, moest zij zich tevredenstellen met hologrammen en gedicteerde rapporten. En nu slaagde ze er niet in zich daarop te concentreren. Ze kwam tot de ontdekking dat ze dezelfde alinea al vijfmaal opnieuw gelezen had, en smeet het rapport door de kajuit. De duivel hale Rod Blaine. Hij had het recht niet haar zo onheus te bejegenen. En hij had er ook geen recht op dat ze nu over hem zat te piekeren.
Er werd op de deur van haar kajuit geklopt. Snel deed ze open. ‘Ja — O. Hallo, meneer Renner.’
‘Verwachtte u misschien iemand anders?’ vroeg Renner schalks. ‘Uw gezicht zakte een hele kilometer, toen u zag dat ik het was. Niet erg vleiend voor me.’
‘Het spijt me. Nee, ik verwachtte niemand anders. Zei u iets?’
‘Nee.’
‘Ik dacht anders — meneer Renner, ik zou gezworen hebben dat u daarnet iets over “uitsterven” zei.’
‘Wil het nogal vlotten met uw werk?’ vroeg Renner. Hij keek haar kajuit rond. Haar anders zo ordelijke schrijftafel lag bezaaid met papieren, diagrammen en computer-printouts. Een van Horvaths verslagen lag op de stalen vloer bij een van de wanden. Renner verwrong zijn lippen tot iets wat een halve grijns zou hebben kunnen zijn. Sally volgde zijn blik en bloosde. ‘Niet erg, nee,’ gaf ze toe. Renner had haar tevoren verteld dat hij een bezoek aan Rods kajuit ging brengen, en nu wachtte ze erop dat hij iets zeggen zou. En wachtte. Ten slotte gaf ze het op. ‘Nou, goed dan. Ik kan geen stuk werk gedaan krijgen, en hoe gaat ’t met hem?’
‘Hij is als een zak vol gebroken glas.’
‘Oh.’ Ze was uit het veld geslagen.
‘Hij heeft per slot van rekening zijn schip verloren. Nogal logisch dat hij er beroerd aan toe is. Hoor eens, laat u door niemand ooit wijsmaken dat het verliezen van een schip te vergelijken is met het verlies van je vrouw, want dat is het niet. Het is veel eerder te vergelijken met het voor je ogen zien vernietigen van je thuisplaneet.’
‘Is — Kan ik iets doen om te helpen, denkt u?’
Renner staarde haar aan. ‘Jullie zullen uitsterven, let op mijn woorden. Natúúrlijk kunt u iets doen. God nog aan toe, u zou naar hem toe kunnen gaan en zijn hand vasthouden. Of gewoon bij hem gaan zitten. Als hij door kan gaan met naar die wand te staren terwijl ú bij hem in de kajuit bent, nou, dan moeten ze hem ergens geraakt hebben tijdens dat vuurgevecht.’
‘Geraakt? Maar hij was toch niet gewond —’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik bedoel maar, dan moet hij — Ach, laat maar zitten. Hoor eens, gaat u nou maar gewoon bij hem aankloppen, hè?’ Kevin manoevreerde haar de gang in, en voordat ze wist wat er gebeurde, had hij haar al voortgeduwd naar het eind daarvan. Toen ze verbaasd naar hem opkeek, wees Renner naar de deur. ‘Ik ga een borrel nemen,’ zei hij, en verdween.
Wel heb ik ooit, dacht ze. Nu zijn we al zover dat koopvaardijkapiteins de aristocratie komen vertellen hoe ze beleefd tegen elkaar moeten zijn… Het had geen zin hier op de gang te blijven staan. Ze klopte aan.
‘Binnen.’
Sally ging vlug naar binnen. ‘Daag,’ zei ze. Goeie hemel. Wat ziet hij eruit. En dat flodderige uniform — daar moet nodig iets aan gedaan worden. ‘Heb je ’t druk?’
‘Nee. Ik zat net na te denken over iets wat meneer Renner tegen me zei. Wist je dat Kevin Renner diep in z’n hart eigenlijk wel degelijk in het Keizerrijk gelooft?’
Ze keek om zich heen naar een stoel. Het had geen zin te wachten tot hij haar er een zou aanbieden. Ze ging zitten. ‘Nou, hij is toch marineofficier, of niet soms?’
‘O ja, hij ondersteunt het Keizerrijk natuurlijk wel, anders zou hij geen aanstelling als officier geaccepteerd hebben — maar wat ik bedoel is, dat hij werkelijk gelooft dat we weten wat we doen. Verbazingwekkend, gewoon.’
‘Wéten we dat dan niet?’ vroeg ze ietwat onzeker. ‘Want als dat niet zo is, verkeert de hele mensheid in groot gevaar.’
‘Vroeger dacht ik dat ik het wist,’ zei Rod. Hee, dit was eigenlijk te gek. Er moesten toch wel een heleboel onderwerpen zijn waarover je met het enige meisje binnen een afstand van tien parsecs kon praten, voordat je aan een discussie over politieke theorie toe was. ‘Je ziet er leuk uit. Hoe speel je het klaar? Je moet alles kwijtgeraakt zijn.’
‘Nee, ik had mijn reisspullen bij me. De kleren die ik meegenomen had naar de Splinter, herinner je je nog?’ Toen moest ze lachen, ze kon er niets aan doen. ‘Rod, heb je er wel enig idee van hoe gek je eruitziet in dat uniform van kapitein Mikhailov? Jullie hebben nou ook letterlijk geen énkele afmeting met elkaar gemeen. Hee! Stop! Ga nou niet wéér zitten kniezen, Rod Blaine.’ Ze trok een gezicht. Het duurde een ogenblik, maar ze wist dat ze het pleit gewonnen had toen Rod een blik omlaag wierp op de enorme plooien die hij bij elkaar getrokken en weggestopt had om de tuniek wat minder op een tent te doen lijken. Er kwam een aarzelende grijns op zijn gezicht. ‘Ik zal wel niet in aanmerking komen voor die lijst in de Times van best geklede mannen aan het Hof, hè?’
‘Nee.’ Ze zwegen weer allebei, terwijl zij probeerde te bedenken wat ze nu weer eens zeggen zou. Verdorie, waarom is het toch zo moeilijk met hem te praten? Oom Ben zegt altijd dat ik veel te veel praat, en hier zit ik nu, en weet niets te bedenken. ‘Wat had meneer Renner tegen je gezegd?’
‘Hij wees me op mijn plichten. Ik was vergeten dat ik nog plichten had. Maar hij zal wel gelijk hebben, het leven gaat verder, zelfs voor een gezagvoerder die zijn schip verloren heeft…’ Er viel opnieuw een stilte, en de atmosfeer in het vertrek scheen weer dik en zwaar te worden.
Wat kan ik daar nou weer op zeggen? ‘Je — je was al ’n hele tijd op de MacArthur, hè?’
‘Drie jaar. Twee daarvan als Eerste Officier, en één als schipper. En nu is ze er niet meer — nee, laat ik daar maar liever niet over beginnen. Wat heb jij de laatste tijd zoal uitgespookt?’
‘Nou, jij begint erover, niet ik. Ik heb de gegevens die we op Splinter Alpha verzameld hebben zitten bestuderen, en de rapporten over dat geschenkenschip — en ik heb erover zitten denken, wat ik zeggen kan om de admiraal ervan te overtuigen dat we die ambassadeurs van de Splinter eenvoudig met ons mee naar huis móéten nemen. En we moeten hem daarvan overtuigen, Rod, het móét gewoon. Ik wou dat we over iets anders konden praten, maar dat komt straks wel, daar is tijd genoeg voor als we eenmaal uit het Splinterstelsel vertrokken zijn.’ En we zullen een heleboel daarvan samen kunnen doorbrengen nu de MacArthur er niet meer is. Ik vraag me af, ben ik er eerlijk niet een beetje blij om dat mijn rivale dood is? Jeetje, ik mag hem beslist nooit op het idee brengen dat ik mezelf daar zelfs maar van verdénk. ‘Maar zoals de zaken nu staan, Rod, hebben we nog maar zo weinig tijd, en ik weet absoluut niets te bedenken —’
Blaine voelde aan de knobbel op zijn neus. Wordt het zo langzamerhand niet tijd dat je er eens mee ophoudt voor treurwilg te spelen, en dat je je eens begint te gedragen zoals dat de toekomstige Twaalfde Markies van Crucis betaamt? ‘Oké, Sally. Laten we maar eens kijken wat we bedenken kunnen. Mits je erin toestemt dat Kelley ons diner hier in mijn kajuit opdient.’
Ze schonk hem een brede glimlach. ‘Heer Blaine, ik neem uw aanbod aan.’
Horace Bury was niet in zijn sas.
Was de bemanning van de MacArthur al moeilijk geweest om mee om te gaan, die van de Lenin was nog een stuk erger. Het waren allemaal Ekaterina’s, keizerlijke fanatici, en dit was een uitgelezen bemanning, aangevoerd door een Admiraal en een Kapitein van hun eigen thuis-wereld. Zelfs de Spartaanse Broederschappen zouden gemakkelijker te beïnvloeden zijn geweest.
Bury had dit alles tevoren geweten, maar hij had nu eenmaal zo’n vervloekte drang in zich zijn omgeving onder alle omstandigheden te domineren en te manipuleren, en momenteel was dat praktisch onmogelijk.
Zijn status aan boord was nu nog onduidelijker dan tevoren. Kapitein Mikhailov en de admiraal wisten dat hij onder Blaines persoonlijk toezicht diende te blijven, en dat, hoewel hem geen misdaad ten laste gelegd was, hij toch ook geen vrij man was. Mikhailov had dit probleem opgelost door hem een paar Mariniers als bedienden toe te wijzen, en die trouwe vazal van Blaine, Kelley, de leiding over die Mariniers te geven. En zo kwam het dat Bury, telkens wanneer hij zijn kajuit verliet, overal door het schip gevolgd werd.
Hij probeerde gesprekken met bemanningsleden van de Lenin aan te knopen. Slechts weinigen waren daartoe bereid. Misschien hadden ze geruchten gehoord over wat hij iemand bieden kon en waren ze bang dat de Mariniers van de MacArthur rapport over hen zouden uitbrengen. Of misschien verdachten ze hem van hoogverraad, en haatten ze hem.
Een Handelsman dient over geduld te beschikken, en Bury beschikte over meer geduld dan de meesten. Niettemin viel het hem moeilijk zichzelf te beheersen nu hij niets anders had om over te heersen; en nu hij niets anders doen kon dan daar maar te zitten en af te wachten, laaide zijn opvliegende temperament af en toe op in aanvallen van tierende razernij en versplinterd meubilair, maar nooit in tegenwoordigheid van anderen. Buiten zijn kajuit was Bury kalm, ontspannen, een bedreven en onderhoudende causeur, en op zijn gemak, zelfs in gezelschap van — nee, speciaal in gezelschap van — admiraal Kutuzov. Dit bracht hem in aanraking met de officieren van de Lenin, maar die gedroegen zich erg vormelijk, en wanneer hij een gesprek met hen wilde beginnen hadden ze het plotseling druk. Bury kwam al gauw tot de ontdekking dat er slechts drie veilige onderwerpen waren om over te praten: kaartspelletjes, Splinters, en thee. Waar de MacArthur op koffie liep, bleek thee de brandstof te zijn die de Lenin op gang hield, en theedrinkers plegen deskundiger op het gebied van hun drank te zijn dan koffiedrinkers. Bury’s schepen dreven evengoed handel in thee als ze handel dreven in alle andere dingen waarvoor mensen bereid zijn te betalen, maar hij had geen thee bij zich en dronk het ook niet zelf. En dus bracht Bury eindeloze uren door aan de bridgetafel; in groepen van drie waren de officieren van zowel de Lenin als de MacArthur wel bereid dit spel met hem te komen spelen in zijn kajuit, waar het nog altijd minder vol was dan in de officierssalon. Ook kon hij vrijuit met de officieren van de Lenin over Splinters praten — altijd wanneer ze in groepen waren, maar nieuwsgierig waren ze toch wel. Hoewel ze tien maanden in het Splinterstelsel doorgebracht hadden, hadden de meesten van hen nooit een Splinter te zien gekregen. Ze wilden allemaal het een en ander over die buitenaardse wezens weten, en Bury was graag bereid ze daarover te vertellen.
De tussenpozen tussen de robbers werden steeds langer, terwijl Bury geanimeerd over de Splinterplaneet sprak, over die Bemiddelaars die gedachten konden lezen hoewel ze beweerden dat niet te kunnen, over de dierentuin, het Kasteel, die barionale landgoederen die eruitzagen als versterkte forten — ja, dat was Bury beslist opgevallen. En geleidelijk aan kwam het gesprek dan op de gevaren. Dat de Splinters hun geen wapens verkocht, of zelfs maar getoond hadden, kwam doordat ze een aanval beraamden en de aard daarvan een verrassing moest blijven. Ze hadden Kaboutertjes uitgezaaid door de MacArthur — dat was zo ongeveer de eerste daad geweest van de eerste Splinter die ze ooit ontmoet hadden — en die arglistig behulpzame en aardige beestjes hadden het hele schip overgenomen en waren bijna ontkomen met alle militaire geheimen van het Keizerrijk. Alleen de waakzaamheid van admiraal Kutuzov had een totale catastrofe weten te voorkomen. En de Splinters achtten zichzelf intelligenter dan mensen. Ze beschouwden de mensheid als een verzameling beesten die getemd moesten worden, met zachtheid als dat mogelijk was, maar niettemin getemd, en gemaakt tot een nieuwe kaste om de bijna onzichtbare Meesters te dienen.
Hij sprak over de Splinters, en hij haatte ze. Er flitsten beelden aan zijn geestesoog voorbij, soms alleen al bij de gedachte aan een Splinter, en altijd ’s nachts, wanneer hij probeerde te slapen. Hij had nachtmerries over het ruimtepak en het gevechtspantser van een Marinier. Het naderde hem van achteren, en drie paar kleine oogjes glinsterden van achter het glas van het vizier. Soms eindigde zo’n droom in een wolk van spichtige buitenaardse wezentjes met zes ledematen, stuiptrekkend, stervend in het luchtledige van de ruimte, spartelend rond een menselijk hoofd; en daarna kon Bury dan slapen. Maar soms liep de nachtmerrie anders af: dan schreeuwde Bury geluidloos tegen de wachtposten van de Lenin, die hem niet hoorden, terwijl de in ruimtepak gestoken figuur het slagschip binnenging, en dan werd Bury wakker, badend in het koude zweet. Hij móést die Ekaterina’s waarschuwen. Ze luisterden naar hem, maar ze geloofden hem niet. Bury voelde het. Ze hadden hem horen gillen vlak voordat hij aan boord gekomen was, en hem ’s nachts horen schreeuwen; en nu dachten ze dat hij gek was. Meer dan eens dankte Bury Allah dat hij Buckman nog had. De astrofysicus was een eigenaardig iemand, maar met hem kon Bury tenminste praten. Eerst had Buckman zich verwonderd over die ‘erewacht’ die daar in de persoon van een Marinier buiten Bury’s kajuit op post stond, maar al spoedig schonk de wetenschapper er geen aandacht meer aan, zoals hij ook de meeste onverklaarbare gedragingen van zijn medemensen negeerde.
Buckman had zich beziggehouden met het bestuderen van de gegevens die de Splinters over Murchesons Oog en de Kolenzak verzameld hadden. ‘Uitstekend werk! Er zijn wel een paar dingen bij die ik voor mezelf nog eens wil nagaan, en ook ben ik er niet zeker van of sommige van hun veronderstellingen wel helemaal juist zijn… maar die verdomde Kutuzov wil me geen toestemming geven, de telescopen van de Lenin daarvoor te gebruiken.’
‘Buckman, is het mogelijk dat de Splinters intelligenter zijn dan wij?’
‘Tja, degenen met wie ik te maken heb gehad, waren pienterder dan de meeste mensen die ik ken. Neem m’n zwager bijvoorbeeld… Maar je bedoelt zeker over het algemeen genomen, hè?’ Buckman krabde nadenkend aan zijn kin. ‘Ze zouden best pienterder kunnen zijn dan ik. Ze hebben een aantal verdomd knappe prestaties geleverd. Maar ze zijn bekrompener in hun denken dan ze zelf wel beseffen. In al die tijd van een miljoen jaren hebben ze maar twee sterren van dichtbij kunnen onderzoeken.’
Buckman hield er een beperkte definitie van intelligentie op na. Bury gaf het al spoedig op, te proberen Buckman te waarschuwen voor het gevaar dat er van de zijde van de Splinters dreigde. Buckman zou óók wel denken dat Bury krankzinnig was; maar Buckman dacht nu eenmaal dat iederéén krankzinnig was.
Maar toch: Allah zij gedankt voor de aanwezigheid van Buckman. De andere wetenschapsmensen waren vriendelijk genoeg tegen hem, maar met uitzondering van Buckman was er slechts één ding dat ze van Bury verlangden: een analyse van de mogelijkheden om met de Splinters handel te drijven. Die kon Bury hun geven in tien woorden: Neem ze te grazen voordat ze ons te grazen nemen! Zelfs Kutuzov vond dat oordeel nogal voorbarig.
De admiraal hoorde hem beleefd genoeg aan, en Bury dacht dat hij hem ervan overtuigd had dat de ambassadeurs van de Splinter achtergelaten dienden te worden, en dat alleen een idioot als Horvath een vijand aan boord zou halen van het enige schip dat het Keizerrijk voor de buitenaardse wezens kon waarschuwen; maar zelfs daarvan was hij niet zeker.
Alles bij elkaar was dit een prachtige gelegenheid voor Horace Bury om geduld te leren oefenen. Als zijn geduld zo nu en dan scheuren begon te vertonen, wist alleen Nabil daarvan; en Nabil verbaasde zich allang nergens meer over.
Er hing een schilderij van de Keizer in de officierssalon van de Lenin. Leonidas IX staarde langs de volle lengte van de lange stalen tafel, en aan weerszijden van zijn beeltenis waren keizerlijke vlaggen en strijd-banieren gedrapeerd. Overal hingen schilderijen van ruimteslagen uit de geschiedenis van zowel het Eerste als het Tweede Keizerrijk langs de wanden, en in één van de hoeken brandde een kaars voor een icoon van de Heilige Katharina. Er was zelfs een speciaal ventilatiesysteem om ervoor te zorgen dat die kaars ook in vrije val bleef branden. David Hardy kon er niets aan doen, maar hij moest altijd glimlachen wanneer hij die icoon zag. De gedachte aan een dergelijk beeld aan boord van een schip met zo’n naam was amusant; hij veronderstelde dat Kutuzov óf niet bekend was met de geschiedenis van het communisme — het was per slot van rekening allemaal al heel lang geleden — óf dat zijn Russische nationalistische sympathieën sterker waren. Waarschijnlijk was het eerste het geval, aangezien Lenin voor de meeste inwoners van het Keizerrijk slechts de naam was van een held uit het verleden, een man van wie ze wel de legende, maar niet de details kenden. Zo waren er velen: Caesar, Iwan de Verschrikkelijke, Napoleon, Churchill, Stalin, Washington, Jefferson, Trotski, allemaal tijdgenoten, min of meer (behalve voor zorgvuldige geschiedkundigen). De geschiedenis van voor het atoomtijdperk heeft de neiging zich te comprimeren, wanneer je haar van ver genoeg beziet.
De salon begon vol te stromen naarmate de wetenschapsmensen en de officieren binnenkwamen en gingen zitten. Twee zitplaatsen werden door Mariniers vrijgehouden: de plaats aan het hoofd van de tafel en de stoel onmiddellijk rechts daarvan, hoewel Horvath geprobeerd had die zitplaats voor zich op te eisen. De Minister van Wetenschappen haalde zijn schouders op toen de Marinier daar bezwaren tegen maakte in een stortvloed van Russische woorden, begaf zich naar het andere eind van de tafel, waar hij een bioloog van zijn plaats verjoeg, verdreef vervolgens ook nog een andere wetenschapper van de stoel aan zijn rechterkant, en nodigde David Hardy uit om daar plaats te nemen. Als de admiraal prestigespelletjes wilde spelen, mocht hij dat gerust, maar Anthony Horvath was op dat gebied óók geen beginneling. Hij keek toe terwijl de anderen binnenkwamen. Cargill, Sinclair en Renner kwamen gezamenlijk binnen. Daarna Sally Fowler en kapitein Blaine — eigenlijk raar, dacht Horvath, dat Blaine nu een volle ruimte binnen kon komen zonder enige vorm van ceremonieel. Een Marinier wees hun plaatsen links van het hoofd van de tafel aan, maar Rod en Sally verkozen in het midden te gaan zitten. Hij kan het zich permitteren, dacht Horvath. Hij heeft zijn positie aan zijn geboorte te danken. Welnu, dat zal mijn zoon straks ook hebben. Mijn werk tijdens deze expeditie moet voldoende zijn om me op de eerstvolgende erelijst geplaatst te krijgen… ‘Attentie!’
De officieren stonden op, evenals de meesten van de wetenschappers. Horvath dacht een ogenblik na, en stond toen ook op. Hij keek naar de deur, in de verwachting de admiraal te zullen zien, maar het was alleen kapitein Mikhailov die binnenkwam, Dat grapje krijgen we dus twee keer, dacht Horvath.
Maar de admiraal was hem te slim af. Net toen Mikhailov zijn stoel bereikte kwam hij binnen en mompelde, ‘Ga maar door, heren,’ zo snel dat de sergeant van de Mariniers niet de kans kreeg hem aan te kondigen. Als iemand Kutuzov onheus wilde bejegenen, zou hij daarvoor een andere gelegenheid moeten zien te vinden.
‘Luitenant Borman zal voorlezen uit instructies voor expeditie,’ zei Kutuzov op koude toon.
‘ “Artikel Twaalf. Krijgsraad. Paragraaf Eén. De Bevelvoerende Vice-Admiraal zal het advies van de wetenschappelijke medewerkers en de hoogste officieren van de MacArthur inwinnen, behalve in gevallen waarin uitstel naar het oordeel van de Admiraal, en naar het zijne alleen, de veiligheid van het slagschip Lenin in gevaar zou kunnen brengen.
Paragraaf Twee. Indien de wetenschappelijke leider van deze expeditie over enigerlei aangelegenheid met de Bevelvoerende Vice-Admiraal van mening mocht verschillen, zal hij het recht hebben om het houden van een formele krijgsraad te verzoeken ten einde de Admiraal van advies te dienen. Verder zal de wetenschappelijke leider het recht hebben —” ’
‘Dat is voldoende, luitenant Borman,’ zei Kutuzov. ‘Overeenkomstig deze instructies en op formeel verzoek van Minister van Wetenschappen Horvath is deze Krijgsraad hier thans bijeen om advies uit te brengen over onderwerp van buitenaardse wezens die om passage naar Keizerrijk verzocht hebben. Van het hier behandelde zal akte opgemaakt worden. Minister Horvath, het woord is aan u, als u dat wenst.’ Asjemenou, dacht Sally. Er hangt hier net zo’n sfeer als in het koor van de Sint-Pieter in Nieuw-Rome tijdens de hoogmis. Al die formaliteiten moesten zeker dienen om eenieder die het niet met Kutuzov eens was te intimideren.
‘Dank u, admiraal,’ zei Horvath beleefd. ‘Met het oog op het feit dat dit wel eens een lange zitting zou kunnen worden — per slot van rekening, meneer, betreft deze discussie iets wat wel eens het belangrijkste besluit zou kunnen blijken te zijn dat een van ons ooit nemen zal — lijkt het me geen slecht idee verversingen te laten aanrukken. Zouden uw mensen ons van koffie kunnen voorzien, kapitein Mikhailov?’ Kutuzov fronste de wenkbrauwen, maar er was geen reden dit verzoek af te wijzen. Het had tevens ten gevolge dat de ijzige atmosfeer in het vertrek enigszins ontdooide. De bedrijvig rondlopende hofmeesters en de geur van koffie en thee deden de sfeer van ijzige formaliteit grotendeels verdampen, precies zoals Horvaths bedoeling was geweest. ‘Dank u.’ Horvath keek stralend om zich heen. ‘En nu ter zake. Zoals u weet hebben de Splinters ons verzocht drie ambassadeurs met ons mee te willen nemen naar het Keizerrijk. Deze ambassadeurs zullen, naar ik verneem, volledige bevoegdheid bezitten om de Splinterbeschaving te vertegenwoordigen, vriendschaps- en handelsverdragen te ondertekenen, hun goedkeuring te hechten aan coöperatieve wetenschappelijke ondernemingen — ik behoef nauwelijks verder te gaan. De voordelen die eraan verbonden zijn hen aan de Onderkoning voor te stellen, liggen immers voor de hand. Zijn we het daarover eens?’ Er klonk een gemompel van instemming. Kutuzov zat stijf rechtop; zijn donkere ogen hadden zich tot spleetjes vernauwd onder zijn borstelige wenkbrauwen, en zijn gezicht was een masker, geboetseerd uit roodachtige klei.
‘Juist,’ zei Horvath. ‘En het lijkt me toch vanzelfsprekend dat wij, als dat ook maar enigszins in ons vermogen ligt, de ambassadeurs van de Splinter in alle opzichten hoffelijk en welwillend tegemoet dienen te treden. Vindt u ook niet, admiraal Kutuzov?’
Wie een kuil graaft voor een ander… dacht Sally. Dit wordt allemaal op de band opgenomen. Hij zal hierop een zinvol antwoord moeten geven.
‘We hebben de MacArthur verloren,’ zei Kutuzov nors. ‘We beschikken (hans alleen nog maar over dit ene schip. Doctor Horvath, was u niet aanwezig bij bespreking, toen onderkoning Merrill plannen maakte voor deze expeditie?’
‘Ja—’
‘Ik niet, maar ik heb ervan gehoord. Werd toen niet uitdrukkelijk bepaald dat geen buitenaardse wezens aan boord van dit schip toegelaten dienden te worden? Ik spreek nu over regelrecht bevel van Onderkoning zelf.’
‘Tja — zeker, meneer. Maar de samenhang liet er geen twijfel over bestaan wat hij daarmee bedoelde. Er dienden geen buitenaardse wezens aan boord van de Lenin toegelaten te worden omdat het mogelijk was dat ze vijandig zouden blijken te zijn; en op die manier zou de Lenin veilig zijn, wat ze ook mochten doen. Maar thans weten wij dat de Splinters niét vijandig zijn. In zijn definitieve instructies voor de expeditie liet Zijne Hoogheid de beslissing aan u over; in het instructieboek staat niets van een dergelijk verbod.’
‘Maar hij liet het wel degelijk aan mij over,’ zei Kutuzov triomfantelijk. ‘Ik zie verschil met mondelinge instructies niet in. Kapitein Blaine, u was daarbij tegenwoordig: Heb ik het mis, of heeft Zijne Hoogheid inderdaad gezegd dat buitenaardse wezens “onder geen enkele omstandigheid” aan boord van de Lenin toegelaten zouden worden?’
Rod slikte moeilijk. ‘Ja, meneer, maar —’
‘Daarmee is deze zaak afgedaan, lijkt me,’ zei de admiraal.
‘O, nee,’ zei Horvath op effen toon. ‘Kapitein Blaine, u stond op het punt nóg iets te zeggen. Doet u dat, alstublieft.’
Het was doodstil in de salon. Zal hij het doen? vroeg Sally zich af. Wat kan de Tsaar hem daarvoor maken? Hij kan hem het leven zuur maken bij de Marine, maar —
‘Ik wilde alleen maar zeggen, admiraal, dat Zijne Hoogheid niet zozeer instructies gaf, dan wel richtlijnen aangaf. En ik denk dat als het zijn bedoeling was geweest, dat u zich daardoor gebonden zou voelen, hij het niet aan uw discretie overgelaten zou hebben, meneer. Dan had hij het wel in het instructieboek laten vastleggen.’ Een hoeraatje voor jou, dacht Sally, hem in stilte toejuichend. Kutuzovs oogspleetjes vernauwden zich zelfs nog meer. Hij wenkte een hofmeester om thee.
‘Ik geloof dat u het vertrouwen, dat Zijne Hoogheid in uw oordeel heeft, onderschat,’ zei Horvath. Het klonk huichelachtig, en hij besefte dit onmiddellijk nadat hij het gezegd had. Het had beter door iemand anders gezegd kunnen worden — door Hardy, bijvoorbeeld, of door Blaine — maar Horvath had hen niet durven bewerken voor deze vergadering. Daarvoor waren ze allebei veel te onafhankelijk. De admiraal glimlachte. ‘Dank u. Misschien heeft hij meer vertrouwen in mij dan in u, doctor. Maar goed. U heeft dus aangetoond dat ik mag handelen tegen uitdrukkelijke wensen van Onderkoning in. Ik zal dat beslist niet lichtvaardig doen, en u heeft me nog steeds niet overtuigd van noodzaak daarvan. Een andere expeditie kan ambassadeurs mee terugbrengen.’
‘Zullen ze die na een dergelijke belediging nog wel willen zenden?’ flapte Sally eruit. Iedereen keek naar haar. ‘De Splinters verlangen niet veel van ons, admiraal. En het is toch zo’n redelijk verzoek.’
‘U denkt dat ze beledigd zullen zijn als wij weigeren?’
‘Ik — ik weet het niet, admiraal. Het zou best kunnen, ja. Zwaar beledigd, zelfs.’
Kutuzov knikte, alsof hij zich dat kon voorstellen. ‘Misschien dat we minder risico lopen door ze toch maar hier achter te laten, vrouwe. Luitenant Cargill. U heeft studie gemaakt waarom ik u verzocht heb?’
‘Jawel, meneer,’ zei Jack Cargill geestdriftig. ‘De Admiraal heeft mij verzocht uit te gaan van de veronderstelling dat de Splinters de geheimen van de Aandrijving en het Veld zouden kennen, en op grond daarvan een schatting te doen van hun militair potentieel. Ik heb hun vlootsterkte geprojecteerd —’ Hij gaf een onderofficier een wenk, en er verscheen een grafiek op het beeldscherm van de intercom. Hoofden werden omgedraaid en er was een ogenblik van onthutste stilte. Iemand snakte naar adem. ‘Zoveel?’ — ‘Goeie God!’ — ‘Maar dat is nog meer dan onze hele vloot in deze sector —’
De curven gingen eerst steil omhoog, de conversie van passagiers- en vrachtschepen tot marinevaartuigen van de Splinters voorstellend. Daarna liepen ze een tijdje horizontaal, om vervolgens echter opnieuw te stijgen.
‘Zoals u zien kunt, is het gevaar dat ons bedreigt behoorlijk groot,’ zei Cargill kalm. ‘Binnen twee jaar zouden de Splinters een vloot kunnen bouwen, die een uitdaging van betekenis voor de hele Keizerlijke Marine zou zijn.’
‘Maar dat is toch belachelijk,’ protesteerde Horvath. ‘O nee, meneer,’ antwoordde Cargill. ‘Mijn raming van hun industriële capaciteit is zelfs nog aan de lage kant. We hebben hun neutrino-emissies opgemeten, en we beschikken over een betrouwbare schatting van hun energieopbrengsten — aantal fusie-installaties, hitte-uitstraling — en daarbij ben ik uitgegaan van rendementen die niet groter zijn dan bij ons, hoewel ik vermoed dat die bij hen hoger liggen. En ze hebben geen gebrek aan geschoolde arbeidskrachten, dat staat vast.’
‘Maar waar zouden ze de metalen vandaan moeten halen?’ wilde de Vandalia weten. Er klonk verbijstering in de stem van de geoloog. ‘Ze hebben de bodemschatten van hun planeet volkomen uitgeput en, als we mogen geloven wat ze ons verteld hebben, ook die van de asteroïden.’
‘Door omzetting van spullen waarover ze nu al beschikken. Luxeartikelen, bijvoorbeeld. Overtollig transportmaterieel. Momenteel houdt iedere Meester er een eigen vloot van personenwagens en vrachtwagens op na; die zouden geconsolideerd kunnen worden. Ze zouden het zonder een aantal dingen moeten stellen, maar vergeet u niet dat de Splinters alle metalen van een heel planetair stelsel tot hun beschikking hebben; alle metaalhoudende ertsen zijn immers allang gedolven.’
Cargill had al zijn argumenten bij de hand; het was alsof hij dit alles verwacht had. ‘Een vloot vereist een heleboel metaal, maar op het totaal van de hulpmiddelen van een complete industriële beschaving is het eigenlijk niet eens veel.’
‘Goed dan!’ snauwde Horvath. ‘Ik geef toe dat die schatting van hun potentieel waarschijnlijk wel juist is. Maar hoe kunt u het in godsnaam een schatting noemen van een dreigend gevaar? De Splinters zijn geen dreiging.’
Cargill keek geërgerd. ‘Dat is een technische uitdrukking. Bij de Inlichtingendienst verstaat men onder “dreiging” datgene waartoe een potentiële vijand in staat is —’
‘En niet zijn bedoelingen. Dat heeft u me al eens eerder verteld. Admiraal, dit alles betekent slechts dat we maar beter beleefd tegen hun ambassadeurs kunnen zijn, opdat ze niét alles op alles zullen zetten om oorlogsschepen te bouwen.’
‘Dat is niet de uitleg die ik eraan geef,’ zei Kutuzov. Hij scheen nu wat minder autoritair; zijn stem klonk niet zo bars meer, maar het was niet duidelijk of dit nu was omdat hij de anderen hoopte te kunnen overreden, of omdat hij zelfverzekerder was geworden. ‘Voor mij betekent dit dat wij alles in het werk stellen om te verhinderen dat Splinters geheim van Langston-veld bemachtigen.’
Er viel weer een stilte. Cargills grafieken waren beangstigend in hun eenvoud. De potentiële vloot van de Splinters was groter dan die van alle buitenwerelders en opstandelingen in de sector bij elkaar. ‘Rod — heeft hij gelijk?’ vroeg Sally.
‘De cijfers kloppen tenminste,’ mompelde Blaine grimmig. ‘Maar — oké. Daar gaat-ie dan.’ Hij verhief zijn stem. ‘Admiraal, ik ben er niet zeker van of we het geheim van het Veld úberhaupt nog wel kunnen beschermen.’
Kutuzov keek zijn kant uit en nam een afwachtende houding aan. ‘Ten eerste, meneer,’ zei Rod voorzichtig, ‘bestaat er kans op dat de Splinters dat geheim reeds hebben weten te bemachtigen. Via de Kaboutertjes.’ Er kwam even een pijnlijke trek op Rods gezicht en hij moest zich bedwingen om niet met zijn vingers langs de rug van zijn neus te strijken. ‘Ik geloof niet dat ze daar inderdaad in geslaagd zijn, maar de mogelijkheid bestaat. Ten tweede zouden ze het uit de vermiste cadetten gekregen kunnen hebben. Zowel Whitbread als Staley beschikte over voldoende kennis om hen een aardig eind op weg te helpen.’
‘Jae. Meneerr Potterr wist d’rr zelfs nog meerr van,’ viel Sinclair hem bij. ‘De jongen was errg leerrgierrig, meneerr.’
‘Goed, Potter dus ook,’ zei Rod. ‘Ik geloof wel niet dat dat gebeurd is, maar het zou kunnen.’
‘Belachelijk’ — ‘Net zo’n vervolgingswaan als de Tsaar’ — ‘Die zijn toch dóód.’ Verscheidene burgers spraken tegelijk. Sally vroeg zich af wat Rod voorhad, maar ze zei niets.
‘En ten derde weten de Splinters dat het Veld bestaat. We hebben allemaal gezien tot wat voor prestaties ze in staat zijn — wrijvingsloze oppervlakken, variërende doordringbaarheid, hergroepering van moleculaire structuren. Kijkt u maar eens naar wat de Splinters met de generator van de MacArthur gedaan hebben! Eerlijk gezegd, admiraal, gezien het feit dat ze weten dat zo iets als het Veld mogelijk is, is het nog slechts een kwestie van tijd totdat hun Constructeurs er een gebouwd zullen hebben. En hoewel de bescherming van onze technologische geheimen belangrijk is, kan dit derhalve niet het énige punt van overweging zijn.’
Er werd opnieuw opgewonden gepraat rond de tafel, maar de admiraal schonk er geen aandacht aan. Hij scheen na te denken over wat Rod gezegd had.
Horvath schepte adem om iets te zeggen, maar bedacht zich. Blaine had als eerste zichtbaar indruk op de admiraal weten te maken, en Horvath was realistisch genoeg om te beseffen dat alles wat hij nu zeggen zou automatisch verworpen zou worden. Hij stootte Hardy aan. ‘David, zou jij nou niet iets kunnen zeggen?’ vroeg hij smekend. ‘We kunnen alle voorzorgsmaatregelen nemen die u maar wilt,’ verkondigde Sally. ‘Dat verhaal van die epidemie hebben ze geaccepteerd, of ze het nu geloven of niet. Verder hebben ze zelf gezegd dat ze verwachtten in quarantaine gehouden te zullen worden — en de mensen van uw veiligheidsdienst zullen ze toch zeker niet door de vingers kunnen glippen, admiraal. En we zullen ze trouwens niet lang bij ons behoeven te hebben, want u zult kunnen Springen zodra ze aan boord zijn.’
‘Dat is waar,’ zei Hardy bedachtzaam.
‘Maar we zouden de Splinters natuurlijk nog méér irriteren door hun ambassadeurs mee te nemen en ze dan nooit meer terug te laten gaan.’
‘Dat zouden we nooit doen!’ protesteerde Horvath. ‘Misschien toch wel, Anthony. Wees realistisch. Als Zijne Majesteit mocht besluiten dat de Splinters een gevaar voor ons betekenen, en als de Marine besluit dat ze te veel weten, zal men hen nooit terug naar huis laten gaan.’
‘Er is dus geen enkel risico,’ zei Sally vlug. ‘En Splinters die in quarantaine gehouden worden, vormen ook geen bedreiging voor de Lenin. Admiraal, ik ben ervan overtuigd dat we minder risico lopen door ze mee te nemen. Op die manier lopen we ook geen risico hen te beledigen, totdat prins Merrill — of eventueel Zijne Majesteit — de nodige besluiten voor de toekomst heeft kunnen nemen.’
‘Um.’ Kutuzov nipte aan zijn thee. Zijn ogen verrieden dat hij daar wel iets voor te zeggen vond. ‘U bezit overredingskracht, vrouwe. U trouwens ook, kapitein Blaine.’ Hij zweeg even. ‘De heer Bury werd niet uitgenodigd aan deze bespreking deel te nemen. Ik vind dat het nu tijd is ook zijn mening te horen. Bootsman, breng Zijne Excellentie hier.’
‘Da, admiraal!’
Ze wachtten. De stilte werd verbroken door talloze gemompelde gesprekken rond de tafel.
‘Rod, je was gewéldig,’ zei Sally stralend. Ze reikte onder de tafel en gaf hem een kneepje in zijn hand. ‘Wel bedankt.’ Bury kwam binnen, gevolgd door de onafscheidelijke Mariniers. Kutuzov beduidde hun heen te gaan, en ze trokken zich terug, de Handelsman met knipperende ogen bij de ingang achterlatend. Cargill stond op om hem zijn plaats aan tafel af te staan.
Bury luisterde aandachtig, terwijl luitenant Borman hem een opsomming van de argumenten gaf. Als Bury al verbaasd was over hetgeen hij te horen kreeg, liet hij daar toch niets van merken; zijn gezicht verried slechts beleefde belangstelling.
‘Ik vraag uw advies, excellentie,’ zei Kutuzov toen Borman uitgesproken was. ‘Ik moet bekennen dat ik die schepsels niet aan boord van dit schip wens. Maar. Tenzij ze gevaar voor veiligheid van Lenin betekenen, geloof ik niet dat ik gerechtigd ben het verzoek van Minister Hor-vath te weigeren.’
‘Ah juist.’ Bury streek langs zijn baard, terwijl hij zijn gedachten probeerde te verzamelen. ‘Het is u bekend dat de Splinterwezens naar mijn mening gedachten kunnen lezen?’
‘Belachelijk,’ snauwde Horvath.
‘Dat is bepaald niet belachelijk, doctor,’ zei Bury. Zijn stem klonk kalm en bedaard. ‘Hoogstens onwaarschijnlijk, misschien, maar toch hebben wij er de bewijzen van dat dit verschijnsel zich in onbetrouwbare mate bij mensen voordoet.’ Horvath wilde iets zeggen, maar Bury vervolgde op minzame toon, ‘Het is niet onomstotelijk bewezen natuurlijk, maar aanwijzingen zijn er wel. En met gedachtenlezen bedoel ik nog geen telepathie. Denk u eens in: de Splinters zijn zó bedreven in het bestuderen van individuele mensen, dat ze letterlijk de rol van zo’n persoon kunnen spelen, en wel zó goed dat zijn eigen vrienden het verschil niet kunnen merken. Het is slechts hun uiterlijk dat hen verraadt. Hoe vaak heeft u niet gezien dat matrozen cn Mariniers automatisch de bevelen gehoorzaamden van een Splinter die een officier nadeed?’
‘Zeg waar u naartoe wilt,’ zei Horvath. Hij kon daar nauwelijks iets tegen inbrengen; wat Bury daar zei was algemeen bekend. ‘Derhalve staat één ding vast: of ze dit nu door middel van telepathie doen, of doordat ze zich volmaakt in de rol van menselijke wezens weten in te leven: ze kunnen gedachtenlezen. En zodoende beschikken ze over méér overredingskracht dan enig ander schepsel dat iemand ooit ontmoeten zal. Ze weten precies waardoor wij gemotiveerd worden, en ze weten precies welke argumenten ze moeten aanvoeren.’
‘God nog aan toe!’ barstte Horvath uit. ‘Wilt u soms beweren dat ze ons zullen bepraten, de Lenin aan hen óver te leveren?’
‘Kunt u met zekerheid zeggen dat ze dat niét kunnen, doctor? Met zékerheid?’
David Hardy schraapte zijn keel. Iedereen draaide zich naar de aalmoezenier om, en Hardy scheen daardoor een beetje in verlegenheid gebracht. Toen glimlachte hij. ‘Ik heb altijd wel geweten dat het bestuderen van de klassieken nog eens van praktisch nut zou blijken te zijn. Is iemand van u bekend met Plato’s Republiek? Nee, natuurlijk niet. Welnu, op de eerste bladzij daarvan krijgt Socrates, van wie bekend is dat hij de meeste overtuigingskracht bezat van alle mannen die ooit geleefd hebben, van zijn vrienden te horen dat hij óf bij hen zal blijven overnachten, of anders door zijn vrienden met geweld daartoe gedwongen zal worden. Socrates stelt de redelijke vraag of er geen andere mogelijkheid bestaat — kan hij hen niet ertoe overhalen hem naar huis te laten gaan? Het antwoord daarop luidt natuurlijk dat hij dat niet zal kunnen, aangezien zijn vrienden niet naar hem zullen luisteren.’
Er viel een korte stilte.
‘O,’ zei Sally. ‘Ja, natuurlijk. Als de Splinters admiraal Kutuzov nooit te zien krijgen, of kapitein Mikhailov — of wie dan ook van de bemanning van de Lenin — hoe zouden ze hen dan tot onverschillig wat kunnen bepraten? Meneer Bury, u veronderstelt toch zeker niet dat ze de bemanning van de MacArthur tot muiterij zouden kunnen overhalen?’ Bury haalde zijn schouders op. ‘Met alle respect, vrouwe, maar heeft u er wel eens aan gedacht wat de Splinters iemand kunnen aanbieden? Meer rijkdom dan er in het hele Keizerrijk bestaat. Er zijn wel mannen omgekocht voor véél minder dan dat —’ Ja, en daar kan jij van meepraten, dacht Sally.
‘Als het zulke geweldenaars zijn, waarom hebben ze dat dan allang niet gedaan?’ Kevin Renners stem klonk spottend en grensde aan onbeleefdheid. Aangezien hij zijn dienst bij de Marine er tóch op had zitten zodra ze weer op Nieuw-Schotland terug zouden zijn, kon hij zich iedere handeling veroorloven waarmee hij zich geen formele aanklacht op de hals zou halen.
‘Misschien hebben ze het nog niet nodig gevonden,’ zei Bury. ‘Het is waarschijnlijker dat ze het niet kunnen,’ antwoordde Renner schamper. ‘En als ze werkelijk gedachten kunnen lezen, dan kennen ze nu al onze geheimen al. Ze zijn in aanraking geweest met Sinclair, die alles repareren kan wat er bij de Marine maar bestaat, en ze hadden een speciale Fyunch(klik) toegewezen aan Heer Blaine, die op de hoogte moet zijn van alle politieke geheimen —’
‘Ze zijn nooit rechtstreeks in aanraking met kapitein Blaine geweest,’ bracht Bury hem in herinnering.
‘Maar ze hebben lang genoeg over juffrouw Fowler kunnen beschikken.’ Renner grinnikte over een of ander binnenpretje. ‘En zij weet beslist meer van de keizerlijke politiek af dan de meesten van ons. Meneer Bury, de Splinters zijn knap, maar zó knap zijn ze nu ook weer niet, noch in het overreden van mensen, noch in het gedachtenlezen.’
‘Ik ben geneigd het met meneer Renner eens te zijn.’ zei Hardy. ‘Hoewel de door juffrouw Fowler geopperde voorzorgsmaatregelen beslist wenselijk zijn. Beperk het contact met de buitenaardse wezens tot een klein aantal speciaal daarvoor uitgezochte personen: mijzelf, bijvoorbeeld. Ik betwijfel dat ze me zouden kunnen omkopen, maar ook al zouden ze dat kunnen, ik bezit geen bevoegdheid tot het geven van bevelen. En meneer Bury, als hij daarvoor voelt. Maar niet doctor Horvath, zou ik willen voorstellen, of enige andere geleerde die toegang heeft tot ingewikkelde apparatuur, en ook geen matrozen of Mariniers, behalve dan onder toezicht, hetzij rechtstreeks, hetzij door middel van de intercom. Het zal misschien onplezierig zijn voor de Splinters, maar volgens mij is er op die manier weinig kans op gevaar voor de Lenin.’
‘Um. Nou, wat zegt u daarvan, meneer Bury?’ vroeg Kutuzov. ‘Maar — ik zeg u, ze zijn gevaarlijk! Hun technologische vaardigheden grenzen aan het ongelofelijke. Allah zij ons genadig, wie zal zeggen wat ze niet allemaal kunnen maken van onschuldige voorwerpen?
Wapens, communicatieapparatuur, dingen om mee te kunnen ontsnappen —’ Bury’s kalme gedrag was bezig als sneeuw voor de zon te verdwijnen, en hij worstelde om zich te beheersen. ‘Ik trek mijn voorstel, meneer Bury bij de Splinters toe te laten, terug,’ zei Hardy nadrukkelijk. ‘Ik betwijfel of ze die ervaring zouden overleven. Mijn excuses, excellentie.’
Bury mompelde iets in het Arabisch. Te laat besefte hij dat Hardy tevens een taalgeleerde was.
‘O, vast en zeker niet,’ zei Hardy met een glimlach. ‘Daarvoor kén ik mijn afstamming veel te goed.’
‘Ik zie wel, admiraal,’ zei Bury, ‘dat ik niet overtuigend genoeg gesproken heb. Dat betreur ik, want ditmaal heb ik nu eens geen andere motieven dan het welzijn van het Keizerrijk. Als ik alleen maar op winst uit was — welnu, de handelsmogelijkheden en de rijkdommen die er aan de Splinters verdiend kunnen worden zijn me beslist niet ontgaan. Maar ik beschouw hen als het grootste gevaar dat de mensheid ooit geconfronteerd heeft.’
‘Da,’ zei Kutuzov op besliste toon. ‘Daarover zijn wij het wellicht met elkaar eens, mits we er één woord aan toevoegen: potentiéél gevaar, excellentie. Wat wij hier overwegen is hoe wij minste risico lopen, en als er geen risico voor Lenin aan verbonden is ben ik thans van mening dat minste risico is, die ambassadeurs mee te nemen onder door aalmoezenier Hardy voorgestelde voorwaarden. Doctor Horvath: bent u het hiermee eens?’
‘Als dat de enige manier is waarop we ze mee kunnen nemen, ja. Ik vind het beschamend, ze zo te behandelen —’
‘Bah. Kapitein Blaine. Bent ú het hiermee eens?’ Blaine wreef langs de rug van zijn neus. ‘Jawel, meneer. Door hen mee te nemen lopen we inderdaad het minste risico — als de Splinters een gevaar voor ons betekenen, kunnen we dat in ieder geval niet bewijzen, en misschien worden we wat wijzer van die ambassadeurs.’
‘Vrouwe?’
‘Ik sta achter doctor Horvath —’
‘Dank u.’ Kutuzov keek alsof hij op een citroen zoog. Zijn gezicht trok zich samen tot een bijna smartelijke uitdrukking. ‘Kapitein Mikhailov: U treft voorbereidingen voor afzondering van Splinters. Zogenaamd vanwege risico van epidemie, maar u zorgt ervoor dat ze niet kunnen ontsnappen. Kapitein Blaine: U stelt Splinters ervan in kennis dat we hun ambassadeurs aan boord zullen nemen, maar het is mogelijk dat ze niet zullen willen komen, wanneer ze horen welke beperkingen we ons genoodzaakt zien hun op te leggen. Geen gereedschappen. Geen wapens. Bagage wordt geïnspecteerd en verzegeld, en staat gedurende reis niet tot hun beschikking. Geen miniatuurtjes of andere wezens van de lagere kasten, alleen maar ambassadeurs. Welke redenen u hun daarvoor opgeeft moet u zelf maar weten, maar die voorwaarden zijn niet voor verandering vatbaar.’ Met een ruk stond hij op. ‘Admiraal, hoe zit het met dat geschenkenschip?’ vroeg Horvath nog. ‘Kunnen we dat ook niet —’ Zijn stem stierf weg, want er was niemand tot wie hij zijn woorden richten kon. De admiraal had reeds met grote stappen de salon verlaten.
Kutuzov noemde het het Alderson-punt. De ontheemden van de MacArthur hadden de neiging het het Gekke Gerrit-punt te noemen, en sommigen van de bemanningsleden van de Lenin begonnen die gewoonte van hen over te nemen. Het lag boven het baanvlak van het Splinterstelsel en het was meestal moeilijk te vinden. Ditmaal zou het echter geen problemen opleveren.
‘Als u gewoon de koers van dat Splinterschip doortrekt tot waar hij een rechte lijn tussen de Splinter en Murchesons Oog doorsnijdt, bent u er dicht genoeg bij, meneer,’ zei Renner tegen kapitein Mikhailov. ‘Is astrogatie van Splinterwezens dan zó accuraat?’ vroeg Mikhailov ongelovig.
‘Ja. Het is om uit je vel te springen, maar ze presteren het. U kunt uitgaan van een constante acceleratie.’
‘Er is ook nog een ander schip van de Splinter onderweg naar dat punt,’ zei Kutuzov. Hij reikte langs kapitein Mikhailov heen om de knoppen van het beeldscherm te bedienen, en voor hun ogen verschenen koers-gegevens op het scherm. ‘Maar het zal hier pas arriveren als wij allang vertrokken zijn.’
‘ ’n Schip met brandstof,’ zei Renner op besliste toon. ‘En ik durf er alles onder te verwedden wat u maar wilt, dat dat schip dat die ambassadeurs aan boord heeft licht, doorschijnend, en zó kennelijk ongevaarlijk is, dat niemand het ergens van zou kunnen verdenken, meneer.’
‘Zelfs ik niet, wilt u zeggen,’ zei Kutuzov. Voor zover Renner zien kon gingen die woorden niet vergezeld van een glimlach. ‘Dank u, meneer Renner. Gaat u maar door met kapitein Mikhailov te assisteren.’ Ze hadden de Trojaanse asteroïden inmiddels achter zich gelaten. Er was geen wetenschapper aan boord die zich niet van de telescopen van de Lenin wenste te bedienen om die asteroïden te bestuderen, en de admiraal had er geen bezwaar tegen gehad. Of hij op het laatste ogenblik nog een aanval vanaf de asteroïden vreesde, of de wens van de burgers deelde alles omtrent Splinters te weten te komen was niet duidelijk, maar in ieder geval kregen Buckman en de anderen hun kans. Buckman verloor echter al spoedig alle belangstelling. De asteroïden waren door en door geciviliseerd en hun banen waren langs kunstmatige weg verkregen. Voor hem waren ze volkomen waardeloos. De anderen deelden die mening niet. Die keken naar de lichtjes van de fusie-aandrijvingen van de Splinters, maten de neutrino-uitstralingen van krachtstations op, zagen lichtvlekken die een donker spectrum rond de groene band van het chlorofyl vertoonden, en vroegen zich af wat dat te betekenen had. Er moesten zich daar reusachtige akkers onder koepels bevinden — dat was de enig mogelijke conclusie. En iedere steenklomp die groot genoeg was om waarneembaar te zijn vertoonde die enkele, karakteristieke krater die er het doorslaggevend bewijs van vormde dat zo’n asteroïde daarheen verplaatst was. Slechts éénmaal leefde Buckmans belangstelling weer wat op. Hij had zich, om Horvath een plezier te doen, beziggehouden met het bestuderen van de banen van de asteroïden. Plotseling kregen zijn ogen een si arende blik. Toen begon hij koortsachtig instructies aan de computer te geven, om vervolgens de resultaten gade te slaan. ‘Ongelofelijk.’
‘Wát is ongelofelijk?’ vroeg Horvath geduldig. ‘Die Stenen Bijenkorf was steenkoud; geen spoor van uitstraling.’
‘Ja.’ De ervaring had Horvath geleerd dat je meer te weten kwam door Buckman niet te haasten.
‘I.aten we aannemen dat de rest van de asteroïden dat ook is. Ik voor mij ben daarvan overtuigd. Die banen zijn volmaakt — hoe ver je ze ook vooruit of achteruit projecteert, botsen zullen ze nóóit. Die dingen zouden zich daar best al een ongelofelijk lange tijd kunnen bevinden.’
In zichzelf mompelend liep Horvath weg. Hoe oud zou die beschaving op die asteroïden eigenlijk wel zijn? Buckman dacht in stellaire levensduren! Geen wonder dat die Stenen Bijenkorf stralingsvrij was geweest: de Splinters behoefden nooit correcties in de banen van die asteroïden aan te brengen. Ze brachten ze eenvoudig in één keer op de plaats waar ze ze hebben wilden —
Nou, dacht hij, het wordt tijd dat ik maar weer eens naar het geschenkenschip terugga. Het zal nu niet lang meer duren of we moeten het achterlaten — ik vraag me af of Blaine nog vorderingen maakt? Rod en Sally waren op dat moment in gesprek met de admiraal. Hun plaats van ontmoeting was de brug: naar Rods beste weten had buiten dc admiraal en zijn hofmeester nog nooit iemand de binnenkant van Kutuzovs kajuit te zien gekregen. Misschien zelfs ook de admiraal zelf niet; hij was immers eeuwig en altijd op de brug, naar zijn beeldschermen starend als een televisieverslaafde, op de loer naar tekenen van verraad van de zijde van de Splinters.
‘Het is jammer,’ zei Kutuzov. ‘Dat schip zou erg waardevol zijn. Maar we kunnen niet riskeren het aan boord te nemen. De mechanismen — wie weet waar die voor dienen? En met Splinters hier aan boord om ze te benutten?’ Kutuzov huiverde.
‘Jawel, meneer,’ gaf Rod hem op minzame toon gelijk. Hij twijfelde eraan dat het geschenkenschip werkelijk een gevaar vertegenwoordigde, maar het was waar dat het mechanismen bevatte waar zelfs Sinclair niets van begreep. ‘Ik dacht eigenlijk aan een stuk of wat van die andere voorwerpen. Zoals die beeldjes bijvoorbeeld, waar aalmoezenier Hardy zo weg van is. We zouden alles in plastic kunnen gieten, vervolgens de hele zaak binnenin geaarde stalen containers vast kunnen lassen, en die buiten aan de romp vastsjorren, binnen het Veld. Als de Splinters over iets beschikken waarmee ze ons na al dié voorzorgsmaatregelen toch nog schade kunnen berokkenen, dan is het misschien maar beter dat we helemaal niet naar huis teruggaan.’
‘Hmm.’ De admiraal streek langs zijn baard. ‘Volgens u zijn deze voorwerpen waardevol?’
‘Ja, meneer.’ Voor Kutuzov betekende het woord ‘waardevol’ iets heel anders dan voor Sally of Horvath. ‘Hoe meer we omtrent de technologie van de Splinters te weten komen, des te nauwkeuriger zullen Cargill en ik hun dreiging kunnen schatten, meneer.’
‘Da. Kapitein, ik wens uw eerlijke mening. Wat denkt u van Splinters?’ Sally had moeite zich te beheersen. Ze vroeg zich af wat Rod hierop zeggen zou. Hij ontpopte zich de laatste tijd als een absoluut genie in het manipuleren van de admiraal.
Rod haalde zijn schouders op. ‘Ik kan het zowel met dr. Horvath als met u eens zijn, meneer. ‘Toen Kutuzov grote ogen opzette, haastte Rod zich eraan toe te voegen, ‘Ze zouden het grootste potentiële gevaar kunnen zijn dat de mensheid ooit geconfronteerd heeft, óf het grootste potentiële buitenkansje dat ons ooit ten deel gevallen is. Of beide. Maar in beide gevallen geldt, dat hoe meer we omtrent hen te weten komen, hoe beter het is — mits we ons hoeden tegen de gevaren, natuurlijk.’
‘Umm. Kapitein, ik hecht waarde aan uw mening. Als ik toestemming geef, neemt u dan persoonlijk verantwoording op u voor neutraliseren van ieder gevaar dat voorwerpen die uit schip gehaald worden zouden kunnen opleveren? En ik verlang méér dan gehoorzaamheid. Ik eis uw medewerking en uw woord dat u geen risico’s zult nemen.’ Dat zal me niet erg populair maken bij Horvath, dacht Rod. In het begin zal de Minister van Wetenschappen blij zijn dat hij úberhaupt iets nemen mag, maar het zal niet lang duren of hij zal iets willen hebben waar ik niet zeker van kan zijn. ‘Jawel, meneer. Ik zal er nu meteen heengaan en er persoonlijk op toezien. Uh — ik zal juffrouw Fowler daarbij nodig hebben.’
Kutuzovs ogen vernauwden zich. ‘Bah. U bent verantwoordelijk voor haar veiligheid.’
‘Dat spreekt vanzelf.’
‘Goed, ga uw gang. U kunt gaan.’ Terwijl Rod en Sally de brug verlieten, keek luitenant Borman verwonderd naar zijn admiraal. Hij vroeg zich af of hij een grijns op zijn gezicht had gezien. Als er op dat ogenblik een officier van hogere rang dan Blaine aanwezig was geweest, zou Kutuzov er misschien een verklaring voor hebben gegeven, maar het was tegen zijn principes, tegenover Borman opmerkingen te maken over een kapitein — en toekomstige markies. Maar als hij dat wel gedaan had, zou hij ongeveer het volgende gezegd hebben: ‘Het is gevaar voor juffrouw Fowler waard, Blaine aan het werk te houden. Wanneer hij niet piekert, is hij goed officier.’ Kutuzov mocht dan nooit zijn brug verlaten, maar de zorg voor het moreel van zijn officieren maakte deel uit van zijn plicht; en zoals alles wat met plicht te maken had, vatte hij ook dit ernstig op.
Het kwam natuurlijk al onmiddellijk tot conflicten. Horvath wilde alles hebben, en ging van de veronderstelling uit dat Rod de admiraal alleen maar zoet had willen houden met mooie woorden; toen hij tot de ontdekking kwam dat Blaine zijn belofte ernstig opvatte, was het uit met de liefde. Hij schommelde tussen uitzinnige woede en tranen, toen Blaines matrozen het geschenkenschip begonnen te slopen en uiterst tere constructies los begonnen te rukken — soms in het wilde weg snijdend met hun snijbranders om de mogelijkheid te niet te doen dat de Splinters misschien zouden hebben kunnen voorzien wat de menswezens doen zouden — om ze vervolgens in plastic containers te verpakken.
Voor Rod was het een periode dat hij weer eens nuttig bezig kon zijn; en ditmaal hield Sally hem gezelschap. Wanneer ze niet werkten, konden ze urenlang met elkaar praten. En ze konden cognac drinken, en aalmoezenier Hardy uitnodigen bij hen te komen zitten. Rod begon iets omtrent antropologie te leren, terwijl hij Sally en Hardy met elkaar hoorde debatteren over theoretische kleinigheden op het gebied van de culturele ontwikkeling.
Naarmate ze dichter bij het Gekke Gerrit-punt kwamen, begon Horvath bijna radeloos te worden. ‘U bent al net zo erg als de admiraal, Blaine,’ zei hij beschuldigend, terwijl hij met lede ogen toezag hoe een monteur een snijbrander hanteerde om een mechanisme open te branden dat deel uitmaakte van alweer zo’n magische koffiemachine, en dat diende om het ingewikkelde veld op te wekken waardoor de moleculaire structuur veranderd werd. ‘We hébben er al zo een aan boord van de Lenin. Wat kan een tweede voor kwaad doen?’
‘Ja, maar die we al hebben is niet ontworpen door Splinters die wisten dat hij aan boord van het slagschip gebracht zou worden,’ antwoordde Sally. ‘En deze is anders…’
‘Alles wat de Splinters maken is anders,’ snauwde Horvath. ‘U bent de ergste van het hele stel — bij God, u bent nog voorzichtiger dan Blaine. Ik had gedacht dat ú toch wel beter wist.’
Ze glimlachte zedig, en wierp kruis of munt. ‘U moest hem daar ook maar opensnijden,’ zei ze tegen de monteur.
‘Jawel, juffrouw.’ De matroos verplaatste de vlam van zijn snijbrander naar een ander punt en begon opnieuw.
‘Bah.’ Horvath liep met grote stappen weg om David Hardy te gaan zoeken. De aalmoezenier had de rol van vredestichter op zich genomen, en dat was maar goed ook; zonder hem zou er aan het onderlinge contact aan boord van de sloep reeds binnen enkele uren een eind gekomen zijn.
De ruimtematroos was klaar met het uit elkaar snijden van het mechanisme en borg de stukken weg in de daarvoor gereedstaande doos. Hij goot er vloeibaar plastic omheen en sloot het deksel hermetisch af. ‘Ik heb buiten een stalen kist staan, meneer. Ik zal nu eerst even de boel daarin vast gaan lassen.’
‘Mooi zo. Ga je gang,’ zei Blaine tegen hem. ‘Ik zal hem straks wel komen inspecteren.’ Toen de matroos de kajuit verlaten had, draaide hij zich om naar Sally. ‘Weet je, het was me eigenlijk niet opgevallen, maar Horvath heeft gelijk. Je bént inderdaad nog voorzichtiger dan ik. Hoe komt dat?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Let maar niet op mij.’
‘Goed, dan niet.’
‘Kijk, daar heb je Buckmans protoster,’ zei ze. Ze knipte de lichten uit, nam hem toen bij de hand en trok hem mee naar de patrijspoort. ‘Ik kan er nooit genoeg van krijgen daarnaar te kijken.’ Het duurde enkele ogenblikken voordat hun ogen zich aangepast hadden en de Kolenzak zich begon af te tekenen als wat méér dan alleen maar een eindeloze duisternis. Toen werden de rode tinten zichtbaar, en een kleine werveling van rood tegen een zwarte achtergrond. Ze stonden heel dicht naast elkaar. Dat deden ze de laatste tijd vaak, en Rod vond dat erg plezierig. Hij liet zijn vingers langs haar rugge-graat omhoog trippelen, om haar vervolgens zachtjes onder haar rechteroor te kriebelen.
‘Je zult het die ambassadeurs nu al spoedig moeten vertellen,’ zei ze. ‘Heb je al bedacht wat je hun zeggen zult?’
‘Zo ongeveer wel, ja. Het was misschien beter geweest, ze er een beetje op voor te bereiden, maar — nou ja, het is misschien veiliger, het op de manier van de admiraal te doen.’
‘Ik betwijfel of het veel verschil uitmaakt. Het zal prettig zijn weer terug te zijn daarginds, waar zoveel meer sterren aan de hemel staan. Ik vraag me af — Rod, wat denk jij dat die ambassadeurs voor types zullen zijn?’
‘Geen flauw idee. We zullen het gauw genoeg weten, denk ik. Maar je praat te veel.’
‘Zegt m’n oom Ben ook altijd.’
Het bleef lange tijd stil.
‘Houdt u gereed. Ze komen aan boord.’
‘OPENT DE LUIKEN VAN HET HANGARDEK. KABELGASTEN NAAR VOREN.’
‘KLAAR OM TE TAKELEN.’
De kleine sloep werd naar binnen getakeld in de gapende muil van de Lenin. Buiten hing nog een ander bootje te wachten met de bagage van de Splinters aan boord. Alles, zelfs de drukpakken die de Splintertjes aan boord van de kleine sloep gedragen hadden, was in een apart bootje overgebracht. Met een doffe bons kwam de sloep met de passagiers op het stalen dek neer. ‘Bemanning, atten-tie.’ ‘Mariniers, presenteert… geweer!’
De luchtsluis ging open, en een compleet koor van bootsmansfluitjes blies ‘aan booord’. Er verscheen een bruin en wit gezicht. Toen nog een. Pas toen de beide Bemiddelaars buiten de sloep stonden, kwam de derde Splinter naar buiten.
Het was geheel wit, met zijdeachtige plukjes bij de oksels, en grijze haren rond de snuit en hier en daar verspreid over het bovenlichaam. ‘Een van de oudere Meesters,’ fluisterde Blaine Sally toe. Ze knikte. Kosmische stralen hadden dezelfde uitwerking op de haarzakjes van Splintertjes als op die van mensen.
Horvath schreed langs de rij van Mariniers en afgevaardigden naar voren. ‘Welkom aan boord,’ zei hij. ‘Ik ben erg blij u te zien — dit is een historisch ogenblik.’
‘Voor allebei onze rassen, hopen we,’ antwoordde de voorste Bemiddelaar.
‘Welkom aan boord, ook namens de Marine,’ zei Rod. ‘Nogmaals excuses voor de quarantainemaatregelen, maar —’
‘Het hindert niet,’ zei een van de Splinters. ‘Ik heet Jock. En dit is Charlie.’ Ze wees naar de andere Bemiddelaar. ‘Die namen dienen slechts voor het gemak; jullie zouden onze werkelijke namen niet kunnen uitspreken.’ Ze draaide zich om naar de witte Meester en maakte een reeks tjilpende geluiden, eindigend met ‘kapitein Roderick Blaine en minister Anthony Horvath,’ en wendde zich vervolgens weer tot de mensen. ‘Heer Minister Horvath, mag ik u de Ambassadeur voorstellen. Hij verzoekt u hem Iwan te willen noemen.’ Rod boog. Hij had nog nooit van aangezicht tot aangezicht met een Splinter gestaan, en hij voelde een sterke neiging in zich opkomen zijn hand uit te steken en over die vacht te aaien. Het was een mannelijke Witte.
‘De erewacht zal u naar uw verblijven geleiden,’ zei Rod. ‘Ik hoop dat ze groot genoeg zullen zijn; het zijn twee aangrenzende kajuiten.’ Vier officieren hadden die vloekend moeten ontruimen; de gevolgen daarvan hadden zich voortgeplant door de hele Marinehiërarchie aan boord, eindigend bij een jonge luitenant, die zijn intrek had moeten nemen in de wapenkamer bij de cadetten van de Lenin. ‘Eén kajuit is voldoende,’ zei Charlie bedaard. ‘Wij hebben geen privacy nodig. Het behoort niet tot de behoeften van onze soort.’ Charlies stem kwam Rod ergens bekend voor, en die gedachte liet hem niet los.
De Splinters bogen alle drie tegelijk, in een volmaakte imitatie van het gedrag aan het Hof; Rod vroeg zich af waar ze dat geleerd hadden. Hij boog terug, evenals Horvath en de andere aanwezigen op het hangardek, en vervolgens leidden de Mariniers hen weg. Een tweede sectie Mariniers sloot zich achter bij de optocht aan. Aalmoezenier Hardy zou hen opwachten in hun kajuiten. ‘Een mannetje,’ zei Sally peinzend.
‘Ja, dat is interessant. De Bemiddelaars noemden hem “de Ambassadeur”, hoewel de Splinters destijds lieten doorschemeren dat ze alle drie gelijke bevoegdheden hadden. Ze gaven ons te verstaan dat er overeenstemming tussen die drie voor nodig is om verdragen te kunnen ondertekenen —’
‘Misschien dat die Bemiddelaars niet zijn éigen Bemiddelaars zijn,’ zei Sally. ‘Ik zal het ze vragen — ik weet zeker dat ik daar wel een kans voor krijg. Rod, kan ik écht niet met hen meegaan? Nu meteen?’ Hij grinnikte. ‘Je komt heus wel aan de beurt. Momenteel is het Hardy’s beurt; gun hem dat nou maar.’
Het hangardek ontruimde zich nu snel. Er was geen enkel bemanningslid van de Lenin bij een en ander tegenwoordig geweest, en ook niet in de sloepen die het schip van de Splinters tegemoet gegaan waren. Thans werd de bagagesloep naar binnen getakeld, vastgesjord en hermetisch verzegeld.
‘ATTENTIE IEDEREEN, IEDEREEN OP ZIJN PLAATS VOOR DE SPRONG, BEREIDT U VOOR OP ALDERSON-AANDRIJVING. IEDEREEN OP ZIJN PLAATS VOOR DE SPRONG.’
‘Hij laat er geen gras over groeien, hè?’ zei Sally. ‘Nee, zeg dat wel. We zullen ons moeten haasten.’ Hij nam haar bij de hand en trok haar mee naar zijn kajuit, terwijl de rotatie van de Lenin al begon af te nemen naar een toestand van gewichtloosheid. ‘Ik vermoed dat die Splinters het best zonder die rotatie hadden kunnen stellen,’ zei Rod, toen ze de deur van zijn kajuit bereikten. ‘Maar zo is de admiraal nu eenmaal: als je iets doet, doe het dan goed —’
‘BEREIDT U VOOR OP ALDERSON-AANDRIJVING. IEDEREEN OP ZIJN PLAATS VOOR DE SPRONG.’
‘Vooruit, schiet op,’ drong Rod aan. ‘We hebben nog net tijd om de kajuit van de Splinters aan te zetten op de intercom.’ Hij draaide aan de knoppen totdat het verblijf van de Splinters op het beeldscherm verscheen.
Ze zagen aalmoezenier Hardy en hoordem hem zeggen: ‘En als u soms iets nodig mocht hebben, zijn er te allen tijde ordonnansen buiten uw deur op post, en door middel van die knop en die schakelaar daar staat u rechtstreeks in verbinding met mijn kajuit. Ik ben uw officiële gastheer tijdens deze reis.’
Signalen weergalmden door het schip. Er kwam een verontruste frons op Hardy’s gezicht. ‘Ik ga nu naar mijn eigen kajuit — u zult er waarschijnlijk de voorkeur aan geven alleen te zijn tijdens de Alderson-overgang. En ik raad u aan in uw kooien te gaan liggen en daar te blijven totdat de overgang achter de rug is.’ Hij wist zich nog net bijtijds in te houden, voordat hij nog méér had kunnen zeggen. Zijn instructies lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: de Splinters mochten niets te weten komen totdat ze zich buiten hun eigen zonnestelsel bevonden.
‘Duurt het lang?’ vroeg Jock.
Hardy glimlachte flauwtjes. ‘Nee. Nou, tot ziens dan maar.’
‘Auf Wiedersehen,’ zei Jock.
‘Auf Wiedersehen.’ Met een verwonderd gezicht verliet David Hardy de kajuit. Waar hadden ze dat nou weer geleerd?
De kooien waren verkeerd geproportioneerd, en te hard, en hielden geen rekening met de individuele verschillen die er tussen de Splinters bestonden. Jock liet haar bovenlichaam ronddraaien en maakte op een bepaalde manier een wuivend gebaar met haar onderste rechterarm, waarmee ze haar misnoegen over de situatie te kennen gaf, maar tevens haar verrassing dat een en ander niet nóg erger was. ‘Kennelijk nagemaakt van iets dat voor het gebruik van een Bruine bestemd was.’ De toon van haar stem duidde op een niet door rechtstreekse waarneming, maar door deductie verkregen kennis. De stem schakelde over op een toonschaal voor conversatiegebruik. ‘Ik wou maar dat we een eigen Bruine hadden kunnen meebrengen.’
Charlie: ‘Ik ook. Maar ze zouden ons geen Bruine toegestaan hebben. Dat weet ik zeker.’ Ze begon aan een nieuwe gedachte, maar de Meester onderbrak haar.
Iwan: ‘Bevond de menselijke Meester zich onder degenen die op ons stonden te wachten?’
Jock: ‘Nee. (Een vloek)! Al zó lang heb ik geprobeerd hem te bestuderen, en nog nooit heb ik hem ontmoet, of zelfs maar zijn stem gehoord. Ik weet niet beter of hij zou een commissie kunnen zijn, of een Meester die onderworpen is aan het gezag van weer andere menswezens. Maar ik durf er veel van mijn anatomie onder verwedden dat het een menswezen is.’
Iwan: ‘Je zult geen poging ondernemen met de Meester van de Lenin in contact te komen. En als we hem mochten ontmoeten, zal je niet zijn Fyunch(klik) worden. We weten wat er met de Fyunch(klik)ken van menswezens gebeurt.’
Het was niet nodig hierop te antwoorden. De Meester wist dat hij ge-koord, was, en derhalve gehoorzaamd zou worden. Hij ging naar zijn hooi, en keek er met weerzin naar.
Er klonken alarmsignalen, en stemmen van menswezens kwamen uit luidsprekers.
‘Bereidt u voor op Gekke Gerrit-aandrijving. Laatste waarschuwing,’ vertaalde een van de Bemiddelaars. Ze gingen in hun kooien liggen. l>oor het schip weerklonk een signaal dat nog luider was dan het vorige.
En toen gebeurde er iets afschuwelijks.
‘Rod! Rod, kijk de Splinters eens!’
‘Huh?’ Blaine worstelde om weer de beheersing over zijn verraderlijke lichaam terug te krijgen. Bewustwording was al moeilijk; concentratie was helemaal onmogelijk. Hij keek Sally aan, en volgde toen haar blik naar het beeldscherm van de intercom.
De Splinters waren ten prooi aan een soort stuiptrekkingen. Ze waren op drift geraakt uit hun kooien, en de Ambassadeur zweefde in complete verwarring door de kajuit rond. Hij botste tegen een van de wanden aan, kaatste terug en zweefde vervolgens naar de andere kant van de kajuit. De twee Bemiddelaars keken naar hem; ze waren niet bij machte iets te doen en verkeerden zelf in moeilijkheden. Een van hen stak voorzichtig een hand uit naar de Meester, maar verloor haar greep op zijn vacht. Hulpeloos zweefden ze met zijn drieën door het vertrek. Jock was de eerste die zich aan een handvat wist te verankeren. Ze maakte fluitende en snuivende geluiden. Nu zweefde Charlie naar de Meester toe. Met haar linkerarm wist ze zijn vacht beet te grijpen, waarna Jock, zich met beide rechterhanden aan de wand vasthoudend, haar linkerarm uitstak totdat Charlie zich eraan vast wist te grijpen. Moeizaam zwoegend wisten ze hun kooien weer te bereiken, waarna Jock Iwan vastgespte. Troosteloos lagen ze daar, fluitende en klikkende geluiden makend.
‘Moeten we ze niet gaan helpen?’ vroeg Sally.
Rod boog en strekte zijn ledematen, nam een getal in gedachten, en trok de vierkantswortel daaruit. Daarna probeerde hij twee integralen, en ook dat lukte. Zijn brein begon zich voldoende te herstellen om aandacht te kunnen schenken aan Sally en de Splinters. ‘Nee. We zouden toch niets voor ze kunnen doen — er is nog nooit iets vastgesteld van een blijvend effect, een paar uitzonderingen daargelaten die eenvoudig krankzinnig worden en nooit meer tot de werkelijkheid terugkeren.’
‘Bij de Splinters is dat niet het geval,’ zei Sally beslist. ‘Ze hebben doelbewust gehandeld, alleen ging het ze niet erg goed af. Wij hebben ons veel vlugger hersteld dan zij.’
‘Prettig, eens iets te ontdekken waarin wij beter zijn dan de Splinters.
Hardy zal zo wel weer terugkomen — alleen zal hij er wat langer voor nodig hebben dan wij. Hij is nu eenmaal een stuk ouder.’
‘ACCELERATIE-WAARSCHUWING, BEREIDT U VOOR OP EEN ACCELERATIE VAN ÉÉN ZWAARTEKRACHT. DIT IS EEN ACCELERATIE-WAARSCHUWING.’
Een van de Bemiddelaars tjilpte iets en de Meester antwoordde. Sally bleef hen een poosje gadeslaan. ‘Je hebt gelijk, zo te zien. Ze schijnen er niet al te erg aan toe te zijn, maar de Meester trekt nog steeds een beetje met zijn ledematen af en toe.’
Er klonk een signaal. Er voer een schok door de Lenin, en ze kregen hun normale gewicht terug. Ze waren weer baas over hun lichamen, en op weg naar huis. Rod en Sally keken elkaar aan en glimlachten tevreden. Naar huis.
‘Wat had je trouwens gedacht voor die Meester te kunnen doen?’ vroeg Rod.
Met een hulpeloos gebaar haalde ze haar schouders op. ‘Niets, neem ik aan. Ze zijn zo anders. En — Rod, wat zou jij doen als je als Keizerlijk Ambassadeur uitgezonden werd naar een ander ras, en ze sloten je op in een kleine kajuit met in elk compartiment niet één, maar twéé camera’s die je bespiedden?’
‘Ik zit er al een tijdje op te wachten dat ze die verdomde dingen aan gruzelementen zullen slaan. Ze hebben ze natuurlijk allang gezien. We hebben ze niet proberen te verbergen. Maar als ze er al iets over gezegd hebben tegen Hardy, moeten we dat net gemist hebben.’
‘Ik betwijfel dat ze dat gedaan hebben. Zo aan hun gedragingen te zien schijnen ze er geen hinder van te hebben. Privacy “behoort niet tot de behoeften van onze soort”, heeft die Charlie gezegd.’ Sally huiverde. ‘Dat noem ik pas goed “anders zijn”.’
Er klonk het geluid van een zoemer, en Rod draaide zich automatisch om naar de deur van zijn kajuit, voordat hij besefte dat het geluid over de intercom gekomen was. Een van de Splinters liep voorzichtig naar de andere kant van de kajuit en opende de deur. Hardy kwam binnen. ‘Alles in orde?’ vroeg hij voorzichtig.
‘U had ons wel eens mogen waarschuwen,’ zei Jock. Het klonk niet verwijtend; ze stelde eenvoudig een feit vast. ‘Heeft de Gekke Gerrit-aandrijving een zelfde uitwerking op menswezens?’
‘Hoe dan?’ vroeg Hardy onschuldig.
‘Verwarring. Duizeligheid. Onvermogen je ergens op te concentreren. Geen beheersing over de spieren. Misselijkheid. De wens om dood te gaan.’
Hardy keek verbaasd. Waarschijnlijk was hij dat ook, dacht Rod. De aalmoezenier zou de Splinters bijvoorbeeld ook nooit gadeslaan zonder hun eerlijk te zeggen dat hij het deed, ondanks het feit dat er gedurende iedere wacht wel een half dozijn paar ogen naar de beeldschermen zat te staren. ‘Bij mensen is er ook sprake van een bepaalde uitwerking, ja,’ hoorden ze Hardy’s stem zeggen. ‘Hoewel niet zo krachtig als u beschrijft. De Aandrijving heeft verwarring ten gevolge, en een algemene verstoring van het concentratievermogen, maar dat gaat spoedig voorbij. We wisten niet hoe jullie erop zouden reageren, maar in onze hele geschiedenis hebben zich slechts zelden gevallen voorgedaan van een uitwerking die niet ongedaan gemaakt kon worden, en die waren allemaal van, uh, psychologische aard.’
‘Zo,’ zei Charlie. ‘Doctor Hardy, ik hoop dat u ons zult willen excuseren, maar we voelen ons nog niet goed genoeg voor een gesprek. Over een paar uur misschien. En de volgende keer dat jullie je Gekke Gerrit-machine aanzetten zullen we uw raad opvolgen en ervoor zorgen vastgegespt in onze kooien te liggen en te slapen.’
‘Dan zal ik u nu alleen laten,’ zei Hardy. ‘Kunnen we misschien — heeft u iets nodig? Is de Ambassadeur in orde?’
‘Hij maakt het naar omstandigheden redelijk goed. Dank u voor uw bezorgdheid.’
Hardy vertrok, en de Splinters gingen weer terug naar hun kooien. Ze tjilpten en floten.
‘Zo,’ zei Rod, ‘dat hebben we ook alweer gehad. Ik kan me een heleboel interessantere bezigheden voorstellen dan een stelletje Splinters gade te slaan die liggen te praten in ’n taal die ik niet versta.’ En we hebben nog tijd genoeg om de Splinters te bestuderen, dacht Sally. Wonder boven wonder hebben we momenteel geen van beiden plichten die ons roepen — en wij hebben wél privacy. ‘Ja, ik ook,’ zei ze zedig.
Ondanks de kubieke kilometers laaiend geel vuur die haar omringden, heerste er toch een uitstekende stemming aan boord van de Lenin. Kutuzov liet de teugels van zijn waakzaamheid een beetje vieren, en stond de bemanning voor het eerst sinds de vernietiging van de MacArthur toe weer normale wachtdiensten te doen. Het schip bevond zich diep in het inwendige van een zon, maar ze had voldoende brandstof en geen problemen waarvan de oplossing niet in het Handboek te vinden was, en waar de Marine geen raad mee wist. Zelfs de wetenschappers vergaten hun teleurstelling over het feit dat ze het buitenaardse zonnestelsel thans verlieten zonder antwoord op al hun vragen gekregen te hebben: ze gingen naar huis.
De eerste avond na de Sprong gaf Kutuzov een dineetje. Het was een nogal formele aangelegenheid, en de meesten van de gasten amuseerden zich niet erg; de tafelgesprekken van de admiraal beperkten zich tot beroepskwesties. Hij trok zich echter al vroeg terug, en daarna kwam er een veel geanimeerder fuifje op gang.
Rod en Sally bleven nog drie uur lang van de partij. Iedereen wilde over Splinters praten, en Rod bemerkte tot zijn verbazing dat hij daar nu over kon praten met nog slechts een zweempje van de doffe pijn die hij vroeger gevoeld had wanneer hij aan de buitenaardse wezens dacht. Sally’s geestdrift was op zichzelf al voldoende om hem daaroverheen te helpen — en ze scheen zich trouwens al evenveel zorgen te maken over hém als over de buitenaardse wezens. Ze was er zelfs urenlang mee bezig geweest Mikhailovs gala-uniform te vermaken, zodat het hem nu bijna paste.
Nadat ze het fuifje verlaten hadden, werden noch de Splinters, noch de Splinterplaneet ter sprake gebracht gedurende de uren die ze daarna nog samen doorbrachten alvorens ze zich naar hun afzonderlijke kajuiten begaven.
Het schip vorderde gestadig. Ten slotte begon het geel daar buiten het Veld eerst in oranje, en daarna in vuurrood te veranderen, en gaven de instrumenten van de Lenin aan dat haar Veld heter was dan de fotosfeer die haar omringde. Zowel wetenschappers als bemanningsleden keken vol spanning naar de beeldschermen, en toen de eerste sterren zichtbaar werden tegen een roodzwarte achtergrond vierde iedereen dit heugelijke feit door erop te drinken. Zelfs de admiraal deed daaraan mee en zijn gezicht vertoonde een brede en logge grijns. Kort daarop kreeg de officier van de verbindingsdienst contact met een wachtende tanker. Ook lag er een kleine, zeer snelle koerierssloep te wachten, bemand door uitsluitend jonge mannen in een volmaakte lichaamsconditie. Kutuzov dicteerde zijn rapport en stuurde twee van zijn cadetten ermee weg, waarna de sloep er met een acceleratie van drie gees pijlsnel vandoor ging naar het Alderson-punt, vanwaar hij de Sprong zou maken naar het Nieuw-Caledoniëstelsel, om daar de tijding te gaan brengen van het eerste contact tussen de mensheid en een buitenaardse beschaving.
De tanker had post aan boord en nieuws van bijna een jaar. Er waren inmiddels nog meer opstanden geweest in de sector. Een voormalige kolonie had een bondgenootschap aangegaan met een stelsel van gewapende buitenwerelders en zich tegen het gezag van het Keizerrijk verzet. Nieuw-Chicago was bezet door het Leger, en hoewel de economie weer op gang was gebracht, was een groot deel van de bevolking verbolgen over de keizerlijke bevoogding. De inflatie van de kroon was onder controle. Hare Keizerlijke Majesteit had het leven geschonken aan een zoon, Alexander, zodat kroonprins Lysander thans niet langer de enige waarborg was voor de instandhouding van het huidige Keizerlijke geslacht. Ook dit diende gevierd te worden, en het feest nam zulke afmetingen aan dat Mikhailov zich genoodzaakt zag manschappen van de MacArthur te lenen om zijn schip mee te bemannen. De sloep keerde terug met nog meer via maserstralen uitgezonden berichten, die ze al vooruitzonden nog voordat ze zelfs maar in de buurt van de Lenin waren. In de Sectorhoofdstad was iedereen wild van enthousiasme, en de Onderkoning maakte plannen om de ambassadeurs van de Splinter een galaontvangst te bereiden. Minister van Oorlog Armstrong seinde een gematigd ‘bravo’ en wel duizend vragen. Er was ook een boodschap bij voor Rod Blaine. Hij kwam dit te weten toen hij naar Kutuzovs kajuit ontboden werd door de Marinier die de Admiraal tot ordonnans diende.
‘Nou, daar heb je het dan waarschijnlijk,’ zei Rod tegen Sally.’ “Plaats Blaine onder arrest, in afwachting van zijn dagvaarding door de krijgsraad.” ’
‘Zeg toch niet zulke dwaze dingen.’ Ze glimlachte hem bemoedigend toe. ‘Ik wacht hier tot je terugkomt.’
‘Als ze me tenminste nog ooit naar mijn kajuit terug laten gaan.’ Hij draaide zich om naar de Marinier. ‘Ga maar voor, Ivanov.’ Toen hij in de kajuit van de admiraal binnengelaten werd, wachtte hem een hele schok. Rod had een kaal vertrek verwacht, functioneel en koud; in plaats daarvan zag hij een verbijsterende verscheidenheid van kleuren, oosterse tapijten, wandkleden, de onvermijdelijke icoon en beeltenis van de Keizer; maar er was nog veel meer. Er stonden zelfs in leer gebonden boeken op een plank boven Kutuzovs schrijftafel. De admiraal maakte een uitnodigend gebaar in de richting van een van Sparta afkomstige, rozehouten stoel. ‘Wilt u thee?’ vroeg hij. ‘Nou — graag, meneer.’
‘Twee glazen thee, Keemun.’ De hofmeester schonk de thee uit een zilveren, in de vorm van een oude Russische samovar uitgevoerde thermosfles, en serveerde die in kristallen glazen.
‘Je kunt wel gaan. Kapitein Blaine, ik heb orders ontvangen met betrekking tot u.’
‘Ja, meneer,’ zei Rod. Hij had toch minstens even kunnen wachten totdat ik van mijn thee had kunnen genieten.
‘U gaat dit schip verlaten. Zodra sloep langszij komt gaat u aan boord voor terugkeer naar Nieuw-Caledonië onder maximum door scheepsarts goedgekeurde acceleratie.’
‘Jawel, meneer — hebben ze zó’n haast me voor een krijgsraad te slepen?’
Kutuzov keek verwonderd. ‘Krijgsraad? Dat geloof ik niet, kapitein. Zeker, er zal een formeel onderzoek ingesteld worden. Dat is volgens voorschriften. Maar het zou me verbazen als raad van onderzoek u in staat van beschuldiging zou stellen.’
Kutuzov draaide zich om naar zijn weelderig met houtsnijwerk versierde schrijftafel. Er lag een berichtenbandje op het glanzend gepolitoerde oppervlak. ‘Dit is voor u. Het is gekenmerkt “persoonlijk en dringend”, en zal ongetwijfeld alles verklaren.’ Rod nam het bandje aan en keek er nieuwsgierig naar. ‘Het is natuurlijk in speciale code voor bevelvoerende officieren,’ zei de admiraal. ‘Mijn secretaris zal u helpen, als u wilt.’
‘Dank u.’
De admiraal maakte gebruik van de intercom om een luitenant te ontbieden, die decoderingsbandjes in het codeapparaat liet glijden. Met een ratelend geluid begon de machine een dunne papierstrook voort te brengen.
‘Anders nog iets van uw dienst, admiraal?’ vroeg de luitenant. ‘Nee. Kapitein, ik laat u nu alleen, dan kunt u op uw gemak uw boodschap lezen. Goede morgen.’
Admiraal en luitenant verlieten de kajuit, terwijl het codeapparaat doorging met zijn gestotter. De papierstrook wurmde zich verder uit de ingewanden van de machine naar buiten. Rod scheurde haar af, en las met stijgende verbazing.
Op weg terug naar zijn kajuit las hij het bericht nog eens voor de tweede keer. Sally stond op toen hij binnenkwam. ‘Rod, zo raar heb ik nog nooit iemand zien kijken!’
‘Heb ’n brief gekregen,’ zei hij.
‘O — nieuws van thuis?’
‘Iets in die geest, ja.’
Ze glimlachte, maar haar stem klonk verwonderd. ‘Hoe gaat het met iedereen? Maakt je vader het,goed?’ Rod scheen erg nerveus en opgewonden, maar hij was te opgewekt om slecht nieuws ontvangen te kunnen hebben. Wat had hem dan zo van zijn stuk gebracht? Het was alsof hij een of andere opdracht uit te voeren had, iets wat hij graag wilde, maar waarvoor hij toch een beetje bang was —
‘Mijn familie maakt het uitstekend. En die van jou ook trouwens — maar dat zul je spoedig genoeg zelf te horen krijgen. Senator Fowler is namelijk op Nieuw-Schotland.’
Vol ongelovige verbazing keek ze hem aan. ‘Oom Ben is hierheen gekomen? Maar waarom?’
‘Hij zegt dat hij zich zorgen begon te maken over jou. Er was niemand om voor je te zorgen, en dus moest hij —’ Ze stak haar tong tegen hem uit en graaide naar het bericht. Ondanks de acceleratie van anderhalve gee zag Rod kans haar behendig te ontwijken.
‘Goed dan,’ zei hij. Hij lachte, maar het klonk geforceerd. ‘De Keizer heeft hem gestuurd. Als zijn persoonlijke afgevaardigde en om als voorzitter op te treden van een Keizerlijke Commissie die met de Splinters moet onderhandelen.’ Rod zweeg even. ‘En jij en ik zijn allebei tot lid van die Commissie benoemd.’
Eerst keek ze hem niet-begrijpend aan. Maar toen begon het langzaam tot haar door te dringen en zette ze grote ogen op. Dit was een professionele erkenning die alles te boven ging waarvan ze ooit had kunnen dromen.
‘Proficiat, gevolmachtigde,’ lachte Rod. Met beide handen greep hij haar bij haar middel en hield haar op armslengte van zich af. ‘En de Heer Voorzitter van Zijner Majesteits Buitengewone Commissie heeft me tevens gevraagd wanneer we gaan trouwen. Ik vind dat een redelijke vraag.’
‘Maar — ik — Rod — we —’ Ze hapte naar adem.
‘Bij God, ik heb kans gezien je sprakeloos te laten staan. Eindelijk weet je eens een keer niet wat je zeggen moet.’ Hij maakte van de gelegenheid gebruik om haar een zoen te geven. En toen nog een. Die nam heel wat tijd in beslag.
‘Het lijkt me beter dat ik die brief maar eens lees,’ zei ze, toen ze zich van elkaar losmaakten. ‘Als je zo goed zou willen zijn.’
‘Je hebt de vraag van je oom nog steeds niet beantwoord, en eerder krijg je die brief niet te lezen.’
‘Zijn vraag!’ Haar ogen schoten vuur. ‘Rod Blaine, als ik úberhaupt met iemand trouw — Iet wel, als — dan zal hij me dat zélf moeten vragen!’
‘Goed dan. Vrouwe Sandra Liddell Leonovna Bright Fowler, wil je met me trouwen?’ Zijn stem klonk nu niet schertsend meer, en hoewel hij probeerde te blijven grijnzen, lukte hem dat al evenmin. Hij keek als een jongetje van vier, dat op het punt staat voor het eerst bij het Kerstmannetje op schoot te gaan zitten. ‘Zodra we op Nieuw-Schotland terug zijn —’
‘Ja, natuurlijk wil ik met je trouwen — wat, op Nieuw-Schotland? Maar Rod, je vader zal verwachten dat we aan het Hof zullen trouwen. Al onze vrienden zijn op Sparta —’
‘Het lijkt me beter dat je eerst maar eens die boodschap leest, liefste. Het zou wel eens een poosje kunnen duren voordat we naar Sparta kunnen gaan.’ Hij overhandigde haar het bericht en ging op de leuning van de stoel zitten, waarin ze zich liet zakken. ‘Het staat allemaal in dit gedeelte.’ Hij wees het haar aan.
EERSTE REACTIE HIER ONZEKER OF ZE NU HELD OF SCHURK VAN JE MOETEN MAKEN STOP VERLIES VAN MACARTHUR BIJ ADMIRALITEIT NIET MET VREUGDE BEGROET STOP CRANSTON SPRONG UIT ZIJN VEL STOP ARMSTRONG ZEI AANHALINGSTEKENS HOE KAN IEMAND VERDOMME EEN SLAGKRUISER VERLIEZEN AANHALINGSTEKENS STOP
ALINEA RAPPORT KUTUZOV IN JOUW VOORDEEL STOP KUTUZOV NEEMT VOLLEDIGE VERANTWOORDING OP ZICH VOOR VERLIES STOP KUTUZOV BERICHT MOGELIJK DAT HOGERE KASTEN SPLINTERWEZENS MACARTHUR VAN ONGEDIERTE, HADDEN KUNNEN ZUIVEREN MAAR ZIJN BESLUIT RISICO DAT TECHNOLOGISCHE GEHEIMEN KEIZERRIJK IN GEVAAR GEBRACHT ZOUDEN WORDEN TE GROOT STOP KUTUZOV NOG STEEDS NIET ZEKER VAN OMVANG DREIGING VAN SPLINTERWEZENS MAAR ADVISEERT ADMIRALITEIT GROTE SLAGVLOOT TE VERZAMELEN STOP VOLGENS RAPPORT HORVATH SPLINTERWEZENS VRIENDSCHAPPELIJK GEZIND GEEN VLOOT NODIG EN SPLINTER WEZENS AANHALINGSTEKENS GROOTSTE BUITENKANSJE VAN HELE GESCHIEDENIS AANHALINGSTEKENS STOP PROBLEEM IN MIJN SCHOOT GEWORPEN STOP
‘En in die van ons,’ zei Rod. ‘Maar lees verder.’
ALINEA OP LAST VAN ONZE SOUVEREIN BEN IK THANS VOORZITTER BUITENGEWONE KEIZERLIJKE COMMISSIE VOOR ONDERHANDELINGEN MET BUITENAARDSE WEZENS STOP OP PERSOONLIJKE AANWIJZING VAN ZIJNE MAJESTEIT ZIJN RODERICK HEER BLAINE HAAKJE DAT BEN JIJ MAAR JE HAD HET BIJNA VERSPEELD DOOR JE SCHIP TE VERLIEZEN STOP MAAK DAAR GEEN GEWOONTE VAN HAAKJE EN VROUWE SANDRA BRIGHT BENOEMD TOT GEVOLMACHTIGDEN STOP COMMISSIE GENIET VOLLEDIGE BEVOEGDHEID OM IN NAAM VAN SOUVEREIN TE HANDELEN STOP GEVOLMACHTIGDEN DIENEN OP NIEUW-SCHOTLAND TE BLIJVEN TENZIJ RAADZAAM BUITENAARDSE AFGEVAARDIGDEN NAAR SPARTA TE BRENGEN STOP
ALINEA MOCHT COMMISSIE BESLUITEN DAT BUITENAARDSE WEZENS DREIGING OF POTENTIËLE DREIGING VOOR KEIZERRIJK BETEKENEN DAN ZAL COMMISSIE IN SAMENWERKING MET ONDERKONING TRANSKOLENZAK DIE MAATREGELEN TREFFEN DIE ONMIDDELLIJK NODIG GEACHT WORDEN STOP HEB JE NOG VOORSTELLEN VRAAGTEKEN ALINEA ROD TENZIJ DIE SPLINTERS SIMPELE BOERUN ZIJN EN DEZE VERKENNING HEEFT ME VAN TEGENDEEL OVERTUIGD ZULLEN JIJ EN SALLY NOG LANGE TIJD DAAR MOETEN BLIJVEN STOP NEEM AAN DAT JE VERSTAND NOG BIJ ELKAAR HEBT EN DUS VERLOOFD BENT MET SALLY STOP WANNEER IS BRUILOFT VRAAGTEKEN JE VADER STUURT ZIJN ZEGEN STOP IK OOK STOP MARKIES VERWACHT DAT JULLIE VOLGENDE KEER DAT HIJ JE ZIET GETROUWD ZULLEN ZIJN STOP ALS JE SOMS DENKT DAT MARKIES EN IK DIT BEKOKSTOOFD HEBBEN DAN HEB JE NOG NIETS MEEGEMAAKT STOP ZIJNE MAJESTEIT KEURT ONMIDDELLIJK HUWELIJK GOED STOP JE MOEDER EN KEIZERIN STUREN HUN ZEGEN STOP
‘Maar als ik nou eens nee zei?’ vroeg Sally op hoge toon. ‘Dat is het” arrogantste staaltje dat ik ooit heb meegemaakt!’
‘Maar je hébt geen nee gezegd. Je hebt ja gezegd.’ Hij boog zich voorover om haar een stevige zoen te geven.
Ze worstelde zich los en hij zag dat ze echt kwaad was. ‘Verdomme.’ Haar stem had ineens een heel diepe en duidelijke klank. ‘Verdomme. “Zijne Majesteit keurt goed” — God nog toe! Als ik je nu afwees zou het hoogverraad zijn!’
‘Ik heb het je anders wel degelijk daarvóór gevraagd,’ wees hij haar terecht. ‘En jij hebt erop geantwoord. Daarvóór.’
‘Heel listig. O, schei uit met me aan te kijken als een kleine schooljongen. Ja, ik wil echt met je trouwen. Maar het staat me bepaald niet aan op commando iets te moeten doen wat ik toch al uit eigen vrije beweging wilde doen.’
Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Jij bent er een lange tijd onder vandaan geweest. Ik nooit.’
‘Wat bedoel je?’
‘De verplichtingen die bij die titels van ons horen. Eerst was je onderweg om primitieve beschavingen te gaan bestuderen — je eigen vrije verkiezing. In plaats van mijn Wanderjahr ben ik naar de Academie gegaan. Toen raakte je in dat gevangenenkamp verzeild, maar zelfs in die afschuwelijke hel stond je niet onder enig gezag dat je respecteren kon.’ Hij koos zijn woorden met zorg. Sally zag rood van kwaadheid. ‘Daarna kwam je aan boord van de MacArthur. Als gast. Je stond toen onder mijn gezag, weet je nog? En je had zóveel respect voor dat feit —’
‘Nou góéd, ik ben als verstekeling meegegaan toen we die Gekke Gerrit-verkenner opbrachten. Je weet best waarom.’
‘Maar al te goed. Vervolgens kwamen we op Nieuw-Schotland, waar jij zo ongeveer de hoogste in rang was van de hele omgeving. Dat vond je best fijn, hè? En de weinige mensen die boven je stonden, hadden er geen belangstelling voor je ergens toe te dwingen. En toen op naar Splinter Alpha, en al die tijd heb je precies datgene gedaan wat je in je leven verlangde te doen. Je bent er een lange tijd onderuit geweest. En nu hebben ze je weer teruggestopt in je doos.’
‘Zo voelt het ook aan.’
Rod knipte met zijn vingers tegen het dunne vel papier in haar hand. ‘Arrogant als de hel. Inderdaad, ja. Ik vond het ook een beetje stuitend, maar ik heb het me niet zo aangetrokken als jij. Ik sta al een hele tijd onder iemands bevelen. Mijn hele leven al, feitelijk.’
‘Het is anders wel de eerste keer dat je het bevel gekregen hebt met iemand te trouwen, neem ik aan.’
‘Jawel. Maar hebben we iets van dien aard niet allebei zien aankomen? In politiek opzicht vanuit een standpunt van het Keizerrijk bekeken, is een huwelijk tussen ons een veel te gunstige verbintenis om zo’n kans voorbij te laten gaan. We krijgen al die privileges, die bezittingen, die titels, en nu wordt ons de rekening gepresenteerd. Stom geluk dat we van elkaar houden, want we hebben dit te danken aan —’
‘Aan wie?’ wilde ze weten.
Rod grinnikte; hij kon zich niet bedwingen. Het denkbeeld was onweerstaanbaar grappig. ‘Aan Kevin Renner. Het Keizerrijk bestaat met het doel het Kevin Renner gemakkelijker te maken voor toerist te spelen. We hebben dit aan Renner te danken, en we worden goed betaald voor dat privilege, en hij plukt er de vruchten van.’ Ze stond paf. ‘Denkt hij er werkelijk zo over? Mijn God, ja, dat doet hij inderdaad! Hij commandeerde me naar je kajuit te gaan!’
‘Wat? Wat heeft-ie gedaan?’
Ze giechelde. ‘Gewoon te gek. We zouden het hem eigenlijk op de man af moeten vragen, alleen om eens te kijken wat hij doet. Maar laat me dit eerst eens even uitlezen, Rod.’
ALINEA IK HEB CARTE BLANCHE OM ANDERE LEDEN VAN COMMISSIE TE BENOEMEN STOP REKEN OP JOUW HULP STOP IEDEREEN BINNEN AFSTAND VAN VIJFTIG PARSECS WENST ER DEEL VAN UIT TE MAKEN STOP GEZIEN DE VOLMACHTEN DIE ZIJNE MAJESTEIT ONS GEGEVEN HEEFT KAN IK HET ZE NIET KWALIJK NEMEN STOP JE EERSTE TAAK ZAL ZIJN MIJ TE HELPEN BIJ AANWIJZEN OVERIGE LEDEN VAN COMMISSIE STOP TWEEDE ZAL ZIJN RANGSCHIKKEN VAN BEWIJSMATERIAAL EN OPSTELLING GETUIGENLIJST STOP
ALINEA ADMIRAAL KUTUZOV HEEFT OPDRACHT JE AAN BOORD VAN KOERIERSSLOEP TE ZETTEN VOOR TERUGKEER NAAR NIEUW-SCHOTLAND MET MAXIMUM TOELAATBARE SNELHEID STOP BRENG SALLY MEE ALS HET JE GOEDDUNKT EN SCHEEPSARTS DIT GOEDKEURT STOP ADMIRAAL ZAL VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HORACE BURY OVERNEMEN STOP MAAK VOORT STOP GEEF SALLY ZOEN VAN ME STOP SPATIE SPATIE GROETEN BENJAMIN BRIGHT FOWLER KOMMA SENATOR HAAKJE VOORZITTER BUITENGEWONE KEIZERLIJKE COMMISSIE EN GEVOLMACHTIGDE VAN ZIJNE MAJESTEIT LEONIDAS IX HAAKJE SPATIE EINDE BERICHT XX
‘Mag ik mee met de koerierssloep?’ vroeg ze.
‘Dat mag je zelf beslissen. Je bent lichamelijk fit genoeg. Zou je het willen?’
‘Ja — er valt een heleboel te regelen voordat de Splinters daar aankomen — Mijn God, we moeten al die problemen met betrekking tot de Splinters oplossen, en dan is daar de bruiloft Rod, besef je wel wat ’n gebeurtenis een huwelijk tussen het Hof van Crucis en de erfgename van de familie Fowler voor zo’n provinciale hoofdstad zal zijn? Ik zal drie secretaresses nodig hebben, aan oom Ben zullen wc niets hebben, en we zullen een receptie voor de Splinters moeten organiseren, en — O, laat maar. Waar waren we ook alweer gebleven?’
Kutuzov en Mikhailov sloofden zich uit om het afscheidsdiner voor Rod en Sally tot een bijzondere gebeurtenis te maken. De koks van de Lenin zwoegden er een hele dag aan om een traditioneel Ekaterinees feestmaal te bereiden: dozijnen verschillende gangen, soepen, pasteien, gebraad, gevulde druivebladeren uit de hydroponische moestuin, sjisjkebab, kortom een eindeloze stroom gerechten; en tussen de gangen door dronken ze kleine glaasjes wodka. Het was onmogelijk gedurende de maaltijd te praten, want zodra ze met de ene gang klaar waren brachten de hofmeesters van de MacArthur de volgende alweer binnen, of voerden de Mariniers van de Lenin, om de spijsvertering even rust te gunnen, dansen uit die van de Russische steppen naar de heuvels van St.-Ekaterina overgebracht waren en al negenhonderd jaar lang in ere gehouden werden door fanatici als Kutuzov. Eindelijk vertrokken de muzikanten en haalden de hofmeesters de schalen en de borden weg, waarna de gasten thee kregen en nog meer wodka. De jongste cadet van de Lenin bracht een toast uit op de Keizer, waarna kapitein Mikhailov een toast uitbracht op de Tsarewitsj Alexander, terwijl de admiraal stralend toekeek. ‘Hij kan een aardige show opvoeren wanneer de angst hem geen parten speelt,’ fluisterde Renner Cargill toe. ‘Nooit gedacht dat ik ooit zo iets zou zeggen — Nou komt het. De Tsaar gaat zelf een toast uitbrengen. Op wie valt er nog te toasten?’
De admiraal stond op en hief zijn glas. ‘Ik wil nog een ogenblik wachten met mijn heildronk,’ zei hij met een dikke tong. Het was mogelijk dat de talloze glaasjes wodka hun uitwerking op hem begonnen te krijgen, maar niemand kon daar zeker van zijn. ‘Kapitein Blaine, wanneer wij elkaar volgende keer ontmoeten, zullen rollen omgedraaid zijn. Dan zult u mij moeten vertellen hoe met Splinters om te springen. Ik benijd u die opgave niet.’
‘Waarom zit Horvath eigenlijk zo zuur te kijken?’ fluisterde Cargill.
‘Hij kijkt alsof iemand ’n kikker in z’n kooi gestopt heeft.’
‘Jae. Is ’t nie mogelijk dat hij ’n zetel in gindse Commissie wil?’ vroeg Sinclair.
‘Ik durf wedden dat dat het is,’ deed Renner een duit in het zakje. ‘Ik zou er zelf ook niets op tegen hebben daar deel van uit te mogen maken.
‘Dat geldt voor iedereen hier,’ zei Cargill. ‘En hou nou je mond en luister.’
‘Er is nog méér waarmee wij Heer Blaine moeten feliciteren,’ hoorden ze Kutuzov zeggen, ‘en dat is waarom ik nog even met heildronk gewacht heb. Aalmoezenier Hardy heeft mededeling.’ David Hardy stond op. Er was een brede en vrolijke grijns op zijn gezicht. ‘Vrouwe Sandra heeft mij de eer verschaft, formeel aankondiging te mogen doen van haar verloving met Gevolmachtigde Heer Blaine,’ zei Hardy. ‘Privé heb ik hen al gefeliciteerd — laat ik thans ook de eerste zijn dit in het openbaar te doen.’
Iedereen begon door elkaar te praten, maar de admiraal legde hen het zwijgen op. ‘En nu mijn heildronk,’ zei Kutuzov. ‘Op de toekomstige Markiezin van Crucis.’
Blozend zat Sally daar, terwijl de anderen opstonden en hun glazen ophieven. Nu is het dus officieel, dacht ze. Ik zou er nu niet meer onderuit kunnen als ik dat zou willen — niet dat ik dat doe, maar het is nu allemaal zo onherroepelijk…
‘En ook op Mevrouw de Gevolmachtigde,’ voegde Kutuzov eraan toe. Opnieuw dronken ze allemaal. ‘En op Mijnheer de Gevolmachtigde. Een lang leven en vele kinderen. Moge u ons Keizerrijk beschermen, wanneer u straks met Splinters onderhandelt.’
‘Onze dank,’ zei Rod. ‘We zullen ons best doen, en ik ben de gelukkigste man ter wereld, dat spreekt vanzelf.’
‘Misschien wil Vrouwe Sandra wat zeggen,’ dronk Kutuzov aan.
Ze stond op, maar wist niets te bedenken. ‘Ik dank u allen,’ stamelde ze, en ging vlug weer zitten.
‘Alwéér sprakeloos?’ vroeg Rod ondeugend. ‘En dat nog wel met al die mensen om ons heen — ik heb een zeldzame kans voorbij laten gaan!’ Daarna verdween de formaliteit als sneeuw voor de zon. Allen verdrongen zich om hen heen.
‘Al het geluk dat u zich maar wensen kunt,’ zei Cargill, terwijl hij Rod krachtig de hand schudde. ‘En dat meen ik van harte, meneer. En het Keizerrijk had geen betere keuze kunnen doen voor de Commissie.’
‘Ge zult toch nie trrouwen voorrdat wij daarrginds arriveerr’n?’ vroeg Sinclair, ’t Zou nie éérrlijk zijn in mijn stad te trrouwen zonderr dat ik daarrbij ben.’
‘We weten nog niet precies wanneer,’ zei Sally tegen hem. ‘Maar in ieder geval niet voordat de Lenin aankomt. U bent natuurlijk allemaal uitgenodigd op de bruiloft.’ En dat geldt ook voor de Splinters, voegde ze er voor zichzelf aan toe. En ik vraag me af wat die ervan zullen denken?
Het gezelschap loste zich op in een kaleidoscoop van kleine groepjes, met Rod en Sally als middelpunt. Men liet de grote tafel van de salon in het dek wegzakken om voor meer ruimte te zorgen, terwijl de hofmeesters rondgingen met koffie en thee.
‘U staat mij natuurlijk wel toe dat ik u mijn felicitaties aanbied,’ zei Bury minzaam tegen hen. ‘En ik hoop dat u niet zult denken dat ik probeer u om te kopen, wanneer ik u een huwelijksgeschenk stuur.’
‘Hoe zou iemand zo iets kunnen denken?’ vroeg Sally op onschuldige toon. ‘Dank u wel, meneer Bury.’ Als haar eerste opmerking misschien een beetje dubbelzinnig geklonken had, dan werd dat toch tenietgedaan door haar warme glimlach. Sally was bepaald niet gecharmeerd van Bury’s reputatie, maar gedurende de tijd dat zij hem gekend had was hij in elk geval zeer hoffelijk en innemend geweest; kon hij die waanzinnige angst van hem voor Splinters maar te boven komen! Na een poosje slaagde Rod erin zich los te maken uit het midden van de groep. In een hoek van het vertrek vond hij dr. Horvath. ‘U hebt me de hele avond al ontweken, doctor,’ zei Rod op vriendelijke toon.
‘Ik zou graag willen weten waarom.’
Horvath probeerde te glimlachen, maar besefte dat het hem niet al te best afging. Zijn wenkbrauwen trokken zich een ogenblik samen, maar ontspanden zich weer toen hij een besluit nam. ‘Ik zie niet in waarom ik niet eerlijk tegen u zou zijn, Blaine. Ik wilde u niet mee hebben op deze expeditie. U weet waarom. Maar goed, uw meneer Renner heeft me ervan weten te overtuigen dat u destijds niet anders gehandeld zou kunnen hebben met die verkenner. We hebben zo onze verschillen van mening gehad, maar over het algemeen genomen kan ik niet anders dan mijn goedkeuring uitspreken over de manier waarop u het bevel gevoerd hebt. En gezien uw positie en uw ervaring was het onvermijdelijk dat men u een zetel in de Commissie zou geven.’
‘Ik had het anders niet verwacht,’ antwoordde Rod. ‘Maar achteraf en vanuit het standpunt van Sparta bekeken zult u wel gelijk hebben, ja. Is dat wat u ergert?’
‘Nee,’ zei Horvath oprecht. ‘Zoals ik al zei was het onvermijdelijk, en ik sta mezelf niet toe me te ergeren aan natuurwetten. Maar ik had zelf een zetel in die Commissie verwacht, Blaine. Ik was ten slotte de wetenschappelijke leider van deze expeditie. Ik heb moeten knokken voor ieder beetje informatie, dat we hebben weten te bemachtigen. Bij God, als ze twee zetels aan leden van de expeditie toekennen, dan heb ik daar één van verdiend.’
‘En Sally dus niet, vindt u,’ zei Rod koeltjes.
‘Ze heeft zich erg verdienstelijk gemaakt,’ zei Horvath. ‘En ze is charmant en pienter, en ik kan natuurlijk nauwelijks van u verwachten dat u daar objectief tegenover zult staan — maar zeg nu eens eerlijk, Blaine, stelt u haar bekwaamheid wérkelijk op één lijn met de mijne?’ De frons verdween van Rods gezicht. Hij grijnsde breed en moest bijna hardop lachen. Horvaths professionele naijver was noch komisch, noch zielig. Hij was alleen maar onvermijdelijk; even onvermijdelijk als zijn opvatting dat deze aanstelling betekende dat men zijn bekwaamheid als man van de wetenschap in twijfel trok. ‘U kunt gerust zijn, doctor,’ zei Rod. ‘Sally is al evenmin vanwege haar wetenschappelijke deskundigheid voor deze Commissie gekozen als ik dat ben. Het ging de Keizer hierbij niet om bekwaamheid, maar om het dienen van belangen.’ Bijna had hij ‘om trouw’ gezegd, en dat zou geen goede zet geweest zijn. ‘In zekere zin kunt u het feit, dat u niet onmiddellijk’ — hij legde de nadruk op dat woord — ‘gekozen bent, als een compliment beschouwen.’
Horvaths wenkbrauwen schoten omhoog. ‘Pardon?’
‘U bent een man van de wetenschap, doctor. Uw hele opleiding, en eigenlijk uw hele levensfilosofie berust op objectiviteit, nietwaar?’
‘Min of meer wel, ja,’ gaf Horvath toe. ‘Hoewel, sinds ik het laboratorium goedendag gezegd heb —’
‘Hebt u moeten vechten om budgets erdoor te krijgen, ja. Maar zelfs dan nog heeft u zich alleen maar met politiek bemoeid om gedaan te krijgen dat uw collega’s de dingen konden doen die u zelf gedaan zou hebben als u geen administratieve functie gehad had.’
‘Nou — ja, zo is het. Dank u. Slechts weinigen schijnen dat te beseffen.’
‘En bijgevolg zou u het probleem van de Splintertjes op dezelfde manier benaderen. Objectief. Zonder politieke overwegingen. Maar dat kon wel eens minder goed zijn voor het Keizerrijk. Niet dat het u aan trouw zou ontbreken, doctor, maar van Sally en mij wéét Zijne Majesteit dat het Keizerrijk voor ons op de eerste plaats komt. Wij zijn vanaf onze geboorte daarin geïndoctrineerd. Waar het om de belangen van het Keizerrijk gaat, zouden wij zelfs geen wetenschappelijke objectiviteit kunnen vóórwenden.’ En als dat zijn veren niet glad strijkt, kan hij naar de hel lopen.
Het had echter wel degelijk geholpen. Horvath was er nog steeds niet gelukkig mee, en het lag voor de hand dat hij zijn pogingen om een zetel in de Commissie te bemachtigen niet zou opgeven; maar hij glimlachte tenminste, en wenste Rod en Sally een gelukkig huwelijk. Rod excuseerde zich en ging terug naar Sally, met het gevoel iets bereikt te hebben.
‘Maar kunnen we de Splinters niet eens goedendag zeggen?’ hoorde hij haar pleiten. ‘Rod, kun jij hem niet vermurwen?’
Rod wierp de admiraal een machteloze blik toe.
‘Vrouwe,’ zei Kutuzov nadrukkelijk, ‘het spijt me, u te moeten teleurstellen. Wanneer Splinters op Nieuw-Schotland arriveren, zullen ze uw probleem zijn, en niet het mijne, en dan mag u mij vertellen hoe ik ze behandelen moet. Maar tot op dat tijdstip ben ik verantwoordelijk voor Splinters, en ik ben niet van plan af te wijken van gedragslijn die wij overeengekomen zijn voordat ze aan boord kwamen. Als u boodschap voor ze hebt, kan doctor Hardy die overbrengen.’ Wat zou hij doen als Rod en ik hem gelastten, ons bij hen toe te laten? dacht ze. In onze hoedanigheid van Gevolmachtigden? Maar dan krijgen we een scène, en Rod schijnt van mening te zijn dat de admiraal een nogal nuttig en bruikbaar iemand is. Trouwens, misschien zal Rod het niet eens willen doen, zelfs al vraag ik het hem. Niet drammen. ‘Het is nu ook weer niet zo, dat deze Splinters speciale vrienden van ons zijn,’ bracht Hardy haar in herinnering. ‘Ze hebben maar zó weinig contact met mensen gehad dat ik ze zélfs nauwelijks ken. Maar ik weet zeker dat daar verandering in zal komen als we eenmaal op Nieuw-Schotland zijn.’ Hardy glimlachte en bracht het gesprek op een ander onderwerp. ‘Ik vertrouw erop dat u uw belofte zult houden, en met het huwelijk zult wachten tot de Lenin arriveert.’
‘Maar ik sta er juist op dat ú ons trouwt,’ zei Sally vlug. ‘We zullen dus wel op u móéten wachten!’
‘Dank u.’ Hardy wilde nog iets zeggen, maar op dat moment kwam Kelley doelbewust door de salon op hen toegelopen en salueerde. ‘Kap’tein, ik heb uw spullen aan boord van de Hermes laten brengen en die van Vrouwe Sally ook, en er stond wél “met de meeste spoed” in die orders.’
‘Daar heb je mijn geweten,’ lachte Rod. ‘Maar hij heeft gelijk. Sally, we moesten ons maar gereed gaan maken.’ Hij kreunde. ‘Na dat diner zal het ’n zware opgave zijn een acceleratie van drie gees te doorstaan —’
‘Ik moet ook weg,’ zei Kutuzov. ‘Ik heb nog een aantal spoedberichten aan Hermes mee te geven.’ Hij grijnsde wat onbeholpen. ‘Vaarwel, vrouwe. En u ook, kapitein. Het ga u goed. U bent een goed officier geweest.’
‘Nou — dank u wel, meneer.’ Rod keek de salon rond, totdat hij Bury in het oog kreeg, die zich op dat moment aan de andere kant van het vertrek bevond. ‘Kelley, de Admiraal neemt de verantwoordelijkheid —’
‘Als u het goedvindt, blijft sergeant Kelley leiding houden over detachement Mariniers dat hem bewaakt,’ zei Kutuzov. ‘Vanzelfsprekend, meneer. Kelley, wees verdomd goed op je hoede zodra jullie op Nieuw-Schotland aankomen. Hij zou wel eens kunnen proberen te ontsnappen. Misschien ook niet; ik heb er geen idee van wat hem daar te wachten staat, maar de instructies laten aan duidelijkheid niets te wensen over: hij dient in hechtenis te blijven. Hij zal misschien proberen een van je mannen om te kopen —’ Kelley snoof. ‘Ik zou het niet proberen als ik hem was.’
‘Tja. Nou, tot ziens dan maar, Kelley. En pas op dat die Nabil je geen mes tussen de ribben steekt. Ik zal je straks weer nodig hebben op Nieuw-Schotland.’
‘Jawel, meneer. En weest u zelf ook maar voorzichtig, kap’tein. De Markies zal me vermoorden, als er iets met u gebeurt. Dat heeft hij me zelf gezegd, voordat we het Hof van Crucis verlieten.’ Kutuzov schraapte luid zijn keel. ‘Onze gasten moeten thans onmiddellijk vertrekken,’ kondigde hij aan. ‘Met onze laatste gelukwensen.’ Begeleid door een koor van vaarwels verlieten Rod en Sally de salon. Sommige van die afscheidskreten klonken overdreven luidruchtig. Het feest zou kennelijk nog een hele tijd doorgaan.
De koerierssloep Hermes was maar een klein vaartuig. Haar woonruimte was niet veel groter dan die van de grote sloep van de MacArthur, hoewel ze over het geheel genomen veel groter was. Achter het leefgedeelte bestond ze uit brandstoftanks en motoren, en verder niet veel meer dan een aantal kruip-door-sluip-door-gangetjes ten behoeve van reparatiewerkzaamheden en inspecties. Nauwelijks waren ze aan boord of ze vertrokken al.
Je kon niet veel doen aan boord van zo’n klein schip, en de zware acceleratie maakte het werken trouwens toch zo goed als onmogelijk. De onderofficier van de Medische Dienst onderzocht zijn passagiers om de acht uur om zich ervan te vergewissen dat ze die drie gees van de Hermes verdragen konden, en hechtte zijn goedkeuring aan Rods verzoek de reis sneller te doen verlopen door de acceleratie op te voeren tot drie en een halve gee. Onder dat gewicht was het beste wat je kon doen, zoveel mogelijk te slapen en de geestelijke activiteiten tot het voeren van een lichte conversatie te beperken.
Toen ze het Alderson-punt bereikten, hing Murchesons Oog reusachtig groot achter hen. Een ogenblik later was het Oog nog slechts een helderrode ster tegen de achtergrond van de Kolenzak, met een klein geel spikkeltje erin.
Zodra de Hermes in een baan rond Nieuw-Schotland gekomen was, werden ze met spoed aan boord van een landingsvaartuigje gebracht. Sally had maar nauwelijks tijd om afscheid te nemen van de bemanning van de sloep, en toen werden ze vastgegespt.
‘BEZOEKERS VAN BOORD, PASSAGIERS GEREED VOOR LANDING.’
Er klonken een paar holle, dreunende geluiden toen de luchtsluizen gesloten werden. ‘Klaar, meneer?’ riep de piloot naar achteren.
‘Jawel —’
De raketmotoren sloegen aan. Het was bepaald geen soepele landing; daarvoor had de piloot te veel haast. Ze vielen omlaag door de atmosfeer, en vlak onder hen zagen ze de steile rotswanden en de spuitende geysers van Nieuw-Schotland. Toen ze bij de stad kwamen was hun snelheid nog altijd veel te groot, en zag de piloot zich genoodzaakt er tweemaal omheen te cirkelen; daarna zakte het vaartuig langzaam omlaag, bleef even in de lucht hangen, en kwam toen neer op de landingsplaats op het het dak van de Admiraliteit.
Daar is oom Ben!’ riep Sally. Ze rende naar voren en wierp zich in zijn armen.
Henjamin Bright Fowler was tachtig standaardjaren oud, en dat was hem ook aan te zien; vroeger, toen er nog geen regeneratie-therapie bestond, zou men geschat hebben dat hij vijftig was en zich in intellectueel opzicht in zijn bloeitijd bevond. Wat dit laatste betreft zouden ze het bij het rechte eind gehad hebben.
Hij was een meter vierenzeventig lang en woog negentig kilo: een gezette man met een klein postuur, bijna kaal, met een kransje grijzend donker haar rond een glimmende schedel. Behalve in het allerkoudste weer droeg hij nooit een hoed, en doorgaans vergat hij die zelfs dan. Senator Fowler was nogal opvallend gekleed in een flodderige broek, ilie neerhing boven een paar glimmend gepoetste, zachtleren laarzen. Het bovenste deel van zijn lichaam was gehuld in een tot op kniehoogte vallende en erg verfomfaaide kameelharen jas. Zijn kleren waren erg duur, maar werden nooit behoorlijk onderhouden. Zijn dromerige ogen, die de neiging hadden te tranen, en zijn slordige verschijning maakten hem niet tot een bijster imposante figuur, en zijn politieke vijanden hadden meer dan eens de vergissing begaan zijn bekwaamheden naar zijn uiterlijk te beoordelen.
Hij drukte Sally plat in een soort berenomhelzing, terwijl zij hem op het voorhoofd zoende. Sally was langer dan haar oom, en ze voelde de verleiding in zich opkomen hem bovenop zijn kale kruin te zoenen, maar ze wist wel beter. Benjamin Fowler mocht dan zijn uiterlijk verwaarlozen en kwaad worden als iemand hem daarop wees, maar in feite was zijn kaalheid een beetje een teer punt bij hem. Toch weigerde hij hardnekkig er door kosmetische chirurgen iets aan le laten doen. ‘Oom Ben, wat ben ik blij u te zien!’ Sally maakte zich los uit zijn greep, voordat hij haar een gekneusde rib bezorgen kon. Toen zei ze met geveinsde boosheid: ‘U hebt u weer eens met de indeling van mijn leven bemoeid! Wist u soms, dat dat radiogram ten gevolge zou hebben dat Rod me ten huwelijk vroeg?’
Senator Fowler keek verwonderd. ‘Wil je daarmee zeggen dat hij dat nog niet gedaan had?’ Hij deed net alsof hij Rod met microscopische zorgvuldigheid bekeek. ‘Hij ziet er anders normaal genoeg uit. Moet aan inwendige kwetsuren te wijten zijn. Hoe maak je het, Rod? Je ziet er goed uit, jongen.’ Hij klemde Rods hand in de zijne. Zijn greep had voldoende kracht om pijn te doen. Met zijn linkerhand trok Fowler zijn zakcomputer van onder de slordige plooien van zijn dikke jas te voorschijn. ‘Sorry dat ik jullie opjaag, kinderen, maar we zijn al laat. Vooruit, kom mee —’ Hij draaide zich om en draafde naar de lift, zodat er voor hen niets anders op zat dan hem te volgen. Ze gingen twaalf verdiepingen omlaag en Fowler ging hen voor door een doolhof van gangen. Voor een deur stonden Mariniers op wacht. ‘Naar binnen, hier naar binnen,’ spoorde de Senator hem aan. ‘Je kunt al die admiraals en kapiteins niet op je laten wachten. Vooruit, Rod, schiet op!’
De Mariniers salueerden en Rod groette afwezig terug. Hij ging naar binnen en keek verbijsterd om zich heen: een groot vertrek met een donkere houten lambrizering en een enorme marmeren tafel over de hele breedte. Achter die tafel zaten vijf Kapiteins en twee Admiraals. Aan een kleinere schrijftafel zat een Officier van de Juridische Diensl en verder waren er nog een stenograaf en een paar klerken. Zodra Rod binnentrad sprak een dreunende stem, ‘Deze Raad van Onderzoek is thans in zitting. Treed naar voren om de eed af te leggen, en geef uw naam.’
‘Uh?’
‘Uw naam, kapitein,’ snauwde de Admiraal die in het midden zat. Rod kende hem niet; hij kende slechts de helft van de officieren die zich in het vertrek bevonden. ‘U wéét uw naam toch wel, neem ik aan?’
‘Jawel, meneer — eh, admiraal, men had mij niet verteld dat ik regelrecht voor een Raad van Onderzoek gebracht zou worden.’
‘Dan weet u het nu. En geeft u nu alstublieft uw naam.’ ‘Roderick Harold, Heer Blaine, Kapitein bij de Keizerlijke Ruimte-Marine; voormalig gezagvoerder van ZMRS MacArthur.’
‘Dank u.’
Ze vuurden vragen op hem af. ‘Kapitein, wanneer bemerkte u voor het eerst dat de buitenaardse miniatuurwezens het vermogen bezaten gereedschappen te hanteren en nuttige werkzaamheden te verrichten?’
‘Kapitein, beschrijft u alstublieft de procedure, die u voor het steriliseren van het schip gevolgd heeft.’
‘Kapitein, hebben de buitenaardse wezens die zich buiten het schip bevonden er naar uw mening ooit van geweten dat er miniatuurwezens vrij ronddwaalden door uw schip?’ Hij beantwoordde hun vragen zo goed hij kon. Af en toe gebeurde het dat een officier een vraag stelde, om daarop van een ander te horen te krijgen, ‘Dat staat in het rapport, verdomme. Heb je dan niet naar die bandjes geluisterd?’
Het onderzoek werd bliksemsnel afgehandeld. Plotseling was het achter de rug. ‘U mag u nu wel even terugtrekken, kapitein,’ zei de presiderende Admiraal.
Sally en senator Fowler stonden in de gang te wachten. Ze waren in gezelschap van een jonge, in Schotse nationale dracht geklede vrouw, die een zakelijk uitziende aktentas bij zich had.
‘Dit is juffrouw McPherson. Mijn nieuwe privé-secretaresse,’ stelde Sally haar aan hem voor.
‘Het doet me zeer veel genoegen, met u kennis te maken, heer. Vrouwe, ik moest nu maar eens —’
‘Natuurlijk. Gaat u maar.’ McPherson vertrok met een getik van hoge hakken op het marmer van de vloer. Haar kwieke manier van lopen was prettig om naar te kijken. ‘Rod,’ zei Sally. ‘Rod, weet je hoeveel féésten er zijn waar we absoluut naartoe zullen moeten?’
‘Feesten! Grote God, vrouw, ze zitten daar binnen over mijn lot te beslissen, en jij praat over —’
‘Onzin,’ zei senator Fowler kortaf. ‘Daarover is al weken geleden beslist. Toen Merrill, Cranston, Armstrong en ik naar Kutuzovs rapport geluisterd hadden. Daar zat ik, met je benoeming door Zijne Majesteit in mijn zak, en jij had het bestaan je schip te verliezen! Het is een geluk dat je admiraal een eerlijke kerel is, jongen, ’n Verdomd groot geluk, mag ik wel zeggen.’
De deur ging open. ‘Kapitein Blaine?’ riep een klerk. Hij ging weer naar binnen, en moest voor de tafel komen staan. De Admiraal nam een vel papier ter hand en schraapte zijn keel. Unanieme bevindingen van een speciale Raad van Onderzoek, bijeengeroepen om een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden rond het verlies van Zijner Keizerlijke Majesteits slagkruiser der Generaalsklasse MacArthur. Ten eerste. Deze Raad concludeert dat voornoemd vaartuig verloren gegaan is ten gevolge van de per ongeluk ontstane omstandigheid, dat het onveilig gemaakt werd door erin binnengedrongen buitenaardse levensvormen, en dat het terecht vernietigd werd om besmetting van andere vaartuigen te voorkomen. Ten Tweede. Deze Raad spreekt haar gezagvoerder, kapitein Roderick Blaine, krm, eervol vrij van nalatigheid. Ten derde. Deze Raad draagt de overlevende officieren van de MacArthur op, een gedetailleerd overzicht op te stellen van te volgen procedures waardoor dergelijke verliezen in de toekomst vermeden kunnen worden. Ten vierde. Deze Raad neemt nota van het feit dat het doorzoeken en steriliseren van de MacArthur belemmerd werd door de aanwezigheid van een groot aantal burgerlijke wetenschapsmensen en aan hen toebehorende uitrustingen aan boord, en dat minister Anthony Horvath, de wetenschappelijke leider, tegen het steriliseren van het schip protesteerde en zich uitsprak voor een zo min mogelijk verstoren van de experimenten waarmee genoemde burgers zich bezighielden. Ten vijfde. Deze Raad neemt in aanmerking dat kapitein Blaine voortvarender zou zijn opgetreden bij het doorzoeken van zijn schip, indien hij niet met de onder punt vier genoemde moeilijkheden te kampen zou hebben gehad; en deze Raad acht een berisping aan het adres van haar gezagvoerder derhalve niet op zijn plaats. Gelet op de eenstemmigheid van deze bevindingen is deze Raad hierbij ontbonden. U kunt gaan, kapitein.’
‘Dank u, meneer.’
‘Laat maar zitten. Dat was een mooie rotzooi, Blaine. Dat weet je zeker wel, hè?’
‘Jawel, meneer.’ Mijn God, hoe vaak heb ik dat ook al niet bedacht? ‘Maar ik betwijfel of er wel iemand bij de Marine is, die het er beter afgebracht zou hebben. Dat schip moet een gekkenhuis geweest zijn met al die burgers aan boord. Ja, goed, senator, u mag hem meenemen. In Kamer 675 hebben ze alles al klaarliggen.’
‘Mooi zo. Bedankt, admiraal.’ Fowler duwde Blaine de verhoorzaal uit en de gang door naar de lift, die al door een onderofficier voor hen opengehouden werd.
‘Waar gaan we nu weer naartoe?’ wilde Rod weten. ‘Zesvijfenzeventig? Maar dat is de Afdeling Pensioenen!’
‘Natuurlijk,’ zei de senator. Ze stapten in de lift. ‘Je dacht toch zeker niet dat je bij de Marine kon blijven en tegelijk zitting hebben in die Commissie, is ’t wel? Dat is de reden waarom we haast hadden met die Raad van Onderzoek. Eerst moest die een officiële uitspraak gedaan hebben en moest daarvan aantekening gemaakt zijn in je staat van dienst, voordat je met pensioen kon gaan.’
‘Maar senator —’
‘Ben. Noem me maar Ben.’
‘Jawel, meneer. Eh, Ben. Maar ik wil helemaal geen ontslag nemen! De Marine is mijn carrière —’
‘Nu niet meer.’ De lift hield stil, en Fowler duwde Rod naar buiten. ‘Je had haar uiteindelijk tóch vaarwel moeten zeggen. Daarvoor ben je van een veel te belangrijke familie. We kunnen nu eenmaal niet toestaan dat edellieden hun regeringsplichten verwaarlozen en hun hele leven in die schepen blijven rondjagen. Je wist immers dat je vroeg met pensioen zou moeten gaan.’
‘Zeker, meneer. Sinds de dood van mijn broers heeft daar nooit enige twijfel over bestaan. Maar nu nog niet! Hoor eens, kunnen ze me niet zolang met verlof sturen?’
‘Gebruik je verstand. Dat Splintervraagstuk zal ons nog lange tijd bezighouden. En Sparta is te ver weg om er zich mee bezig te kunnen houden. Hier. We zijn er.’ Fowler troonde hem mee naar binnen. De papieren voor zijn ontslag lagen al klaar. Roderick Harold, Heer Blaine: te bevorderen tot Schout-bij-nacht, en op de non-actieve lijst te plaatsen op last van Zijne Keizerlijke Majesteit. ‘Naar welk adres dienen we uw pensioen te zenden, meneer?’
‘Pardon?’
‘U heeft recht op pensioen. Waar had u het naartoe gezonden willen hebben, heer?’ Voor de onderofficier-schrijver was Rod reeds teruggekeerd tot de burgermaatschappij.
‘Kan ik het schenken aan het Ondersteuningsfonds van de Marine?’
‘Jazeker, meneer.’
‘Doe dat dan.’
De schrijver maakte haastig een aantekening. ‘Als u nu nog even hier wilt ondertekenen, heer.’
De pen voelde koud aan in zijn hand. Rod nam hem met tegenzin aan. ‘Vooruit, schiet nou op, er liggen wel een dozijn afspraken te wachten,’ drong senator Fowler aan. ‘Voor jou zowel als voor Sally. Vooruit nou, jongen, teken!’
‘Ja, meneer.’ Het heeft geen zin, het nog langer uit te stellen. Er valt niet over te twisten. Als de Keizer me in hoogst eigen persoon tot lid van die verdomde Commissie benoemd heeft — Hij plaatste snel zijn handtekening en daarna zijn duimafdruk op de papieren.
Een taxi vervoerde hen met bekwame spoed door de nauwe straten van Nieuw-Schotland. Er was veel verkeer en de taxi had geen officiële vlaggetjes om hen ruim baan te verschaffen. Voor Rod was het een onwennige gewaarwording zich op deze manier te verplaatsen; hij had doorgaans de beschikking gehad over vliegtuigjes van de Marine, die hem van het ene dak naar het andere brachten, en de laatste keer dat hij in Nieuw-Schotland geweest was had hij zelfs zijn eigen landingssloep met bemanning gehad, die op hem wachtte. Maar dat was nu voorgoed voorbij, voorgoed voorbij.
‘Ik zal me een vliegtuig moeten aanschaffen, en een piloot op de kop moeten zien te tikken,’ zei Rod. ‘Ik neem aan dat een Gevolmachtigde recht heeft op een vergunning voor eigen luchttransport?’
‘Vanzelfsprekend. Je hebt recht op alles wat je maar hebben wilt,’ zei senator Fowler. ‘Er is aan zo’n benoeming zelfs een titulaire rang van baron verbonden; niet dat jij dat nodig hebt, maar wel is het een van de redenen waarom ons gezelschap zo gezocht is de laatste tijd.’
’ Hoeveel Gevolmachtigden komen er eigenlijk?’
‘Ook op dat punt heb ik vrijheid van handelen. We moeten er niet te veel benoemen; dat lijkt me minder wenselijk.’ De taxi maakte een zwaai toen de chauffeur bijna een voetganger overreed. Fowler raadpleegde zijn zakcomputer. ‘We zijn alwéér laat. Afspraak op het Paleis. Hij logeert daar, dat spreekt vanzelf. De bediendenverblijven zullen wel aardig propvol zitten, maar voor de jouwe zullen we ook nog wel een plaatsje weten te vinden — heb je al iemand, of zal ik mijn secretaris opdracht geven er eentje voor je te vinden?’
‘Kelley is nog aan boord van de Lenin. Ik denk wel dat hij bij me zal willen blijven.’ En daarmee verliest de Marine alwéér ’n goeie kracht, dacht hij.
‘Kélley? Hoe maakt die ouwe schooier het?’
‘Hij maakt het uitstekend.’
‘Blij dat te horen. Je vader heeft me nog verzocht naar hem te informeren, bedenk ik me daar opeens. Weet je dat die ouwe Marinier net zo oud is als ik? Ik kan me herinneren hem al in uniform gezien te hebben toen jouw vader nog pas ’n Luitenant was, en dat is al verdómd lang geleden.’
‘Waar is Sally eigenlijk gebleven?’ Toen Rod uit kamer 675 gekomen was, had ze daar niet meer gestaan. Hij had dat allang best gevonden; met die dikke bundel ontslagpapieren in zijn tuniek was hij niet in de stemming geweest om te praten.
‘Die is gaan winkelen om kleren te kopen natuurlijk. Dat zul jij niet hoeven te doen. Een van mijn mensen heeft je maten opgezocht in je dossier bij de Marine en voor een paar kostuums voor je gezorgd. Ze liggen al op je te wachten in het Paleis.’
‘Ben — je zet er nogal haast achter, Ben,’ zei Rod voorzichtig.
‘Moet ik wel. Tegen de tijd dat de Lenin arriveert moeten wc een aantal antwoorden klaar hebben. Ondertussen dien jij de politieke situatie hier te bestuderen. Dat houdt allemaal verband met elkaar. Het KOM wil handelsbetrekkingen, liever vandaag dan morgen. De Liga voor Menselijkheid wil een cultureel uitwisselingsprogramma, idem dito. Armstrong wenst zijn vloot tegen de buitenwerelders te laten optreden, maar maakt zich zorgen over het eventuele gevaar van de Splinters. Dat probleem dient eerst opgelost te worden wil Merrill door kunnen gaan met de herovering van de Trans-Kolenzak. De effectenbeurzen zijn overal onzeker en schrikachtig, van hier tot en met Sparta — men vraagt zich af wat voor uitwerking de technologie van de Splinters op de economie zal hebben? Welke hoog genoteerde bedrijven zullen erdoor geruïneerd worden? En wie zal er rijk door worden? En de oplossing van al die dekselse vraagstukken ligt in onze handen, jongen. Wij zijn het, die de gedragslijnen moeten bepalen. ‘Oef.’ De volle betekenis daarvan begon nu pas tot hem door te dringen. ‘En Sally dan? En de rest van de Commissie?’
‘Doe niet zo dom. Jij en ik zijn de Commissie. En Sally zal doen wat nodig is.’
‘Wat u van haar verlangt, bedoelt u. Ik zou daar maar niet al te zeker van zijn, als ik u was — ze heeft een eigen willetje.’
‘Zou ik dat niet weten, denk je? Ik heb lang genoeg met haar onder één dak gewoond om ervan mee te kunnen praten. Verrek, jij bent zelf ook eigenzinnig. Ik verwacht niet jou de wet te zullen kunnen voorschrijven.’
Daar ben je tot nu toe anders aardig mee bezig geweest, dacht Rod. ‘Dat van die Commissie kun je toch zeker wel raden, nietwaar?’ vroeg Ben op de man af. ‘Het Parlement maakt zich de laatste tijd nogal druk over de Keizerlijke onschendbaarheid. Nou, als er iéts onder die onschendbaarheid valt, dan is het wel het nemen van beslissingen inzake defensie tegen buitenaardse wezens. Maar als die vredelievend blijken te zijn, dan wil het Parlement wat te zeggen hebben over de handelsafspraken. De Keizer peinst er niet over het Splintervraagstuk in handen van de regering te leggen, zolang we nog niet zeker weten wat we tegenover ons hebben. Maar vanuit Sparta kan hij er geen toezicht op houden. En ook kan hij niet zelf hierheen komen — tjonge, zou me dat even ’n problemen geven in de Hoofdstad. Het Parlement zou hem niet kunnen verhinderen de boel aan kroonprins Lysander over te dragen, maar die jongen is nog te jong. Dus hij zat op ’n dood punt. Het persoonlijke gezag van Zijne Majesteit is één ding, maar het benoemen van vertegenwoordigers met Keizerlijke bevoegdheden is een heel ander verhaal. Verrek, zelf wens ik óók dat de Keizerlijke macht in handen van niemand anders berust dan in die van de Keizerlijke Familie zelf. Eén man, één familie, zal nooit te veel persoonlijke macht kunnen uitoefenen, hoeveel macht ze in theorie ook mogen hebben, maar als je hun toestaat vertegenwoordigers te benoemen, wordt dat een heel andere kwestie.’
‘En wat denkt u van Merrill? Het is ten slotte zijn sector.’
‘Wat ik van hem denk? Voor hem gelden dezelfde bezwaren als voor alle anderen. Meer nog, zelfs. De taak van een Onderkoning is tamelijk nauwkeurig omschreven. De handelwijze ten opzichte van buitenaardse wezens niet. Nu is Merrill niet iemand wie de macht naar het hoofd zou stijgen, en die proberen zou hier een eigen Keizerrijkje te stichten, maar één ding leert de geschiedenis ons verdomd duidelijk, en dat is dat je daarvoor op moet passen. En dus was een Commissie de enige mogelijkheid, want het Parlement voelt er niets voor één enkele man zoveel macht te geven, zelfs mij niet. Ze hebben me voorzitter gemaakt, omdat ik de nodige stemmen achter me heb staan. En ze hebben m’n nichtje benoemd — mijn broer was nog populairder dan ik, ze vonden dat er een vrouw in de Commissie hoorde te zitten, en daar hadden we Sally, die net op de Splinterplaneet was geweest. Prachtig. Maar ik kan hier niet te lang blijven, Rod. Toch zal iemand dat moeten. En dat ben jij.’
‘Dat zag ik al aankomen. Waarom ik?’
‘Jij was de aangewezen persoon daarvoor. Ten eerste had ik toch al de steun van je ouwe heer nodig om goedkeuring voor die Commissie te krijgen. Ten tweede is de Markies momenteel nogal populair, want hij heeft goed werk geleverd door zijn sector te consolideren, en hij heeft een goed oorlogsverleden. En ten derde behoren jullie zelf zowat tot de Keizerlijke Familie. Jij komt in aanmerking voor de Troon —’
‘Ik sta zo ongeveer op de achtentwintigste plaats. Het zoontje van mijn zuster heeft betere aanspraken dan ik.’
‘Kan zijn, maar op die manier blijven de voorrechten dicht bij huis, daar gaat het om. Je geniet het vertrouwen van de adel. De baronnen zijn op je vader gesteld. Het gewone volk ook, en niemand zal denken dat jij hier koninkje wilt gaan spelen, want dan zou je het Hof van Crucis verliezen. Dus het probleem is nu een paar plaatselijke stromannen te vinden die er wel wat voor voelen tot baron verheven te worden, en die achter jou zullen staan wanneer ik straks weer vertrokken ben. Voordat je ooit naar huis kunt gaan zul je een plaatsvervanger moeten zien te vinden, maar dat speel je wel klaar. Ik heb het ook klaargespeeld.’ Fowler glimlachte voldaan.
Het Paleis doemde voor hen op. Bij de ingang stonden wachtposten in kilts en ceremoniële uniformen, maar de officier die hun geloofsbrieven met zijn lijst van verwachte bezoekers vergeleek alvorens hen de hekken binnen te laten, was een Marinier.
‘We zullen ons moeten haasten,’ zei senator Fowler terwijl ze langs de cirkelvormige oprit naar het uit vuurrode en gele stoeptreden bestaande bordes reden. ‘Rod, als die Splinters een gevaar voor ons blijken te zijn, zou jij dan in staat zijn Kutuzov eropaf te sturen met een slag-vloot?’
‘Hoe bedoelt u, meneer?’
‘Je hebt me best verstaan. Wat valt er te grijnzen?’
‘Een zelfde gesprek heb ik destijds eens met een van mijn officieren gehad voordat ik hem naar Splinter Alpha liet gaan. Alleen bevond ik me toen in uw plaats. Jawel, meneer. Ik zou het niet graag doen, maar ik zou er wel degelijk toe in staat zijn. En ik kan u daar zo snel antwoord op geven omdat ik dat onderweg al voor mezelf uitgemaakt heb, want anders had ik u moeten vertellen met uw Commissie naar de duivel te lopen.’ Hij zweeg een ogenblik. ‘Maar Sally zou het niét kunnen.’
‘Zou ik ook niet van haar verwachten. Maar ze zou er zich ook niet tegen verzetten. Nee, hetzelfde bewijsmateriaal dat jou of mij ertoe brengen zou iets dergelijks te gelasten, zou haar ertoe bewegen zich uit de Commissie terug te trekken. Moet je horen, ik heb die rapporten bestudeerd tot ik er doof en blind van werd, en ik kan niet veel vinden dat niet in de haak is — op een paar dingen na. Dat verhaal over die cadetten van je, bijvoorbeeld. Ik heb er moeite mee dat te slikken.’
‘Ik ook —’
De taxi hield stil voor het bordes van het Paleis en de chauffeur opende de portieren voor hen. Rod zocht in zijn zak naar bankbiljetten om de man te betalen, en het slot van het liedje was dat hij hem een veel te grote fooi gaf omdat hij niet gewend was van taxi’s gebruik te maken.
‘Wenst u verder nog iets te gebruiken, heer?’ vroeg de kelner. Rod wierp een blik op zijn zakcomputer. ‘Nee, dank je. Zo meteen komen we nog te laat, Sally.’ Toch maakte hij geen aanstalten om op te staan. ‘Angus — breng toch maar koffie. Met cognac.’
‘Zeker, heer.’
‘Rod, we komen straks wérkelijk te laat.’ Maar Sally bleef ook zitten. Ze keken elkaar aan en lachten. ‘Hoe lang is het alweer geleden dat we voor het laatst samen hebben kunnen lunchen?’ vroeg ze. ‘Een week? Twee weken? Ik kan het me niet herinneren. Sally, ik heb het nog nooit van m’n leven zo druk gehad. Op dit moment zou ik een uitgebreide vlootactie als een verademing beschouwen.’ Hij trok een zuur gezicht. ‘Alweer naar zo’n feest vanavond. Bij baronesse Riordan. Móéten we daar beslist naartoe?’
‘Oom Ben zegt dat baron Riordan erg veel invloed heeft op Nieuw-Ierland, en dat we daar straks misschien wel wat steun zullen kunnen gebruiken.’
‘Dan zullen we er wel heen moeten, neem ik aan.’ Angus kwam terug met de koffie. Rod proefde ervan en slaakte een zucht van genot. ‘Angus, dat is de beste koffie met cognac die ik ooit geproefd heb. Je kwaliteit is er de afgelopen week beslist op vooruit gegaan.’
‘Ja, heer. Hij is speciaal voor u gereserveerd.’
‘Voor mij? Sally, is dit soms jouw — ?’
‘Nee.’ Ze keek al even verbaasd als hij. ‘Waar heb je hem vandaan, Angus?’
‘De koffie is door een koopvaardijkapitein persoonlijk aan de deur van het Paleis afgeleverd, vrouwe. Hij zei erbij dat het voor Heer Blaine bestemd was. De chef heeft ervan geproefd en gezegd dat hij geschikt was om aan u geserveerd te worden.’
‘Dat is het zeker,’ beaamde Rod volmondig. ‘Wie was die kapitein?’
‘Ik zal voor u informeren, heer.’
‘Een of andere baantjesjager zeker,’ zei Rod nadenkend, nadat de kelner weer verdwenen was. ‘Hoewel je toch zou denken, dat hij het mij dan zou hebben laten weten —’ Hij keek weer op zijn computer. ‘We hebben niet veel tijd meer, vrees ik. We kunnen de Onderkoning niet de hele middag laten wachten.’
‘Wat mij betreft kunnen we dat net zo goed wél doen. Jij en oom Ben zijn het tóch niet eens met mijn voorstel, en —’
‘Bewaar dat nou maar voor de bespreking, lieveling.’ De onderkoning verlangde dat de Commissie onmiddellijk een besluit zou nemen met betrekking tot het probleem van de Splinters. En hij was er slechts een uit velen. Minister van Oorlog Armstrong wenste de grootte te weten van de slagvloot die ervoor nodig zou zijn om de Splintertjes te ontwapenen — om op alles voorbereid te zijn, zei hij, en opdat de Afdeling Oorlogsplannen van admiraal Cranston alvast aan de slag zou kunnen gaan.
Het Keizerlijk Genootschap van Handelslieden stond erop dat alle door Bury vergaarde informatie over handelsmogelijkheden ter beschikking van alle leden gesteld diende te worden. De Hogepriester van de Kerk van Hem verlangde bewijzen om te kunnen aantonen dat de Splinters engelen waren. Een afgescheiden factie van de Hemmisten was ervan overtuigd dat het duivels waren, en dat het Keizerrijk die informatie verzweeg. Kardinaal Randolph van de Keizerlijke Kerk wenste dat opnamen van het leven van de Splinters via de tri-vee uitgezonden zouden worden, om voor eens en voor altijd een eind aan de Hemmisten te maken.
En iedereen binnen een afstand van tweehonderd parsecs was eropuit een zetel in de Commissie te bemachtigen.
‘Voor de verandering zitten we tenminste eens allebei in dezelfde vergadering,’ zei Sally.
‘Ja.’ Hun kamers in het Paleis lagen aan dezelfde gang, maar behalve op feestjes zagen ze elkaar nooit. En gedurende de gejaagde verwarring van de afgelopen weken hadden Rod en Sally maar zelden aan dezelfde besprekingen deelgenomen.
Angus kwam weer terug en boog. ‘Het was een zekere kapitein Anderson, van de Ragnarok, heer.’
‘Zo… Dank je wel, Angus. Dat is een schip van de Keizerlijke Auto-netische Industrieën, Sally.’
‘Dan heeft meneer Bury je die koffie en cognac gestuurd! Wat aardig van hem —’
‘Ja.’ Rod zuchtte. ‘We zullen nu toch écht weg moeten.’ Ze verlieten de speciale eetzaal voor hooggeplaatste personen en begaven zich naar boven, naar het werkkantoor van onderkoning Merrill. Senator Fowler, Minister van Oorlog Armstrong en vlootadmiraal Cranston zaten daar al ongeduldig te wachten.
‘Het was voor het eerst sedert weken, dat we weer eens samen konden lunchen,’ verklaarde Rod. ‘Mijn excuses.’ Het klonk niet alsof hij het meende.
‘Wanneer de Lenin straks binnen is krijgen jullie het wat gemakkelijker,’ zei senator Fowler. ‘Dan kunnen Horvaths wetenschappers het grootste deel van die spreekbeurten en openbare verschijningen voor hun rekening nemen. Ze zullen er tuk op zijn.’
‘Vooropgesteld tenminste, dat je ze toestemming geeft in het openbaar te verschijnen,’ teemde prins Merrill. ‘Ondanks al hun spreekbeurten heb je je protégés ook niet toegestaan veel los te laten.’
‘Neemt u me niet kwalijk, Hoogheid,’ zei admiraal Cranston, ‘maar ik heb haast. Wat moet ik doen met betrekking tot de aankomst van de Lenin? Dat is al over zestig uur, en ik moet Kutuzov de nodige instructies geven.’
‘We zouden dat allang geregeld kunnen hebben als u het maar met mijn voorstel eens wilde zijn, oom Ben,’ zei Sally. ‘Geef hun kamers in het Paleis, wijs bedienden en bewakers voor ze aan, en laat de Splintertjes vervolgens zélf besluiten met wie ze willen spreken.’
‘Daar is wat voor te zeggen, Ben,’ merkte Merrill op. ‘Het zijn per slot van rekening vertegenwoordigers van een souvereine macht. Ze opgesloten te houden valt moeilijk te rechtvaardigen, hè? Dat geeft maar ’n hoop herrie, en waarvóór eigenlijk?’
‘Admiraal Kutuzov is ervan overtuigd dat de Splinterwezens een gevaar voor ons betekenen,’ zei de Minister van Oorlog. ‘Hij zegt dat er een geweldige overtuigingskracht van hen uitgaat. Geef ze ’n kans te spreken met wie ze willen, en de ellende is misschien niet te overzien. Ze zouden ons politieke moeilijkheden kunnen bezorgen, Hoogheid, en die kunnen we niet gebruiken.’
‘Maar u zult toch zeker moeten toegeven dat drie Splinters geen militaire dreiging vertegenwoordigen,’ hield Sally koppig vol. Benjamin Fowler slaakte een diepe zucht. ‘We hebben dit al uitentreuren besproken. Het is niet de militaire dreiging waarover ik me zorgen maak! Het gaat er juist om, dat als we die Splinters hun gang laten gaan, ze links en rechts afspraken zullen maken. Bury’s rapport heeft me daarvan overtuigd. En dat er zich rond de Splinters belangengroepen zullen vormen die hen ondersteunen en die handelsovereenkomsten met hen sluiten.’
‘De Commissie heeft het vetorecht over alle overeenkomsten, oom Ben.’
‘Het is moeilijker een overeenkomst ongedaan te maken dan te verhinderen dat hij überhaupt gesloten wordt. Kijk eens hier, zelfs als de Splinters alles mochten blijken te zijn wat Horvath denkt: vredelievend, verlangend ons een nieuwe technologie te verkopen of cadeau te doen, geen rivalen op het gebied van levensruimte — en hoe kan hij dat in godsnaam weten? — geen militaire dreiging, en als ze nooit een bondgenootschap zullen aangaan met de buitenwerelders…’ Admiraal Cranston maakte een grommend geluid diep in zijn keel. ‘…En alles wat je nog meer zou kunnen bedenken, als ze dat alles mochten blijken te zijn en méér nog zelfs, dan brengen ze toch nog altijd de nodige problemen met zich mee. Om er maar eens één te noemen: hun technologie zal het hele Keizerrijk op zijn kop zetten. We kunnen dat alles niet zomaar »op het Keizerrijk loslaten zonder de nodige plannen klaar te hebben liggen om de problemen van een overgangsperiode op te vangen.’
‘Daar zijn de vakbonden ook al over bezig,’ zei Merrill droogjes. ‘Nog geen uur geleden was de voorzitter van de if van A hier, en eiste dat we de Splinters niet op de mensheid zullen loslaten totdat zijn staf de kans gehad heeft de daaraan verbonden werkeloosheidsprobiemen te bestuderen. Niet dat hij tégen het invoeren van nieuwe technologie is, maar hij verlangt van ons dat we voorzichtig te werk zullen gaan. Ik kan niet zeggen dat ik ’t hem kwalijk neem.’
‘Het kgh is ook al niet eensgezind meer,’ voegde Rod daaraan toe. ‘Toen ik gisteravond op het feestje van Vrouwe Malcolm was, ontmoette ik daar een paar Handelslieden die me vertelden dat ze van hun oorspronkelijke opvatting teruggekomen waren voor wat de Splinters betrof.’ Rod trok aan de revers van zijn fel gekleurde, geweven tuniek. Burgerkleren pasten beter en behoorden eigenlijk lekkerder te zitten dan een marineuniform, maar dat laatste was niet het geval, tenminste, zo kwam het hem voor. ‘Verdomme, ik weet eenvoudig niet wat ik op zulke dingen antwoorden moet! Ik heb het zo druk gehad met het houden van onbenullige toespraken en het bijwonen van besprekingen en die verdomde feestjes, dat ik gewoon geen tijd gehad heb om tot constructieve gedachten te komen.’
‘Tuurlijk, tuurlijk,’ zei Merrill sussend. ‘Maar dat neemt niet weg dat ik duidelijke instructies van Zijne Majesteit gekregen heb. Ik moet het advies van uw Commissie opvolgen. En ik zit nog steeds op dat advies te wachten. Vrouwe Sandra —’
‘Sally. Noemt u me alstublieft Sally.’ Ze had altijd een hekel aan haar doopnaam gehad, maar waarom zou ze niet hebben kunnen zeggen. ‘Vrouwe Sally heeft ons tenminste iets aan de hand gedaan. Senator, u en Blaine zullen méér moeten doen dan alleen maar te protesteren dat jullie nog niet genoeg weten!’
‘lin dan is daar nog die kleinigheid van wat ik met m’n vloot moet doen,’ kwam Armstrong ertussen. ‘Ik moet weten of Cranstons slagschepen zich weer aan ’t jagen op de buitenwerelders kunnen gaan wijden, of moet ik ze paraat houden in dit gedeelte van de sector? Strraks krrijgen we nog méér rrevoluties, als we de vlag nie laten zien in de afgelegen prrovincies!’
‘Stellen die nog altijd dezelfde eisen?’ vroeg Rod.
‘Jae. Ze willen eigen schepen hebben. En ook meerr insprraak in de keizerrlijke politiek, maarr ’t is ze hoofdzakelijk om die schepen te doen. Tis genoeg om mee je kop tegen de muurr te lopen! Op ’t gebied van hun interrne aangelegenheden hébben ze al zelfbestuurr. En ze betalen geen cent meerr belasting dan wij. Maarr zodra de buiten-werelderrs zich rroerren, schrreeuwen ze om de Marrine, en dan moeten we ze te hulp komen. Maarr dat zijn nie úw prroblemen, heerr. Als we wérrkelijk schepen nodig mochten hebben om de mensheid tegen buitenaarrdse monsterrs te verrdedigen, dan zal ik ze voorr u weten te vinden, al moest ik zélf op de schecpswerrven van MacPherrson gaan werrken.’
‘ ’t Zou bijna de moeite waard zijn als de Splinters ons inderdaad vijandig gezind waren,’ zei Merrill peinzend. ‘Als het Keizerrijk werkelijk bedreigd werd, zou dat de provincies helpen consolideren — Ik vraag me af of de baronnen voor dat verhaal zouden vallen?’
‘Maar Hóógheid!’ protesteerde Sally. ‘ ’t Is maar ’n gedachte, ’t is maar ’n gedachte.’
‘We moeten ze afleiden met voetenwerk,’ gromde Fowler. Ze draaiden zich allemaal naar hem om en staarden hem aan. ‘Net zoals boksers dat doen. Dat ligt toch voor de hand. Laat de pers zich naar hartelust uitleven. Wanneer de Lenin straks arriveert, maken we er een show van zoals ze hier in Nieuw-Schotland nog nooit te zien hebben gekregen. Grote receptie voor de Splinters. Volledig eerbetoon. Hopen plechtigheden, parades, défilés, rondleidingen. Conferenties met lui van Externe Zaken. Niemand zal er iets op aan kunnen merken, als de openbare verschijningen van de Splinters tot zuiver ceremoniële aangelegenheden beperkt blijven en Externe Zaken op de rest van hun tijd beslag legt. En ondertussen krijgen wij de kans aan het werk te gaan. Hoogheid, we zullen u zo spoedig mogelijk advies uitbrengen, maar Leoni — eh, Zijne Majesteit heeft me niet hierheen gestuurd om overhaaste besluiten te nemen. Totdat ik beter op de hoogte ben zullen we ons domweg moeten behelpen.’
Het landingsvaartuig daalde op het dak van het Paleis met een hoog, gierend geluid van straalmotoren, dat langzaam wegstierf tot een dof gerommel; toen werd het stil. Buiten begon een tromgeroffel dat bleef aanhouden. Het krijgshaftige geluid ervan drong door tot in de cabine, en klonk toen plotseling veel luider toen de deur werd geopend. David Hardy knipperde met zijn ogen tegen het licht van de ochtendzon, dat fel op de veelkleurige stenen van het Paleis scheen. Hij snoof de frisse lucht op, die niet naar schepen en mensen en filters rook, en hij voelde de warmte van Ouwe Cal. Zijn voeten bespeurden vaste rotsgrond onder zich. Thuis best! ‘EREWACHT, ATTEN-TIE!’
Och Here, ze trekken alle registers open, dacht David. Hij trok zijn schouders recht en liep de loopplank af, terwijl cameramannen hun zoomlenzen op hem instelden. Hij werd gevolgd door nog andere Marineofficieren en burgers. Doctor Horvath kwam het laatst naar buiten, en toen hij verscheen knikte David naar de officier die de leiding had. ‘PRESENTEÉRT — GEWEER!’ Klap! Krak! Vijftig paar witte handschoenen maakten precies dezelfde bewegingen en werden op precies hetzelfde moment met een kletsend geluid tegen de wapens geslagen. Vijftig zwaar met goud gegalonneerde mouwen werden lijnrecht op een rij gehouden, roerloos. Het tromgeroffel zwol aan, luider en sneller. Nu kwamen de Splinters de loopplank af. Ze knipperden met hun ogen tegen het zonlicht van Cal. Trompetten schetterden een saluut en zwegen toen tegelijk met het tromgeroffel. De stilte werd slechts verbroken door zwakke verkeersgeluiden, die vanuit een halve kilometer verderop gelegen straten tot hier doordrongen. Zelfs de verslaggevers waren stil op hun hoge platform. De Splinters lieten hun bovenlichamen snel ronddraaien om alles beter in zich op te kunnen nemen.
Een gevoel van grote nieuwsgierigheid! Eindelijk een menselijke wereld, en menswezens die met gezag bekleed waren; maar wat deden ze eigenlijk? Voor hen uit zagen ze twee rijen van vijfentwintig Mariniers in een verstijfde houding staan, die hun wapens vasthielden op een manier die niet gemakkelijk kon zijn; ze zagen er allemaal precies eender uit en bedreigden kennelijk niemand, maar toch draaide Iwan zich automatisch om om naar zijn Krijgers te zoeken.
Aan hun rechterkant stonden nog meer van die Mariniers, maar die hadden lawaaimakers bij zich en geen wapens, en verscheidenen daarvan droegen banieren, die ze naar de grond gericht hielden; daarna nog eens drie die weer wapens droegen, en ten slotte een vierde, die een grotere banier droeg, die hij niet naar de grond richtte, maar omhoog hield: symbolen die ze al eerder hadden gezien. Kroon en ruimteschip, adelaar, sikkel en hamer.
Recht voor hen uit, voorbij de groep menswezens van de Lenin en de MacArthur, stonden nog meer menswezens, die allemaal in een bonte verscheidenheid van kleuren gekleed waren. Ze stonden daar kennelijk te wachten om de Splinters toe te spreken, maar toch spraken ze niet. ‘Kapitein Blaine en juffrouw Fowler,’ tjilpte Jock. ‘Hun houding geeft te kennen dat eerbied verschuldigd is aan die twee die vóór hen staan.’
David Hardy leidde de Splinters naar voren. Nog steeds rimpelden de buitenaardse wezens hun neuzen en ze maakten muzikale kwettergeluiden tegen elkaar. ‘Als onze lucht u onaangenaam is,’ zei David, ‘kunnen we filters voor u construeren. Maar aan boord van het schip is het me niet opgevallen dat de lucht u hinderde.’ Zelf zoog hij zijn longen nog eens goed vol met dat schone, kostelijke spul.
‘Nee, nee, het is alleen maar een beetje verschaald en smakeloos,’ zei een van de twee Bemiddelaars. Het was onmogelijk die twee uit elkaar te houden. ‘En dan is daar nog de kwestie van die extra zuurstof. Ik denk wel dat we die nodig zullen hebben.’
‘Vanwege de zwaartekracht?’
‘Inderdaad.’ De Splinter keek omhoog naar de zon en kneep zijn ogen dicht. ‘En ook zullen we donkere brillen nodig hebben.’
‘Komt voor elkaar.’ Ze bereikten het eind van de rijen Mariniers van de erewacht. Hardy bleef voor Merrill staan en maakte een buiging.’ De beide Bemiddelaars deden insgelijks, in een volmaakte imitatie. De Witte bleef nog een ogenblik rechtop staan en boog toen eveneens, maar niet zo diep als de anderen.
Doctor Horvath stond al klaar. ‘Prins Stefan Merrill, Onderkoning van Zijne Keizerlijke Majesteit voor de Trans-Kolenzak-Sector,’ kondigde Horvath aan. ‘Uwe Hoogheid, mag ik u voorstellen, de Ambassadeur van Splinter Alpha. Hij wordt Iwan genoemd.’ Merrill maakte een formele buiging en maakte toen een gebaar naar Benjamin Fowler. ‘Dit is senator Benjamin Bright Fowler, Voorzitter van de Buitengewone Keizerlijke Commissie. Senator Fowler is gevolmachtigd om namens de Keizer met u in gesprek te treden, en hij heeft een boodschap voor u van Zijne Majesteit.’ De Splinters bogen opnieuw.
Senator Fowler had zijn bediende toegestaan hem voor deze gelegenheid naar behoren te kleden; uiteindelijk zou de mensheid in al haar miljarden opnamen van deze ontmoeting te zien krijgen. Hij droeg een donkere tuniek met als enige decoratie een kleine stralende zon van goud op de linkerkant van zijn borst; zijn sjerp was splinternieuw, zijn broek zat hem als gegoten en de pijpen ervan verdwenen in glimmend gepoetste laarzen, zo zacht als handschoenenleer. Hij had een zwarte wandelstok met besneden gouden knop in de hand, die hij onder zijn linkerarm stak toen Rod Blaine hem een perkamentvel aanreikte. Fowler las voor op de toon die hij speciaal voor officiële toespraken bewaarde; tijdens debatten placht hij vurig en hartstochtelijk te spreken, maar zijn officiële toespraken waren altijd stijf en vormelijk. En deze maakte daar geen uitzondering op.
‘Ik, Leonidas de Negende, bij de Gratie Gods Keizer der Mensheid, begroet u, vertegenwoordigers der Splinterbeschaving, en heet u welkom. Al duizend jaren lang heeft de mensheid naar broeders in de kosmos gezocht. Reeds gedurende onze hele geschiedenis hebben wij van hen gedroomd…’ De boodschap was lang en formeel, en de Splinters hoorden haar zwijgend aan. Aan hun linkerkant bevond zich een groepje menswezens die elkaar verdrongen en druk onder elkaar fluisterden, en sommigen van hen hadden spits toelopende instrumenten bij zich, die de Splinters herkenden als slecht ontworpen tri-vee-camera’s. Er was een zee van camera’s en er waren veel te veel menswezens; waarom hadden de menswezens er zovelen voor nodig om zo’n simpele taak te verrichten?
Fowler was klaar met het voorlezen van zijn boodschap. Hij volgde de blikken van de Splinters zonder zijn hoofd om te draaien. ‘De heren van de pers,’ mompelde hij. ‘We zullen ervoor proberen te zorgen, dat ze u niet lastig vallen.’ Daarna hield hij het perkamentvel omhoog zodat iedereen het Keizerlijk Zegel zien kon, en vervolgens overhandigde hij het aan de Splinters.
‘Ze verwachten kennelijk een antwoord. Dit is een van die “formele” gelegenheden, waarvoor Hardy ons gewaarschuwd heeft. Ik heb er geen idee van, wat ik zeggen moet. Jij misschien?’ Jock: ‘Nee. Maar we zullen wel iets moeten zeggen.’ Nu sprak de Meester. ‘Wat hebben ze tegen ons gezegd?’
‘Ik zou het kunnen vertalen, maar het zou zinloos zijn. Ze hebben ons verwelkomd namens hun Keizer, die blijkbaar een soort boven-Meester is. Die kleine dikke is Bemiddelaar voor die Keizer.’
‘Aha. Eindelijk hebben we iemand gevonden waarmee we communiceren kunnen. Spreek haar toe.’
‘Maar hij heeft niets gezegd!’
‘Zeg dan ook niets terug.’
‘Wij zijn erg dankbaar voor de welkomstgroet van uw Keizer. Wij zijn van mening dat deze eerste ontmoeting tussen twee intelligente rassen een historische gebeurtenis zal blijken te zijn, misschien wel de belangrijkste gebeurtenis van ons aller geschiedenis. Wij zijn er verlangend naar met handeldrijven te beginnen, tot wederzijds voordeel van de Splinters zowel als de Mensheid.’
‘Nu klink je precies als Horvath.’
‘Natuurlijk. Het waren zijn woorden. Hij heeft die vaak gebruikt voordat de menswezens het minder belangrijke van hun twee schepen vernietigden. We moeten te weten komen waarom ze dat gedaan hebben.’
‘Je zult het hun niet vragen, totdat we meer van deze menswezens afweten.’
De Splinters stonden met hun ogen te knipperen in een stilte, die pijnlijk lang begon te duren. Ze hadden kennelijk verder niets te zeggen. ‘U zult ongetwijfeld vermoeid zijn van uw reis,’ zei Merrill. ‘Voordat de parade begint, zult u zeker wel wat willen uitrusten in uw vertrekken.’ Toen de Splinters hier geen antwoord op gaven, maakte Merrill een licht handgebaar. Het muziekkorps begon aan een mars en de Splinters werden naar een lift gebracht.
‘We zullen jullie eerst eens even buiten het bereik van die verdomde persmensen brengen,’ mopperde Fowler. ‘Het is onmogelijk iets uit te richten in een goudviskom.’ Hij draaide zich om en glimlachte voor de camera’s. De anderen volgden zijn voorbeeld, en ze glimlachten nog steeds toen de deuren dicht gingen voor de neuzen van de verslaggevers die naar voren waren komen rennen toen ze zagen dat de Splinters weggingen.
Voor zover ze zien konden waren er geen camera’s in de kamers om hen te bespioneren, en de deuren hadden sloten aan de binnenkant. Er waren een heleboel kamers, allemaal met heel hoge plafonds. Er waren drie kamers met voorwerpen erin, waarvan de menswezens dachten dat het bedden voor Splinters waren, en aan elk van die kamers grensde een kamer met een afvoer voor afvalprodukten en een wasgelegenheid. In weer een ander vertrek bevonden zich een koelkast, vlam- en microgolfovens, grote voedselvoorraden waaronder ook de voorraden die de Splinters zelf meegebracht hadden, eetgerei, en uitrustingsstukken die ze niet konden thuisbrengen. Nog weer een ander vertrek, het grootste van allemaal, bevatte een grote, glimmend geboende houten tafel en stoelen voor Splinters zowel als voor menswezens.
Ze liepen rond door de reusachtige ruimten.
‘Een tri-vee-scherm,’ riep Jock uit. Hij draaide aan de knoppen, en er verscheen een beeld. Ze zagen zichzelf, zoals ze daar naar de boodschap vjan de Keizer hadden staan luisteren. Andere kanalen gaven het zelfde te zien, of menswezens die over de komst van de Splinters praatten, of —
Een groot menswezen in een los om hem heen hangend gewaad stond te schreeuwen. Zijn toon en gebaren duidden op grote woede.
‘Duivels zijn het! Ze dienen vernietigd te worden! De Legioenen van Hem zullen ten strijde trekken tegen de Legioenen van de Hel!’
Het schreeuwende menswezen verdween plotseling, en nu werd zijn plaats ingenomen door een ander menswezen, eveneens in een loshangend gewaad, maar dit menswezen schreeuwde niet. Het sprak op kalme toon.
‘U heeft zojuist geluisterd naar de man, die zichzelf de Stem van Hem noemt. Het is natuurlijk overbodig dat ik u dit vertel, maar sprekend uit naam van de Kerk kan ik u verzekeren dat de Splinters noch engelen, noch duivels zijn; alleen maar intelligente wezens die veel met ons gemeen hebben. Mochten zij al een gevaar voor de mensheid betekenen, dan is dat toch beslist geen geestelijk gevaar, en zullen de dienaren van Zijne Majesteit ruimschoots op hun taak berekend zijn er het hoofd aan te bieden.’
‘Kardinaal Randolph, heeft de Kerk al een beslissing genomen over de, eh, status van de Splinters? Met andere woorden, hun plaats in de theologie van —’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar wel kan ik u zeggen dat het bepaald geen bovennatuurlijke wezens zijn.’
Kardinaal Randolph lachte, en de commentator ook. Van het menswezen dat woedend had staan schreeuwen was nu niets meer te bekennen.
‘Kom,’ zei de Meester. ‘Daarvoor krijg je nog tijd genoeg.’ Ze liepen terug naar het grote vertrek en gingen aan de tafel zitten. Charlie bracht graankorrels uit hun voedselvoorraad.
‘Jullie hebt die lucht hier geroken,’ zei Jock. ‘In het geheel geen industriële ontwikkeling. Deze planeet moet zo goed als onbewoond zijn! Genoeg ruimte voor een miljard Meesters en al hun familieleden.’
‘Te veel van dit zonlicht, en we zouden blind worden. En de zwaartekracht zou onze levensduur verkorten.’ Charlie ademde diep in. ‘Maar er is ruimte, en voedsel, en metalen. Ach, die zwaartekracht en dat zonlicht zullen me een zorg zijn. Die nemen we op de koop toe.’
‘Ik heb het zeker niet gehoord toen ze ons de planeet aanboden.’ Jock maakte een geamuseerd gebaar. ‘Want ik geloof niet dat we hem met ons drieën gewapenderhand zullen kunnen veroveren.’
‘Deze menswezens doen me aan Gekke Gerrit denken! Heb je het gezién? Heb je het gehóórd? Die Bemiddelaar voor de Keizer verafschuwt de operateurs van de tri-vee-camera’s, maar toch trekt hij gezichten van genoegen voor ze, en laat hij doorschemeren dat hij het misschien niet in zijn macht heeft te verhinderen dat ze ons lastig zullen vallen.’
‘Toch hebben ze ons een tri-vee-toestel gegeven,’ zei de Meester. ‘En het is kennelijk het medium waar de menswezens zelf ook allemaal naar kijken. Er waren woordvoerders voor vele Meesters. Dat heb je zelf gezien.’ Jock maakte een gebaar dat op genoegen duidde. ‘Het zal me ruimschoots de kans geven te ontdekken hoe menswezens geregeerd worden, en hoe ze leven.’
‘Ze hebben ons een bron van informatie verschaft, waarover ze geen controle hebben,’ zei de Meester. ‘Wat kan dit betekenen?’ De Bemiddelaars zwegen.
‘Ja,’ zei Iwan. ‘Als onze opzet niet slaagt, zal men ons niet terug laten keren.’ Hij maakte een onverschillig gebaar. ‘Maar dat wisten we al voordat we vertrokken. Het is nu meer dan ooit een levenskwestie voor ons geworden zo spoedig mogelijk handelsbetrekkingen met de menswezens tot stand te brengen; óf vast te stellen dat verkeer met menswezens niet wenselijk is, en een manier te vinden om dat te verhinderen. Jullie zullen voort moeten maken.’
Dat wisten ze. De Bemiddelaars die het voorstel tot hun missie gedaan hadden, en de Meesters die er hun toestemming voor gegeven hadden, waren zich bewust geweest van de tijdslimieten die daaraan verbonden waren. Dat waren er twee: een Bemiddelaar had geen lang leven, en de Meester zou op ongeveer hetzelfde tijdstip sterven als de twee Bemiddelaars die hem vergezelden. De massale verstoring van zijn hormonale evenwicht, die ten gevolge had dat hij steriel was en permanent van het mannelijk geslacht bleef, zou hem uiteindelijk doden. Maar ze hadden alleen maar steriele bastaarden en een steriele Bewaarder kunnen sturen, want geen Meester zou een dergelijke taak ooit aan iemand anders dan aan een Bewaarder toevertrouwen; en alleen een Bewaarder kon in leven blijven zonder zich voort te planten. De tweede tijdslimiet viel minder nauwkeurig te voorspellen, maar zij was er niet minder onherroepelijk om: De beschaving was opnieuw ten ondergang gedoemd op de Splinter. Er liep weer een Cyclus ten einde, en niettegenstaande de onvermijdelijke Gekke Gerrits zou die niet tegengehouden kunnen worden. Na de ineenstorting zouden de menswezens er getuigen van zijn hoe de Splinters tot toestanden van woeste barbaarsheid vervielen en als beesten leefden. Het Ras zou hulpeloos aan hen overgeleverd zijn, of zo goed als; en wat zouden de menswezens dan doen?
Niemand wist dat, en er was geen Meester die bereid was het erop te wagen.
‘De menswezens hebben ons handelsbesprekingen beloofd. Ik neem aan dat ze zich daarvoor van die Bemiddelaar zullen bedienen. En misschien ook van meneer Bury, of iemand anders zoals hij.’ Jock stond uit zijn stoel op en onderzocht de gelambrizeerde wanden. Er waren in filigraan verborgen knoppen, en hij drukte op een daarvan. Er gleed een paneel opzij, waardoor een tweede tri-vee zichtbaar werd, en Jock zette het toestel aan.
‘Wat valt er te bespreken?’ wilde de Meester weten. ‘We hebben voedsel en land nodig, en als we dat niet kunnen krijgen moeten we met rust gelaten worden, en overgeleverd aan de onafwendbaarheid van de Cyclussen. We dienen de dringende aard van onze behoeften voor hen verborgen te houden, en ook de redenen daarvoor. Behalve ideeën hebben we slechts weinig om handel mee te drijven; we hebben geen materialen en grondstoffen om te kunnen uitbreiden. Als de menswezens duurzame goederen wensen, zullen ze ons de metalen moeten brengen voor het vervaardigen daarvan.’
Iedere onttrekking van grondstoffen aan de Splinterplaneet zou de op handen zijnde ineenstorting van langere duur doen worden; en dat moest tot elke prijs vermeden worden.
‘De Marine houdt dit allemaal angstvallig geheim, maar ik kan u wel vertellen dat ze over een technologie beschikken, die alles overtreft wat het Eerste Keizerrijk ooit gehad heeft,’ zei een commentator op het beeldscherm. Hij scheen vol ontzag.
‘Een heleboel van wat de menswezens vroeger bezeten hebben, bezitten ze thans niet meer,’ zei Jock. ‘Eens, gedurende die periode die ze het Eerste Keizerrijk noemen, beschikten ze over geweldig doeltreffende machines om voedsel mee te maken. Je had er alleen maar energie voor nodig en organische stoffen, zoals afval, onkruid, of zelfs dode dieren en menswezens. Vergiften werden eraan onttrokken of omgezet.’
‘Ken je de principes daarvan? Of hoe wijd verspreid het gebruik ervan was? Of waarom ze er thans niet langer de beschikking over hebben?’ wilde de Meester weten.
‘Nee. Het menswezen wilde er niet over praten.’
‘Ik heb dat gesprek ook gehoord,’ voegde Charlie eraan toe. ‘Het was een matroos genaamd Dubcek, en hij probeerde het voor de hand liggende feit dat menswezens óók Cyclussen hebben voor ons verborgen te houden. Dat proberen ze allemaal.’
‘Ja, we weten van hun Cyclussen af,’ zei Iwan. ‘Die vreemde, grillige Cyclussen van hen.’
‘We weten wat die cadetten ons gedurende hun laatste uren verteld hebben. En we weten wat de anderen hebben laten doorschemeren. We weten ook dat ze met ontzag over de macht van hun Eerste Keizerrijk praten, maar slechts weinig bewondering koesteren voor hun vroegere beschavingen. Verder weten we niet veel. Misschien kan ik meer te weten komen door middel van de tri-vee.’
‘Die voedselmachine. Zouden anderen daar méér van afweten?’
‘Ja. Als we een Bruine bij ons hadden, gecombineerd met wat de menswezens van de principes afweten, zou het mogelijk zijn dat —’
‘Doe me een onvoorstelbaar groot genoegen,’ zei Charlie. ‘Hou op met te wensen dat we Bruinen bij ons hadden.’
‘Ik kan er niets aan doen. Ik hoef maar op een van die britsen van hen te gaan liggen, of op deze stoel te zitten, en op de een of andere manier moet ik vanzelf denken aan —’
‘Een Bruine zou doodgaan en daarmee ons geheim prijsgeven. Twee Bruinen zouden zich voortplanten, en zich voortplanten, en als ze verhinderd werden zich voort te planten zouden ze net zo goed doodgaan en alles verraden. Hou alsjeblieft je mond over Bruinen.’
‘Goed dan. Maar één zo’n voedselmachine zou een nieuwe Cyclus met minstens een halve honderdvierenveertig jaar-periode vertragen.’
‘Jullie zorgt ervoor dat je zoveel mogelijk te weten komt omtrent die machine,’ gelastte Iwan. ‘En jullie zwijgen verder over Bruinen. Mijn bed is al even slecht ontworpen als die van jullie.’
De tribune was buiten de hekken van het Paleis opgericht, en zij begon nu vol te stromen met menswezens. Nog meer van dergelijke tijdelijke bouwsels strekten zich naar beide kanten langs de weg uit, voor zover de Splinters zien konden vanaf hun plaats op de eerste rij. Menswezens zwermden deze bouwsels binnen en eromheen. Onverstoorbaar sloeg Iwan een en ander vanaf zijn zitplaats gade. Het doel van dit alles was voor hem onbegrijpelijk, maar de menswezens beijverden zich het nodige decorum in acht te nemen. Toen ze hun vertrekken verlieten waren ze hierheen gevolgd door menswezens met wapens, en deze keken niet naar de Splinters; ze keken onafgebroken naar de menigten om hen heen. Ze waren niet erg indrukwekkend, deze Mariniers, en in de handen van Krijgers zouden ze als Vleesdieren zijn, maar de menselijke Meesters hadden tenminste voor een lijfwacht gezorgd. Ze deden hun best de beleefdheid in acht te nemen. De Bemiddelaars zaten tegen elkaar te kwetteren zoals Bemiddelaars dat altijd deden, en Iwan luisterde aandachtig. Je kon veel leren van gesprekken tussen Bemiddelaars.
Jock: ‘Dit zijn de boven-Meesters van deze planeet, en van wel twintig andere planeten en méér, zelfs. Toch hebben ze gezegd dat ze dit moeten doen. Waarom?’
Charlie: ‘Ik heb daar zo mijn theorieën over. Let op de patronen van onderdanigheid, die aan het licht treden wanneer ze zich naar hun zitplaatsen begeven. Onderkoning Merrill helpt Sally bij het beklimmen van de trap. Titels worden door sommigen weggelaten, maar door anderen altijd gebruikt, en ze worden voluit door de luidsprekers omgeroepen, hoewel dat volmaakt overbodig is. De “heren van de pers” hebben blijkbaar in het geheel geen status, maar toch kunnen ze iedereen staande houden die ze maar willen, en hoewel de anderen hen verhinderen overal héén te gaan waar ze maar willen, worden ze er toch niet voor gestraft dat ze het proberen.’
Jock: ‘Wat voor patroon zie jij daarin? Ik kan er geen ontdekken.’ Iwan: ‘Kom je tot conclusies?’
‘Nee, het roept alleen maar interessante vragen op,’ antwoordde Charlie.
Iwan: ‘Sta me dan toe mijn eigen gedachtengang te volgen.’
Jock schakelde over op een taal uit het Laat-Trojaanse Tijdperk. ‘Wat is dat voor een patroon dat je ziet?’
Charlie antwoordde in dezelfde taal. ‘Ik zie een ingewikkeld netwerk van verplichtingen, maar daarbinnen bevindt zich een piramide van machtsverhoudingen. Niemand is geheel en al onafhankelijk, maar naarmate je dichter bij de top van de piramide komt neemt die macht enorm toe; zij wordt echter slechts zelden ten volle gebruikt. Er zijn lijnen van verplichtingen die zich naar alle kanten uitstrekken, naar boven, naar beneden en in zijwaartse richting, op een manier die ons volkomen vreemd is. Terwijl bij ons geen enkele Meester rechtstreeks voor een andere werkt, werken deze menswezens allemaal voor élkaar. Onderkoning Merrill reageert op bevelen van bovenaf, en op verplichtingen van onderaf. De Bruinen en Boeren en Krijgers en Arbeiders eisen, en krijgen, op gezette tijden rekening en verantwoording voor de handelingen van hun Meesters.’
Jock (verbijsterd): ‘Wat verschrikkelijk ingewikkeld, allemaal. Maar toch moeten we het leren begrijpen, want anders zullen we niet kunnen voorspellen wat de menswezens doen zullen.’ Charlie: ‘De patronen veranderen zowaar terwijl je ernaar kijkt. En dan is daar nog die houding die ze “formaliteit” noemen —’ Hij zweeg plotseling, en gaf blijk van ontsteltenis.
Jock: ‘Ja, ik heb het ook gezien. Dat kleine vrouwelijke menswezen dat vlak voor die grondwagen de straat oprende. Moet je zien, die menswezens in de wagen zijn ernstig door elkaar geschud, misschien zelfs wel gewond; de wagen kwam erg plotseling tot stilstand. Wat voor voorrechten zou dat vrouwelijke wezen kunnen bezitten?’ Jock: ‘Als dat haar ouder is, die haar daar wegdraagt, dan is ze een proto-Constructeur. Alleen is ze een jong vrouwelijk wezen, en houden ze er maar heel weinig vrouwelijke Constructeurs op na, en is de wagen van die Meester gestopt om te voorkomen dat ze erdoor geraakt zou worden, tot schade van de Meester zelf. Nu begrijp ik waarom hun Fyunch(klik)ken krankzinnig worden.’
De tribune was nu bijna vol en Hardy kwam terug om op zijn plaats naast hem te gaan zitten. ‘Kunt u ons opnieuw uitleggen wat hier gebeuren gaat?’ vroeg Charlie. ‘We hebben er vorige keer weinig van begrepen, en u had trouwens niet veel tijd.’
Hardy dacht er even over na. Ieder kind wist wat een parade was, maar niemand legde hun dat ooit uit; in plaats daarvan nam je ze domweg mee ernaartoe. Kinderen hielden ervan, omdat ze vreemde en prachtige dingen te zien kregen. En volwassenen — tja, die hadden er zo hun eigen redenen voor.
‘Er gaan een heleboel mannen in geordende groeperingen langs ons heen lopen,’ zei hij. ‘Sommigen van hen zullen muziekinstrumenten bespelen. Er zullen ook voertuigen bij zijn, die uitstallingen van handenarbeid en landbouwprodukten en kunst met zich meevoeren. En daarna weer grote aantallen lopende mannen in groepen, die allemaal identiek gekleed zullen zijn.’
‘En het doel daarvan?’
Hardy lachte. ‘Om u te eren, en om elkaar en zichzelf te eren. En om hun vaardigheden te demonstreren.’ En misschien ook om hun macht te tonen… ‘We houden al parades sinds het begin van onze geschiedenis, en het ziet er niet naar uit dat we er ooit afstand van zullen doen.’
‘En is dit een van die “formele” gebeurtenissen waarover u sprak?’
‘Ja, maar het is ook bedoeld om er genoegen aan te beleven.’ Hardy glimlachte de onder zijn hoede geplaatste vreemdelingen welwillend toe. Wat zagen ze er koddig uit met hun uitpuilende zwarte stofbrillen, die met bandjes om hun hoofden bevestigd waren aangezien ze geen neuzen hadden om gewone brillen op te laten rusten. De stofbrillen verschaften hun een onnatuurlijk ernstig voorkomen.
Hardy keek om toen hij gerucht achter zich hoorde. De stafofficieren van de Admiraliteit waren gearriveerd en namen hun plaatsen in. Har dy herkende admiraal Kutuzov, die vlootadmiraal Cranston vergezelde.
En de Splinters kwetterden plotseling druk tegen elkaar; hun stem men jubelden langs de toonschalen op en neer en ze gebaarden wild met hun armen…
‘Dat is hem! De Meester van de Lenin!’ Jock was opgesprongen, en staarde. Zijn armen drukten verrassing uit, en veugde, en nieuwsgierigheid…
Charlie bestudeerde de houdingen van de menswezens, terwijl ze zich voortbewogen door de open gedeelten van de tribune. Wie betoonde eerbied aan wie? En op wat voor een manier? De gelijksoortig gebieden onder hen reageerden allemaal op een voorspelbaar eendere manier, en aan bepaalde tekenen op hun kleding kon je precies zien wat hun status was. Ook Blaine had eens zulke kleding gedragen, en zolang hij dat gedaan had, had hij precies gepast in het vakje dat bij die theorie paste. Maar nu droeg hij die niet en waren er andere gedragspatronen op hem van toepassing. Zelfs Kutuzov had een buiging voor hem gemaakt. Maar toch… Charlie sloeg de handelingen van de anderen gade, en hun gelaatsuitdrukkingen, en zei, ‘Je hebt gelijk. Neem voorzichtigheid in acht.’
‘Ben je er zeker van?’ wilde de Witte weten.
‘Ja! Hij is degene die ik zo’n lange tijd bestudeerd heb, van zo ver weg, uitsluitend aan de hand van het gedrag van hen die zijn bevelen opvolgden. Kijk maar naar die brede streep op zijn mouw, dat symbool van die planeet met die ring eromheen, dat hij op zijn borst draagt, en het onderdanige gedrag van de Mariniers van de Lenin — ja, hij is het beslist. Ik heb het van het begin af aan bij het rechte eind gehad: het was één wezen, en van het menselijk ras!’
‘Je houdt nu onmiddellijk op met hem te bestuderen. Kijk weer vóór je.’
‘Nee! We moeten dit type menswezen leren kennen! Dit is de kaste die ze uitkiezen om het bevel over hun oorlogsschepen te voeren!’
‘Draai je om.’
‘U mag dan al een Meester zijn, maar u bent niet mijn Meester.’
‘Gehoorzaam,’ zei Iwan. Iwan was niet gewend te moeten redetwisten. Hij was er niet goed in.
Charlie wel. Terwijl Jock, aan innerlijke tweestrijd ten prooi, zenuwachtig gebaarde en stotterde, schakelde Charlie over op een oeroude, halfvergeten taal, niet zozeer ter wille van de geheimhouding, dan wel om Jock eraan te herinneren, hoevéél ze geheim dienden te houden. ‘Als we de beschikking hadden over een groot aantal Bemiddelaars, zou het risico aanvaardbaar zijn, maar als je nu krankzinnig zou worden, zou de door ons te volgen politiek door Iwan en mij alleen beslist worden. En daarbij zou jouw Meester dan niet vertegenwoordigd zijn.’
‘Maar de gevaren die onze wereld bedreigen —’
‘Bedenk eens, hoe het je zusters vergaan is. Sally Fowlers Bemiddelaar loopt nu alle Meesters te vertellen dat de wereld volmaakt gemaakt zou kunnen worden, als ze hun voortplanting maar zouden willen beteugelen. Horace Bury’s Bemiddelaar —’
‘Als we er achter zouden kunnen komen —’
’ — is nergens te vinden. Hij stuurt brieven naar de machtigste Meesters, met een verzoek om aanbiedingen voor het geval hij mocht besluiten van Meester te veranderen, en hen wijzend op de waarde van de inlichtingen waarover alleen hij beschikt. Jonathon Whitbreads Bemiddelaar pleegde verraad aan haar Meester, en doodde haar eigen Fyunch(klik)!’ Charlie wierp even een snelle zijdelingse blik op Iwan. De Meester hield hen in de gaten, maar verstaan kon hij hen niet. Charlie schakelde weer over op hun gemeenschappelijke taal. ‘De Bemiddelaar van Kapitein Heer Blaine is Gekke Gerrit geworden. Daar was je zelf bij. En Gavin Potters Bemiddelaar is óók al Gekke Gerrit. Sinclairs Bemiddelaar is weliswaar nog bruikbaar voor de samenleving, maar volkomen krankzinnig.’
‘Het is de waarheid,’ zei de Witte. ‘We hebben haar de leiding gegeven over een project voor het ontwikkelen van beschermende krachtvelden zoals die waarover de menswezens beschikken. Ze kan verwonderlijk goed samenwerken met Bruinen, en hanteert zelf gereedschappen zelfs. Maar te oordelen naar de manier waarop ze tegen haar Meester en de Bemiddelaars die haar zusters zijn praat, zou je zeggen dat haar parië-tale hersenkwab beschadigd was.’
Jock ging met een plof zitten en keek vóór zich.
‘Kijk naar wat er gebeurd is,’ vervolgde Charlie. ‘Alleen Horst Staleys Bemiddelaar is naar rationele maatstaven nog bij haar volle verstand te noemen. Je mag je met geen enkel menswezen vereenzelvigen. Dit kan toch niet moeilijk voor je zijn. Er kan bij ons geen sprake zijn van enig geëvolueerd instinct ons met menswezens te vereenzelvigen!’ Jock schakelde weer over op de taal van het Laat-Trojaanse Tijdperk. ‘Maar we zijn hier helemaal alléén. Wiens Fyunch(klik) moet ik dan zijn, Iwan?’
‘Je zult niémands Fyunch(klik) zijn,’ verklaarde Iwan kort en bondig. Hij had alleen maar die verandering van taal gehoord, waardoor een en ander voor hem verborgen gebleven was. Charlie zei verder niets.
Blij dat dat voorbij is, wat het dan ook geweest mag zijn, dacht Hardy. Het gesprek tussen de Splinters had slechts een halve minuut geduurd, maar er moest een heleboel informatie uitgewisseld zijn — en die was van een sterk emotionele aard geweest. Daar was David zeker van, al kon hij tot nog toe slechts enkele zinnetjes herkennen van welke Splintertaal dan ook. Dat er een heleboel talen bestonden die nog heden ten dage gebruikt werden, daarover had hij pas onlangs zekerheid gekregen.
‘Daar komen de Onderkoning en de Gevolmachtigden,’ zei Hardy. ‘En daar beginnen de muziekkorpsen ook al te spelen. Nu zult u kunnen zien hoe het bij een parade toegaat.’
Het scheen Rod toe dat zelfs de rotsgrond onder het Paleis beefde van het lawaai. Met donderend geroffel stapten honderd tamboers voorbij, en achter hen schetterde een fanfarekorps een of andere mars, die zelfs in de tijd van het Co-Dominium al eeuwenoud was geweest. De tamboer-majoor stak zijn staf omhoog, en de groep begon onder beleefd applaus heen en weer te marcheren voor de tribune. Dirigeerstokjes werden door meisjes hoog in de lucht gegooid, en wentelden om en om.
‘De Ambassadeur vraagt of dit Krijgers zijn,’ schreeuwde Charlie boven het geraas uit.
Rod barstte bijna in lachen uit, maar wist zijn stem zorgvuldig in bedwang te houden. ‘Nee. Dit is het muziekkorps van de John Muir School — een jeugdgroep. Sommigen van hen zullen misschien inderdaad krijgers worden, straks wanneer ze ouder zijn, en sommigen zullen boeren worden, of constructeurs, of —’
‘Dank u.’ De Splinters tjilpten onder elkaar.
Niet dat we geen militairen te zien zullen krijgen, dacht Rod. Aangezien deze ontvangst gegarandeerd de grootste tri-vee-kijkdichtheid zou opleveren die ooit in de geschiedenis van het Keizerrijk vertoond was, zou Merrill beslist niet de kans voorbij laten gaan de kijkers iets van de gepantserde vuist te laten zien. Misschien dat toekomstige rebellen zich dan wel tweemaal zouden bedenken. Maar veel militair materieel was er tot dusverre niet ten toon gespreid, en ze hadden meer meisjes met bloemen te zien gekregen dan Mariniers en soldaten. Er kwam geen eind aan de parade. Iedere provinciale baron, gilde, maatschappij, stad, school en loge — allemaal wilden ze pronken, en allemaal wilden ze een stukje van de publiciteit, en Fowler had gezegd: laat ze allemaal maar komen.
Het muziekkorps van de John Muir-School werd gevolgd door een half bataljon Schotse Hooglanders van de planeet Covenant met kilts, nóg meer trommels, en jankende doedelzakken. De wilde muziek werkte Rod op de zenuwen, maar hij hield zich zorgvuldig in bedwang; hoewel Covenant helemaal aan de andere kant van de Kolenzak lag waren de Hooglanders natuurlijk nogal populair op Nieuw-Schotland, en alle Nieuwschotlanders hielden van doedelzakmuziek, of gaven voor dat te doen.
De Hooglanders droegen zwaarden en pieken, en hadden beremutsen op, die wel een meter hoog waren. Helder gekleurde Schots geruite mantels golfden van hun schouders naar achteren. Er ging geen zichtbare dreiging van hen uit, maar de reputatie van de Covenanters was op zichzelf al dreiging genoeg; geen leger van de tot nu toe bekende werelden zou graag met hen slaags raken wanneer ze die mooie ceremoniële tenu’s aflegden en gevechtskleding en pantsers aantrokken; en Covenant was door en door trouw aan het Keizerrijk.
‘Zijn dit Krijgers?’ vroeg Charlie.
‘Ja. Ze maken deel uit van onderkoning Merrills ceremoniële garde,’ schreeuwde Rod terug. Hij ging in de houding staan toen er een vaan-delwacht voorbij marcheerde, en moest een sterke opwelling bedwingen zijn hand op te heffen in een militair saluut. In plaats daarvan nam hij zijn hoed af.
De parade duurde voort: een met bloemen bedekte praalwagen van een of andere baronie op.Nieuw-Ierland; praalwagens van handwerkersgilden; daarna opnieuw soldaten, Friedlanders ditmaal, die ietwat stijf en onbeholpen marcheerden omdat het artilleristen en tanksoldaten waren, en ze hun voertuigen niet bij zich hadden. Alweer een waarschuwing aan de provincies wat Zijne Majesteit allemaal tegen zijn vijanden in het veld kon brengen.
‘Wat denken de Splinters van dit alles?’ vroeg Merrill vanuit zijn mondhoek, terwijl hij de vlag van alweer zo’n barionale prachtwagen groette.
‘Dat is moeilijk te zeggen,’ antwoordde senator Fowler.
‘Wat er meer op aankomt, is wat ze er in de provincies van zullen denken,’ zei Armstrong. ‘Voor een heleboel van die lui is deze show net zoveel waard als een bezoek van een slagkruiser. En ’t is veel goedkoper ook.’
‘Goedkoper voor de regering, ja,’ zei Merrill. ‘Ik moet er niet aan denken wat dit allemaal gekost heeft. Een geluk dat ik het niet heb hoeven betalen.’
‘Rod, je kunt nu wel gaan,’ zei senator Fowler. ‘Hardy zal je wel bij de Splinters verontschuldigen.’
‘Goed. Wel bedankt.’ Rod glipte weg. Achter hem hoorde hij de geluiden van de parade en de gedempte gesprekken van zijn vrienden. ‘Ik heb nog nooit van mijn leven zóveel trommels bij elkaar gehoord,’ zei Sally.
‘Onzin. Zo is het op iedere Keizerlijke Verjaardag,’ bracht senator Fowler haar in herinnering.
‘Nou ja, maar op Keizerlijke Verjaardagen hoef ik tenminste niet alle parades bij te wonen.’
‘Verjaardag?’ vroeg Jock.
Rod vertrok, terwijl Sally probeerde uit te leggen wat nationale feestdagen waren, en honderd pijpers dreunend voorbij marcheerden in al hun Keltische pracht.
Gehuld in een nijdig stilzwijgen stapte het kleine groepje voort. De vijandige gezindheid van Horowitz wijs bijna hoorbaar, terwijl hij hen voorging dieper onder de grond. Ik ben de bekwaamste xenoloog van de hele Trans-Kolenzak, dacht hij. Om een betere te vinden zullen ze naar Sparta moeten gaan. En dan komen daar zo’n jong adellijk ventje en zijn half ontwikkelde dame, en trekken mijn woord als deskundige in twijfel.
En ik moet het me nog laten welgevallen ook.
Dat was iets waar weinig aan te doen viel, overdacht Horowitz. De President van de Universiteit had hem dat persoonlijk duidelijk gemaakt. ‘Doe in godsnaam wat ze van je verlangen, Ziggy! Die Commissie is een bijzonder gewichtige aangelegenheid. Hun rapporten zullen van invloed zijn op ons hele budget, om van jouw afdeling maar te zwijgen. Wat moeten we beginnen als ze zeggen dat we hun geen medewerking verlenen, en om een team uit Sparta vragen?’
Het zij zo. Maar die jonge aristocraten wisten tenminste dat zijn tijd kostbaar was. Onderweg naar de laboratoria had hij hun dat wel een half dozijn keer verteld.
Ze bevonden zich nu diep onder de grond in de Oude Universiteit, en liepen over uitgesleten rotsvloeren die al een onheugelijke tijd geleden uitgehakt waren. Murcheson zelf had nog door deze gangen heen en weer geijsbeerd voordat de terraformatie van Nieuw-Schotland voltooid was, en volgens de legende kon je zijn geest af en toe nog steeds zien rondwaren door de rotsige gangen: een figuur met een kap op en met één smeulend rood oog.
En waarom is dit eigenlijk zo belangrijk trouwens? Bij de kont van Balaam, waarom maakt dat meisje daar zoveel poeha over? Het laboratorium was ook alweer zo’n uit de levende rots gehouwen vertrek. Horowitz maakte een gebiedend gebaar, en twee gegradueerde assistenten openden een koelruimte en schoven een lange tafel naar buiten.
Op het witte plastic oppervlak lag het ontlede kadaver van de piloot van de Gekke Gerrit-verkenner. Zijn organen waren min of meer in overeenstemming met de posities die ze vóór de sectie ingenomen hadden gerangschikt, en waren door dwars over de gevilde huid getrokken zwarte lijnen verbonden met bepaalde punten op die huid en aan het opengewerkte skelet. Lichtrood en donkerrood, grauwgroen, onwaarschijnlijke vormen: de onderdelen van een Bemiddelaar deden niet alleen voor wat de kleur betrof, maar ook in alle andere opzichten denken aan een man die door een granaat getroffen was. Rod voelde zijn maag omdraaien, en moest weer denken aan enkele gevechten op de grond, waarbij hij betrokken was geweest.
Er voer een lichte huivering door hem heen, toen Sally zich ongeduldig voorover boog om beter te kunnen zien. Haar gezicht stond strak en grimmig — maar daarnet in Horowitz’ kantoor had het precies zo gestaan.
‘Ziehier!’ riep Horowitz triomfantelijk uit. Zijn benige vinger priemde naar een paar kleine knobbeltjes in de onderbuik, die de afmetingen van pinda’s en een slijmgroene kleur hadden. ‘Hier. En hier. Dit zouden de teelballen geweest zijn. De andere Splintervarianten hebben ook allemaal inwendige teelballen.’
‘Ja —’ bevestigde Sally.
‘Zó klein?’ vroeg Horowitz geringschattend.
‘We weten het niet.’ Sally’s stem klonk nog steeds heel ernstig. ‘Die beeldjes bevatten geen voortplantingsorganen, en de enige Splinters die door het personeel van de expeditie ontleed werden waren een Bruine en een aantal miniatuurtjes. En die Bruine was een vrouwtje.’
‘Ik heb die miniatuurtjes gezien,’ zei Horowitz zelfingenomen. ‘Nou — ja,’ beaamde Sally. ‘Bij de mannelijke miniatuurtjes waren de teelballen groot genoeg om te kunnen zien —’
‘Naar verhouding veel groter dan deze. Maar dat doet niet ter zake. Deze hier zouden onmogelijk sperma voortgebracht kunnen hebben. Dat heb ik bewezen. Deze piloot was steriel!’ Horowitz sloeg de rug van zijn ene hand met een kletsend geluid tegen de open handpalm van zijn andere hand. ‘Steriel, zeg ik u!’
Sally bestudeerde de ontlede Splinter. Ze is werkelijk van streek, dacht Rod.
‘Splinters beginnen als mannetjes en veranderen dan in vrouwtjes,’ mompelde Sally, bijna onhoorbaar. ‘Zou dit niet een onvolwassen schepsel hebben kunnen zijn?’
‘Een pilóót?’
‘Ja, natuurlijk —’ Ze zuchtte. ‘U heeft gelijk, dat staat vast. Hij had dezelfde lengte als een volgroeide Bemiddelaar. Kan het een misbaksel geweest zijn?’
‘Hah! U lachte mij uit, toen ik opperde dat het misschien een mutatie geweest zou kunnen zijn! Weet u nog? Maar hoe dan ook, het is er geen. Terwijl jullie dat plezierreisje maakten, hebben wij hier het nodige werk verzet. Ik heb de chromosomen en de systemen voor het coderen van de genen weten te identificeren, die verantwoordelijk zijn voor de geslachtelijke ontwikkeling. Dit schepsel was een steriele kruising van twee andere vormen, die elk op zich wél vruchtbaar zijn.’
Triomfantelijk keek hij hen aan.
‘Dat klopt,’ zei Rod. ‘De Splinters hebben Renner verteld dat de Bemiddelaars een kruising waren —’
‘Kijk,’ zei Horowitz gebiedend. Hij stelde een beeldscherm voor het houden van lezingen in werking, en drukte op een aantal knoppen, gecodeerde instructies gevend aan een computer. Er gleden vormen over het beeldscherm. De chromosomen van Splinters waren dicht opeengepakte schijfjes, met elkaar verbonden door dunne staafjes. De schijfjes vertoonden strepen en vlekken — en Sally en Horowitz spraken een taal die Rod niet verstond. Afwezig luisterde hij er een tijdje naar, en zag toen een laboratoriumassistente die net bezig was koffie te maken. Het meisje voelde met hem mee en bood hem ook een kopje aan, de andere assistent voegde zich bij hen, en nieuwsgierig presten ze hem hun het een en ander over Splinters te vertellen. Alwéér. Een half uur later verlieten ze de universiteit. Hij wist niet wat Horowitz tegen haar gezegd had, maar hij had Sally weten te overtuigen. ‘Waarom trek je ’t je zo aan, lieveling?’ vroeg hij. ‘Horowitz heeft gelijk. Het is logisch verklaarbaar dat Bemiddelaars steriel zijn.’ Rod trok een zuur gezicht toen hij weer terugdacht aan wat Horowitz gezegd had. Horowitz had er met overdreven nadruk aan toegevoegd dat, aangezien ze steriel waren, de Bemiddelaars niet geneigd zouden zijn tot nepotisme.
‘Maar dan zou mijn Fyunch(klik) het me toch verteld hebben. Ik weet zeker dat ze dat gedaan zou hebben. We hebben wel degelijk over sex en over voortplanting gepraat, en toen zei ze —’
‘Wat zei ze?’
‘Ik herinner het me eigenlijk niet precies.’ Sally haalde haar zakcomputer te voorschijn, en krabbelde de symbolen voor het oproepen van informatie uit het computergeheugen op de invoerplaat. Het apparaat produceerde een zoemtoon, die vervolgens van toon veranderde om aan te geven dat het zich van het radiosysteem van de grondwagen bediende om in verbinding te treden met de grote computergeheugens in het Paleis. ‘En ook kan ik me niet herinneren wannéér ze dat precies gezegd heeft —’ Ze krabbelde weer een paar andere symbolen neer. ‘Ik had een beter verwijzingssysteem moeten gebruiken, toen ik het bewuste bandje in het computergeheugen invoerde.’
‘Je zult het heus wel terugvinden. Kijk, we zijn al bij het Paleis — na de lunch hebben we een bespreking met de Splinters. Waarom vraag je hun er niet naar?’
Ze grinnikte.
‘Wat valt er te blozen?’
Sally giechelde. ‘Weet je nog toen die kleine Splinters voor het eerst paarden? Het was de eerste positieve aanwijzing van geslachtelijke veranderingen bij volwassen Splinters die we tot dusverre gekregen hadden, en ik ben toen hals over kop naar die salon gerénd, gewoon — Doctor Horvath denkt nog steeds dat ik ’n soort sexmaniak ben!’
‘Wil je misschien dat ik het vraag?’
‘Ja, als ik het zelf niet doe tenminste. Maar, Rod, mijn Fyunch(klik) zou nooit tegen me gelogen hebben. Dat is eenvoudig uitgesloten.’
Ze aten weer in de speciale eetzaal voor hooggeplaatste personen, en opnieuw bestelde Rod een koffie met cognac. Hij nam een slokje en zei toen nadenkend, ‘Er was een boodschap bij dit geschenk —’
‘O ja? Heb je meneer Bury gesproken?’
‘Alleen maar om hem te bedanken. Hij is nog steeds de gast van de Marine. Nee, die boodschap zat hem in het geschenk zelf, want ik heb eruit begrepen dat hij in de gelégenheid was boodschappen te verzenden, zelfs nog vóórdat de Lenin hier aankwam.’ Ze keek geschrokken. ‘Je hebt gelijk — waarom hebben we niet —’
‘We hadden het te druk. En toen ik er naderhand aan dacht leek het me niet belangrijk genoeg om te rapporteren, en dus heb ik dat ook niet gedaan. Maar de vraag is, Sally: Wat heeft hij nog méér voor boodschappen verzonden en waarom wilde hij dat ik wéten zou dat hij daartoe in de gelegenheid was?’
Ze schudde het hoofd. ‘Ik zou nog liever proberen de beweegredenen van buitenaardse wezens te analyseren dan die van meneer Bury. Hij is een bijzonder vreemde man.’
‘Dat is hij, ja. Maar dom is hij niet.’ Hij stond op en hielp Sally uit haar stoel. ‘Tijd om naar de bespreking te gaan.’
Ze kwamen bijeen in een ander gedeelte van het Paleis, in de vertrekken van de Splinters. Deze bijeenkomst was als een werkgesprek bedoeld, en senator Fowler hield de politici elders aan de praat, zodat Rod en Sally ongestoord vragen konden stellen. ‘Ik ben blij dat je meneer Renner als adviseur aangetrokken hebt,’ zei Sally tegen Rod terwijl ze uit de lift stapten. ‘Hij heeft een — nou ja, zijn kijk op de Splinters is anders.’
‘Anders, ja. Dat is het juiste woord.’ Rod had ook nog andere leden van de expeditie als adviseurs toegewezen gekregen: aalmoezenier Hardy, Sinclair, en verscheidene wetenschappers. Maar totdat senator Fowler een besluit genomen zou hebben inzake het verzoek van doctor Horvath als lid tot de Commissie te mogen toetreden, zouden ze van de diensten van laatstgenoemde geen gebruik kunnen maken; de Minister van Wetenschappen zou wellicht weigeren zich door de Gevolmachtigden als ondergeschikte te laten gebruiken.
De Mariniers die buiten de vertrekken van de Splinters op wacht stonden sprongen in de houding toen Rod en Sally er aankwamen. ‘Zie je wel. Je haalt je veel te veel muizenissen in je hoofd,’ zei Rod, terwijl hij hun groet beantwoordde. ‘De Splinters hebben zich blijkbaar niet over deze wachtposten beklaagd.’
‘Beklaagd? Jock heeft me verteld dat de Ambassadeur het zelfs préttig vindt een lijfwacht te hebben,’ zei Sally. ‘Ik vermoed dat hij een beetje bang voor ons is.’
Rod haalde de schouders op. ‘Ze kijken erg veel naar de tri-vee. God mag weten, hoe ze nú over het menselijk ras denken.’ Ze traden binnen en hoorden dat er een levendig gesprek aan de gang was. ‘Natuurlijk verwachtte ik niet rechtstreekse bewijzen te zullen vinden,’ zei aalmoezenier Hardy met nadruk. ‘Maar ook al verwachtte ik dat dan niet, toch zou het me aangenaam verrast hebben iets concreets te vinden: religieuze geschriften uit de oudheid, of een godsdienst die met de onze overeenkwam, of zo iets dergelijks. Maar verwacht heb ik het niet, nee.’
‘Ik vraag me nog steeds af wat u denkt dat u daarmee zou hebben kunnen aantonen,’ zei Charlie. ‘Als ik me voor het probleem gesteld zou zien te bewijzen dat menswezens zielen bezaten, zou ik niet weten waar ik met zoeken zou moeten beginnen.’
Hardy haalde de schouders op. ‘Ik ook niet. Maar laten we beginnen met jullie eigen geloofsopvattingen — jullie denken dat jullie zo iets als een onsterfelijke ziel bezitten.’
‘Sommigen wel, sommigen niet,’ zei Charlie. ‘De meeste Meesters geloven er wél in. Evenals menswezens voelen ook Splinters niet voor de gedachte, dat hun levens geen doel zouden hebben. Of dat er niet alleen een eind aan komen kan, maar dat dat ook inderdaad gebeuren zal. Hallo, Sally. Rod. Gaan jullie zitten, alsjeblieft.’
‘Dank je.’ Rod knikte groetend naar Jock en Iwan. De Ambassadeur zag eruit als een surrealistische versie van een angorakat, zoals hij daar onderuit lag half op de rand van een divan. De Meester maakte een kort gebaar met zijn onderste rechterhand, een gebaar waarvan Rod er achter gekomen was dat het zo iets als ‘ik zie je’ betekende. Er bestonden blijkbaar ook nog andere groeten, maar die bewaarden ze voor andere Meesters: hun gelijken, en niet de schepsels waarmee Bemiddelaars onderhandelden.
Rod stelde zijn zakcomputer in werking om er de agenda voor de bespreking van af te lezen. Die was zo gecodeerd, dat hij niet alleen zien kon welke formele gesprekspunten hij behandelen moest, maar ook welke vragen senator Fowler beantwoord wenste te zien zonder dat de Splinters doorhadden dat die vragen hun gesteld werden; vragen zoals bijvoorbeeld waarom de Splinters nooit naar het lot van de Gekke Gerrit-verkenner geïnformeerd hadden. Die vraag had eigenlijk helemaal niet van een codeteken voorzien behoeven te worden; Rod was daar even nieuwsgierig naar als de senator. Ook moest hij ervoor oppassen dat de Splinters niet zélf vragen daarover zouden gaan stellen, want dan zou hij hun moeten vertellen wat hij met hun verkenner gedaan had.
‘Voor we beginnen,’ zei Rod, ‘moet ik u namens het Ministerie van Externe Zaken verzoeken vanavond een receptie te willen bijwonen, die voor de baronnen en een aantal afgevaardigden van het Parlement gegeven wordt.’
De Splinters tjilpten. Iwan tjilpte terug. ‘Het zal ons een eer zijn,’ zei Jock formeel. Haar stem klonk strikt neutraal.
‘Goed. Dan kunnen we nu dus terugkeren tot diezelfde problemen, waar we al die tijd al mee zitten: Of jullie een gevaar voor het Keizerrijk betekenen, en wat precies de uitwerking van jullie technologie zal zijn op onze economie.’
‘Vreemd genoeg,’ zei Jock, ‘houden wij ons met diezelfde vraagstukken bezig. Alleen in omgekeerde richting.’
‘Maar we schijnen nooit tot een oplossing te kunnen komen,’ klaagde Sally.
‘Hoe zouden we dat ook kunnen?’ vroeg Hardy. Het was een redelijke vraag. ‘Aangenomen dat we dat vraagstuk van die dreiging kunnen verwaarlozen, zolang we niet weten wat onze vrienden aan ons verkopen willen, kunnen onze economen ook niet voorspellen wat de gevolgen daarvan voor ons zullen zijn — en de Splinters zitten met dezelfde moeilijkheid.’
‘Maar ze maken zich daar niet zoveel zorgen over als wij,’ zei Renner ongeduldig. ‘Ik ben het met Sally eens. We praten een hoop, maar bereiken doen we niet veel.’
‘Als we nu niet eens beginnen, zullen we helemaal niets bereiken.’ Rod wierp een blik op de agenda op het beeldschermpje van zijn computer. ‘Het eerste punt is supergeleiders. Onze natuurkundigen zijn er blij genoeg mee, maar de economische afdeling wil betere gegevens omtrent de kosten. Ik moest jullie vragen —’ Hij raakte het knopje aan dat ervoor diende de vragen een eindje verder te laten tollen op het kleine beeldschermpje, en zocht naar de bewuste vraag.
‘Zijn jullie steriel?’ flapte Sally er ineens uit.
Doodse stilte. Hardy’s ogen vernauwden zich een beetje, maar verder reageerde hij op geen enkele manier. Renner trok zijn linkerwenkbrauw op. Allemaal staarden ze eerst Sally aan, en toen de Splinters. ‘Je bedoelt Bemiddelaars,’ zei Jock voorzichtig. ‘Ja. Natuurlijk.’ Weer stilte. ‘Jullie allemaal?’ vroeg Renner toen. ‘Zeker. Wij zijn een bastaardvorm. Maar dit antwoord schijnen jullie geen van allen prettig te vinden. Sally, wat is daar zo verontrustend aan? De Bemiddelaars zijn laat als zodanig geëvolueerd, en evolutie vindt even dikwijls bij hele groepen en stammen tegelijk plaats als bij afzonderlijke wezens — dat geldt toch ook voor menswezens, nietwaar?’ Hardy knikte. ‘En niet alleen voor óns, maar ook voor de meeste vreemde levensvormen die we aangetroffen hebben.’
‘Dank je. We nemen aan dat stammen mét Bemiddelaars betere overlevingskansen hadden dan stammen zónder. Wij zelf hebben nooit een vruchtbare Bemiddelaar gezien, maar zelfs als er ooit een bestaan heeft, zal ze eerder in het belang van haar kinderen gehandeld hebben dan in dat van de stam.’ De Splinter haalde de schouders op. ‘Maar dat zijn natuurlijk allemaal maar gissingen. Zó ver gaat onze geschiedenis niet terug. En voor wat mijzelf betreft, ik zou best graag kinderen willen hebben, maar ik heb altijd geweten dat ik dat nooit zou kunnen —’ Opnieuw haalde de Splinter de schouders op. ‘Toch is het jammer. De geslachtsdaad is het toppunt van genot. Dat weten we. In onze fantasie voelen we maar al te sterk met onze Meesters mee.’ Opnieuw stilte. Hardy schraapte zijn keel, maar zei niets. ‘Sally, nu we het toch over de problemen van ons Splinters hebben, is er ook nog iets anders dat je omtrent ons weten moet.’ De somberheid in het vertrek was met een mes te snijden, dacht Rod. Waaróm is het nou eigenlijk zo deprimerend dat —’Vergeleken bij jullie ras heeft het onze maar een zeer korte levensduur. Wij drieën werden gekozen op grond van onze ervaring en intelligentie, en niet om onze jeugd. We hebben nog maar aanzienlijk minder dan tien jaar te leven.’
‘Maar — Nee toch!’ Sally was zichtbaar ontdaan. ‘Jullie alle drie?’
‘Ja. Ik zou zo’n pijnlijk onderwerp anders niet ter sprake gebracht hebben, maar het leek ons allemaal verstandig het jullie te vertellen. Jullie parades, die formele recepties, dit alles bezorgt ons een bijzonder aangename verbazing. We denken er nog veel genoegen aan te kunnen beleven het raadsel van waarom jullie dat soort dingen doen op te lossen. Maar we dienen ook commerciële en diplomatieke betrekkingen met jullie tot stand te brengen, en we zitten met een tijdslimiet waaraan niet te ontkomen valt —’
‘Ja,’ zei Sally. ‘Ja, natuurlijk. Nog niet ééns tien jaar!’ Jock haalde de schouders op. ‘Alles bij elkaar hebben Bemiddelaars een levensverwachting van vijfentwintig jaar. Misschien een paar meer, misschien een paar minder. Maar jullie zullen zo je eigen problemen wel hebben.’ Er kwam een klank van grimmig vermaak in de stem van het buitenaardse wezen. ‘Zoals die oorlogen waarvan jullie te lijden hebben, omdat jullie er geen Bemiddelaars op nahouden!’ De Splinter keek het conferentievertrek rond. Het was weer doodstil, en ze keken allemaal wezenloos voor zich uit. ‘Ik schijn jullie van streek gemaakt te hebben. Dat spijt me, maar dit moest gezegd worden — Laten we ons gesprek morgen hervatten, nadat jullie tijd gehad hebben om hierover na te denken.’ Ze bracht een hoge, zachte fluittoon voort, en Charlie en Iwan volgden haar door een gelambrizeerde deuropening naar de privé-vertrekken van de Splinters. Zachtjes ging de deur achter hen dicht.
Terwijl ze naar Iwans kamer liepen, tjilpte Charlie tegen de Meester. Ze gingen naar binnen en sloten de deur; en hoewel ze er zeker van waren dat het vertrek geen verborgen camera’s of afluisterapparatuur bevatte, bedienden ze zich van een hogere taal, die rijk was aan dichterlijke zinspelingen. De menswezens zouden die nooit kunnen ontraadselen.
De Meester gaf door zijn houding te kennen dat hij een verklaring eiste. ‘Er was geen tijd om te beraadslagen,’ riep Jock uit. ‘Ik moest onmiddellijk antwoorden, voordat ze te veel belang aan die vraag konden gaan hechten.’
‘Je hebt hun vraag met ja beantwoord,’ zei Iwan. ‘Je had ook nee kunnen zeggen. Of misschien. Of dat sommigen het wel zijn, en sommigen niet…’
‘Je zou ook tegen ze hebben kunnen zeggen,’ zei Charlie, ‘dat het onze gewoonte niet is over zulke dingen te praten. Je weet dat menswezens niet graag openlijk over sexuele aangelegenheden praten.’
‘Ze kunnen het anders heel goed wanneer ze dat willen,’ wierp Jock tegen. ‘En hun volgende verzoek zou geweest zijn ons door hun xenologen te laten onderzoeken. En we hébben ons al onderworpen aan een onderzoek door hun artsen — hoe zouden we dit dan hebben kunnen weigeren?’
Iwan: ‘Hun xenologen zouden niets kunnen vinden. Bij een mannetje zou een telling van de zaadcellen niets opgeleverd hebben, maar bij jullie zouden ze niets wijzer worden, want jullie zijn vrouwtjes.’ Charlies gebaren drukten rituele droefenis uit: De omstandigheden nopen me ertoe het met u oneens te zijn, Meester. ‘Hun oorspronkelijk onderzoek was op niets bepaalds gericht. Kunt u met zekerheid zeggen dat ze nu nog minder grondig te werk zouden gaan? Dat ze niet tot de ontdekking zouden komen dat wij alle drie lijden aan verstoring van het hormonale evenwicht?’ Charlies armen namen een bepaalde stand aan om verontschuldiging uit te drukken voor het feit dat ze de Meester aan zijn steriliteit herinnerd had; en vervolgens een andere stand, die aangaf dat het een dringende en belangrijke kwestie betrof. ‘Dezelfde verstoring van het evenwicht die ze bij de bruine delver aangetroffen moeten hebben. Stoornissen die niet aanwezig waren toen ze de delver vonden, maar die opgetreden zijn voordat ze aan boord van de MacArthur stierf.’
De beide anderen deden er plotseling het zwijgen toe. Charlie ging onverbiddelijk verder. ‘Ze zijn niet dom. Het is heel goed mogelijk dat ze die stoornissen in verband gebracht hebben met sexuele onthouding. En wat zijn ze met betrekking tot de Instrumentmakers te weten gekomen? Ze moeten de beschikking gehad hebben over Instrumentmakers om te onderzoeken; die delver zal ze vanzelfsprekend meegebracht hebben aan boord.’
‘Vervloekt!’ Iwan nam een denkhouding aan. ‘Zouden ze de Instrumentmakers misschien in aparte kooien gestopt hebben?’ De Bemiddelaars maakten allebei een gebaar dat op gebrek aan kennis duidde. ‘Jock heeft juist gehandeld door zo te antwoorden,’ zei Charlie. ‘Ze hebben het lijk, dat zich aan boord van de Gekke Gerrit-verkenner bevond, in hun bezit. Er móét er een geweest zijn, en het moet een Bemiddelaar geweest zijn, een jonge die nog een lang leven voor zich had, opdat hij zou kunnen onderhandelen met wie de verkenner hier ook aantreffen mocht.’
‘Maar de aantekeningen die we in onze archieven gevonden hebben tonen aan dat die Bemiddelaar dood geweest moet zijn,’ zei Jock. ‘Hij móét dood geweest zijn; de menswezens hebben niets van hem te weten kunnen komen. Vervloekt! Waren de aantekeningen maar compleet —’
‘Waren de aantekeningen maar compleet. Hadden we maar een Bruine bij ons. Wilden de menswezens ons maar vertellen wat ze met die verkenner gedaan hebben. Wilden de menswezens ons maar vertellen waarom ze de MacArthur vernietigd hebben. Je zult ophouden met dat zinloze gepraat,’ beval Iwan op besliste toon. ‘Dat heb je zeker van die menswezens geleerd. Spreek liever over wat de menswezens te weten gekomen zijn door middel van de piloot van de verkenner.’ Charlie: ‘Ze zullen die piloot ontleed hebben. In de biologische wetenschappen zijn ze even ver als wij. Verder zelfs. Ze praten over genetische ingenieurstechnieken die in geen enkel museum opgetekend staan, en die bij ons beslist niet gedurende deze Cyclus uitgevonden zijn. Derhalve moeten we aannemen dat hun xenobiologen ontdekt kunnen hebben dat de piloot steriel was. En Renners Fyunch(klik) heeft hem verteld dat Bemiddelaars steriele kruisingen waren.’
‘Zelfs toen was ze dus al Gekke Gerrit,’ zei Iwan. ‘En nu spreekt ze haar Meester voortdurend tegen.’ Hij zweeg en dacht even na, met zijn armen om stilte gebarend. ‘Je hebt goed gehandeld,’ zei hij tegen Jock. ‘Ze zouden er in elk geval toch achter gekomen zijn dat jullie steriel zijn. Maar het is van het allergrootste belang dat ze niet te weten komen hóé belangrijk dat wel is. Zullen de menswezens hieruit kunnen afleiden dat Fyunch(klik)ken tegen menswezens kunnen liegen, en dat ook inderdaad doen?’
Doodse stilte. Eindelijk nam Jock het woord. ‘We weten het niet. Sally’s Fyunch(klik) heeft met haar over sex gesproken, maar dat gesprek vond aan boord van het schip van de menswezens plaats. We hebben er geen opname van en weten alleen maar wat ze gerapporteerd heeft.’
‘Een rapport, uitgebracht door een Gekke Gerrit,’ zei Iwan.
‘Ik heb mijn uiterste best gedaan hen af te leiden,’ zei Jock.
‘Maar ben je daar ook in geslaagd?’
‘Ja. Het was duidelijk op hun “gezichten” te zien.’ Iwan kon de uitdrukking van een menselijk ‘gezicht’ niet lezen, maar wel begreep hij hoe dat in zijn werk ging: de menswezens hadden spieren rond hun ogen en hun mond die ze gebruikten om er emoties mee kenbaar te maken, precies zoals Splinters dat door middel van gebaren deden. En Bemiddelaars konden die emoties lezen. ‘Ga door.’
‘Ik heb een rechtstreekse toespeling op de geslachtsdaad gemaakt om hun denkproces te vertragen. En daarna heb ik het feit van onze levensduur ter sprake gebracht, voorgedragen op de manier van iemand die toegeeft een ongeneselijke ziekte te hebben. Van nu af aan zullen deze schepsels met hun lange levens diep met ons lot begaan zijn.’
‘En terecht, zou ik zeggen,’ zei Charlie.
‘Ze zullen medelijden met ons hebben omdat we zo gehandicapt zijn. Misschien zullen ze zelfs proberen er wat aan te doen.’ Snel draaide Iwan zich om naar Jock. ‘Geloof jij dat ze dat kunnen?’
‘Maar Mééster, nee, natuurlijk niet! Ben ik soms Gekke Gerrit?’
Iwan ontspande zich. ‘Jullie zullen zorgvuldige aandacht aan deze aangelegenheid besteden. Jullie dienen het bewijsmateriaal te bespreken, waarover de menswezens beschikken, en wat ze daaruit zouden kunnen afleiden. Waren er behalve jouw Meester niet ook nog twee Constructeurs aan boord van dat ambassadeursschip dat de MacArthur begroette?’
Jock: ‘Inderdaad.’
‘Vervloekt. En hoeveel toekomstige Bemiddelaartjes waren er aan boord toen ze terugkeerden?’
‘Ik had vier zusters.’
‘Vervloekt!’ Iwan wilde nog meer zeggen; maar door nu te reppen over datgene wat voor de hand lag, zou hij Jocks trouw voorgoed verspeeld hebben; en bij Charlie zou de schok daarvan zelfs afwijkingen ten gevolge kunnen hebben. Vervloekt! Bemiddelaars vereenzelvigden zich met Meesters. Ze hielden er dezelfde gevoelens ten opzichte van kinderen op na die Meesters plachten te koesteren.
Hoewel hij al vanaf jeugdige leeftijd steriel was, was Iwan niet immuun voor dat soort gevoelens; maar hij wist het: die kinderen hadden tenminste gespaard dienen te blijven.
‘Het heeft geen zin hier te blijven zitten,’ kondigde Renner aan. ‘Nee.’ Rod ging hen voor naar de kantoorvertrekken van de Commissie, die zich in een ander gedeelte van het Paleis bevonden. Sally liep zwijgend achter hen aan.
‘Kelley, je moest maar wat drankjes brengen, lijkt me,’ zei Rod toen ze aan de conferentietafel waren gaan zitten. ‘En maak er voor mij maar een dubbele whisky van.’
‘Tot uw orders, heer.’ Kelley wierp Rod een verwonderde blik toe. Had hij nu al problemen met Vrouwe Sally? En dat terwijl ze nog niet eens getrouwd waren?
‘Vijfentwintig jaar!’ riep Sally hartgrondig uit. Er klonk bittere woede in haar stem. Nogmaals zei ze, ditmaal tegen aalmoezenier Hardy: ‘Vijfentwintig jaar?’ Ze wachtte en keek alsof ze van hem een verklaring verlangde voor een kosmos waarin zoveel onrechtvaardigheid heerste.
‘Misschien is dat de prijs die ze moeten betalen voor een intelligentie die superieur is aan de onze,’ zei Renner. ‘Anders wel een hoge prijs.’
‘Er zijn compensaties,’ zei Hardy bedachtzaam. ‘Hun intelligentie, ja. En hun levenslust. En dat ze zo snel praten doet veronderstellen dat ze waarschijnlijk ook snel denken. Ik vermoed dat Splinters de weinige jaren die hun ter beschikking staan heel intens beleven.’ Er viel weer een stilte. Kelley kwam terug met een dienblad. Hij zette de glazen neer en vertrok, rimpels van verbaasde afkeuring trekkend. Renner wierp een vluchtige blik op Rod, die de houding van ‘De Denker’ had aangenomen: elleboog op armleuning, kin op gesloten vuist, gezicht somber peinzend. Kevin hief zijn glas op. ‘Op de begrafenis.’ Niemand reageerde erop. Rod liet zijn glas onaangeroerd staan. Je zou een goed, nuttig leven kunnen leven in een kwart eeuw, dacht hij. Was dat vóór het atoomtijdperk ook niet ongeveer de levensverwachting van een mens geweest? Maar het zou geen compleet leven zijn. Ik ben nú al vijfentwintig, en ik heb- nog geen gezin gesticht, of samengeleefd met een vrouw van wie ik houd, en ben zelfs nog niet aan mijn politieke carrière begonnen…
Hij keek toe toen Sally opstond en heen en weer begon te ijsberen. Wat denkt ze eigenlijk dat ze doet? Dacht ze soms het probleem voor ze te kunnen oplossen? Als ze het zelf niet eens kunnen, hoe zouden wij dat dan moeten kunnen?
‘Zo komen we nergens,’ zei Renner. Hij bracht opnieuw zijn glas aan zijn mond. ‘Hoor eens, als de Bemiddelaars er zelf niet overstuur van zijn dat ze steriele kruisingen met een korte levensduur zijn, waarom zouden wij dan — Maar dan moeten die onvolwassen Bemiddelaartjes aan boord van dat ambassadeursschip… kinderen van die twee Bruinen en die verborgen gebleven Witte geweest zijn.’ Allemaal keken ze hem aan. Sally hield op met ijsberen en ging weer op haar stoel zitten. ‘Er waren vier jonkies toen we weer terugkeerden naar Splinter Alpha,’ zei ze. ‘Of niet, soms?’
‘Zeker,’ zei Hardy. Hij liet zijn cognac in zijn glas ronddraaien. ‘Dat is een tamelijk hoog geboortecijfer.’
‘Maar ze leven ook maar zo kort,’ wierp Sally tegen.
‘Eén zou al een hoog geboortecijfer zijn aan boord van dat schip en met dié opdracht,’ zei Renner, en zijn stem klonk gedecideerd. ‘Eerwaarde, wat denkt ú van een dergelijke situatie, vanuit een ethisch standpunt bekeken? Hier ga je op weg om een vreemd, goed gewapend ras te ontmoeten. Je gaat erheen in een ongewapend, uiterst kwetsbaar stuk speelgoed van een schip. En dus laat je overal kinderen vrij rondlopen…’
‘Ik begrijp waar u naartoe wilt,’ zei David Hardy. ‘Maar daar moet ik wel even over nadenken. Misschien —’
Hij werd onderbroken door vuisten die met kracht op het tafelblad neerkwamen. Twee vuisten, en een ‘Allemachtig!’ van Sally. Ze greep haar schrijfstift en krabbelde symbolen op de invoerplaat van haar computer. Het ding begon zoemende geluiden en lichtflitsen voort te brengen. ‘We stonden op het landingsvaartuig te wachten dat ons overbrengen zou. Ik weet zéker dat ik haar niet verkeerd begrepen heb. Dat kan onmógelijk.’
Hardy keek Sally verwonderd aan. Renner keek vragend naar Rod. Rod haalde zijn schouders op en keek naar zijn verloofde. ‘Haar Splinter heeft haar nooit verteld dat ze steriele kruisingen waren,’ legde hij de anderen uit.
De computer zoemde weer. Sally knikte en gaf het ding instructies. Tegen de achterwand van het vertrek lichtte een beeldscherm op met het beeld van een acht maanden jongere Sally Fowler, die met een bruin en wit gestreept buitenaards wezen stond te praten. De stemmen leken griezelig veel op elkaar.
Splinter: ‘Maar jullie trouwen om kinderen groot te brengen. Wie brengt er kinderen groot die geboren zijn zonder een huwelijk?’
Sally: ‘Er zijn liefdadige instellingen.’
Splinter: ‘Ik neem aan dat jij nooit —’
Sally: ‘Nee, natuurlijk niet.’
De levende Sally bloosde bijna, maar haar gezicht bleef grimmig staan.
Splinter: ‘Hoe, niet? Ik bedoel niet waaróm niet, maar hóé?’
Sally: ‘Nou — zoals je weet is er geslachtsverkeer tussen een man en een vrouw voor nodig om een baby te maken, net al bij jullie — ik heb jullie tamelijk grondig bestudeerd…’
‘Misschien niet grondig genoeg,’ merkte Hardy op. ‘Blijkbaar niet, nee,’ zei Sally. ‘Ssst.’
Splinter: ‘Pillen? Hoe werken die dan? Op basis van hormonen?’
Sally: ‘Inderdaad, ja.’
Splinter: ‘Maar een fatsoenlijke vrouw gebruikt die zeker niet.’
Sally: ‘Nee.’
Splinter: ‘Wanneer ga jij trouwen?’
Sally: ‘Wanneer ik de juiste man gevonden heb… Het kan zijn dat ik hem al gevonden heb.’
Er grinnikte iemand. Sally keek om zich heen en zag Rod schijnheilig kijken alsof het hem allemaal niet aanging, Hardy gemoedelijk glimlachen, en Renner openlijk grijnzen. Ze keek de eerste stuurman vernietigend aan, maar hij weigerde halsstarrig in zwarte rook op te gaan.
Splinter: ‘Waarom trouw je dan niet met hem?’
Sally: ‘Ik wil niets overhaasts doen. “Trouw in haast, en berouw het op je gemak”, luidt het gezegde. Ik kan trouwen wanneer ik maar wil. Nou ja, binnen de komende vijf jaar dan. Als ik dan nog niet getrouwd ben, zal ik zo iets als een ouwe juffrouw zijn.’
Splinter: ‘Ouwe juffrouw?’
Sally: ‘De mensen zouden het vreemd vinden. En als een Splinter nu eens geen kinderen wil, wat dan?’
Splinter: ‘Dan onthouden we ons eenvoudig van geslachtsverkeer.’ Er klonk een aantal klikkende geluiden, en toen werd het beeldscherm weer donker.
‘De letterlijke waarheid,’ zei ze peinzend. ‘ “Dan onthouden we ons eenvoudig van geslachtsverkeer.” En-dat doen ze dan ook niet, maar niet uit vrije verkiezing.’
‘Werkelijk?’ David Hardy klonk verwonderd. ‘In samenhang met die vraag is dat antwoord in hoge mate misleidend…’
‘Ze wenste er niet verder over te praten,’ zei Sally nadrukkelijk. ‘En dat is ook geen wonder. Ik heb haar gewoon verkeerd begrepen, dat is alles.’
‘Ik heb mijn Splinter anders nóóit verkeerd begrepen,’ zei Renner. ‘En af en toe begreep zij mij maar al te goed…’
‘Dat was de dag dat we naar Splinter Alpha gingen. Jullie kenden elkaar toen al maanden,’ zei Renner peinzend. ‘Eerwaarde, wat denkt u ervan?’
‘Als ik u goed begrijp, hetzelfde als u.’
‘Waar zinspeelt u eigenlijk op, menéér Renner? Laten we erover ophouden, zei ik.’ Vrouwe Sandra was duidelijk vertoornd. Rod zette zich schrap voor wat er komen ging: een ijzige koude, of een ontploffing, of misschien wel allebei.
‘Ik zinspeel er niet op, Sally,’ zei Renner, plotseling een besluit nemend, ‘maar ik zég het gewoon. Jouw Splinter heeft tegen je gelogen. Opzettelijk, en met voorbedachte rade.’
‘Onzin. Ze was gewoon een beetje verlegen —’
Hardy schudde zachtjes het hoofd. Deze kleine hoofdbeweging was voldoende om Sally het zwijgen op te leggen. ‘Als ik het goed heb,’ zei David, ‘kan ik me maar één gelegenheid herinneren, waarbij ik een Splinter ooit in verlegenheid heb gezien. Dat was in dat Museum van ze. En daar gedroegen ze zich allemaal eender — en hun gedrag was op geen stukken na te vergelijken met dat van jouw Fyunch(klik) zoëven, Sally. Ik ben bang dat het heel waarschijnlijk is dat Kevin gelijk heeft.’
‘En wat was de reden dan?’ bleef Sally koppig volhouden. ‘Waarom zou mijn — mijn zuster, bijna — waarom zou die tegen me liegen? Over zo iets?’
Iedereen zweeg. Sally knikte zelfgenoegzaam. Tegen aalmoezenier Hardy kon ze niet snauwen; niet omdat ze zoveel eerbied voor zijn ambt had, maar omdat ze hem persoonlijk respecteerde. Maar Renner, dat was wéér wat anders. ‘Als u een antwoord op die vraag weet te vinden, hoor ik het nog wel, menéér Renner.’
‘Ja, goed hoor.’ Renners gelaatsuitdrukking deed hem eigenaardig veel op Buckman lijken: Bury zou die uitdrukking terstond herkend hebben. Hij had haar nauwelijks gehoord.
Ze keerden de glinsterende balzaal de rug toe, zo gauw ze dat met fatsoen konden doen. Achter hen speelde een gekostumeerd orkestje walsen, terwijl de Splinters voorgesteld werden aan een schijnbaar eindeloze rij gasten. Er waren provinciale baronnen, fractieleiders van het Parlement, Handelslieden, mensen met connecties op het bureau van de chef van het protocol, en de nodige ongenode gasten. Iedereen wilde de Splinters zien.
Rod nam Sally bij de hand en samen liepen ze door de verlaten gangen van het Paleis naar hun verblijven. Achter hen stierven de tonen van een eeuwenoude wals met een hol geluid weg. ‘Ze hebben maar zo kort te leven en wij verspillen hun lijd met — met dat,’ mopperde Sally. ‘Rod, het is niet billijk!’
‘Dat hoort nou eenmaal bij hun opdracht, lieveling. Wat zouden ze ermee opschieten overeenstemming met ons te bereiken, als wij de baronnen niet in het gareel kunnen houden? Zelfs met de Troon achter ons is het toch maar veiliger dat we het politieke spelletje spelen. Niet alleen voor ons, maar ook voor hen.’
‘Je zal wel gelijk hebben.’ Ze hield hem staande en leunde tegen zijn schouder. De Man met de Kap stond hoog aan de nachtelijke hemel, zich zwart aftekenend tegen de sterren, en keek hen aan door de stenen bogen. Op het binnenplein beneden hen klonk het klaterende geluid van een fontein. Een lange tijd bleven ze zo in die verlaten gang staan. ‘Ik hou toch zo van je,’ fluisterde ze. ‘Hoe kun je me verdragen?’
‘O, dat is geen zware opgave.’ Hij boog zich voorover om haar te zoenen, maar zag ervan af toen ze er niet op reageerde. ‘Rod, ik geneer me toch zo… hoe kan ik Kevin ooit m’n excuses aanbieden?’
‘Excuses aanbieden aan Kevin? Je maakt zeker grapjes. Heb je hém ooit iemand zijn excuses zien aanbieden? Vergeet het gewoon maar. Praat gewoon alsof er niets gebeurd is de volgende keer dat je hem ziet.’
‘Maar hij had gelijk — en jij wist het, waar of niet? Je hebt dat destijds al geweten!’
Zachtjes dwong hij haar verder te lopen. Hun voetstappen echoden door de gangen. Zelfs in het zwakke licht flonkerden de rotswanden in alle kleuren van de regenboog, toen ze erlangs liepen. Toen blokkeerde een muur het uitzicht op de smeulende blik van de Man met de Kap, en kwamen ze bij de trap.
‘Ik had er een vermoeden van, destijds. Gewoon op grond van de rapporten en de kortstondige betrekkingen met mijn eigen Splinter. Nadat je weg was vanmiddag, ben ik een en ander nog eens nagegaan. Ze hebben tegen je gelogen.’
‘Maar, waaróm, Rod? Ik begrijp het niet —’ Zwijgend klommen ze weer een trap op.
‘Het antwoord daarop zal je niet prettig vinden om te horen,’ zei Rod, terwijl ze hun verdieping bereikten. ‘Ze was een Bemiddelaar. En Bemiddelaars vertegenwoordigen Meesters. Ze had opdracht tegen je te liegen.’
‘Maar waaróm? Wat voor rédenen zouden ze in godsnaam kunnen hebben om voor ons te verbergen dat ze steriel zijn?’
‘Ik wou maar dat ik het wist.’ Of dat ik het niét wist, dacht hij. Maar het had geen zin het Sally te vertellen zolang hij er nog niet helemaal zeker van was. ‘Trek het je niet zo aan, lieveling. Wij hebben ook tegen hén gelogen.’
Ze bereikten de deur van zijn vertrekken en hij drukte zijn hand tegen het identiteitsplaatje. De deur zwaaide open en het eerste wat ze zagen was Kelley, die daar met losgeknoopte tuniek lui onderuit lag in een gemakkelijke stoel. De Marinier sprong overeind. ‘Goeie God, Kelley. Ik heb je toch gezegd dat je niet voor me op moest blijven. Ga naar bed, man.’
‘Ik heb een belangrijke boodschap voor u, heer. Senator Fowler komt zo dadelijk hier. Hij laat u vragen op hem te wachten. Hij wilde er zeker van zijn dat u de boodschap kreeg, heer.’
‘Ja.’ Rods stem klonk zuur. ‘Oké. Ik heb het gehoord. Dank je wel.’
‘Ik zal hier blijven om u te bedienen.’
‘Nee, dat doe je niet. Het is nergens voor nodig dat iedereen de hele nacht opblijft. Maak dat je wegkomt.’ De Marinier verdween de gang in en Rod keek hem na. Toen hij weg was klonk er een luid gegiechel van Sally. ‘Ik zie niet in wat er zo verdomd grappig aan is,’ snauwde Rod.
‘Hij wilde mijn reputatie beschermen,’ lachte Sally. ‘Wat zou er gebeurd zijn als je die boodschap niet ontvangen had en oom Ben hier straks was komen binnenvallen terwijl wij —’
‘Ja. Wil je wat drinken?’
‘Terwijl oom Ben over een paar minuten hier zal zijn? Zonde om er goeie drank aan te verspillen. Nee, ik ga naar bed.’ Ze schonk hem een lieftallige glimlach. ‘Blijf niet te laat op.’
‘Deern die je bent.’ Hij vatte haar bij de schouders en zoende haar. En toen nog eens. ‘Ik zou de deur zo kunnen afstellen dat hij er niet in kan —’
‘Wel te rusten, Rod.’
Hij keek haar na totdat ze aan de overkant van de gang haar eigen suite was binnengegaan, die recht tegenover de zijne lag, liep toen terug naar binnen, en begaf zich naar de bar. Het was een lange, saaie avond geweest, en het enige wat hij gehad had om naar uit te zien was de gedachte geweest, het feest vroeg te kunnen verlaten. ‘Verdomme!’ zei hij hardop. Hij gooide een boordevol glas New Aberdeen Highland Cream achterover. ‘Verdomme en nog eens verdomme!’
Rod had net zijn tweede glas volgeschonken, toen senator Fowler binnenkwam, in gezelschap van een in gedachten verzonken, verstrooid uitziende Kevin Renner. ‘Spijt me je op dit uur nog lastig te vallen, Rod,’ zei Fowler nonchalant. ‘Maar Kevin heeft me verteld dat er vandaag iets interessants voorgevallen is —’
‘Zo, heeft hij dat? En hij heeft zeker ook deze bijeenkomst voorgesteld, hè?’ Toen Benjamin Fowler bevestigend knikte, keerde Rod zich om naar zijn voormalige eerste stuurman. ‘Ik krijg je nog wel hiervoor, jij—’
‘We hebben nu geen tijd voor spelletjes,’ zei Fowler. ‘Heb je nog meer van die whisky?’
‘Ja.’ Rod schonk hun beiden een glas in, gooide zijn eigen glas achterover, en schonk toen ook zichzelf opnieuw in. ‘Ga zitten, Ben. En jij ook, meneer Renner. Ik ben niet van plan jullie mijn excuses aan te bieden voor het feit dat ik de bedienden naar bed heb laten gaan —’
‘O, dat hindert niks hoor,’ zei Renner. Hij verviel weer in zijn gepeins van zoëven, Joost mocht weten waarover, zonk in een stoel neer, en grijnsde toen verrast. Hij had nog nooit in een massagestoel gezeten, en het was duidelijk dat hij ervan genoot.
‘Oké,’ zei senator Fowler. ‘Vertel me maar eens wat er naar jóuw mening vanmiddag gebeurd is.’
‘Beter nog, ik zal het u laten zién.’ Rod bespeelde de knoppen van zijn zakcomputer en het beeldscherm aan de wand lichtte op. Het beeld was niet al te best; het was opgenomen met een miniatuurcameraatje dat ingebouwd zat in een versiersel op Rods tuniek, en de gezichtshoek was beperkt. Het geluid was echter uitstekend. Fowler nam een en ander zwijgend in zich op. ‘Draai dat nog eens af,’ zei hij. Gehoorzaam draaide Rod de opnamen van de conferentie voor de tweede maal af. Terwijl Fowler en Renner ernaar keken liep hij naar de bar, besloot ervan af te zien zich opnieuw een glas whisky in te schenken, en nam in plaats daarvan een kop koffie. ‘En nou moet je me eens vertellen waarom dit volgens jou zo verschrikkelijk belangrijk is?’ wilde Fowler weten. Kevin Renner haalde zijn schouders op. ‘Het is het eerste bewijs dat we tot nu toe gehad hebben, dat ze tegen ons liegen. Wat zouden ze nog méér voor ons verzwijgen?’
‘Verrek, ze hebben ons eigenlijk nergens veel over verteld,’ zei Fowler. ‘En kun je dat een leugen noemen?’
‘Ja,’ zei Rod kalm. ‘Een stilzwijgende leugen in ieder geval wel. En er was geen misverstand in het spel. Ik heb me daarvan vergewist. We beschikken over te veel opnamen van gesprekken waarbij de Splinters iets impliceerden dat onjuist was, dit aan de hand van onze reacties beseften, en zichzelf vervolgens verbeterden. Nee. Die Splinter heeft Sally er opzettelijk toe aangemoedigd iets te geloven wat niet waar is.’
‘Maar wat hebben we er verdomme voor belang bij, te weten dat Bemiddelaars geen kinderen kunnen krijgen?’ wilde Fowler weten. ‘Het verschaft ons de wetenschap dat twee Bruinen en een Witte samen vier kinderen kregen,’ zei Renner langzaam. ‘Op een klein schip. In de ruimte. En onder gevaarlijke omstandigheden. Om van het gedrang nog maar te zwijgen.’
‘Ja.’ Ben Fowler stond op en ontdeed zich van zijn galatuniek. Het overhemd dat hij daaronder aanhad was oud, van een heel zachte stof, en op drie plaatsen zorgvuldig versteld. ‘Rod, hoe dénken Splinters eigenlijk over hun kinderen?’ vroeg Fowler. ‘Misschien hebben ze er niet veel mee op totdat ze praten kunnen. Misschien vinden ze ze onbelangrijk. Gemakkelijk te vervangen.’
‘Mis,’ zei Renner.
‘De tactvolle manier,’ zei Rod droog, ‘de belééfde manier om het met de senator oneens te zijn, zou zijn door te zeggen, “Dat blijkt niet het geval te zijn.” ’
Er kwam een verheugde uitdrukking op Renners gezicht. ‘Hee, dat klinkt niet gek. Hoe dan ook, de senator heeft het bij het verkeerde eind. De Splinters zijn juist dol op hun kinderen. De enige godsdienst waarvan ze me ooit iets verteld hebben, leert dat hun zielen zich splitsen om in hun kinderen te treden. Ze zijn vrijwel idolaat op de kleine lieverdjes.’
‘Hm.’ Fowler hield zijn glas op om zich nog eens te laten inschenken. Hij fronste ongeduldig de wenkbrauwen. ‘Kan het soms zijn dat ze dusdanig op kinderen gesteld zijn dat ze kinderen maken bij iedere gelegenheid die zich voordoet?’
‘Het is mogelijk,’ zei Rod. ‘En het gevaar dat daarin schuilt ligt voor de hand. Maar…
‘Precies, ja. Maar,’ zei Fowler. ‘Dan moet die planeet dus propvol zijn. Wat hij ook inderdaad was. En dat betekent dat de Splinters problemen hebben met hun bevolkingsaanwas, zoals wij die nog nóóit gekend hebben…’
‘Vermoedelijk kunnen ze die binnen de perken houden,’ zei Rod bedachtzaam. ‘Want als ze dat niét kunnen — Ze hebben al heel lang in dat zonnestelsel opgesloten gezeten.’
‘Met wat voor gevolgen?’ vroeg Fowler zich af. ‘Wat weten we eigenlijk van de geschiedenis van de Splinters af?’
‘Niet al te veel,’ zei Renner. ‘Hun beschaving is al heel oud. Werkelijk geweldig oud. Al minstens tienduizend jaar geleden waren ze zo ver, dat ze asteroïden bij bosjes tegelijk van hun plaatsen konden laten verhuizen. Ik word bijna bang bij de gedachte hoevéél geschiedenis ze al achter de rug hebben.’ Kevin ging behaaglijk verzitten in zijn stoel, om ten volle van de massage te kunnen genieten. ‘En dus hebben ze ruimschoots de tijd gehad om hun bevolkingsproblemen op te lossen. Alleen al tussen het tijdstip waarop ze die Gekke Gerrit-verkenner gelanceerd hebben, en nu, zouden ze de hele planeet hebben kunnen vullen. En dat hebben ze niét gedaan, dus daaruit volgt dat ze hun bevolkingsaanwas binnen de perken weten te houden…’
‘Maar ze willen het eigenlijk helemaal niet,’ verklaarde Ben. ‘En wat wil dat zeggen? Als ze vaste voet aan de grond krijgen hier in het Keizerrijk, hoe lang zal het dan duren totdat ze ons in aantal overtreffen?’ Nadenkend frommelde senator Fowler aan een versleten plek op zijn overhemd. ‘Misschien is het dat, wat ze voor ons verborgen proberen te houden. Een hoog geboortecijfer en een gebrek aan verlangen er iets aan te doen.’ Plotseling kwam er een eind aan zijn gepeins, en met een resoluut gebaar stond hij op. ‘Rod, zet je mensen aan het werk om dit te onderzoeken. Ik wil alle inlichtingen hebben waarover we beschikken met betrekking tot die geschiedenis van de Splinters.’
‘Goed, meneer,’ zei Rod. Hij was niet gelukkig met deze opdracht. Wat zal de uitwerking ervan op Sally zijn wanneer we die inlichtingen eenmaal verzameld hebben? Want —
‘U klinkt als de openbare aanklager in een moordzaak,’ zei Renner. ‘Goeie hemel, senator, ze hebben al zo’n lange geschiedenis achter de rug. Natuurlijk hebben ze dat probleem van die bevolkingsaanwas opgelost.’
‘Prachtig. Hoe?’ vroeg Fowler bits.
‘Ik weet het niet. Vraag het ze maar,’ zei Renner.
‘Zal ik zeker doen. Maar sinds we weten dat ze tegen ons kunnen liegen en dat ook inderdaad doen — Hee, waarom zou een politicus zich daar eigenlijk over verwonderen?’ vroeg Ben zich af. ‘Maar goed. Nu we dat weten, wil ik eerst alles op een rijtje hebben, voordat ik van leer trek en de Splinters daarmee confronteer.’
‘De mogelijkheden voor handel zijn eenvoudig fabelachtig,’ verkondigde Jock. De stand van haar armen drukte opgewondenheid uit. ‘Deze menswezens zijn onbeschrijfelijk onbekwaam in de manier waarop ze met hun hulpmiddelen en grondstoffen omspringen. Ze hebben geen enkel instinct voor samengestelde werktuigen.’
‘Geen énkel?’ vroeg Iwan.
‘Niet voor zover ik heb kunnen vaststellen.’ Jock gebaarde naar de tri-vee. ‘Ze moeten hun jongen voor ieder vak afzonderlijk opleiden. Vele van de programma’s op dit toestel zijn op dat doel gericht.’
‘Och, ze hebben de tijd om te leren,’ zei Charlie nadenkend. ‘Ze leven erg lang. Langer dan welke Meester dan ook.’
‘Ja, maar denk je eens in wat een verspilling. Ze hebben geen Bruinen, en geen Instrumentmakers —’
Iwan viel haar in de rede. ‘Weet je zéker dat ze geen Instrumentmakers hebben?’
‘Ja. We hebben er geen spoor van kunnen bekennen aan boord van hun schepen, noch in de uitzendingen op de tri-vee, en ook valt er nergens iets te zien van de produkten die je van Instrumentmakers zou verwachten. Er zijn geen geïndividualiseerde persoonlijke gebruiksvoorwerpen—’
‘Toch wel. Ik heb zelf gezien dat de krijgers die ons aan boord van de Lenin bewaakten er zulke dingen op nahielden, en velen van hen droegen ook zulk schoeisel.’
‘Ja, gemaakt door onze eigen Instrumentmakers —’
‘Precies,’ zei Iwan. ‘En nu weten we meteen waarom ze de MacArthur vernietigd hebben. En waarom ze ons vrezen.’
De Bemiddelaars kakelden opgewonden tegen elkaar totdat Iwan hen weer het zwijgen oplegde. ‘Zijn jullie het daarmee eens?’ Hij vroeg dit op een toon die een bevel tot bevestiging van verstrekte informatie inhield.
‘Ja!’ zeiden ze eenstemmig. Charlie sprak gejaagd, Jock overstemmend. ‘De Bruine delver die ze aan boord genomen hebben moet een broedpaar Instrumentmakers mee aan boord genomen hebben. De menswezens weten niets van Instrumentmakers af, en zullen ze dus niet verhinderd hebben te ontsnappen. En als die vrij hebben kunnen rondzwerven door het schip en veel tijd gekregen hebben om zich aan hun nieuwe omgeving aan te passen —’
‘Toch hebben ze ons verteld dat zij er zelf óók Instrumentmakers op nahouden,’ zei Iwan.
Jock nam een houding aan die erop duidde dat hij zijn geheugen naging. Na een seconde zei hij, ‘Nee. Sally heeft ons alleen maar doen veronderstéllen dat ze die hebben. Toen haar Fyunch(klik) opperde dat menselijke Instrumentmakers grote wezens waren, heeft Sally dat beaamd.’
‘En de cadetten gaven blijk van schrik, toen we ze ter sprake brachten in verband met de constructie van hun reddingsbootjes,’ zei Charlie gedecideerd. ‘Ja. U heeft beslist gelijk.’
Het bleef even stil. Iwan dacht na. Toen zei hij, ‘Ze weten dus dat er bij ons een ondergeschikt ras voorkomt, dat in hoge mate vruchtbaar is. Laat jullie gedachten daarover gaan.’
‘Ze zijn bang dat we de vernietiging van de MacArthur opzettelijk teweeggebracht hebben,’ zei Charlie. ‘Vervloekt! Hadden ze het ons maar vertéld. Dan zouden we hen hebben kunnen waarschuwen voor de gevaren, en zouden de menswezens nu niets hebben om bang voor te zijn. Vervloekt! Waarom moest de kosmos het zo regelen dat de eerste Splinter die ze ontmoetten uitgerekend een Bruine moest zijn?’
‘Ze zeiden dat de MacArthur geteisterd werd door een epidemie,’ zei Jock peinzend. ‘En dat was ook zo, al hebben we ze niet geloofd. Een epidemie van Instrumentmakers. Maar toch: Als ze werkelijk geloven dat we hun schip opzettelijk vernietigd hebben, of toegelaten hebben dat het vernietigd werd, waarom hebben ze dat dan niet gezegd? Waarom hebben ze het ons niet gevraagd?’
‘Ze houden hun zwakke plekken verborgen,’ zei Charlie. ‘En ze geven het nooit toe wanneer ze verslagen zijn. Zelfs in hun laatste ogenblikken weigerden die cadetten zich over te geven.’ Het bleef weer even stil. Toen zei Iwan, ‘De menswezens wilden ons niet laten weten dat ze Instrumentmakers aan boord hadden totdat ze ze gedood zouden hebben. Ze waren ervan overtuigd dat ze dat konden. En later, toen dat niet gelukt was, wilden ze niet dat we er achter zouden komen dat Instrumentmakers hun schepen konden vernietigen.’
‘De dwazen!’ riep Charlie uit. ‘Instrumentmakers die de tijd krijgen zich aan te passen, kunnen élk schip vernietigen. Ze dragen in hoge mate bij tot iedere ineenstorting. Als ze niet zo nuttig waren, zouden we ze laten uitroeien.’
‘Dat is al eerder geprobeerd,’ zei Jock. Hij gebaarde op een manier, die droge humor aangaf. ‘Met het gebruikelijke resultaat. Een van de andere Meesters hield die van haar in leven —’
‘Stilte,’ gebood Iwan. ‘Ze vrezen ons dus. Spreek liever daarover.’
‘Bent u bekend met datgene wat de menswezens “fictie” noemen?’ vroeg Charlie. ‘Opzettelijk geconstrueerde legenden. Zowel degenen die ze horen, als degenen die ze vertellen weten dat ze onwaar zijn.’ Iwan en Jock gaven te kennen dat ze vertrouwd waren met dit begrip. ‘Gisteravond was er een tri-vee-programma. Het was fictie, zoals zovele van hun uitzendingen. Dit verhaal heette “De Ondergang van Istvan”. Na afloop sprak de commentator erover alsof de voornaamste handelingen van het verhaal waar gebeurd waren.’
‘Ik heb het niet gezien,’ zei Jock. ‘Onderkoning Merrill wenste dat ik vóór die receptie voor de Baronnen nog een paar Handelslieden zou ontmoeten. Vervloekt! Deze eindeloze formaliteiten verslinden onze tijd, en we worden er in het geheel niet wijzer van.’
‘Ik heb je nog niet alles van dat programma verteld,’ zei Charlie. ‘De voornaamste acteur beeldde een menswezen uit, dat kennelijk bedoeld was als admiraal Kutuzov.’
Jocks gebaren duidden op verbazing en droefenis vanwege gemiste kansen.
‘Heb je ons iets te zeggen?’ vroeg Iwan ongeduldig. ‘Ja. Het verhaal was er een van beweegredenen die met elkaar in strijd waren. De admiraal die het bevel voerde wilde niet graag doen wat hij deed. Er was oorlog tussen menswezens: tussen het Keizerrijk en die “buitenwerelders” waar ze zo bevreesd voor zijn.’
‘Zouden we niet tot een vergelijk kunnen komen met die “buitenwerelders”?’ wilde Jock weten.
‘Hoe had je dat gedacht?’ zei Iwan. ‘Alle toegangen tot ons worden door hen beheerst. Als ze ooit zouden vermoeden dat we zo iets zelfs maar overwogen, zouden ze alles doen om het te verhinderen. Dénk zelfs niet aan zulke dingen. Vertel verder over dat programma van je.’
‘In deze oorlog was er sprake van een opstand op een planeet. Andere planeten zouden ook weldra in opstand komen. Wat eerst een kleine oorlog was, zou dan in een zeer grote oorlog ontaarden, waarbij vele planeten betrokken zouden zijn. De admiraal ontdekte een manier om dat te verhinderen, en besloot dat het zijn plicht was dat te doen. Met vijf schepen zoals de Lenin doodde hij alles wat leefde op een planeet die bevolkt werd door tien miljoen menswezens.’ Het bleef lang stil.
‘Zijn ze tot zo iets in staat?’ wilde Iwan weten.
‘Ik geloof van wel,’ antwoordde Charlie. ‘Ik ben weliswaar geen Bruine, en kan het dus niet zeker weten, maar —’
‘Jullie dienen je gedachten hierover te laten gaan. Bedenk dat ze ons vrezen. Herinner jezelf eraan, dat ze weten dat er bij ons een ondergeschikt ras voorkomt, dat buitengewoon vruchtbaar is. En vergeet ook niet dat ze op grond van hun studie van de verkenner deze man de leiding gaven van de expeditie naar ons zonnestelsel. Vrees voor jullie Meesters en jullie zusters.’ Iwan trok zich terug in zijn kamer. Het bleef lang stil. Toen begonnen de Bemiddelaars met elkaar te praten, gejaagd, maar heel zachtjes.
Zware wolken joegen langs de hemel van Nieuw-Schotland. Ze gingen uiteen, zodat de heldere, warmtebrengende zonnestralen van Cal schuin naar beneden vielen door de ramen van de gelambrizeerde conferentiezaal. Blinkende voorwerpen lichtten even op, voordat de ruiten zich automatisch polariseerden. Buiten waren de tuinen van het Paleis al in diepe schaduwen gehuld, maar de nauwe straten verderop waaraan de regeringsgebouwen lagen, waarvan de kantoren thans uitgingen, lagen nog volop in het zonlicht. Een in kilts geklede menigte krioelde daar dooreen, en mensen botsten tegen elkaar op: de bureaucratie van de sector spoedde zich naar huis, naar hun gezinnen, een borrel, en de tri-vee.
Rod Blaine staarde humeurig door het raam naar buiten. Beneden kwam een aantrekkelijke secretaresse het Paleis uit gedraafd; ze had zo’n haast om een openbaar vervoermiddel te bereiken dat ze bijna een oudere klerk omverliep. Zeker een belangrijk afspraakje, dacht Rod. En die klerk zal wel een gezin hebben… al die mensen. Ik ben verantwoordelijk voor ze, en daarmee konden de Splinters wel eens pech gehad hebben.
Achter hem klonken geluiden van bedrijvigheid. ‘Heb je ervoor gezorgd dat de Splinters straks te eten krijgen?’ hoorde hij Kelley op commandotoon vragen.
‘Ja, meneer,’ antwoordde een kelner. ‘Maar de chef zou graag ’n beetje verandering willen brengen in die brij, die ze eten — kruiden, of zo iets dergelijks. Hij vindt ’t maar niks, zo maar vlees en graankorrels in ’n pot te gooien en dat te koken.’
‘Als hij artistiek wil wezen, moet-ie dat maar voor ’n andere keer bewaren. De leden van de Commissie willen geen fantasiegerechten vanavond. Zorg gewoon maar dat je ze allemaal wat voor kan zetten, als ze erom vragen.’ Kelley wierp een blik in de magische koffiemachine om zich ervan te overutigen dat hij vol was, en keek toen nijdig naar een lege plek daarnaast. ‘Waar blijft die chocola, verdomme?’ blafte hij. ‘Komt eraan, meneer Kelley,’ zei de kelner op een toon van verweer. ‘Als je ’t maar weet. Zorg ervoor dat die hier klaar staat vóór de Splinters binnenkomen. Dat is over ’n uur.’ Kelley wierp een blik op de wandklok. ‘Oké. We zijn klaar, zo te zien. Maar denk aan die chocola.’
Sinds ze die aan boord van de Lenin ontdekt hadden, waren de Splinters verslaafd geraakt aan hete chocolademelk. Het was een van de weinige dranken van de mensen, die ze lekker vonden; maar de manier waarop ze het lekker vonden! Kelley rilde. Boter kon hij nog begrijpen. Bij die halfzachte Engelsen aan boord deden ze bijvoorbeeld een kluitje boter in hun chocolademelk. Maar een druppel machineolie in iedere kop?
‘Kunnen we beginnen, Kelley?’ vroeg Rod.
‘Jawel, heer,’ verzekerde Kelley hem. Hij nam zijn plaats achter de bar in, en drukte op een knop’ ten teken dat de conferentie kon beginnen.
D’r zit de baas iets dwars, besloot hij. En ’t is niet z’n verloofde. Blij dat ik zijn problemen niet heb.
Er ging een deur open en het personeel van de Commissie kwam binnen, gevolgd door verscheidene van Horvaths wetenschappers. Ze namen plaats langs één kant van de met mozaïek ingelegde tafels en legden hun zakcomputers voor zich neer. Hier en daar klonk een zacht gezoem, toen ze hun verbinding met het computersysteem van het Paleis testten.
Horvath en senator Fowler kwamen redetwistend binnen. ‘Doctor, het neemt tijd in beslag, dit soort aanvragen te behandelen —’
‘Waarom?’ wilde Horvath weten. ‘Ik wéét dat u geen ruggespraak hoeft te houden met Sparta.’
‘Goed dan. Om dat ik er tijd voor nodig heb erover te besluiten,’ zei Fowler geprikkeld. ‘Hoor eens, bij de volgende Keizerlijke Verjaardag zal ik zien wat ik voor u doen kan. U had eigenlijk al vóór de expeditie naar de Splinter een onderscheiding verdiend. Maar verdomme nog aan toe, doctor, ik ben er niet zeker van of u wel het juiste temperament bezit voor een zetel in —’ Hij brak zijn zin af toen er verscheidene hoofden hun kant uit gedraaid werden. ‘We maken dit gesprek straks wel af.’
‘Goed.’ Horvath keek het vertrek rond en koos zich een zitplaats uit, recht tegenover die van Ben. Er werden snel enkele plaatsen gewisseld toen de Minister van Wetenschappen zijn staf om zich heen verzamelde aan zijn kant van de tafel.
Er kwamen nog meer mensen binnen — Kevin Renner, de aalmoezenier, beiden nog altijd in marineuniformen gestoken. Vervolgens een secretaresse. Ook kwamen er bedienden binnen die voor nog meer verwarring zorgden toen Kelley hen rondstuurde met koffie. Rod ging met een frons op zijn gezicht zitten, maar die veranderde in een glimlach toen Sally gehaast binnenkwam. ‘Spijt me dat ik zo laat ben,’ zei ze buiten adem. ‘Er was —’
‘We zijn nog niet begonnen,’ zei Rod tegen haar. Hij wees haar een stoel naast de zijne.
‘Waar gaat dit allemaal over?’ vroeg ze zachtjes. Er was iets aan Rods manier van doen dat haar zorgen baarde, en ze keek hem onderzoekend aan. ‘Waarom heeft oom Ben ineens zoveel belangstelling voor de geschiedenis van de Splinters? Wat is er gisteravond eigenlijk gebeurd?’
‘Dat zul je wel zien. De senator staat op het punt te beginnen.’ En ik hoop dat alles in orde komt, lieveling, maar ik betwijfel het. Zal alles hierna nog hetzelfde zijn tussen ons? Grimmig richtte Rod zijn aandacht op de conferentie. Ik vraag me of wat mijn Fyunch(klik) op het ogenblik doet? Het zou prettig zijn in mijn plaats een vertegenwoordiger hierheen te sturen, en —
‘Laten we beginnen,’ zei senator Fowler kortaf. ‘Deze vergadering van de Heren Buitengewone Gevolmachtigden ter vertegenwoordiging van Zijne Keizerlijke Majesteit tegenover de inwoners van het zonnestelsel van de Splinter is hierbij geopend. Registreert u alstublieft uw namen en de organisaties die u vertegenwoordigt.’ Er volgden een paar seconden stilte, slechts onderbroken door het zachte gezoem van de computerverbindingen.
‘We hebben een heleboel te bespreken,’ vervolgde de senator. ‘Gisteravond is duidelijk gebleken dat de Splinters over bepaalde kritieke aangelegenheden tegen ons gelogen hebben —’
‘Niet meer dan wij tegen hén gedaan hebben,’ viel dr. Horvath hem in de rede. Verdomme! Ik zal mezelf beter moeten leren beheersen. Het diende gezegd te worden, maar als de senator werkelijk de pest in krijgt —
‘Waar het ons om gaat, doctor, is waaróver ze liegen,’ zei Fowler op effen toon. Hij zweeg even, en het was alsof er zich een voelbare macht om hem heen verzamelde. Van de corpulente, flodderig geklede oude man viel nu niets meer te bespeuren. Het was thans de Eerste Minister, die daar sprak. ‘Hoort u eens, allemaal, ik houd van een ongedwongen atmosfeer. Als iemand iets te zeggen heeft, dan voor de dag ermee. Maar laat me eerst mijn zinnen afmaken.’ Er verscheen een dunne, winterkoude glimlach om zijn lippen. ‘Ieder ander mag u in de rede vallen als u durft. En nu, doctor Horvath, zegt ú het maar: Wat houden de Splinters voor ons verborgen?’
Anthony Horvath streek met zijn lange slanke vingers door zijn dunner wordende haar. ‘Daarvoor heb ik wat meer tijd nodig, senator. Tot vanochtend had ik er geen idee van dat de Splinters überhaupt iets voor ons verborgen hielden.’ Hij wierp een zenuwachtige blik naar aalmoezenier Hardy, maar de geestelijke zei niets.
‘Het was voor ons allemaal nogal een verrassing,’ zei Fowler. ‘Maar we beschikken nu over bewijzen, dat de Splinters zich met ’n gods-liederlijk tempo voortplanten. De vraag is, zouden we hen ertoe kunnen dwingen hun aantallen te beperken, als ze dit niet zouden willen? Rod, kunnen de Splinters wapens voor ons verborgen gehouden hebben?’
Rod haalde zijn schouders op. ‘Met de ruimte van een heel zonnestelsel tot hun beschikking? Ben, ze zouden zowat alles voor ons verborgen kunnen houden wat ze maar willen.’
‘Maar ze waren totaal niet oorlogszuchtig,’ protesteerde Horvath. ‘Senator, ik heb net zo goed de veiligheid van het Keizerrijk op het oog als ieder ander in dit vertrek. Ik vat mijn taak als sectorminister heel ernstig op, dat verzeker ik u.’
Ons verzekeren? Kan je net denken. Nee, vader, dat zeg je alleen maar omdat je weet dat dit vastgelegd wordt voor later, dacht Kelley. En kap’tein Blaine heeft het ook door, dat zie je zo. Wat zou de baas toch dwarszitten? Hij kijkt net zoals hij altijd vlak voor een actie doet. ‘- geen bewijzen van krijgshandelingen tussen de Splinters onderling,’ besloot Horvath zijn betoog.
‘Dat blijkt niet het geval te zijn,’ kwam Renner ertussen. ‘Doe, ik mag de Splinters even graag als u, maar iéts heeft het ontstaan van die Bemiddelaars ten gevolge gehad.’
‘O ja, zeer zeker,’ zei Horvath kalm. ‘Tijdens hun voorhistorische periode moeten ze gevochten hebben als leeuwen. Die vergelijking is tussen haakjes heel toepasselijk. Het territoriale instinct valt nog steeds te herkennen — in hun architectuur en in hun maatschappelijke organisatie bijvoorbeeld. Maar die oorlogen zijn al heel lang geleden.’
‘Hoe lang precies?’ vroeg senator Fowler.
Horvath keek niet op zijn gemak. ‘Een miljoen jaar, misschien.’ Stilte in het vertrek. Sally schudde bedroefd het hoofd. Een miljoen jaar lang in een klein zonnestelsel opgesloten te zitten — een miljoen beschaafde jaren lang! Het geduld dat ze zich eigen gemaakt moesten hebben!
‘En sindsdien al die tijd geen oorlogen meer?’ vroeg Fowler. ‘Werkelijk niet?’
‘Ja, verdomme, ze hébben een aantal oorlogen gehad,’ antwoordde Horvath. ‘Ten minste twee van het soort dat de Aarde tegen het einde van de Co-Dominium-periode doorgemaakt heeft. Maar dat is al heel lang geleden!’ Hij moest zijn stem verheffen om zich verstaanbaar te maken boven Sally’s geschrokken uitroep uit. Rond de tafel klonk hier en daar een gemompel op.
‘Eén daarvan was al voldoende om de Aarde zo goed als onbewoonbaar te maken,’ zei Ben Fowler langzaam. ‘Over hoelang geleden hebt u het eigenlijk? Alwéér ’n miljoen jaar?’
‘Op zijn minst enkele honderdduizenden jaren,’ zei Horvath. ‘Eerder duizenden waarschijnlijk,’ zei aalmoezenier Hardy met nadruk. ‘Of nog minder zelfs. Sally, heb je je schattingen van de ouderdom van die primitieve beschaving soms herzien, die je daarginds opgegraven hebt?’
Sally bleef het antwoord schuldig. Er viel een onbehaaglijke stilte. ‘Voor de goede orde even een vraag, pater Hardy,’ zei senator Fowler. ‘Bent u hier als lid van de Commissie?’
‘Nee, meneer. Kardinaal Randolph heeft me verzocht de Kerk bij de Commissie te willen vertegenwoordigen.’
‘Dank u.’
‘Tja, ze konden nergens heen,’ zei Anthony Horvath. Hij haalde nerveus zijn schouders op. Er giechelde iemand, die echter zweeg toen Horvath verder ging. ‘Het is duidelijk dat hun eerste oorlogen al zeer lang geleden plaatsgevonden hebben, zo in de buurt van een miljoen jaar. Dat blijkt uit hun ontwikkeling. Doctor Horvath heeft de biologische bevindingen van de expeditie bestudeerd; en — nou, vertel jij het ze maar, Sigmund.’
Horowitz glimlachte triomfantelijk. ‘Toen ik die piloot van de verkenner voor het eerst onderzocht, dacht ik reeds met een mutatie te maken te hebben. Ik blijk het bij het rechte eind gehad te hebben. Het zijn inderdaad mutaties, alleen is dat allemaal al lang geleden gebeurd. Het oorspronkelijke dierlijke leven op Splinter Alpha is bilateraal symmetrisch, evenals dat op Aarde en bijna overal elders. De eerste asymmetrische Splinter moet een drastische mutatie geweest zijn. En ook kan hij niet zo goed ontwikkeld zijn geweest als de huidige vormen. Waarom hij niet uitgestorven is? Omdat er opzettelijke pogingen in het werk gesteld zijn om tot de asymmetrische vorm te komen, naar mijn mening. En omdat alle andere soorten eveneens een mutatieproces doormaakten. Er was weinig onderlinge strijd.’
‘Maar dat betekent dat ze al een beschaving hadden toen de huidige vormen tot ontwikkeling kwamen,’ zei Sally. ‘Is dat mogelijk?’ Horowitz glimlachte weer.
‘En hoe staat het met het Oog?’ vroeg Sally. Het hele zonnestelsel van de Splinter moet er de uitstraling van ondervonden hebben toen het in een superreus veranderde.’
‘Veel te lang geleden,’ zei Horvath. ‘We hebben dat kunnen vaststellen. Per slot van rekening beschikken we over de equivalent van een vijfhonderdjarige observatie van het Oog in de vorm van de gegevens die onze exploratieschepen verzameld hebben, en die gegevens kloppen met de inlichtingen die de Splinters cadet Potter gegeven hebben. Het Oog is al zes miljoen jaar of nog langer een superreus, en de Splinters hebben hun huidige vorm nog op geen stukken na zo lang.’
‘O,’ zei Sally. ‘Maar wat veroorzaakte dan die —’
‘Oorlogen,’ verkondigde Horowitz. ‘Een algemene, wereldwijde stijging van de radioactiviteit. Gecombineerd met een opzettelijke genetische selectie.’
Sally knikte met tegenzin. ‘Goed — ze hebben dus atoomoorlogen gehad. Maar dat hebben wij ook. En als het Co-Dominium de Alderson-aandrijving niet ontwikkeld had, zouden we onszelf uitgeroeid hebben op Aarde.’ Maar ze was niet gelukkig met dat antwoord. Het kostte haar moeite zich erbij neer te leggen. ‘Kan er geen sprake geweest zijn van een ander dominerend ras, dat zichzelf uitgeroeid heeft?’
‘Nee,’ zei Horvath nadrukkelijk. ‘Ik verwijs naar uw eigen werk, vrouwe Sally: u heeft zelf nauwkeurig aangetoond, hoe goed de vorm van de Splinters aangepast is aan het gebruiken van gereedschappen. De mutatie moet om te beginnen al een gebruiker van gereedschappen geweest zijn — of opzettelijk tot stand gebracht zijn door gebruikers van gereedschappen. Of beide.’
‘Daarmee hebben we dus één oorlog gehad,’ zei senator Fowler. ‘De oorlog waardoor de Splinters ontstaan zijn, zoals wij ze thans kennen. Maar u zei dat er twéé oorlogen waren geweest.’ Horvath knikte verdrietig. ‘Ja, meneer. De tot hun huidige vorm ge-evolueerde Splinters moeten elkaar met atoomwapens bevochten hebben. En later is er nog een tweede periode van radioactieve uitstralingen geweest, waarin het ras zich in al die kasten gesplitst heeft — zowel de beschaafde vormen als de dierlijke. Plus overgangsvormen zoals de Instrumentmakers.’ Horvath wierp een verontschuldigende blik naar Blaine, maar deze vertoonde geen spoor van emotie. Sigmund Horowitz schraapte zijn keel. Het was duidelijk dat hij hiervan genoot. ‘Ik ben van mening dat de Bruinen de oorspronkelijke vorm zijn geweest. En toen de Witten de overhand kregen, zijn ze de andere ondergeschikte rassen voor hun eigen gebruik gaan fokken. En daarmee zijn we weer terug bij die opzettelijk tot stand gebrachte evolutie, ziet u. Hoewel sommige vormen uit zichzelf geëvolueerd zijn.’
‘Dan zijn die asymmetrische dieren dus geen voorouders van de Splinters?’ vroeg senator Fowler geïnteresseerd.
‘Nee.’ Horowitz wreef zich de handen en reikte vol verwachting naar zijn zakcomputer. ‘Het zijn gedegenereerde vormen — ik kan u het mechanisme van hun genen laten zien;’
‘Dat is niet nodig,’ zei senator Fowler haastig. ‘Twee oorlogen dus. Vermoedelijk zouden de Bemiddelaars tijdens de tweede gekweekt kunnen zijn ‘Zeg maar liever drie oorlogen,’ kwam Renner ertussen. ‘Zelfs als we aannemen dat hun voorraad splijtstoffen tijdens de tweede uitgeput raakte.’
‘Waarom?’ wilde Sally weten.
‘Nou, je hebt zelf die planeet gezien. En dan is daar nog de kwestie van hun aanpassing aan de ruimte,’ zei Renner. Afwachtend keek hij Horvath en Horowitz aan.
Horowitz’ triomfantelijke grijns was nu zelfs nog breder. ‘Alwéér uw eigen werk, vrouwe. De Splinters zijn zó goed aangepast aan de ruimte, dat u zich afvroeg of ze daar soms geëvolueerd konden zijn. Welnu, dat zijn ze inderdaad.’ De xenobioloog knikte nadrukkelijk. ‘Maar niet voordat ze al een lange periode van evolutie op de planeet zelf achter zich hadden liggen. Zal ik de bewijzen de revue laten passeren? Fysiologische mechanismen die zich automatisch aanpassen aan lage druk en afwezigheid van zwaartekracht, intuïtieve astrogatie —’
‘Ik geloof u wel,’ zei Sally zachtjes.
‘Mars!’ riep Rod Blaine eensklaps uit. Iedereen keek naar hem. ‘Mars. Is dat waaraan je zit te denken, Kevin?’
Renner knikte. Hij zag eruit als iemand die aan een innerlijke strijd ten prooi is en zijn gedachten vooruit laat jagen, maar allesbehalve ingenomen is met de conclusies waartoe hij komt. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ze moeten bij minstens één oorlog gebruik gemaakt hebben van asteroïden. Moet je de oppervlakte van Splinter Alpha maar eens zien, die is hemaal bedekt met elkaar overlappende ronde kraters. Het moet maar weinig gescheeld hebben of de hele planeet was erdoor vernietigd. En de overlevenden zijn daar zó van geschrokken, dat ze alle asteroïden verhuisden naar posities waar ze niet meer voor dergelijke doeleinden gebruikt konden worden —’
‘Maar door die oorlog waren de meeste van de hogere levensvormen op de planeet gedood,’ maakte Horowitz de zin voor hem af. ‘En na een lange tijd werd de planeet opnieuw bevolkt, door Splinters die zich aan een verblijf in de ruimte aangepast hadden.’
‘Maar dan wel héél lang geleden,’ protesteerde dr. Horvath. ‘De kraters op de asteroïden vertonen geen enkele radioactiviteit, en hun banen zijn stabiel. Dit alles is al lang geleden gebeurd.’
Horvath scheen echter niet erg op zijn gemak met zijn eigen conclusies, en Rod maakte vlug een aantekening. Niet overtuigend genoeg, dacht Rod. Maar — er móést toch een of andere verklaring voor te vinden zijn…
‘Maar als ze wilden, zouden ze nog stééds oorlog kunnen voeren met asteroïden als wapens,’ vervolgde Horvath. Ze zouden er meer energie voor nodig hebben, maar zolang ze zich binnen hun zonnestelsel bevinden, kunnen ze verplaatst worden. Maar we hebben geen bewijzen kunnen vinden van recente oorlogen, en wat heeft dit alles trouwens met óns te maken? Goed, ze plachten vroeger oorlog te voeren, maar toen hebben ze de Bemiddelaars doen ontstaan om daar een eind aan te maken, en zijn daarin geslaagd. En nu voeren ze nooit meer oorlog.’
‘Misschien,’ bromde senator Fowler. ‘En misschien ook niet.’
‘Ze hebben óns toch óók niet aangevallen,’ hield Horvath vol. ‘Er is anders wel ’n slagkruiser vernietigd,’ zei Fowler. ‘Oké, spaar me uw verklaringen daarvoor maar. Daar is die geschiedenis met die cadetten, en ja, ik heb al die verhalen daarover al gehoord. Maar het feit waar het om gaat, doctor Horvath, is dit: als die Splinters onder elkaar oorlog voeren, dan kunt u er donder op zeggen dat een van de strijdende partijen bondgenoten zal vinden onder de buitenwerelders en de rebellen. Verrek, ze zouden zelfs revoluties kunnen aanmoedigen, en bij God, dat kunnen we niet gebruiken! En er is nóg iets wat me niet lekker zit — houden ze er eigenlijk een planetaire regering op na?’ Opnieuw viel er een beklemmende stilte. ‘Nou, Sally?’ drong de senator aan. ‘Dit is jouw terrein.’
‘Ze — Tja, ze houden er een sóórt planetaire regering op na. Die berust op jurisdictie. Een Meester of een groep daarvan legt beslag op de jurisdictie over het een of ander, en de rest legt zich daarbij neer.’ Ben Fowler keek zijn nichtje fronsend aan. ‘Verrek, we laten ménsen nog niet eens vrij door de kosmos rondzwerven zolang ze geen planetaire regeringen hebben. Kun je je niet voorstellen wat er gebeuren zou, als een of andere Splinterkolonie besluiten zou een strijdende partij thuis op Splinter Alpha te hulp te komen?’ Hij keek de tafel rond en trok weer een nijdige frons. ‘Verdomme, nou moeten jullie me niet zo aan gaan zitten kijken allemaal. Je zou denken dat ik het Kerstmannetje wilde doodschieten! Ik wil heus wel handeldrijven met de Splinters, maar laten we daarbij niet het Eerste Gebod van het Keizerrijk uit het oog verliezen!’
‘We hebben meer tijd nodig,’ protesteerde Horvath, ‘We kunnen momenteel nog nergens over beslissen!’
‘We hébben geen tijd,’ zei Rod kalm. ‘U moet u toch bewust zijn van de druk die er op ons uitgeoefend wordt, doctor. U hebt daar zelf toe bijgedragen. Iedere belangengroep in deze sector eist dat we met onmiddellijke resultaten zullen komen.’ Rod werd dagelijks opgebeld door de Liga voor Menselijkheid, en hij wist zeker dat minister Horvath die groep de nodige informatie toegespeeld had. ‘Wat u dwarszit is het potentiële geboortecijfer,’ zei Horvath. ‘U beseft toch zeker wel dat ze wel in staat móéten zijn hun bevolkingsaanwas binnen de perken te houden. Als ze dat niet konden, zouden ze het nooit zo lang hebben kunnen overleven.’
‘Maar ze zullen het misschien niet willen,’ zei Fowler. ‘Zouden we ze ertoe kunnen dwingen? Rod, heeft die luitenant Cargill van jou nog verder gewerkt aan die analyse van de potentiële dreiging?’
‘Hij heeft er alleen maar hier en daar wat aan bijgeschaafd, senator. Zijn oorspronkelijke berekeningen houden aardig stand.’
‘Er zou dus een grote vlootoperatie voor nodig zijn om de Splinters in bedwang te houden — en dat is bij de huidige stand van de middelen waarover ze beschikken. Wat voor problemen zullen we onze kleinkinderen nalaten als we ze helpen koloniën te verwerven?’
‘Je kunt het ze nu niet verhinderen uit te breken,’ protesteerde Horvath. ‘Kapi — Heer Blaines analyse heeft dat duidelijk aangetoond. Uiteindelijk zullen ze het Langston-veld tóch ontdekken, en dan breken ze tóch uit. Vóór die tijd móéten we vriendschappelijke betrekkingen met hen aangeknoopt hebben. Ik zeg, laten we nu meteen handel met hen gaan drijven en de problemen oplossen naarmate die zich voordoen. We kunnen tóch niet alles tegelijk oplossen.’
‘Is dat uw recommandatie?’ vroeg Fowler.
‘Jawel, meneer. Mijn recommandatie, die van de Liga voor Menselijkheid, die van het Keizerlijk Genootschap van Han —’
‘Niet van alle leden,’ viel Rod hem in de rede. ‘Tijdens hun laatste vergadering waren de plaatselijke leden verdeeld. Een aanzienlijke minderheid wil niets met Splinters te maken hebben.’
‘Die zitten natuurlijk allemaal in industrieën die door de technologie van de Splinters geruïneerd zullen worden,’ zei Horvath schouderophalend. ‘Dat probleem kunnen we wel aan. Senator, vroeg of laat zullen de Splinters iets ontwikkelen dat hen in staat zal stellen zich buiten hun zonnestelsel te begeven; dat is niet te vermijden. En voordat dat gebeurt, zouden we ze zo nauw aan het Keizerrijk moeten verbinden, dat hun belangen dezelfde zijn als de onze.’
‘Of ze gewoon bij het Keizerrijk inlijven en de zaak daarmee als afgedaan beschouwen,’ mompelde Fowler. ‘Aan die oplossing heb ik gisteravond al gedacht. Als zij’ hun bevolking niet binnen de perken kunnen houden, zullen wij het wel voor ze doen —’
‘Maar we weten dat ze het wél kunnen,’ protesteerde Horvath. ‘We hebben aangetoond dat ze al héél lang beschaafd zijn, ondanks het feit dat ze in één zonnestelsel opeengepakt zitten. Ze hebben geleerd —’ Hij zweeg een ogenblik, en ging toen opgewonden verder. ‘Heeft u er wel eens aan gedacht dat ze er misschien een systeem van geboorten-rantsoenering op nahouden? Die Splinters aan boord van dat expeditieschip waren misschien verplicht hun kinderen op een bepaald tijdstip te krijgen, of er anders helemaal van af te zien. En dus kregen ze ze aan boord van dat schip.’
‘Hmm,’ zei Fowler. De nijdige frons verdween van zijn gezicht. ‘Misschien hebt u daar iets. We zullen — nee, ik zal het de Splinters straks vragen, wanneer ze binnenkomen. Doctor Hardy, u zit daar al die tijd al met het gezicht van iemand die op het punt staat opgehangen te worden bij lage zwaartekracht. Wat heeft u zo van de wijs gebracht?’
‘Ratten,’ zei de aalmoezenier nadrukkelijk.
Horvath keek snel om zich heen en knikte toen gelaten. ‘Hebben die jou dan ook al verontrust, David?’
‘Natuurlijk. Kan jij die opnamen uit het archief oproepen, of moet ik het doen?’
‘Laar maar,’ zuchtte Horvath. Hij krabbelde enkele cijfers op de invoerplaat van zijn zakcomputer. Het ding zoemde, en de beeldschermen langs de wanden lichtten op…
… een Splinterstad, door een catastrofe getroffen. Omvergeworpen en verroeste wagens in met puin bezaaide, omgewoelde straten. Neergestorte vliegtuigen, die vastzaten in de ruïnes van door vuur geblakerde gebouwen. Onkruid groeide uit scheuren in het plaveisel. In het midden van het beeld bevond zich een schuin aflopende puinhoop, met wel honderd naar alle kanten wegschietende en er overheen krioelende kleine zwarte gedaanten.
‘Het is niet wat je op het eerste gezicht zeggen zou. Het is een étage van de dierentuin van de Splinters,’ legde Horvath uit. Hij drukte op een paar knoppen van zijn zakcomputer en het beeld zoemde dichterbij en stelde zich in op één enkele zwarte gedaante, die groter en groter werd totdat de omtrekken ervan begonnen te vervagen: een spits ratte-gezicht met vervaarlijke, gemeen uitziende tanden. Maar het was geen rat.
Het had één vliezig oor en vijf ledematen. Het voorste lidmaat aan de rechterkant was geen vijfde poot; het was een lange en beweeglijke arm, aan het einde voorzien van klauwen als kromme dolken. ‘Ah!’ riep Horowitz uit. Hij keek Horvath beschuldigend aan. ‘Deze heb je me nooit laten zien… zeker nog meer oorlogen, hè? Een van die oorlogen moet zoveel leven vernietigd hebben, dat er ecologische vakken onopgevuld zijn gebleven. Maar dit — Heb je er een specimen van weten te bemachtigen?’
‘Helaas niet.’
‘Waar zou het van gedegenereerd kunnen zijn?’ vroeg Horowitz zich af. ‘Het is een hele stap van het intelligente Splinterwezen naar — naar dat. Is er misschien een kaste van Splinters die je me niet hebt laten zien? Iets wat daarop lijkt?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Sally.
‘Niemand zou met opzet dat soort dingen kweken,’ zei Horowitz peinzend. ‘Het moet een natuurlijke selectie geweest zijn —’ Hij glimlachte tevreden. ‘Alweer een bewijs, als we dat tenminste nog nodig hadden. Een van die oorlogen van hen heeft hun planeet nagenoeg ontvolkt. En voor een flinke lange tijd ook.’
‘Ja,’ zei Renner vlug. ‘En terwijl deze dingen Splinter Alpha overnamen, woonden er op de asteroïden nog beschaafde Splinters. Die moeten zich daar generaties lang voortgeplant hebben; Witten en Bruinen en Instrumentmakers, en misschien ook nog andere soorten die we nooit te zien hebben gekregen, omdat we de beschaving op de asteroïden nooit bezocht hebben.’
‘Maar toch ook weer een lange tijd geleden,’ zei Horvath. ‘Heel lang doctor Buckmans werk op het gebied van de banen van de asteroïden.
- Maar och, misschien zijn die Bemiddelaars wel in de ruimte geëvolueerd voordat ze zich opnieuw op de planeet gingen vestigen. Zoals u ziet, waren ze hard nodig.’
‘Wat betekent dat de Witten thans nog net zo oorlogszuchtig zijn als destijds,’ merkte senator Fowler op.
‘Maar nu hebben ze Bemiddelaars, oom Ben,’ bracht Sally hem in herinnering.
‘Ja. En misschien hebben ze hun bevolkingsproblemen opgelost — doctor, haal dat verdomde ding van het beeldscherm! Het bezorgt me de koude rillingen. Trouwens, wie maakt er nou een verwoeste stad tot onderdeel van een dierentuin? Waarom, verdomme?’ Het woeste, dierlijke gezicht verdween, en iedereen scheen opgelucht. ‘Dat hebben ze ons uitgelegd.’ Horvath leek bijna opgewekt nu. ‘Sommigen van hun varianten zijn speciaal geëvolueerd voor het leven in steden. Om compleet te zijn dient een dierentuin die ook te bevatten.’
‘Verwoeste steden?’
‘Misschien is dat wel om ze eraan te herinneren wat er gebeurt als ze niet naar de Bemiddelaars luisteren,’ zei Sally zachtjes. ‘Een afschrikwekkend voorbeeld, om ervoor te zorgen dat ze bang blijven voor oorlogen.’
‘Ik kan me voorstellen dat ze er het beoogde resultaat mee zouden bereiken ook,’ zei Renner. Er ging een lichte rilling door hem heen. ‘Laten we een en ander even resumeren. Over een paar minuten komen de Splinters al,’ zei senator Fowler. ‘Punt Eén: Hun potentiële voort-plantingstempo is enorm, en de Splinters gedogen de aanwezigheid van kinderen op plaatsen waar wij dat niet zouden doen. Punt Twee: De Splinters hebben op zo’n manier gelogen, dat het hoge potentiaal van hun geboortecijfer voor ons verborgen bleef. Punt Drie: De Splinters hebben oorlogen gejiad. Minstens drie grote. Misschien zelfs wel meer.
Punt Vier: Ze bestaan al heel lang. Wérkelijk lang. Dat doet veronderstellen dat ze hun bevolkingsaanwas in de hand weten te houden. Hóé ze dat doen weten we niet, maar het feit dat ze kinderen meenemen bij gevaarlijke opdrachten zou daarmee in verband kunnen staan. We zullen het ze moeten vragen. Zijn jullie het tot dusverre met me eens?’ Een koor van instemmend gemompel. ‘Goed. En nu de keuzen die voor ons openstaan. Ten eerste zouden we de raad van doctor Horvath kunnen opvolgen en met ze gaan onderhandelen over handelsverdragen. De Splinters hebben om permanente handelsposten gevraagd, en het recht om binnen het Keizerrijk en daar buiten naar ongekoloniseerde werelden te mogen zoeken en zich daarop te vestigen. Ze willen geen aanspraak maken op de interplanetaire ruimte, maar wel zouden ze graag dingen willen hebben die wij niet gebruiken, zoals asteroïden en andere rotsklompen die zich voor terraformatie lenen. En in ruil daarvoor bieden ze ons een heleboel aan.’
Hij zweeg even om op commentaar te wachten, maar niemand zei wat. Ze waren er allemaal tevreden mee het officieel op de band vastleggen van deze opsomming aan de senator over te laten. ‘Nu betekent het bewandelen van dié weg, dat we de Splinters toestaan, hun isolement te verbreken. En als ze eenmaal over bases beschikken waar wij er geen toezicht meer over kunnen uitoefenen wie toegang tot hen heeft, kunnen we erop rekenen dat buitenwerelders en rebellen met de Splinters zullen gaan onderhandelen. We zullen ze moeten overtroeven, en het is mogelijk dat we door nu edelmoedig te zijn, straks op hun dankbaarheid zullen kunnen rekenen. Het sluiten van een onmiddellijke overeenkomst met hen heeft de steun van Gevolmachtigde Sandra Bright Fowler. Zijn we het tot dusverre nog steeds eens?’
Er werd opnieuw geknikt en bevestigend geantwoord. Een paar van de wetenschappers keken Sally een beetje bevreemd aan. Doctor Horvath glimlachte haar bemoedigend toe.
‘Tweede keus: We lijven de Splinters bij het Keizerrijk in. We installeren een Gouverneur-Generaal, op zijn minst op iedere door Splinters gekoloniseerde planeet en eventueel ook op Splinter Alpha zelf. Dit zou een kostbare geschiedenis zijn, en we weten niet wat er zou gebeuren als de Splinters zich daartegen zouden proberen te verzetten. Hun militaire potentieel is verdomd hoog.’
‘Dat zou vreselijk onverstandig zijn, denk ik,’ zei Anthonv Horvath. ‘Ik kan me niet voorstellen dat de Splinters zich gemakkelijk zouden laten onderwerpen, en —’
‘Ja. Ik probeer de mogelijkheden op een rijtje te zetten, doctor. Nu u toch al uw bezwaar daartegen kenbaar gemaakt heeft, kan ik u net zo goed nu meteen maar vertellen dat dit plan de voorlopige goedkeuring heeft van het Ministerie van Oorlog en het grootste deel van de mensen van Koloniale Zaken. Nog niet van enige Gevolmachtigden, maar ik ben wel van plan het de Splinters voor te leggen als een van de mogelijkheden. Verrek, misschien willen ze wel graag ingelijfd worden.’
‘Tja, als ze vrijwillig tot het Keizerrijk zouden toetreden, dan zou ik een dergelijke handelwijze ondersteunen,’ zei Horvath. ‘Ik ook,’ voegde Sally daaraan toe.
Ben Fowler vertrok zijn zware gelaatstrekken tot een nadenkend masker. ‘Ik voor mij geloof niet dat het kans van slagen zou hebben,’ zei hij peinzend. ‘Over het algemeen regeren we door middel van plaatselijke bewindvoerders. En wat voor beloning zouden we die er in godsnaam voor kunnen beloven met ons samen te werken tegen een samenzwering door hun hele ras? Maar in ieder geval zullen we het ze vragen.’
Fowler ging recht overeind zitten in zijn stoel. De geamuseerde, bedachtzame glimlach verdween van zijn gezicht. ‘Mogelijkheid nummer drie. De mond- en klauwzeer-remedie.’
Hier en daar kon je de mensen de adem in de keel horen stokken. Horvaths mond stond strak, en hij haalde diep adem. ‘Betekent dat wat ik dénk dat het betekent, senator?’
‘Ja. Als er nu geen mond- en klauwzeer is, zal dat er straks ook niet zijn. Als er geen Splinters zijn, kunnen we ook geen problemen met Splinters hebben.’
David Hardy’s stem klonk zacht, maar zeer beslist. ‘De Kerk zou zich daar zeer sterk tegen verzetten, senator. Met alle middelen die ons ter beschikking staan.’
‘Daar ben ik me van bewust, vader. En ik ben me ook bewust van de gevoelens van de Liga voor Menselijkheid. Uitroeiing zonder enige aanleiding is feitelijk geen werkelijk alternatief. Niet dat we niet over de middelen daartoe beschikken, maar in politiek opzicht is het geen haalbare kaart. Tenzij de Splinters een rechtstreeks en onmiddellijk gevaar voor het Keizerrijk zijn.’
‘En dat zijn ze niet,’ zei Horvath op besliste toon. ‘Ze zijn een unieke kans voor ons. Ik wou maar dat ik u dat kon doen inzien.’
‘Doe, misschien ben ik wel even goed in staat om dingen in te zien als u. Heeft u daar wel eens bij stilgestaan? Goed, dat waren dus de mogelijkheden. Zijn we klaar om de Splinters binnen te laten komen, of heeft iemand nog iets anders ter sprake te brengen?’ Rod haalde diep adem en wierp een vluchtige blik op Sally. Ze zal het niet prettig vinden, wat ik nu ga zeggen — ‘Senator, zijn we Sally’s opgravingen vergeten? Waarbij ze sporen van een primitieve beschaving gevonden heeft, die nog geen duizend jaar oud was? Hoe komt het, dat de Splinters nog zo kort geleden primitief waren?’ Opnieuw viel er een stilte. ‘Dat moet wel door oorlogen geweest zijn, nietwaar?’ vroeg Rod.
‘Nee,’ zei Sally. ‘Ik heb daarover nagedacht — de Splinters houden er immers dierentuinen op na? Zou het niet mogelijk zijn dat ik een — nou, een reservaat voor een of andere primitieve volksstam gevonden heb? Bij ons in het Keizerrijk heb je die overal; cultuurreservaten voor mensen die geen deel uit wensen te maken van een technologische beschaving —’
‘Nog na een miljóén jaar beschaving?’ vroeg Renner. ‘Vrouwe Sally, gelooft u dat nou werkelijk?’
Ze haalde de schouders op. ‘Tja, het zijn buitenaardse wezens. Ze zijn nu eenmaal anders dan wij.’
‘Wees maar niet bang dat ik dat vergeten was,’ zei Ben Fowler. ‘Oké, laten we het daar eens over hebben. Sally, wat je daar zei is onzin. Je weet wat er gebeurd is. Ze hebben die asteroïden al zó lans geleden doen verhuizen, dat er nu geen spoor van radioactiviteit meer in die kraters te bekennen is. En een poosje later, omstreeks de tijd van ons Co-Dominium, hebben ze zichzelf met hun oorlogen een nieuw Stenen Tijdperk op de hals gehaald. Dat doet niet al te sterk veronderstellen dat ze het vechten nu afgeleerd hebben, hè?’
‘Wij hebben destijds precies eender gehandeld,’ zei Sally. ‘Of zouden het gedaan hebben, als we in één enkel zonnestelsel opgesloten hadden gezeten.’
‘Ja,’ antwoordde Fowler. ‘En als ik als Gevolmachtigde voor een Keizerrijk van Splinters moest optreden, zou ik geen mensen door de ruimte laten rondzwerven zonder bewaking. Anders nog iets?’
‘Ja, meneer,’ zei Rod. ‘Sally, ik zeg dit niet graag, maar —’
‘Vooruit, zeg op,’ gromde Fowler.
‘Ja, meneer.’ Ben ik bezig haar te verliezen door die Splinters? Maar ik moet het zeggen; ik kan het niet zo maar vergeten. ‘Doctor Horvath, u scheen daarnet erg weinig op uw gemak, nadat we het erover eens geworden waren dat de Splinters al duizenden jaren beschaafd zijn. Waarom, als ik vragen mag?’
‘Tja — ik heb er eigenlijk geen reden voor — alleen — nou, ik heb nog wat meer gegevens nodig, dat is alles.’
‘Als Minister van Wetenschappen bent u verantwoordelijk voor het doen van technologische voorspellingen, nietwaar?’ vroeg Rod. ‘Ja,’ gaf Horvath met tegenzin toe.
‘Waar staan we nu ten opzichte van het Eerste Keizerrijk?’
‘We hebben hun peil nog niet bereikt. Dat zal nog ongeveer een eeuw duren.’
‘En op welk peil zouden we nu staan, als de Afscheidingsoorlogen er niet geweest waren? Als het oude Keizerrijk zonder onderbreking was blijven bestaan?’
Horvath haalde zijn schouders op. ‘U heeft waarschijnlijk gelijk, heer. Ja. Ik ben daar ook over gevallen. Senator, wat de Gevolmachtigde Blaine daarmee zeggen wil, is dat de Splinters niet ver genoeg zijn om al een miljoen jaar lang beschaafd geweest te kunnen zijn. Of zelfs maar tienduizend. Misschien nog niet eens duizend.’
‘Maar toch weten we dat ze minstens tienduizend jaar geleden al in staat waren asteroïden te verplaatsen,’ riep Renner uit. Zijn stem verried zowel opwinding als verbazing. ‘Ze moeten de Splinter opnieuw gekoloniseerd hebben omstreeks dezelfde tijd dat op de Aarde de Alderson-aandrijving ontwikkeld werd! De Splinters zijn eigenlijk helemaal niet veel ouder dan wij zijn!’
‘Er is ook nog een andere verklaring mogelijk,’ merkte Hardy op. ‘Namelijk dat ze de planeet al veel eerder opnieuw gekoloniseerd hebben — en dat er elke duizend jaar een nieuw stel oorlogen uitbreekt.’
‘Of zelfs nog vaker,’ voegde senator Fowler er zachtjes aan toe. ‘En als dat zo is, dan weten we nu ook hoe ze hun bevolkingsproblemen oplossen, nietwaar? Nou, doctor Horvath? Hoe luidt uw advies nú?’
‘Ik — ik weet het niet,’ stamelde de Minister van Wetenschappen diep ongelukkig. Hij peuterde aan zijn nagels, besefte dat hij dat deed, en legde zijn handen voor zich op het tafelblad, waar ze rondwandelden als kleine, gewonde dieren. ‘Ik vind dat we zekerheid moeten hebben daarover.’
‘Mijn idee,’ zei de senator tegen hem. ‘Maar het zou geen kwaad kunnen, om — Rod, morgen stel je je de hele dag ter beschikking van de Admiraliteit.’
‘Mag ik u er nogmaals aan herinneren, senator, dat de Kerk al haar leden zal verbieden op enigerlei wijze deel te hebben aan de uitroeiing van de Splinters?’ zei Hardy nadrukkelijk.
‘Dat komt dicht in de buurt van hoogverraad, vader.’
‘Kan zijn. Maar het is niettemin de waarheid.’
‘Hoe dan ook, dat is niet wat ik in gedachten had. Het kan zijn dat we de Splinters bij het Keizerrijk zullen moeten inlijven. Of ze het leuk vinden of niet. Misschien zullen ze zich zonder strijd gewonnen geven als we daarheen gaan met een voldoende grote vloot.’
‘En als ze dat niet doen?’ vroeg Hardy. Senator Fowler gaf geen antwoord.
Rod keek eerst naar Sally, toen de tafel rond, en tenslotte naar de gelambrizeerde wanden.
Het is eigenlijk zo’n doodgewoon vertrek, dacht hij. En het zijn ook helemaal geen bijzondere mensen, die hier zitten. En toch moeten we, hier in deze stomme kleine conferentiezaal op deze nauwelijks bewoonbare planeet, over het lot beslissen van een ras dat misschien wel een miljoen jaar ouder is dan het onze.
De Splinters zullen zich niet overgeven. En als ze zijn wat we van ze denken, zullen we ze ook niet kunnen verslaan. Maar er is alleen maar die ene planeet, en een stelletje asteroïden. Als die er niet meer zijn… ‘Kelley, je kunt de Splinters nu wel binnen laten komen,’ zei senator Fowler.
Door het venster vielen de laatste stralen van de ondergaande zon naar binnen. Buiten hulden de tuinen van het Paleis zich in purperen schaduwen.
Ze volgden hun escorte door de gangen van het Paleis. Terwijl ze voortliepen sprak Jock de Ambassadeur aan.
‘Er is iets veranderd. Deze Marinier die ons kwam roepen kijkt nu heel anders naar ons. Op een manier zoals een Krijger naar een andere Krijger zou kijken.’
Ze kwamen de conferentiezaal binnen. Een zee van menselijke gezichten — ‘Ja,’ zei Jock. ‘Er is veel veranderd. We moeten op onze hoede zijn.’.
‘Wat kunnen ze te weten gekomen zijn?’ vroeg Iwan. Jock gaf door haar gebaren te verstaan dat het haar aan de nodige kennis ontbrak. ‘Sommigen zijn bang van ons. Er zijn er ook die medelijden met ons hebben. Maar allemaal proberen ze hun veranderde emotionele toestand voor ons te verbergen.’
De Marinier nam hen mee naar enkele slecht geconstrueerde divans, die langs één kant van een grote conferentietafel stonden. ‘Menswezens zijn verzot op dit soort tafels,’ tjilpte Charlie. ‘De vorm ervan is soms heel belangrijk, om redenen die ik niet heb kunnen ontdekken.’ Er volgde een reeks van die van alle betekenis ontblote begroetingen die de menswezens ‘formaliteiten’ noemden: het uitspreken van niet gemeende vragen betreffende hun gezondheidstoestand, vage zegeningen, en de hoop dat hun welzijn ook in het verleden niets te wensen overgelaten had; allemaal compensaties voor het feit dat de menswezens er geen Bemiddelaars op nahielden. Charlie kweet zich daarvan, terwijl Jock tegen de Meester bleef praten.
‘Het menswezen aan het andere uiteinde van de tafel is een onbelangrijke klerk. De macht bevindt zich in het midden, aan onze tweehand-kant. De Bemiddelaar van de Keizer is tot een of ander besluit gekomen. Heer Blaine is het daarmee eens, maar met tegenzin. Sally is er zeer sterk op tegen, maar niet bij machte er iets tegen in te brengen. Ze verlangt naar redenen die het haar mogelijk zullen maken dat te doen. Het kan nodig blijken, die voor haar te vinden. Tegenover de Bemiddelaar van de Keizer zitten de menswezens van de wetenschap, en die delen Sally’s gevoelens. Maar ze voelen zich niet zo bij het besluit betrokken als zijn De anderen zijn van geen belang, met uitzondering van de priester. Ik heb zijn belangrijkheid nog steeds niet kunnen vaststellen, maar wel is die toegenomen sinds we hem het laatst gezien hebben. Hij zou wel eens gevaarlijker voor ons kunnen zijn dan alle anderen bij elkaar —’
‘Kan hij onze taal verstaan?’ wilde Iwan weten.
‘Niet als we snel spreken en ons van een formeel idioom bedienen. Hij is in staat het elementaire emotionele gehalte van een gesprek te interpreteren, en beseft dat wij in een korte tijd veel informatie kunnen uitwisselen.’
‘Probeer te weten te komen wat de menswezens verontrust.’ Iwan rolde zich op op zijn divan en nam vol afkeer het vertrek in zich op. Het kwam wel eens voor, dat Bewaarders rechtstreeks met Bemiddelaars van vele Meesters tegelijk spraken, maar het was nooit een aangename belevenis. Alle onderhandelingen met menswezens verliepen pijnlijk langzaam. Hun taal was langzaam, hun gedachten kropen als vloeibaar helium, en dikwijls hadden ze zelfs geen voorstelling van hun eigen belangen.
Maar hij kon er geen genoegen mee nemen de Bemiddelaars instructies te geven, en het verder aan hen over te laten. Ze waren onevenwichtig en dit begon steeds erger te worden. Ze dienden rechtstreeks onder zijn toezicht te blijven. En het voortbestaan van het Ras stond op het spel…
‘Deze bijeenkomst wordt misschien aangenamer dan de vorige,’ zei Charlie.
Senator Fowler keek verrast op. ‘.Waarom zegt u dat?’
‘Aan uw gelaatsuitdrukking zie ik dat u vastbesloten bent tijdens deze bijeenkomst tot beslissende resultaten te komen,’ antwoordde Charlie. ‘Ook heeft u ons verteld dat deze bijeenkomst lang zal duren, zelfs tot na het diner. Uw tri-vee vertelt ons dat er grote druk op u wordt uitgeoefend om een overeenkomst met ons te sluiten. Wij beginnen uw gebruiken langzaam maar zeker te leren kennen en ze op prijs te stellen, maar onze hele training, onze hele reden van bestaan, is erop gericht om tot het sluiten van verdragen te komen. Tot dusverre heeft u die zorgvuldig vermeden.’
‘Dat is bot genoeg uitgedrukt,’ mompelde Fowler. En bedoeld om ons een beetje uit ons evenwicht te brengen, nietwaar, vriendje? Je bent een gladakker. ‘We willen eerst wat inlichtingen hebben. Omtrent jullie geschiedenis.’
‘Ah.’ Charlie aarzelde slechts een seconde, maar ze zag de seintjes die Jock haar door middel van gebaren gaf en de vingerbewegingen van de Meester. ‘U maakt zich zeker zorgen over onze oorlogen?’
‘Zeg dat wel, verdomme,’ beaamde senator Fowler. ‘Jullie hebben zo ongeveer jullie hele geschiedenis voor ons verzwegen. En wat jullie ons wél vertelden was allemaal gelogen.’
Er steeg een afkeurend gemompel op. Doctor Horvath wierp Fowler een blik vol verachting toe. Wist die man dan niets van onderhandelingen af? Maar natuurlijk wist hij dat wel, en dat maakte een dergelijke grofheid zelfs nog raadselachtiger…
Charlie antwoordde hierop met een bijna menselijk schouderophalen. ‘Zoals u ook met ons gedaan heeft, senator. En wat onze geschiedenis betreft: goed dan. Evenals jullie mens wezens hebben wij perioden van oorlogen gekend. Vaak ging dit over godsdiensten. Onze laatste grote oorlogen hebben verscheidene van jullie eeuwen geleden plaatsgehad. Sinds die tijd hebben we kans gezien ons te beheersen. Maar van tijd tot tijd vinden er opstanden plaats. Geleid door Meesters die veel van jullie buitenwerelders weghebben, en die onafhankelijkheid belangrijker vinden dan het welzijn van het ras. Wij zijn dan wel genoodzaakt hen te bestrijden.
‘Waarom hebben jullie dat destijds niet meteen toegegeven?’ wilde Rod weten.
De Splinter haalde opnieuw de schouders op. ‘Wat wisten we van jullie af? Wat kónden we van jullie afweten, totdat jullie ons die tri-vee gaven en ons toestonden jullie te zien zoals jullie zijn? En wij schamen ons net zozeer voor onze gewapende conflicten als velen uwer dat voor de uwe doen. U moet goed begrijpen dat bijna alle Bemiddelaars in dienst staan van Meesters die niets met het voeren van oorlogen te maken hebben. Ons werd opgedragen u van onze vreedzame bedoelingen ten opzichte van uw ras te verzekeren. Wij waren van mening dat onze interne conflicten u niet aangingen.’
‘En daarom hebben jullie dus jullie wapens voor ons verborgen gehouden?’ vroeg Rod.
Charlie keek Jock aan. De andere Bemiddelaar antwoordde in haar plaats. ‘Voor zover we die hebben. Wij bewonen één enkel zonnestelsel, heer. Ons ras kent geen vijanden en beschikt over slechts weinig hulpmiddelen om aan oorlogsschepen te besteden — onze strijdkrachten, voor zover wij die hebben, komen eerder overeen met uw politie dan met uw Marine of uw Mariniers.’ De vriendelijke glimlach van het Splinterwezen onthulde verder niets, maar bracht op de een of andere manier ook nog een andere gedachte over: Ze zouden wel heel dom zijn de menswezens te laten weten hoeveel of hoe weinig wapentuig ze tot hun beschikking hadden.
Sally gimlachte blij. ‘Ziet u wel, oom Ben, ik zéí u toch al —’ Senator Fowler knikte. ‘Er is nóg een kleinigheid, Charlie. Hoe vaak planten jullie reproduktieve kasten zich eigenlijk voort?’ Ditmaal was het Jock die antwoordde. Toen Charlie aarzelde, sloeg David Hardy dit met belangstelling gade — communiceerden ze met elkaar door middel van gebaren? ‘Wanneer het hun toegestaan wordt,’ zei het buitenaardse wezen vlot. ‘Is dat bij jullie soms niet zo?’
‘Hè?’
‘Jullie houden jullie bevolkingsaanwas in bedwang door middel van economische prikkels en gedwongen emigratie. Geen van beide alternatieven staan ons ter beschikking, maar toch is onze voortplantingsdrang niet minder sterk dan de uwe. Onze Meesters planten zich voort zo vaak ze maar kunnen.’
‘Bedoelt u daarmee dat jullie over juridische middelen beschikken om de bevolking te beperken?’ vroeg Horvath. ‘In zekere zin wel, ja.’
‘En waarom hebben jullie dat niet eerder gezegd?’ wilde senator Fowler weten.
‘Jullie hebben het ons niet gevraagd.’
Doctor Horvath grinnikte nu openijk. Sally ook. Opgeluchte gezichten rondom. Alleen —
‘Jullie hebben Vrouwe Sally opzettelijk om de tuin geleid,’ zei aalmoezenier Hardy nadrukkelijk. ‘Vertelt u mij alstublieft waarom.’
‘Die Bemiddelaar stond in dienst van Jocks Meester,’ antwoordde Charlie. ‘Dus dat moet Jock u maar vertellen. En als u ons thans even wilt excuseren, want ik moet de Ambassadeur vertellen wat er besproken is.’ Charlie begon te tjilpen.
‘Jock, je zult uitermate voorzichtig moeten zijn. We hebben hun sympathie verworven. Ze verlangen naar redenen om ons te kunnen geloven. Deze menswezens kunnen zich bijna even goed in anderen invoelen als Bemiddelaars, wanneer ze in de juiste stemming zijn, maar ze kunnen op slag veranderen.’
‘Ik heb geluisterd,’ zei Iwan. ‘Doe wat je kunt om deze menswezens gerust te stellen. Als het ooit zo ver komt dat we eenmaal onder hun toezicht vandaan zijn, zullen we hun allen tot nut zijn, en dan zullen we een economische noodzaak zijn voor machtige groepen van menswezens.’
‘Ze was van mening dat de waarheid jullie in verlegenheid zou brengen,’ antwoordde Jock. ‘Ik weet niet precies wat er gezegd is. Met mij is daar niet over gesproken. Binnen de familiekring spreken wij niet vaak over sex en voortplanting, en daarbuiten doen wij dat praktisch nooit. Dat onderwerp is — Jullie kennen dat gevoel niet. Het is zo iets als verlegenheid, maar toch ook weer niet helemaal hetzelfde. En u moet beseffen, hoe innig een Bemiddelaar zich met haar Fyunch(klik) pleegt te vereenzelvigen. Het gaat Vrouwe Sally niet gemakkelijk af over sexuele aangelegenheden te praten, en ook doet ze dat niet graag; haar Bemiddelaar zal dus dezelfde gewaarwordingen ondergaan hebben en geweten hebben dat de steriliteit van de Bemiddelaars Sally in verlegenheid zou brengen als ze daarvan hoorde — zoals ook bij u het geval was trouwens. Ik zeg dit alles nu wel, maar zeker weten doe ik het niet: deze kwestie werd nooit belangrijk geacht.’
‘Al die argwaan,’ zei Sally. ‘Alleen maar om mijn gevoelens te sparen. Ik ben blij dat we die uit de wereld geholpen hebben.’ De Splinter haalde de schouders op. ‘Niettegenstaande onze bekwaamheden op dit gebied zijn sommige misverstanden tussen elkaar vreemde rassen nu eenmaal niet te vermijden. Herinnert u zich die kwestie van de w.c.-deuren nog?’
‘Ja.’ Sally zag al aankomen wat de volgende vraag van Ben Fowler zijn zou. Snel nam ze het woord om hem voor te zijn. ‘Nu we dat rechtgezet hebben, moet u ons toch eens vertellen wat jullie Meesters nu eigenlijk dóén wanneer ze nog geen kinderen willen?’ Ze voelde het bloed naar haar wangen stijgen en vermoedde dat ze vuurrood werd. Doctor Horvath keek haar op een vreemde manier aan. Geile ouwe vent, dacht ze. Maar nee, daar doe ik hem onrecht mee eigenlijk. De Splinters tjilpten een ogenblik tegen elkaar. ‘Onthouding wordt veelvuldig toegepast,’ zei Jock. ‘En ook bedienen we ons van chemische en hormonale methoden, net als jullie. Wilt u dat we de werking daarvan hier bespreken?’
‘Ik stel meer belang in de sancties,’ zei senator Fowler ernstig. ‘Wat gebeurt er met Meesters, of Bruinen, of wie dan ook, als ze iedere zes maanden kinderen beginnen te krijgen?’
‘Zou u dat niet definiëren als een handelwijze waarbij aan onafhankelijkheid een hogere waarde wordt toegekend dan aan de belangen van het hele ras?’ vroeg Jock. ‘Ja.’
‘Welnu, dat doen wij ook.’
‘En zo ontstaan die oorlogen bij jullie,’ concludeerde doctor Horvath. ‘Senator, met alle respect geloof ik toch wel dat dit onze vragen afdoende beantwoordt. De Splinters houden hun bevolkingsaantallen in bedwang. Wanneer individuele Splinters weigeren zich daarin te schikken, komen daar conflicten uit voort. Soms leidt dat tot oorlogen. In hoeverre verschillen zij daarin van ons mensen?’
Benjamin Fowler lachte. ‘Doctor, u blijft aldoor van me verlangen de dingen vanuit uw gezichtspunt te bezien, wat gebaseerd is op ethische overwegingen. U beziet ze nooit vanuit het mijne, wat daar niet op gebaseerd is. Ik heb nooit beweerd dat het menselijk ras superieur was aan dat van de Splinters — noch in ethisch opzicht, noch in verstandelijk opzicht, noch op welk gebied dan ook. Ik wil alleen maar zeggen dat het mijn ras is, en dat ik de opdracht heb voor de menselijke belangen op te komen.’ Hij wendde zich weer tot de Splinters. ‘Nu dat jullie gezien hebt hoe wij te werk gaan,’ vervolgde Fowler, ‘moet u me toch eens vertellen wat jullie van het Keizerrijk denken?’ Jock grinnikte. ‘Senator, wat verwacht u dat ik daarop zeggen zal? U heeft ons in uw macht — ons drieën, en ons hele volk. Uw oorlogsschepen beheersen het Gekke Gerrit-punt dat toegang geeft tot ons zonnestelsel. U zou ons vermoedelijk kunnen uitroeien, en op uw trivee heb ik toespraken gehoord waarin dat ook geëist werd…’
‘Niet door iemand van belang,’ protesteerde Anthony Horvath. ‘Door dwazen en zwakzinnigen misschien —’
‘Zeker. Maar het werd toch maar gezegd. En derhalve zal mijn antwoord op de vraag van de senator altijd datgene zijn, waarvan ik geloof dat hij het graag wil horen. Hoe zou het ook anders kunnen?’
‘Goed gezegd,’ tjilpte Iwan. ‘Menswezens schijnen het te respecteren wanneer iemand waarheden toegeeft die tegen zijn eigen belangen indruisen. In dit geval was een en ander hun toch al bekend. Maar wees voorzichtig.’
‘Vertrouw op mijn kundigheid, Meester. Merk op dat de meesten van hen zich thans ontspannen hebben. Alleen de priester en de Marineofficier die Renner heet zijn nog niet tevreden. De Bemiddelaar van de Keizer weifelt nu, en toen wij dit vertrek binnenkwamen had hij tégen ons besloten.’
Charlie: ‘Ik ben bang. Zou het niet het beste zijn hun alles te vertellen, nu ze toch al zoveel weten? Hoe lang zullen we onze Cyclussen en onze voortplantingscurven nog voor hen geheim kunnen houden? Mijn Meester wenste hun alles te vertellen —’
‘Jij zwijgt verder en laat Jock met de menswezens spreken. Laat vragen die je van streek maken aan haar over.’
‘Goed, Meester. Ik heb instructies u te gehoorzamen. Maar ik ben nog steeds van mening dat mijn Meester gelijk had.’
‘En als hij de menswezens nu eens verkeerd beoordeeld heeft?’ vroeg Jock. ‘Als ze ons nu eens als een gevaar voor hun nakomelingen beschouwen? Zullen ze ons allen dan niet nú vernietigen, nu ze het nog kunnen?’
‘Zwijg. Spreek tegen de menswezens.’
‘De Ambassadeur wenst op te merken dat, aangezien het Keizerrijk zowel het machtigste verbond van menswezens is als de zich het dichtst bij onze thuiswereld bevindende groepering, het in ons belang is een bondgenootschap met uw Keizerrijk te hebben, ongeacht onze opinie daarover. We zijn omsingeld.’
‘En dat is een feit,’ beaamde Sally. ‘Oom Ben, hoe lang moeten we hier nog mee doorgaan? We hebben de ontwerpovereenkomsten klaarliggen, die door de economische adviseurs opgesteld zijn. Kunnen we nu niet tot het bespreken van de details daarvan overgaan?’ Maar Fowler was nog niet tevreden. Dit was duidelijk te zien aan de manier waarop hij zijn zware kaken op elkaar klemde en aan de strakke houding van zijn schouders. Zonder Splinters waren er al moeilijkheden genoeg in het Keizerrijk. Voeg daar nog eens een zich in handen van buitenwerelders en rebellen bevindende technologie van Splinters aan toe, en dan kon er van alles gebeuren.
‘Er is een ontwerpovereenkomst opgesteld,’ zei senator Fowler langzaam en nadrukkelijk. ‘Voordat wij dat aan u voorleggen, heb ik nog een ander voorstel. Heeft u er misschien belangstelling voor tot het Keizerrijk toe te treden? Als lid in de categorie van de tot de Klasse Eén gerekende zonnestelsels bijvoorbeeld? Als zodanig zou u zelfbestuur krijgen, vertegenwoordiging op Sparta, en toegang tot de meeste keizerlijke markten.’
‘Wij hebben daar al aan gedacht. Het zou natuurlijk de nodige tijd vergen om de details uit te werken —’
‘Nee,’ zei senator Fowler op besliste toon. ‘Dat is nou juist datgene wat we niet kunnen toestaan. Het spijt me wel, maar we zijn niet van plan jullie Constructeurs de tijd te geven het Veld uit te vinden en een oorlogsvloot te bouwen. Onze eerste voorwaarde zou zijn: onmiddellijke toelating van Keizerlijke waarnemers op alle punten van jullie zonnestelsel.’
‘Ontwapening dus. En de noodzaak op jullie goede bedoelingen te vertrouwen. Zou ú zich aan dergelijke voorwaarden onderwerpen?’
‘Ik ben niet degene van wie dat verlangd wordt,’ zei Ben. ‘U wél.’
‘Heb ik het niet gezegd, dat ze dit aanbod zouden doen?’ tjilpte Charlie. ‘We kunnen het niet accepteren,’ antwoordde Iwan kort en bondig. ‘We zouden hulpeloos aan hen overgeleverd zijn. Aangenomen dat de menswezens het eerlijk met ons menen. En aangenomen dat het Keizerrijk ons niet vernietigen zou wanneer onze ware aard aan het licht kwam. Kunnen we ook geloven dat het Keizerrijk vele generaties van nu nog altijd door welwillendheid geregeerd zal worden? Dat is een risico dat we niet kunnen nemen. Het voortbestaan van het Ras dient verzekerd te zijn.’
‘Er is geen zekerheid!’
‘We moeten ons zonnestelsel uit, en de kosmos in. Wanneer we eenmaal vaste voet aan de grond hebben in een heleboel zonnestelsels, zullen de menswezens geen enkele daarvan durven aanvallen,’ zei Jock. Haar gebaren gaven ongeduld te kennen.
‘Ben je er werkelijk van overtuigd dat we dit aanbod niet kunnen accepteren?’ vroeg Charlie.
Jock: ‘We hebben het hier al eerder over gehad. De menswezens zullen grondig te werk gaan. Ze zullen de Krijgers willen ontwapenen. De Meesters zullen liever vechten dan dat toe te laten. Er zal een oorlog uit voortkomen, precies wanneer de menswezens dat verwachten. Ze zijn niet dom, en hun Marineofficieren vrezen ons. Die waarnemers zouden in de rug gesteund worden door een overweldigende krijgsmacht. Als we alleen maar vóórwenden dat we hun voorwaarden accepteren, zullen ze zich gerechtvaardigd voelen ons te vernietigen: denk maar aan wat er met menselijke planeten gebeurt als ze in opstandkomen. Nee, dit aanbod geeft ons zelfs geen kans om tijd te winnen.’
‘Geef dan het antwoord dat we overeengekomen zijn,’ gelastte Iwan.
‘De Ambassadeur spreekt er zijn leedwezen over uit, dat een dergelijke overeenkomst zijn bevoegdheid te boven zou gaan. Wij hebben weliswaar de bevoegdheid uit naam van alle Splinters te spreken, maar slechts binnen zekere grenzen; het aan uw genade overleveren van ons gehele ras valt daarbuiten.’
‘Dat kunt u ze niet kwalijk nemen,’ zei dr. Horvath. ‘Wees redelijk, senator.’
‘Ik doe mijn best redelijk te zijn, en nee, ik néém het ze niet kwalijk. Ik heb ze alleen maar een aanbod gedaan, dat is alles.’ Hij wendde zich opnieuw tot de buitenaardse wezens. ‘Het is wel eens gebeurd, dat planeten tegen hun wil bij het Keizerrijk ingelijfd werden. In dergelijke gevallen krijgen ze natuurlijk niet zulke privileges als die, welke ik u aangeboden heb —’
Jock haalde de schouders op. ‘Ik kan u niet zeggen wat de Meesters zouden doen als u ons zonnestelsel probeerde te veroveren. Ik vermoed dat ze naar de wapens zouden grijpen.’
‘Jullie zouden verliezen,’ zei senator Fowler kort en bondig.
‘Dat zouden we niet prettig vinden.’
‘Maar al verliezende zouden jullie wellicht zoveel van onze krachten vergen, dat wij het grootste deel van deze sector zouden verliezen. Onze pogingen tot unificatie zouden er misschien een eeuw door achteruitgezet worden. Veroveringen zijn kostbaar.’ Senator Fowler voegde er niet aan toe dat het steriliseren van een planeet dat niet was; maar die onuitgesproken gedachte hing bijna voelbaar in het helder verlichte vertrek.
‘Mogen wij een tegenbod doen?’ zei Jock. ‘Sta ons toe produktiecentra op te richten op onbewoonbare planeten. Wij zullen die dan terraformeren, en voor iedere planeet die jullie ons geven, zullen wij er ook een voor jullie terraformeren. En voor wat de economische ontwrichtingen betreft, kunnen jullie maatschappijen oprichten die een monopolie hebben op de handel met ons. Een gedeelte van de aandelen zou aan het publiek te koop aangeboden kunnen worden. De rest zou bij wijze van compensatie aan die maatschappijen en arbeiders gegeven kunnen worden, die door onze concurrentie verdrongen zouden worden. Ik denk wel, dat jullie zouden bemerken dat dit de nadelen van het invoeren van onze nieuwe technologie tot een minimum beperken zou, terwijl jullie er toch alle voordelen van zouden kunnen plukken.’
‘Eenvoudig briljant!’ riep Horvath uit. ‘Dat is precies waar mijn staf op dit ogenblik aan werkt. Jullie zouden dus daarin toestemmen? Handel met uitsluitend daartoe gemachtigde maatschappijen en de Keizerlijke Regering?’
‘Jazeker. En ook zouden wij het Keizerrijk betalen voor Marinebescherming van door ons gekoloniseerde planeten — het is niet onze wens er vloten op na te houden in de delen van de ruimte die tot uw gebied behoren. U zou de scheepswerven op onze koloniale planeten mogen inspecteren om u daarvan te vergewissen.’
‘En jullie thuisplaneet?’ vroeg Fowler.
‘Het contact tussen Splinter Alpha en het Keizerrijk zou tot een minimum beperkt moeten blijven, vermoed ik. Uw vertegenwoordigers zouden welkom zijn, maar wij zouden uw oorlogsschepen niet dicht bij onze thuiswereld willen zien — ik kan u nu wel verklappen dat dat slagschip ons ernstig verontrust heeft toen het zich in een baan rond onze planeet bevond. Het was ons duidelijk dat het wapens aan boord had die Splinter Alpha nagenoeg onbewoonbaar konden maken. Wij hebben ons daarin geschikt en u zelfs uitgenodigd nog dichterbij te komen, expres om u te laten zien dat we niet veel te verbergen hebben. Wij zijn geen gevaar voor uw Keizerrijk, mijne heren. U bent eerder een gevaar voor óns, zoals u heel goed weet. Maar toch ben ik van mening dat wij tot overeenstemming zullen kunnen komen, tot wederzijds voordeel, én tot wederzijdse veiligheid, zonder het vertrouwen van het ene ras op de welwillendheid van het andere al te zeer op de proef te behoeven stellen.’
‘En jullie willen voor iedere planeet die jullie koloniseren er één voor ons terraformeren?’ vroeg Horvath. Hij dacht aan de voordelen: die waren eenvoudig niet te becijferen. Er waren slechts weinig sterrenstelsels die meer dan één bewoonbare planeet bevatten. Vergeleken bij interplanetaire vluchten was interstellaire handel ontstellend duur, maar het terraformeren van planeten was een zelfs nog kostbaardere geschiedenis.
‘Is dat nog niet genoeg?’ vroeg Jock. ‘U kunt zich onze situatie toch zeker wel indenken. Wij beschikken momenteel over slechts één planeet, een aantal asteroïden, en een gasreus waarvan het bewoonbaar maken zelfs onze capaciteiten te boven gaat. Het verdubbelen van datgene waarover wij thans beschikken is een enorme investering waard. Ik zeg dit omdat het voor de hand ligt, hoewel men mij verteld heeft dat het toegeven van nadelen doorgaans geen deel uitmaakt van jullie handelsgesprekken. Maar op de andere hand —’ De Splinter keek verwonderd naar haar drie handen. De mensen deden dat ook, en toen ging er een gelach op. Wat was de ‘andere’ hand voor een Splinter? ‘De zich in bruikbare banen bevindende onbewoonbare planeten waarover jullie de beschikking hebben, hebben blijkbaar niet veel waarde voor jullie, want anders zouden jullie die zelf wel geterraformeerd hebben. Jullie krijgen dus iets voor niets, terwijl wij een heleboel krijgen in ruil voor een grote inspanning. Dat is toch zeker een billijke ruil?’
‘Verdomd voordelig voor de Marine,’ zei Rod. ‘Praktisch een hele nieuwe vloot, betaald door de Splinters…’
‘Wacht even, niet zo haastig,’ zei senator Fowler. ‘We zitten hier al over de prijs te sjacheren, terwijl we nog niet eens besloten hebben wat we zijn.’
Jock haalde haar schouders op. ‘Ik heb u alleen maar een aanbod gedaan, dat is alles.’ Haar perfecte imitatie van de stem en de gebaren van de senator bracht weer het nodige gelach teweeg. Ben Fowler fronste een ogenblik de wenkbrauwen, maar lachte toen met de anderen mee.
‘Nou,’ zei Fowler. ‘Ik zou niet zeggen dat alles al in kannen en kruiken is, maar ik weet wel dat ik honger begin te krijgen. Kelley, breng onze gasten eens wat van die chocolademelk en laat het diner maar aanrukken. We kunnen het ons net zo goed een beetje comfortabel maken, terwijl we deze bespreking voortzetten.’
‘Nu gaat het erom spannen,’ rapporteerde Jock. ‘De Senator aarzelt op de rand van goedkeuring. En Sally’s goedkeuring hebben we al.’
‘En Blaine?’ wilde Iwan weten.
‘Die zal doen wat de Senator wenst, hoewel hij het liever eens zou willen zijn met Sally. Hij mag ons graag, en hij ziet een voordeel voor de Marine. Het is jammer dat zijn Fyunch(klik) krankzinnig geworden is; ze zou ons hier bijzonder nuttige diensten hebben kunnen bewijzen.’
‘Zou het lukken?’ vroeg Charlie. ‘Jock, hoe kan het ons lukken? Voordat de nieuwe koloniën gevestigd zijn, zullen de Keizerlijken ons zien zoals we zijn. Ze zullen ons zonnestelsel bezoeken, en dan zullen ze alles te weten komen. En wat dan?’
‘Ze zullen niets te weten komen,’ zei Jock. ‘Hun eigen Marine zal dat verhinderen. We zullen af en toe bezocht worden door een paar onbewapende schepen, maar ze zullen geen oorlogsschepen meer willen riskeren. En zouden we een paar schepen vol menswezens niet kunnen misleiden? Ze zullen onze taal nooit kunnen leren. We zullen voldoende tijd hebben om ons op hun komst voor te bereiden. We zullen ervoor zorgen dat ze nooit Krijgers te zien krijgen. Hoe zouden ze dan iets te weten kunnen komen? Ondertussen zullen we onze koloniën gevestigd hebben. De menswezens kunnen er geen idee van hebben hoe snel wij koloniën kunnen vestigen, en hoe snel die in staat zullen zijn schepen te bouwen. We zullen dan in een veel betere onderhandelingspositie verkeren en in contact staan met een heleboel menswezens — en we zullen hun alles kunnen aanbieden wat ze maar willen hebben. We zullen bondgenoten hebben, en zo ver verspreid zijn dat zelfs het Keizerrijk ons niet zal kunnen uitroeien. En als ze daar niet zeker van kunnen zijn, zullen ze het ook niet proberen. Dat is de manier waarop deze menswezens denken.’
De Marinier bracht hun de drank die menswezens ‘chocolademelk’ noemden, en genietend dronken ze ervan. Evenals de Splinters waren ook de menswezens alleseters, maar de aroma’s waaraan de menswezens de voorkeur gaven waren over het algemeen smakeloos. Maar chocolademelk was uitstekend, en wanneer er extra koolwaterstoffen aan toegevoegd werden om het water van hun thuisplaneet na te bootsen was het werkelijk een weergaloos lekkere drank. ‘Wat kunnen we anders doen?’ wilde Jock wel eens weten. ‘Wat zouden ze doen als we hun alles zouden vertellen? Zouden ze dan niet hun vloot op ons af sturen om ons allemaal te vernietigen en hun nakomelingen voor ons te behoeden?’
‘Ik keur deze overeenkomst goed,’ zei Iwan. ‘En jouw Meester zal dat ook doen.’
‘Misschien,’ zei Charlie. Ze dacht na, en nam een houding aan die de wereld om haar heen buiten sloot. Nu was ze zélf de Meester — ‘Ja, ik kan het ermee eens zijn,’ zei ze. ‘Het is beter dan ik gehoopt had. Maar het gevaar dat eraan verbonden is!’
‘We hebben al die tijd al in gevaar verkeerd, sinds de menswezens voor het eerst in ons zonnestelsel kwamen,’ zei Jock. ‘En het gevaar is nu minder dan eerst.’
Iwan sloeg hen nauwlettend gade. De Bemiddelaars verkeerden in een staat van opwinding. De spanning was groot geweest, en ondanks hun uiterlijke beheersing stonden ze op het randje. Het lag niet in zijn aard datgene te wensen wat niet te verwezenlijken was, maar hij hoopte dat de pogingen om een evenwichtiger soort Bemiddelaars te kweken met succes bekroond zouden worden; het was moeilijk, met schepsels te moeten werken die zomaar ineens een onrealistische kijk op de kosmos konden krijgen, en hun oordelen dan daarop gingen baseren. Het patroon was altijd weer hetzelfde. Eerst verlangden ze naar het onmogelijke. Vervolgens gingen ze daar naartoe werken, hoewel ze wisten dat het onmogelijk was. En ten slotte gingen ze zich gedragen alsof dat onmogelijke te verwezenlijken was, en lieten ze al hun handelingen door die onwerkelijkheid beïnvloeden. Bij Bemiddelaars kwam dit vaker voor dan bij enige andere kaste, maar het kwam ook wel eens bij Meesters voor.
Ja, deze Bemiddelaars waren dicht bij het randje, maar ze zouden het nog wel even kunnen volhouden. Het Ras zou gered worden. Het móést eenvoudig.
‘Duizend kronen voor je gedachten,’ zei Sally. Haar ogen straalden van blijdschap — en van opluchting.
Rod wendde zich van het raam af, en grijnsde tegen haar. Het was een groot vertrek, en de anderen hadden zich allemaal bij de bar verzameld, met uitzondering van Hardy. Hardy was vlak bij de Splinters blijven zitten om naar hun gekwetter te luisteren, alsof hij daar misschien een of twee woorden van zou kunnen verstaan. Rod en Sally waren dus eigenlijk alleen. ‘Je bent wel royaal,’ zei hij. ‘O, ik kan het me veroorloven. Ik zal ze je wel betalen vlak na het huwelijk…’
‘Uit de inkomsten van het Hof van Crucis zeker. Dat is anders nog steeds niet van mij; heb nou maar niet zo’n haast om Pa om zeep te brengen. We zullen wellicht nog jarenlang van zijn edelmoedigheid moeten leven.’
‘Waar stond je aan te denken? Je kijkt zo ernstig.’
‘Hoe ik straks hierover zal stemmen, als de senator niet voor deze oplossing voelt.’
Ze knikte ernstig. ‘Dat dacht ik wel —’
‘Door deze kwestie loop ik kans jou te verliezen, als ik het wel heb?’
‘Ik weet het niet, Rod. Dat zou afhangen van waaróm je hun aanbod verwierp, denk ik. En van wat je in plaats daarvan goedkeuren zou. Maar je gaat het toch niet verwerpen, hè? Wat mankeert er aan hun voorstel?’
Rod staarde naar het glas dat hij in zijn hand had. Het bevatte een of andere niet-alcoholische drank, die Kelley hem gebracht had; er hing te veel van deze bespreking af om whisky te drinken. ‘Misschien niets. Maar het is nu juist dat “misschien”, Sally. Kijk eens naar buiten.’ Hij wees naar de straten van Nieuw-Schotland.
Er waren op dit uur slechts weinig mensen op straat. Theaterbezoekers, en mensen die op weg waren naar diners. Toeristen, die gekomen waren om het Paleis na zonsondergang te zien. Matrozen met hun meisjes. Gardesoldaten van Covenant, met kilts aan en beremutsen op, die stram op wacht stonden bij het schildwachthuisje aan de ingang van de oprijlaan. ‘Als wij een verkeerd besluit nemen, zal dat straks de dood van hun kinderen betekenen.’
‘En als we een verkeerd besluit nemen, zal de Marine de eerste klap moeten opvangen,’ zei Sally langzaam. ‘Rod, stel dat de Splinters hun isolement verbreken, en dat ze over twintig jaar een klein dozijn planeten gekoloniseerd hebben, en de nodige schepen gebouwd hebben. En dat ze dan het Keizerrijk bedreigen. Wat dan nog? Dan zal de Marine ze nog altijd de baas kunnen… het zal niet nodig blijken, maar het zóu best lukken.’
‘Ben je daar zo zeker van? Ik niet. Ik ben er niet eens van overtuigd dat we ze nú zouden kunnen verslaan. Ze uitroeien, ja, dat wel, maar ze verslaan? En dat over twintig jaar? Hoe hoog zou de slagersrekening zijn, die we daarvoor zouden moeten betalen? Nieuw-Schotland gaat er zéker aan. Die ligt hun in de weg. En hoeveel planeten zouden er nog méér vernietigd worden?’
‘Wat hebben we anders voor keus?’ vroeg ze. ‘Ik — Rod, ik maak me óók zorgen om onze kinderen. Maar wat kunnen we eraan doen? Je kunt onmogelijk oorlog tegen de Splinters gaan voeren omdat ze misschien nog wel eens een gevaar voor ons zouden kunnen worden.’
‘Nee, natuurlijk niet. Hier komt ons diner. En het spijt me dat ik je blije stemming bedorven heb.’
Nog voordat het diner ten einde was, hadden de Splinters het hele gezelschap aan het lachen gebracht. Ze gaven een voorstelling weg: imitaties van Nieuw-Schotlands bekendste tri-vee-persoonlijkheden. Binnen enkele minuten was iedereen aan tafel slap van het lachen. ‘Hoe spelen jullie het klaar?’ vroeg David Hardy tussen zijn lach-stuipen door.
‘We hebben jullie humor bestudeerd,’ antwoordde Charlie. ‘We doen het door op een subtiele manier bepaalde eigenschappen te overdrijven. Als onze theorie juist was, moest de cumulatieve uitwerking daarvan vermakelijk zijn; blijkbaar was ze dat inderdaad.’
‘Jullie zouden een fortuin kunnen verdienen in de show-business, ongeacht wat jullie verder nog mogen hebben om handel mee te drijven,’ zei Horvath.
‘Dat zou tenminste niet veel uitwerking op jullie economie hebben. Maar we zullen jullie hulp nodig hebben om een regeling te treffen voor het invoeren van onze technologie.’
Horvath knikte ernstig. ‘Ik ben blij dat u ons probleem begrijpt. Als we alles wat jullie te bieden hebben zo maar op de markt zouden gooien, zou dat een complete chaos ten gevolge hebben —’
‘Geloof me, doctor, we willen jullie echt geen problemen bezorgen. Als jullie ons als een unieke kans bezien, moet u zich eens voorstellen hoe wij jullie bezien! Na al die eeuwen eindelijk bevrijd te zijn uit het Splinterstelsel! Eindelijk uit de gevangenis! Onze dankbaarheid kent geen grenzen.’
‘Hoe oud zijn jullie eigenlijk al?’ vroeg David Hardy. De Splinter haalde zijn schouders op. ‘We beschikken over fragmenten van oude geschriften die betrekking hebben op honderdduizend jaar geleden, doctor Hardy. De asteroïden bevonden zich toen al op hun huidige plaatsen. Nog weer andere geschriften zijn wellicht nóg ouder, maar we kunnen ze niet lezen. Onze werkelijke geschiedenis begint ongeveer tienduizend jaar geleden.’
‘En sindsdien is jullie beschaving een aantal keren ten onder gegaan?’ vroeg Hardy.
‘Zeker. We zaten immers opgesloten in dat ene zonnestelsel? Hoe kon het ook anders?’
‘Beschikken jullie ook over geschriften die betrekking hebben op die oorlog met asteroïden?’ vroeg Renner.
Jock trok een frons. Haar gezicht leende zich daar niet voor, maar het resultaat was een uitdrukking van afkeer. ‘Alleen maar in de vorm van legenden. We hebben — Ze lijken veel op jullie liederen, of heldendichten. Taalkundige middelen om het herinneren te vergemakkelijken. Ik geloof niet dat ze te vertalen zijn, maar —’ De Splinter zweeg een ogenblik. Het was alsof ze bevroren was in de houding waarin ze zich toevallig bevonden had, toen ze besloten had even na te denken. Toen declameerde ze:
‘Het is koud en het voedsel is op,
en de demonen zwerven over het land.
Onze zusters sterven en de wateren koken,
want de demonen doen de hemel neerstorten.’
Het buitenaardse wezen zweeg en keek grimmig.
‘Ik vrees dat ik het niet erg goed doe, maar beter kan ik het niet.’
‘Het was goed genoeg,’ zei Hardy. ‘Wij houden er ook zulke gedichten op na. Verhalen over ten onder gegane beschavingen, en over rampen die in onze voorhistorische periode plaatsgevonden hebben. De meeste daarvan kunnen we terugvoeren tot een vulkanische uitbarsting, ongeveer vijfenveertighonderd jaar geleden. Dat schijnt trouwens het tijdstip geweest te zijn waarop de mensheid voor het eerst op het idee kwam dat God misschien in staat was in te grijpen in haar bestaan. En wel rechtstreeks, in plaats van zich alleen maar bezig te houden met het scheppen van cyclussen en seizoenen, en zo.’
‘Een interessante theorie — maar worden uw godsdienstige overtuigingen daardoor niet aan het wankelen gebracht?’
‘Nee, waarom zouden ze? Kan God om een gewenst resultaat te bereiken niet even gemakkelijk een natuurlijke gebeurtenis doen plaatsvinden, als de wetten van de natuur ondersteboven te gooien? Wat is in feite wonderbaarlijker, een springvloed precies op het moment wanneer die nodig is, of een bovennatuurlijke gebeurtenis die zich slechts éénmaal voordoet? Maar ik denk niet dat u tijd heeft om met mij over theologie te discussiëren. Senator Fowler is klaar met zijn diner, zo te zien. Als u me dus excuseren wilt, dan moet ik nu even weg, en daarna zullen we wel weer verder gaan met de bespreking, denk ik —’
Ben Fowler nam Rod en Sally mee naar een klein kantoortje dat achter de conferentiezaal lag. ‘En?’ wilde hij weten. ‘Mijn besluit kent u,’ zei Sally. ‘Ja. En wat vind jij, Rod?’
‘We zullen iéts moeten doen, senator. De pressie die op ons uitgeoefend wordt begint uit de hand te lopen.’
‘Ja,’ zei Ben weer. ‘Verdomme, ik heb behoefte aan een borrel. Rod?’
‘Nee dank u, ik pas.’
‘Nou, als ik niet goed meer denken kan met een stevige slok whisky in m’n donder, dan is het nú al gedaan met het Keizerrijk.’ Hij rommelde wat in de schrijftafel rond totdat hij een fles vond, keek geringschattend naar het etiket, en schonk toen een flinke scheut in een vuil koffiekopje. ‘Eén ding begrijp ik niet. Waarom zijn die lui van het kgh niet veel lastiger? Ik had verwacht dat zij ons het sterkst onder druk zouden zetten, maar ze houden zich koest. Maar laten we God dankbaar zijn voor die paar voordeeltjes die we hebben.’ Hij gooide de helft van het koffiekopje naar binnen en slaakte een zucht. ‘Wat kan het voor kwaad, er nu onze goedkeuring aan te hechten?’ vroeg Sally. ‘Mochten we nieuwe dingen te weten komen, dan kunnen we altijd nog van gedachten veranderen —’
‘Om de dooie dood niet, lieverd,’ zei Ben. ‘Als er eenmaal tot iets specifieks besloten is, zullen de pientere jongens manieren weten te bedenken om er aan te verdienen, en als die er eenmaal hun geld in geïnvesteerd hebben — ik dacht anders dat je méér over elementaire politiek geleerd had dan dat. Wat léren ze jullie tegenwoordig op de universiteit? Rod, ik wacht er nog steeds op iets van jou te horen.’ Rod betastte zijn gebroken neus. ‘Ben, we kunnen de zaak eenvoudig niet veel langer blijven rekken. Dat zullen de Splinters ook wel doorhebben — ze zouden zelfs wel eens iets van hun aanbod af kunnen doen, als ze eenmaal in de gaten krijgen hoe groot de druk wel is, die er op ons uitgeoefend wordt. Als u het mij vraagt moesten we het maar doen.’
‘Zo, vind je. Nou, in elk geval maak je je vrouw daar gelukkig mee.’
‘Hij doet het niet voor mij!’ zei Sally nadrukkelijk. ‘En houdt u nou eens op met hem te pesten.’
‘Ja.’ De senator krabde zich even op zijn kale kruin. Toen dronk hij zijn kopje leeg en zette het neer. ‘Ik moet nog een of twee dingen nagaan. Maar waarschijnlijk zullen die wel in orde blijken te zijn. Zo ja, dan denk ik wel dat we de Splinters hun zin zullen kunnen geven. Laten we maar naar binnen gaan.’
Jocks gebaren vertolkten verrukking en opwinding. ‘Ze staan op het punt er hun goedkeuring aan te hechten! We zijn gered!’ Iwan wierp de Bemiddelaar een kille blik toe. ‘Beheers je. Er is nog veel te doen.’
‘Dat weet ik. Maar we zijn gered. Is dat niet zo, Charlie?’ Charlie bestudeerde de menswezens. Hun ‘gezichten’, hun houdingen — ‘Ja. Maar de Senator is nog altijd niet overtuigd, en Blaine is bang, en — Jock, kijk eens naar Renner.’
‘Je bent zo onbewogen! Kun je je dan niet met mij hierover verheugen? We zijn gered!’
‘Kijk naar Renner.’
‘Ja… ik ken die blik. Zo kijkt hij wanneer hij poker speelt en zijn bedekte kaart er een is die niemand verwacht. Van hem hebben we geen hulp te verwachten. Maar hij heeft geen macht, Charlie! Hij is maar een zwerver zonder verantwoordelijkheidsgevoel!’
‘Kan zijn. Wat wij doen, is een jongleren met eieren van onschatbare waarde bij veranderlijke zwaartekracht. Ik ben bang. Tot op mijn sterfdag zal ik angst blijven proeven.’
Senator Fowler plofte zwaar op zijn stoel neer en keek de tafel rond. Die blik was voldoende om het gebabbel te doen verstommen en ieder-eens aandacht op te eisen. ‘Waar het ons allemaal om te doen is weten we al, zou ik zo zeggen,’ zei hij. ‘Nu komt dus het sjacheren over de prijs. Laten we eerst even de principiële kwesties vastspijkeren, hè? Ten eerste, en dit is het belangrijkste: Jullie stemmen erin toe jullie koloniën niet te bewapenen, en ze door ons te laten inspecteren opdat we ons ervan zullen kunnen overtuigen dat ze inderdaad niet bewapend zijn?’
‘Ja,’ zei Jock op besliste toon. Ze tjilpte iets tegen de Meester. ‘De Ambassadeur gaat ermee akkoord. Vooropgesteld dat het Keizerrijk, tegen betaling, onze koloniën tegen jullie vijanden beschermen zal.’
‘Dat zullen we zeer zeker doen. Punt Twee: Jullie stemmen erin toe, het drijven van handel te beperken tot maatschappijen die daarvoor vergunning hebben van het Keizerrijk?’
‘Ja.’
‘Nou, dat waren de voornaamste punten,’ kondigde Fowler aan. ‘Dan kunnen we nu tot de details overgaan. Wie eerst?’
‘Mag ik hun vragen, wat voor soort kolonie ze voornemens zijn te vestigen?’ vroeg Renner. ‘Hè? Ja, natuurlijk. Ga uw gang.’
‘Dank u. Zullen jullie vertegenwoordigers van al jullie kasten daarheen overbrengen?’
‘Ja…’ Jock aarzelde even. ‘Tenminste, al naar gelang van de omstandigheden, meneer Renner. We zouden natuurlijk geen Boeren naar een niet-geterraformeerde planetoïde overbrengen zolang onze Constructeurs daar nog geen koepel gebouwd hadden, bijvoorbeeld.’
‘Ja, dat begrijp ik. Tja, de reden waarom ik me dat afvroeg, was dit.’ Hij scharrelde met zijn zakcomputer, en de beeldschermen lichtten op. Ze vertoonden eerst een eigenaardig verwrongen Cal, toen een verblindende lichtflits, en toen duisternis. ‘Sorry. Daar hel? ik de verkeerde plaats te pakken. Dit was toen die verkenner het schip van kapitein Blaine onder vuur nam.’
‘O?’ zei Jock. Ze tjilpte tegen de anderen. Ze gaven antwoord. ‘We hadden ons al afgevraagd wat er van die verkenner geworden was. Om u eerlijk de waarheid te zeggen dachten we dat u hem vernietigd had, en daarom wilden we er niet naar vragen —’
‘U bent er dichtbij,’ zei Renner. Er verschenen weer beelden op het scherm. Het lichtzeil golfde. ‘Dit was vlak voordat ze op ons schoten.’
‘Maar die verkenner zóu nooit op jullie geschoten hebben,’ protesteerde Jock.
‘Toch heeft hij het wel degelijk gedaan. Hij dacht dat we een meteoor waren, neem ik aan,’ antwoordde Rod. ‘Maar hoe dan ook —’ Er zwommen zwarte gedaanten over het scherm voorbij. Het zeil golfde, lichtte fel op, en toen waren ze verdwenen. Renner liet de film terugdraaien totdat de silhouetten zich duidelijk aftekenden tegen het licht, en zette de film toen stil.
‘Ik moet u waarschuwen,’ zei Jock, ‘dat we slechts heel weinig van die verkenner afweten. Dergelijke dingen behoren niet tot onze specialiteit, en we zijn niet in de gelegenheid geweest onze archieven erop na te slaan voordat we van Splinter Alpha vertrokken.’ Senator Fowler fronste de wenkbrauwen. ‘Waar wilt u eigenlijk heen, meneer Renner?’
‘Nou, meneer, ik vroeg me het een en ander af over deze schimmen.’
Renner nam een lichtgevende aanwijsstok uit een gleuf in de tafel. ‘Dit zijn verschillende kasten van Splinters, nietwaar?’
Jock scheen te aarzelen. ‘Zo op het eerste gezicht lijken ze er wel op, ja.’
‘Nou, reken maar dat het dat zijn. Dat is een Bruine, nietwaar? En dat daar is een Arts.’
‘Inderdaad.’ De aanwijsstok bewoog zich naar een volgende schim. ‘Een Koerier,’ zei Jock. ‘En een Meester…’
‘En daar heb je een Instrumentmaker,’ zei Rod. Het klonk bijna als een vloek. Hij kon zijn afkeer niet verborgen houden. ‘Die volgende ziet eruit als een Boer. Hij is moeilijk te onderscheiden van een Bruine, maar —’ Plotseling kwam er een ongeruste klank in zijn stem. ‘Renner, die volgende kan ik niet thuisbrengen.’
Stilte. De aanwijsstok bleef zweven boven een misvormde gedaante, die langer en magerder was dan een Bruine, en een soort doornvormige uitsteeksels aan knieën, hielen en ellebogen had. ‘Toch hebben we die al eens eerder gezien,’ zei Renner. Zijn stem klonk nu bijna als die van een robot. Hij had iets van een man die ter wille van een weddenschap ’s nachts door een kerkhof wandelt. Of van een verkenner, die een patrouille voorgaat over een heuvel, vijandelijk gebied in. Onbewogen, vastberaden, met ijzeren zelfbeheersing. Het was ineens een heel andere Renner, die ze daar zagen. Het beeld splitste zich, en een tweede beeld voegde zich bij het eerste: die tijdmachine in dat museum in Kasteelstad. Een ding dat eruitzag als een uit afgedankte elektronische onderdelen vervaardigd stuk expressionistische kunst, en dat omringd was door een beeldengroep van gewapende wezens.
Toen hij Iwan voor het eerst gezien had, had Rod een pijnlijk sterke aandrang gevoeld om de Ambassadeur over zijn zijdeachtige vacht te aaien. De opwelling die hij nu kreeg was minstens even sterk: ditmaal zou hij het liefst een karatehouding hebben willen aannemen. De details van de wezens in die beeldengroep waren maar al te duidelijk zichtbaar. Er groeiden aan alle kanten dolken uit hun lichamen, ze zagen eruit alsof ze zo hard als staal waren en stonden erbij als gespannen veren, en stuk voor stuk zouden ze van een drilmeester van de Mariniers niet veel meer overgelaten hebben dan iets wat eruitzag alsof het in een maaimachine terechtgekomen was. En wat was dat daar onder die grote linkerarm, dat op een breed, half verborgen mes leek? ‘Ach,’ zei Jock, ‘een demon. Ik neem aan dat het poppen geweest moeten zijn, bedoeld bij wijze van illustratie van ons ras. Net als die beeldjes, en om het de Bemiddelaar gemakkelijker te maken over ons te vertellen.’
‘Allemaal?’ Rods stem was een en al verbazing. ‘Een scheepslading imitaties op ware grootte?’
‘We wéten immers niet of ze wel op ware grootte waren gemaakt?’ vroeg Jock.
‘Goed. Laten we aannemen dat het imitaties waren,’ zei Renner. Meedogenloos ging hij verder. ‘Maar het waren toch nog altijd modellen van bestaande kasten van Splinters. Behalve deze ene dus. Wat doet die bij deze groep? Waarom tegelijk met die anderen ook een demon meegebracht?’ Geen antwoord.
‘Dank je wel, Kevin,’ zei Rod bedachtzaam. Hij durfde niet naar Sally te kijken. ‘Jock, is dit een kaste van Splinters, ja of nee?’
‘Dat is nog niet alles, kap’tein,’ zei Renner. ‘Bekijkt u die Boer maar eens goed, nu we weten waarnaar we zoeken moeten.’ Het beeld was niet erg duidelijk, slechts weinig meer dan een vaag omlijnd silhouet; maar het volle zijaanzicht gaf een onmiskenbare zwelling te zien.
‘Ze is zwanger!’ riep Sally uit. ‘Nee maar, waarom heb ik daar niet aan gedacht! Een zwanger beeldje? Maar — Jock, wat heeft dit te betekenen?’
‘Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten,’ zei Rod op ijzige toon. Maar het bleek onmogelijk Jocks aandacht op te eisen.
‘Stop! Zeg geen woord meer!’ beval Iwan.
‘Wat valt er nog te zeggen?’ jammerde Jock. ‘Die idioten hebben een Krijger meegenomen! We zijn verloren, verlóren, en dat terwijl we enkele ogenblikken geleden nog de hele kosmos in onze handen hielden!’ De machtige linkerhand van de Splinter balde zich krampachtig tot een vuist.
‘Zwijg. Beheers je. Charlie, vertel me alles wat je van die verkenner afweet. Hoe is die tot stand gekomen?’
Charlies gebaren duidden op een mengeling van verachting en respect. ‘Dat is nogal duidelijk. De bouwers van de verkenner wisten dat dit zonnestelsel door een onbekend ras bewoond werd. Maar verder wisten ze niets. En dus moeten ze ervan uitgegaan zijn dat dat ras op het onze leek, zo niet in uiterlijke verschijning, dan toch voor wat de essentiële kenmerken betrof.’
‘Cyclussen. Ze moeten Cyclussen verondersteld hebben,’ zei Iwan peinzend. ‘We wisten toen nog niet dat niet alle rassen gedoemd zijn de Cyclussen te ondergaan.’
‘Precies,’ zei Charlie. ‘En dat hypothetische ras had kans gezien te blijven voortbestaan. Het was dus intelligent. En ze zouden net zomin als wij in staat zijn hun voortplanting te beheersen, aangezien een dergelijke beheersing niet kenmerkend is voor een succesvol voortbestaan. En dus hebben ze de verkenner gelanceerd in de verwachting dat de bevolking van dit zonnestelsel zich in een periode van instorting en verval zou bevinden, wanneer de verkenner hier zou arriveren.’
‘Juist, ja.’ Iwan dacht een ogenblik na. ‘De Gekke Gerrits hebben zwangere vrouwen van iedere kaste aan boord geplaatst. De idioten!’
‘Ze hebben hun best gedaan, dat moet u toegeven,’ zei Charlie. ‘De verkenner moet erop geprogrammeerd zijn geweest de opvarenden in de zon te laten verdwijnen, zodra hij gepraaid mocht worden door een ruimtevarende beschaving. En als die hypothetische vreemde wezens inderdaad al zo ver gevorderd waren, dan zouden ze geen spoor van een poging aantreffen om hun planeet in bezit te nemen met het lichtzeil als wapen, maar alleen maar een Bemiddelaar die gestuurd was met een vreedzame opdracht.’ Charlie zweeg even om na te denken. ‘Een per ongeluk gedode Bemiddelaar. De verkenner zou er tevens op geprogrammeerd zijn geweest haar te doden, opdat de vreemde wezens zo min mogelijk te weten zouden kunnen komen. U bent zelf een Meester: is dit niet wat u zelf ook gedaan zou hebben?’
‘Ben ik soms ook een Gekke Gerrit, dat ik zo’n verkenner überhaupt gelanceerd zou hebben? De strategie heeft gefaald. En nu zullen we iets tegen deze menswezens moeten zeggen.’
‘Ik ben ervoor ze alles te vertellen,’ zei Charlie. ‘Wat kunnen we anders doen? We zitten gevangen in onze eigen leugens.’
‘Wacht,’ beval Iwan. Er waren slechts luttele seconden voorbijgegaan, maar Jock had zich weer in bedwang. De menswezens zaten hen vreemd aan te staren. ‘We zullen iets opzienbarends moeten zeggen. Hardy weet dat we opgewonden zijn. Ben je het met me eens?’
‘Ja,’ gebaarde Charlie.
‘Welke ontdekking zou ons in een dusdanige staat van opwinding gebracht kunnen hebben?’
‘Vertrouw op mij,’ zei Jock haastig. ‘Misschien dat ik ons hier toch nog uit kan redden.
Duivelaanbidders! We hebben u verteld dat ons ras geen vijanden heeft, en dat is de waarheid; maar er is een geheime godsdienstige sekte, die de tijdduivels als goden aanbidt. Ze zijn boosaardig en zeer gevaarlijk. Ze moeten zich van de verkenner meester gemaakt hebben voordat die uit de asteroïdengordel vertrok. In het geheim, misschien —’
‘Dan leefden de passagiers en de bemanning dus nog?’ vroeg Rod. Charlie haalde de schouders op. ‘Ik denk het wel. Ze moeten zelfmoord gepleegd hebben. Wie zal zeggen waarom? Misschien hebben ze wel gedacht dat wij inmiddels een aandrijving uitgevonden hadden waarmee we sneller dan het licht konden gaan, en dat we hen opwachtten. Wat hebt u gedaan, toen u dichterbij kwam?’
‘Boodschappen uitgezonden in de meeste menselijke talen,’ antwoordde Rod. ‘Weet u zeker dat ze nog leefden?’
‘Hoe zouden we dat moeten weten?’ vroeg Jock. ‘U hoeft om hen geen gewetensbezwaren te hebben.’ Haar stem was een en al verachting.
‘Het waren geen rechtmatige vertegenwoordigers van ons ras. Tot hun ritualen behoort onder andere het ten offer brengen van leden van de gevoelende kasten.’
‘Hoeveel van die duivelaanbidders zijn er precies?’ vroeg Hardy. ‘Men heeft mij nooit iets van hen verteld.’
‘We zijn er niet trots op dat ze bestaan,’ antwoordde Jock. ‘Hebben jullie ons soms van de buitenwerelders verteld? Of van de buitensporigheden waaraan het Sauronstelsel zich schuldig gemaakt heeft? Doet het u soms genoegen, dat wij weten dat menswezens tot dergelijke dingen in staat zijn?’
Er steeg hier en daar een verlegen gemompel op. ‘Verdomme,’ zei Rod zachtjes. ‘Ze waren dus tóch nog in leven — na zo’n afstand afgelegd te hebben.’ Het was een bittere gedachte. ‘Ik zie dat dit u bedroeft,’ zei Jock. ‘Maar wij zijn blij dat u niet met hen gesproken hebt voordat u ons ontmoette. Want als u dat wél gedaan had, zou jullie expeditie van een geheel andere aard geweest zijn —’
Ze zweeg eensklaps en keek gespannen toe. Doctor Sigmund Horowitz was van zijn stoel opgestaan en stond nu voorovergebogen pal voor het scherm, aandachtig het beeld van de tijdmachine bestuderend. Hij draaide aan de bedieningsknoppen van het scherm om een van de demonenbeeldjes te vergroten. Het silhouet van het wezen uit de verkenner vervaagde zodat de helft van het beeldscherm wit werd, en maakte toen plaats voor een beeld dat groter en groter werd — een schepsel met een rattegezicht en scherpe slagtanden, dat op een puinhoop ineengehurkt zat.
‘Aha!’ riep Horowitz triomfantelijk uit. ‘Ik vroeg me al af waar die ratten van afstammen konden! Maar het zijn natuurlijk gedegenereerde vormen van dit hier…’ Hij draaide zich om naar de Splinters. Zijn houding verried uitsluitend nieuwsgierigheid, alsof hij in het geheel geen aandacht had geschonken aan de conversatie die eraan voorafgegaan was. ‘Waar gebruiken jullie deze kaste voor?’ vroeg hij. ‘Het zijn zeker soldaten, hè? Dat moet wel. Waartoe zouden ze anders kunnen dienen?’
‘Nee. Het zijn slechts mytische figuren.’
‘Nonsens. Demonen met wapens? Pater Hardy, kunt ú zich misschien duivels met geweren voorstellen?’ Horowitz draaide opnieuw aan de knoppen, en het silhouet uit de verkenner werd weer zichtbaar. ‘Bij de baard van Abraham! Dat is geen beeldje. Kom nou, dat is een ondergeschikt ras van Splinters. Waarom houden jullie het voor ons verborgen? Eenvoudig fascinerend — ik heb nog nooit iets gezien wat zó goed geschikt was voor…’ Horowitz’ stem stierf weg. ‘Een kaste van Krijgers,’ zei Ben Fowler langzaam. ‘Het verbaast me niets, dat jullie dit voor ons verborgen hebt gehouden. Doctor Horowitz, denkt u dat dat… schepsel net zo vruchtbaar zou kunnen zijn als we weten dat de andere Splinters zijn kunnen?’
‘Waarom niet?’
‘Maar ik zég u toch, dat die demonen legendarische wezens zijn,’ hield Jock hardnekkig vol. ‘Dat gedicht. Doctor Hardy, herinnert u zich dat gedicht? Dit zijn de wezens die de hemel deden neerstorten…’
‘Dat geloof ik graag,’ zei Hardy. ‘Maar ik ben er niet zo zeker van dat ik ook geloof dat ze uitgestorven zijn. Jullie bewaren hun dierlijke afstammelingen in dierentuinen. Anthony, ik wil je een hypothetische vraag stellen: Als de Splinters er een bijzonder vruchtbare kaste op nahouden die speciaal aan oorlogvoering gewijd is; hun Meesters een onafhankelijkheidstrots bezitten die te vergelijken is met die van aardse afhankelijkheidstrots bezitten die te vergelijken is met die van aardse leeuwen; ze al verscheidene catastrofale oorlogen achter de rug hebben; en ze hopeloos gevangen zitten in één enkel planetair stelsel: wat is dan de meest redelijke veronderstelling met betrekking tot hun toekomstige ontwikkeling?’
Horvath huiverde. De anderen eveneens. ‘Zoals… aan boord van de MacArthur,’ antwoordde Horvath verdrietig. ‘Aan de samenwerking tussen Meesters zal onherroepelijk een eind komen, zodra de bevolkingsdruk ernstig genoeg wordt… als dat tenminste wérkelijk een thans bestaande kaste is, David.’
‘Maar ik zeg u nogmaals, het zijn legendarische demonen,’ protesteerde Jock.
‘Ik vrees dat we niet alles geloven wat jullie ons vertellen,’ zei Hardy. Er lag een diepe droefheid in zijn stem. ‘Niet dat ik ooit alles geloofd heb wat jullie zeiden. Priesters krijgen een heleboel leugens te horen. Maar wel heb ik me altijd afgevraagd wat jullie verborgen hielden. Het zou beter geweest zijn als jullie ons een of andere militaire of politiemacht hadden laten zien. Maar dat konden jullie niet, hè? Want dat waren —’ hij gebaarde naar het beeldscherm — ‘die dingen daar.’
‘Rod,’ zei senator Fowler. ‘Wat kijk je grimmig.’
‘Ja, meneer. Ik zat net te denken hoe het zou zijn te moeten vechten tegen een ras dat al tienduizend jaar lang Krijgers gefokt heeft. Die dingen moeten ook aangepast zijn aan oorlogvoering in de ruimte. Geef de Splinters de beschikking over de technologie van het Veld, en — Ben, ik geloof niet dat we ze zouden kunnen verslaan! Het zou net zo iets zijn als te proberen tegen miljoenen halfrobots van Sauron te vechten! Verrek, die paar duizend waarover dié beschikten, waren genoeg om de oorlog jarenlang aan de gang te houden!’ Sally had een en ander hulpeloos aangehoord. ‘Maar wat als Jock de waarheid spreekt? Zou het niet zo kunnen zijn als ze zegt? Dat er ééns een kaste van Krijgers bestaan heeft, maar dat die nu uitgestorven is, en dat een vogelvrij verklaarde groep Splinters die… nu opnieuw willen invoeren.’
‘Daar is gemakkelijk genoeg achter te komen,’ mompelde Fowler. ‘En het beste is maar dat snel te doen ook, voordat die Bruinen van de Splinters een vloot bouwen die ons kan tegenhouden.’
‘Als ze dat niet al gedaan hebben,’ mompelde Rod. ‘Ze werken immers zo ongelofelijk snel. Ze hebben dat ambassadeursschip omgebouwd terwijl het onderweg was naar de MacArthur. Compleet omgebouwd, met behulp van twee Bruinen en een stelletje Instrumentmakers. Ik begin te geloven dat die schatting die luitenant Cargill van hun dreiging gemaakt heeft, misschien een beetje aan de conservatieve kant is, senator.’
‘Maar zelfs als die dat niét is, dienen we ons schepen voor te stellen, die bemand zin door een menigte admiraals Kutozov.’
‘Zeg dat wel. Oké, Jock. Jullie begrijpen onze situatie zeker wel,’ zei de senator.
‘Niet helemaal.’ De Splinter zat ineengedoken en ietwat voorovergebogen, en zag er thans door en door buitenaards uit. ‘Dan zal ik u even een grondige uiteenzetting geven. Wij beschikken niet over de middelen om het tegen miljoenen schepsels op te nemen die speciaal gefokt zijn om oorlog te voeren. Misschien zouden we winnen, maar misschien ook niet. Als jullie die dingen bij de hand houden, dan is dat omdat jullie ze nodig hebben; jullie zonnestelsel is te overbevolkt om monden te voeden die geen enkel nut hebben. En als jullie ze nodig hebben, dan betekent dat dat jullie oorlogen voeren.’
‘Ik begrijp het,’ zei Jock zuinig.
‘Nee, u begrijpt het niét,’ grauwde de senator. ‘U weet weliswaar iets van het gebeurde met het Sauronstelsel af, maar niet genoeg. Jock, als jullie Splinters kasten van Krijgers fokken, dan zal onze bevolking jullie over één kam scheren met de Saurons, en ik geloof niet dat u beseft hoe fel die door het Keizerrijk gehaat werden met hun supermanideeën.’
‘Wat gaan jullie doen?’ vroeg Jock.
‘Een kijkje nemen in jullie zonnestelsel. Een grondig kijkje ditmaal.’
‘En als jullie daar Krijgers aantreffen?’
‘We hoeven eigenlijk niet eens te zoeken, is ’t wel?’ vroeg senator Fowler bars. ‘U wéét dat we ze zullen aantreffen.’ Hij gaf een diepe zucht. Hij hoefde slechts heel even na te denken — niet meer dan een seconde. Toen stond hij op en liep naar het communicatiescherm, met logge en langzame tred, als een Jaggernaut —
‘Wat moeten we doen? Kunnen we hem niet tegenhouden?’ weeklaagde Jock.
Iwan bleef kalm. ‘Het zou zinloos zijn, en je zou het trouwens niet kunnen. Die Marinier mag dan wel geen Krijger zijn, maar hij is gewapend, en zijn hand rust op zijn wapen. Hij vreest ons.’
‘Maar —’
‘Luister liever.’
‘Ik wens een telefonische vergadering,’ zei Fowler tegen de telefoniste van het Paleis. ‘Ik wil Prins Merrill en de Minister van Oorlog, Arm-strong, aan de lijn. Persoonlijk, en het kan me niet verdommen waar ze zich bevinden. Nu meteen.’
‘Jawel, senator.’ Het meisje was nog jong, en ze was geschrokken door het gedrag van de senator. Ze scharrelde zenuwachtig met haar apparatuur en het bleef een poosje stil in het vertrek. Minister Armstrong zat in zijn kantoor. Hij was zonder tuniek en zijn overhemd was losgeknoopt. Zijn schrijftafel was bezaaid met paperassen. Hij keek geërgerd op, zag wie het was die hem opgeroepen had, en mompelde, ‘Jae?’
‘Moment,’ zei Fowler bruusk. ‘Ik heb ook de Onderkoning laten oproepen voor deze telefonische vergadering.’ Opnieuw een lange periode van wachten.
Zijne Hoogheid kwam aan de lijn; het beeldscherm gaf alleen zijn gezicht te zien. Hij scheen buiten adem. ‘Ja, senator?’
‘Hoogheid, u heeft mijn opdracht van de Keizer gezien?’
‘Ja.’
‘En u aanvaardt mijn gezag in alle aangelegenheden, de buitenaardse wezens betreffende?’
‘Natuurlijk.’
‘Dan beveel ik u thans, als vertegenwoordiger van Zijne Keizerlijke Majesteit, de slagvloot van de sector met de meeste spoed te verzamelen, en onder bevel van admiraal Kutuzov te plaatsen, met de opdracht dat hij mijn verdere bevelen moet afwachten.’ Opnieuw werd het stil op de beeldschermen. Een hinderlijk geroezemoes van stemmen vervulde de conferentiezaal. Ben gebaarde gebiedend om stilte, en het verstomde onmiddellijk.
‘Voor de goede orde, senator,’ zei Merrill nauwgezet, ‘zal ik een bevestiging van dat bevel nodig hebben van een van de andere leden van de Commissie.’
‘Zeker. Rod?’
Nou, daar hebben we het dan, dacht Rod. Hij durfde niet naar Sally te kijken. Een ras van Krijgers? Onafhankelijke Meesters? We kunnen niet toestaan dat ze in de menselijke ruimte binnendringen. We zouden geen eeuw meer bestaan.
De Splinters zitten daar als verstijfd. Ze wéten wat we daar zullen aantreffen. Ongebreidelde voortplanting, en demonen. Alle nachtmerries die alle kinderen ooit gehad hebben, bij elkaar… maar ik mag Splinters graag. Nee, toch niet. Ik mag de Bemiddelaars. Van de andere soorten heb ik er nooit een ontmoet. En de leiding over de Splinterbeschaving berust niet bij de Bemiddelaars. Voorzichtig wierp hij een blik op Sally. Ze zat daar even roerloos als de Splinters. Rod haalde diep adem.
‘Hoogheid, ik bekrachtig het bevel.’
Ondanks de hoge plafonds kwamen hun vertrekken hun nu eng en bekrompen voor. Toch was er niets veranderd. Hun keuken was voorzien van alle lekkernijen die het Keizerrijk maar vinden kon. Eén druk op een knop was voldoende om een dozijn, nee, wel honderd bedienden te doen toesnellen. De Mariniers op de gang buiten waren beleefd en eerbiedig.
Maar ze zaten in de val. Ergens aan de rand van het Nieuw-Caledonië-stelsel, op een basis die Dagda heette, werden de oorlogsschepen van het Keizerrijk bijeengeroepen; en wanneer die daar eenmaal verzameld waren…
‘Ze zullen ze toch niet allemaal doden,’ stamelde Charlie.
‘Maar dat zullen ze juist wél.’ Jocks stem was een beverige, jammerende uithaal.
‘De Krijgers zullen zich verweren. De Marine zal schepen verliezen. En Kutuzov voert het bevel. Zal hij bereid zijn, zijn schepen te riskeren om een aantal van ons in leven te laten? Of zal hij onze planeet in een lichtgevende sintel veranderen?’
‘En ook de asteroiden?’ jankte Charlie. ‘Ja, vast en zeker. En er is nog nooit een Cyclus geweest, waarin beide vernietigd waren. Meester, we moeten iets dóén! We kunnen dit niet toestaan! Als we hun de waarheid verteld hadden —
‘Dan zou hun vloot nu al onderweg zijn, in plaats van alleen maar de opdracht gekregen te hebben zich te verzamelen’ zei Jock minachtend. ‘We waren er zó dichtbij! Ik had ze waar ik ze hebben wilde!’ Drie vingers als knakworstjes sloten zich krampachtig om een denkbeeldig voorwerp. ‘Ze stonden op het punt een verdrag met ons goed te keuren, en toen — en toen —’ Ze griende, en zweefde op de rand van de waanzin, maar deinsde daar nog net voor terug. ‘Er moet iets zijn wat we kunnen doen.’
‘Ze alles vertellen,’ zei Charlie. ‘Dat kan toch geen kwaad? Nu beschouwen ze ons als slecht en boosaardig. We zouden ze op zijn minst kunnen vertellen, waaróm we tegen ze gelogen hebben.’
‘Denk aan wat we hun kunnen bieden,’ gelastte Iwan. ‘Houd rekening met hun belangen, en bedenk manieren om hen te beschermen zonder het Ras te vernietigen.’
‘Moeten we ze dan helpen?’ vroeg Jock.
‘Natuurlijk. We moeten ze helpen zich veilig voor ons te kunnen voelen.’
‘Het zijn de Krijgers waar ze bang voor zijn. Zouden de Meesters erin toestemmen alle Krijgers te doden? Dan zouden we toe kunnen treden tot het Keizerrijk.’
‘Gekke Gerrit die je bent!’ krijste Charlie. ‘En hoeveel Meesters zouden er Krijgers achter de hand houden als fokmateriaal?’
‘Dat is al eerder geprobeerd,’ zei Iwan. ‘Bedenk maar iets anders.’
‘Kunnen we ze doen geloven dat we niet in staat zijn die Velden te construeren?’ vroeg Charlie.
‘Wat schieten we daarmee op? Ze zouden er spoedig genoeg achter komen. Nee. Ze zullen zich pas dan opnieuw in ons zonnestelsel wagen, wanneer hun vloot daartoe in gereedheid gebracht is; en dan zuiden ze het hele stelsel in hun bezit nemen. Met wel een dozijn slagschepen. Als die vloot ons stelsel binnenkomt zullen de Krijgers ten strijde trekken, en zal het Ras uitgeroeid worden. Ze mogen die vloot niet zenden. ZE MOGEN HET NIET DOEN!’
Jock bediende zich van een halfvergeten taal waarmee Meesters niet bekend waren. ‘Hij is bezig krankzinnig te worden.’
‘Evenals wij.’ Bitter kronkelde Charlie zich in de geluidloze manier van lachen die de Splinters eigen was. ‘We moeten medelijden hebben met de Meester. Zijn angsten zijn dezelfde als die van ons, met daarbij nog de angst dat we krankzinnig zullen worden. Zonder ons zou hij doofstom zijn, en alleen maar werkeloos kunnen toezien terwijl die vloot zich verzamelt, zonder een woord van protest te kunnen laten horen.’
‘Denk!’ beval Iwan. ‘Ze sturen die Kutuzov. Die heeft al eens een ménselijke planeet vernietigd — denken jullie soms dat hij zich genadig tonen zal jegens een vréémd ras? Denk, of het Ras is gedoemd!’
Toen Sally Rods kantoor binnenkwam, hoorde ze hem met iemand aan de telefoon praten. Hij had haar niet gezien. Ze aarzelde een ogenblik, en bleef toen roerloos staan luisteren.
‘Daar ben ik het mee eens, Lavrenti. Die beschaving op de asteroïden dient het eerste aanvalsdoel te zijn. Het is zelfs mogelijk, dat hun voornaamste Marinebasis daar gevestigd is.’
‘Ik wil vloot niet graag splitsen,’ zei de stem met het zware accent aan de andere kant van de lijn. ‘U geeft mij twee opdrachten, heer Blaine, die niet met elkaar te verenigen zijn. Splinters zonder waarschuwing te overvallen en buiten gevecht te stellen — ja, dat is mogelijk. Maar eerst hun aanval uit te lokken en dan pas te reageren — dat zal levens en schepen gaan kosten, die we niet kunnen missen.’
‘Toch wil ik dat u uw plannen daarop instelt.’
‘Jawel, heer. Mijn officieren zullen u morgenochtend voorlopige plannen brengen. Tegelijk zullen ze u ook een schatting van te verwachten verliezen brengen. Welke officier stelt u voor dat ik bevel over schip geef, dat als lokaas dienen moet, heer? Een klassegenoot van u? Of iemand die u niet kent? Ik wacht op uw voorstel.’
‘Verdomme!’
‘Vergeef mijn onbeschaamdheid alstublieft, heer. Uw bevelen zullen gehoorzaamd worden.’
Het communicatiescherm werd donker. Rod bleef nog een tijdje naar het lege scherm zitten staren, totdat Sally verder naar binnen kwam en tegenover hem ging zitten. Ze kon aan zijn ogen zien dat hij nog altijd aan die Krijgers uit die beeldengroep dacht. ‘Heb je alles gehoord?’
‘Alleen maar een gedeelte — is de toestand werkelijk zo ernstig?’ Rod haalde de schouders op. ‘Hangt ervan af waar we het tegen op moeten nemen. Al schietend in dat stelsel binnen te komen vallen en die planeet en de asteroïden te verzamelen met hellevuurbommen, dat is één ding. Maar de vloot dat stelsel binnen te sturen, de Splinters te laten weten wat we van plan zijn, en dan te wachten tot ze ons aanvallen? De vijandelijkheden zouden wel eens geopend kunnen worden door die laserkanonnen waarmee ze destijds die verkenner gelanceerd hebben!’
Ze keek hem diep ongelukkig aan. ‘Waarom moeten we het überhaupt doen? Waarom kunnen we ze niet gewoon met rust laten?’
‘Zodat ze op een dag hierheen kunnen komen en onze kleinkinderen in stukjes hakken?’
‘Waarom moest dit nu juist ons overkomen?’
‘Zo is het nu eenmaal. Zeg me eens, Sally, kan er nog enige twijfel over bestaan? Over wat de Splinters in werkelijkheid zijn?’
‘Het zijn geen monsters!’
‘Nee. Ze zijn alleen maar onze vijanden.’
Droevig schudde ze het hoofd. ‘Dus wat gebeurt er nu?’
‘De vloot gaat hun stelsel binnen. We eisen dat ze zich overgeven aan het Keizerrijk. Misschien doen ze dat, misschien ook niet. Als ze het wél doen, landen we met zelfmoordploegen om toezicht uit te oefenen op de ontwapening. Als ze zich verzetten, vallen we aan met de vloot.’
‘Wie — Wie landt er straks op Splinter Alpha? Wie krijgt het bevel over de — Nee! Rod, ik kan niet toestaan dat jij dat doet!’
‘Wie zou het anders kunnen zijn? Ik, Cargill, Sandy Sinclair — de landing zal uitgevoerd worden door de oude bemanning van de MacArthur. Maar misschien dat ze zich werkelijk overgeven. Iemand dient ze die kans te geven.’
‘Rod, ik —’
‘Kunnen we het huwelijk spoedig laten voltrekken? Geen van onze beide families heeft een erfgenaam.’
‘Het is hopeloos,’ zei Charlie. ‘Denk je de ironie van de situatie eens in. Miljoenen jaren lang hebben we in een fles opgesloten gezeten. De vorm daarvan heeft de vorm van ons ras bepaald, tot ons nadeel. Nu hebben we eindelijk de opening gevonden, en nu komt de Marine daardoor binnenstromen om onze werelden plat te branden.’
‘Hoe levendig en dichterlijk zijn de beelden die je ons schildert!’ zei Jock honend.
‘Hoe gelukkig mogen we ons prijzen van jouw constructieve raadgevingen te kunnen genieten! Jij —’ Charlie zweeg plotseling. Jocks manier van lopen was — op een vreemde manier veranderd. Ze liep te ijsberen met haar handen op een ongemakkelijke manier achter haar rug ineengestrengeld, met naar voren gebogen hoofd, en haar voeten dicht naast elkaar, wat haar een even onzekere houding gaf als die van een menswezen.
Charlie herkende daarin Kutuzov. Ze maakte een ongeduldig, gebiedend gebaar om Iwan van kommentaar te weerhouden. ‘Ik zoek naar een woord in de taal van de menswezens,’ zei Jock. ‘We hebben het nog nooit te horen gekregen, maar ze moeten er een woord voor hebben. Laat een bediende hier komen,’ snauwde ze met de stem van Kutuzov, en Charlie sprong op om haar te gehoorzamen.
Senator Fowler zat aan een kleine schrijftafel in het kantoortje naast de conferentiezaal van de Commissie. Het enige wat zich op deze eikehouten schrijftafel bevond, was een grote fles ‘New Aberdeen Highland Cream’. De deur ging open en dr. Horvath kwam binnen. Hij bleef staan, en nam een afwachtende houding aan. ‘Een borrel?’ vroeg Fowler. ‘Nee, dank u.’
‘U wilt meteen ter zake komen, hè. Nou, goed dan. Uw aanvraag om als lid tot de Commissie toegelaten te worden is afgewezen.’ Stokstijf stond Horvath daar. ‘Ik begrijp het.’
‘Dat betwijfel ik. Ga zitten.’ Fowler nam een glas uit de la van zijn bureau en schonk in. ‘Hier, houd het dan tenminste vast. Doe net alsof je met me meedrinkt. Tony, ik bewijs je er een dienst mee.’
‘Zo kan ik het niet bezien.’
‘Nee? Luister. De Commissie gaat de Splinters straks uitroeien. Wat voor genoegen beleef jij daaraan? Wil je soms graag deel hebben aan die beslissing?’
‘Uitroeien? Maar ik dacht dat de opdracht luidde ze bij het Keizerrijk in te lijven.’
‘Natuurlijk. Zo moeten we het wel uitdrukken. De politieke druk die er op ons uitgeoefend wordt is te groot om daar zo maar binnen te kunnen vallen en ze van de kaart te vegen. Dus moet ik de Splinters eerst wat slachtoffers laten maken. Met inbegrip van de vader van de enige erfgenaam die ik ooit zal hebben.’ Fowlers mond stond strak. ‘Ze zullen zich verweren, doe. Ik hoop alleen maar dat ze niet eerst net zullen doen alsof ze zich overgeven; dan heeft Rod misschien een kans. Wil je werkelijk bij dat alles betrokken zijn?’
‘Ik begin het te begrijpen… Ja, ik zie het nu inderdaad in. Mijn dank.’
‘Niets te danken.’ Fowler stak een hand in zijn tuniek en haalde een klein doosje te voorschijn. Hij deed het open, wierp er even een blik in, sloot het weer, en liet het over het blad van zijn schrijftafel in Horvaths richting zeilen. ‘Daar. Voor jou.’
Doctor Horvath maakte het doosje open en zag een ring met een grote, egale groene steen erin.
‘Ter gelegenheid van de volgende Keizerlijke Verjaardag kun je daar het wapen van een baron in laten kerven,’ zei Fowler. ‘Verplicht niemand tot stilzwijgen, zonder… etcetera, etcetera. Tevreden?’
‘Ja. Buitengewoon. Dank u wel, senator.’
‘Niet nodig. Je bent een bekwame kerel, Tony. Oké, laten we nu maar eens naar binnen gaan om te zien wat die Splinters willen.’ De conferentiezaal was al bijna vol: de Gevolmachtigden, stafpersoneel, Horvaths wetenschappers, Hardy, Renner — en admiraal Kutuzov.
Senator Fowler nam plaats. ‘De Zijne Keizerlijke Majesteit vertegenwoordigde Gevolmachtigden zijn thans in zitting bijeen. Registreert uw namen en uw organisaties, alstublieft.’ Hij zweeg even, terwijl ze op de invoerplaten van hun zakcomputers schreven. ‘De Splinters hebben om deze bijeenkomst verzocht. Ze hebben niet gezegd waarom. Wenst iemand nog iets ter sprake te brengen, voordat ze hier zijn? Oké, Kelley, laat ze maar binnenkomen.’
Zwijgend namen de Splinters hun plaatsen aan de andere kant van de tafel in. Ze zagen er nu door en door buitenaards uit; van de menselijke mimiek was niets meer te bekennen. Maar ze vertoonden nog steeds die permanente grijns die op hun gezichten geschilderd leek, en hun vachten waren glad en glanzend gekamd.
‘Het woord is aan u,’ zei de senator. ‘Maar het lijkt me niet meer dan billijk u te vertellen dat er weinig kans op is, dat we ook maar iets zullen geloven wat u zegt.’
‘Er zullen geen leugens meer verteld worden,’ zei Charlie. Zelfs haar stem was veranderd; de Bemiddelaar had nu een werkelijk buitenaards stemgeluid, dat niet langer een mengelmoes was van alle stemmen die de Splinters ooit gehoord hadden, maar waarin nu een uitgesproken —
Rod kon het niet thuisbrengen. Geen spoor van een accent. Het was bijna volmaakt; de ideale Anglische uitspraak.
‘De tijd voor leugens is voorbij. Mijn Meester was van het begin af aan al die mening toegedaan, maar het was Jocks Meester, die de jurisdictie over de onderhandelingen met menswezens verkreeg. Precies zoals u een dergelijke jurisdictie van uw Keizer verworven heeft.’ ’n Gevecht tussen met elkaar wedijverende facties, hè?’ zei Fowler.
‘Jammer dat we uw baas niet hebben kunnen ontmoeten. Daar is het nu wel een beetje te laat voor, nietwaar?’
‘Misschien. Maar ik zal thans als zijn vertegenwoordiger optreden. U mag hem koning Peter noemen, als u wilt; dat deden de cadetten ook.’
‘Wat?’ Rod kwam met een ruk overeind, en zijn stoel sloeg met een dreunend geluid achterover tegen de vloer. ‘Wanneer dan?’
‘Vlak voordat ze gedood werden door Krijgers,’ zei Charlie. ‘Als u mij thans aanvalt komt u niets te weten, heer; en het waren trouwens niet de Krijgers van mijn Meester, die hen doodden. Degenen die het gedaan hebben, hadden de opdracht hen levend gevangen te nemen, maar de cadetten weigerden zich over te geven.’
Rod raapte voorzichtig zijn stoel op en ging weer zitten. ‘Nee. Dat zou niets voor Horst geweest zijn,’ mompelde hij.
‘Whitbread weigerde eveneens. En Potter ook. U kunt zo trots op hen zijn als u maar wenst, heer Blaine. Hun laatste ogenblikken waren in overeenstemming met de hoogste tradities van de Keizerlijke Strijdkrachten.’ Er viel geen zweem van spot in de buitenaardse stem te bespeuren.
En waarom hebben jullie die jongens vermoord?’ vroeg Sally op hoge toon. ‘Rod, wat spijt me dat. Het — het spijt me, dat is alles wat ik zeggen kan.’
‘Jij hebt er geen schuld aan. Vrouwe Sally heeft je een vraag gesteld, Charlie.’
‘Ze hadden de waarheid omtrent ons leren kennen. Hun reddingsbootjes hadden hen bij een museum gebracht. Het was niet een van die recreatieve gebouwen die we jullie toegestaan hadden te bezoeken. Het doel van dit museum is ernstiger van aard.’ Charlie sprak op gedempte toon verder. Ze beschreef het museum en het gevecht dat daar plaatsgevonden had, de vlucht naar de andere kant van Splinter Alpha, het begin van de oorlog tussen de elkaar beconcurrerende Splinterfacties, en de landing in de straat bij het Kasteel. En ze vertelde van die laatste strijd.
‘De Krijgers van mijn Meester hebben die strijd verloren,’ beëindigde ze haar relaas. ‘Als ze gewonnen hadden, zou koning Peter de cadetten naar u terug hebben laten gaan. Maar toen ze eenmaal dood waren — leek het ons beter, te proberen jullie te misleiden.’
‘Grote God,’ fluisterde Rod. ‘Dus dat is jullie geheim. En wij hadden alle aanwijzingen in handen, maar —’
Van de andere kant van het vertrek drong een mompelende stem tot hem door: aalmoezenier Hardy. ‘Requiem aeternam domum est, Domine, et lux perpetuae…’
‘Hoe hadden jullie verdomme gedacht dat het jullie helpen zou ons dit te vertellen?’ vroeg senator Fowler.
Charlie haalde de schouders op. ‘Als jullie ons toch gaan uitroeien, is het beter dat jullie ook weten waarom. Wat ik probeer jullie uit te leggen is, dat de Meesters zich niet zullen overgeven. Koning Peter zou dat misschien wel doen, maar hij heeft Splinter Alpha niet in zijn macht, en de beschaving op de asteroïden nog veel minder. Er zal altijd wel iémand zijn, die naar de wapens grijpt om zich te verzetten.’
‘Precies wat ik voorspeld heb, heren,’ zei Kutuzov somber. ‘En manschappen en schepen die gezonden worden om overgave te accepteren zullen ten dode opgeschreven zijn. Vloot misschien ook. Als wij Splinterstelsel binnengaan, dient dat in vorm van een volledige aanval te gebeuren.’
‘Allemachtig,’ mompelde senator Fowler. ‘Ja. Ik heb jullie plannetje wel door. Jullie denken dat we niet in staat zijn het bevel tot een aanval te geven zonder daartoe geprovoceerd te zijn, en dat we misschien ook niet eerst onze zelfmoordcommando’s zullen laten landen. Nou, dan heb je ons verkeerd begrepen, Charlie. Het zal me misschien mijn kop kosten, maar het enige waarvan je me hebt weten te overtuigen is dat ik de Admiraal zijn zin moet geven. Sorry, vader, maar zo zie ik het, en niet anders.’
Scherp klonk de stem van de senator door het vertrek. ‘Admiraal Kutuzov. U houdt uw vloot in gereedheid en die zal geen berichten accepteren, uit welke bron dan ook, zonder voorafgaande toestemming van mij persoonlijk. Uit welke bron dan ook. Begrepen?’
‘Tot uw orders, senator.’ Kutuzov bracht een communicator aan zijn lippen. ‘Mikhailov. Da.’ Er rolde een aantal vloeiende lettergrepen over zijn lippen. ‘Het is voor elkaar, senator.’
‘Ik ben nog niet uitgesproken,’ zei Charlie. ‘Jullie beschikken nog over een andere mogelijkheid.’
‘En wat is dat dan wel?’ wilde Fowler weten.
‘Een blokkade.’
Ze stonden al een hele tijd op het balkon buiten Rods vertrekken. De vage geluiden van een nachtelijke stad stegen naar hen op. De Man met de Kap rees hoog aan de hemel en zijn onheilspellende rode oog keek hen onverschillig aan: twee menselijke geliefden, die straks hele eskaders schepen tot in het Oog zelf zouden sturen en ze daar zouden doen blijven, ook nadat zijzelf er al niet meer zouden zijn… ‘Het lijkt helemaal niet groot,’ murmelde Sally. Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder en voelde de greep van zijn armen steviger worden om haar heen. ‘Het is niet meer dan een geel spikkeltje in Murchesons Oog. Rod, zal het lukken?’
‘Die blokkade? Jazeker. We hebben het plan uitgewerkt op het Bureau Gevechtsoperaties van de Vloot. Jack Cargill heeft het opgesteld: één eskader in het Oog zelf, om de uitwerking die de schok van de Sprong op ze heeft te benutten. De Splinters weten daar niets van af, en het zal op zijn minst minuten duren voor ze hun schepen weer onder controle hebben. En als ze proberen ze onder automatische bediening erdoorheen te sturen, maakt dat de zaak alleen maar erger.’ Hij voelde haar huiveren. ‘Dat was eigenlijk niet wat ik bedoelde. Ik bedoelde het héle plan — zal het lukken?’
‘Wat hebben we voor keus?’
‘Geen enkele. En ik ben blij dat je het ermee eens bent. Ik zou niet met je kunnen leven als — ik zou het gewoon niet kunnen, dat is alles.’
‘Ja.’ En daarom ben ik de Splinters dankbaar dat ze dit plan bedacht hebben, want we kunnen de Splinters niet toestaan hun isolement te verbreken. Het zou een galactische epidemie betekenen — en er bestaan maar twee remedies voor dat soort plaag. Quarantaine en uitroeiing. Die keus hebben we tenminste.
‘Ze zijn —’ Ze onderbrak zichzelf en keek naar hem op. ‘Ik ben bang om erover te praten. Rod, ik zou niet met mezélf kunnen leven als we ons genoodzaakt zouden zien — als de blokkade niet zou slagen.’ Hij zei niets. Ergens buiten de tuinen van het Paleis klonk een lachende schreeuw. Het was een geluid zoals kinderen maken. ‘Ze zullen vroeg of laat kans zien, langs dat eskader in die ster heen te glippen,’ zei Sally. Ze hield haar stem angstvallig in bedwang. ‘Zeker. En ook langs die mijnen, die Sandy Sinclair bezig is te ontwerpen. Maar waar kunnen ze heen, Sally? Er is maar één uitgang uit het stelsel van het Oog, ze weten niet waar die zich bevindt, en als ze hem vinden ligt daar een ander slageskader op ze te wachten. En ondertussen hebben ze een tijdje door het inwendige van een ster rondgezworven. Geen enkele mogelijkheid om energie te ontladen. Waarschijnlijk zijn ze beschadigd wanneer ze eruitkomen. Er is niets wat je bedenken kunt, of we hebben eraan gedacht. Die blokkade is werkelijk waterdicht. Anders zou ik er nooit mijn goedkeuring aan gehecht kunnen hebben.’
Ze ontspande zich weer en leunde tegen zijn borst. Hij hield zijn armen om haar heen geslagen. Samen keken ze naar de Man met de Kap, en zijn schele oog.
‘Ze komen er niet uit,’ zei Rod.
‘En ze zitten nog altijd gevangen. Na een miljoen jaar… hoe zullen wij zijn, na een miljoen jaar?’ vroeg ze zich af. ‘Net als zij? Er is een fundamentele eigenschap van de Splinters, die we niet begrijpen. Er loopt een fatalistische streep door ze, die ik niet eens begrijpen kan. Het is zelfs mogelijk dat ze na een aantal mislukte pogingen het gewoon — op zullen geven.’
Hij haalde de schouders op. ‘Hoe dan ook, we zullen de blokkade in stand houden. En over een jaar of vijftig zullen we eens hun stelsel binnengaan om te kijken hoe de toestand is. En als ze dan zo grondig in elkaar gestort zijn als Charlie voorspelt, kunnen we ze in het Keizerrijk opnemen.
‘En wat dan?’
‘Ik weet het niet. We zullen iets moeten bedenken.’
‘Ja.’ Ze maakte zich van hem los en draaide zich opgewonden naar hem om. ‘Ik weet het! Rod, we zullen het probleem eens echt grondig moeten bestuderen. Ten behoeve van de Splinters. We kunnen ze helpen.’
Hij keek haar verbaasd aan. ‘Ik denk anders dat de beste breinen van het Keizerrijk zich daar al mee bezighouden.’
‘Ja, maar ten behoeve van het Keizerrijk. Niet ten behoeve van de Splinters. Wat we nodig hebben is — een Instituut. Iets wat bestuurd wordt door mensen die de Splinters kénnen. Iets wat buiten de politiek staat. En we zouden het ons kunnen permitteren ook. We zijn rijk genoeg…’
‘Hè?’
‘We zouden nog niet de helft kunnen uitgeven van wat we samen bezitten.’ Ze schoot langs hem heen naar binnen, holde zijn suite door, de voordeur uit en de gang over, haar eigen suite binnen. Toen Rod haar achterna kwam, zag hij haar wroeten tussen de stapels huwelijksgeschenken die de grote rozehouten tafel in haar vestibule bedekten. Ze knorde tevreden toen ze haar zakcomputer vond. Zou ik me nu moeten ergeren? vroeg Rod zich af. Ik denk dat ik maar beter kan leren blij te zijn wanneer ze in zo’n bui is. Ik zal er nog lange tijd mee moeten leven. ‘De Splinters houden zich zelf ook al een poosje met hun probleem bezig,’ bracht hij haar in herinnering. Lichtelijk geïrriteerd keek ze op. ‘Pfff. Ze zien de dingen niet zoals wij dat doen. Komt door dat fatalisme, weet je nog? En ze hebben nooit iemand gehad die ze dwingen kon de oplossingen die ze bedachten ook daadwerkelijk toe te passen.’ Ze ging weer verder met het maken van aantekeningen. ‘We zullen Horowitz nodig hebben natuurlijk. En hij zegt dat er een bekwame man op Sparta zit, dus die zullen we hierheen moeten laten komen. En doctor Hardy zullen we er ook bij willen hebben.’
Met iets van ontzag en verbazing keek hij haar aan. ‘Wanneer jij eenmaal ergens aan begint, loop je wel hard van stapel.’ En ik zal me aan jouw tempo moeten aanpassen, als ik je m’n hele leven om me heen wil hebben. Ik vraag me af hoe het is, met een wervelwind samen te leven? ‘Je zult Hardy wel kunnen krijgen, als je hem hebben wilt. De kardinaal heeft hem al speciaal afgevaardigd om zich met het Splinterprobleem bezig te houden — en ik geloof dat Zijne Eminentie nog iets belangrijkers voor hem in petto heeft. Hardy had allang bisschop kunnen zijn, maar hij is niet behept met de gebruikelijke dosis mijteritis. Maar nu zal hij niet veel keus hebben, denk ik. Ze zullen hem wel willen benoemen tot eerste apostolische delegaat bij een buitenaards ras, of zo iets dergelijks.’
‘Dan zal het Bestuur dus bestaan uit jou en mij, doctor Horvath, pater Hardy — en Iwan.’
‘Iwan?’ Ja, waarom eigenlijk niet? En als we dit tóch doen, kunnen we het net zo goed meteen goed doen. We zullen een goede directeur nodig hebben voor de dagelijkse leiding. Sally deugt niet voor een administratieve functie, en ik zal er geen tijd voor hebben. Horvath, misschien. ‘Sally, besef je eigenlijk wel met hoeveel problemen we te maken zullen krijgen? Neem bijvoorbeeld het biologische probleem: hoe je de overgang van vrouwtje naar mannetje kan doen plaatsvinden zonder zwangerschap of permanente steriliteit. Maar zelfs al vind je een oplossing, hoe krijgen we de Splinters dan zover, die ook tóé te passen?’
Ze luisterde maar half. ‘We vinden er wel iets op. We zijn tamelijk göed in het regeren —’
‘We zijn nauwelijks in staat, een menselijk imperium te regeren!’
‘Maar toch spelen we het klaar, waar of niet? Op de een of andere manier.’ Ze duwde een stapel in vrolijke kleuren verpakte pakjes opzij om meer ruimte te maken. Een grote doos viel bijna op de grond, en Rod zag nog net kans die op te vangen, terwijl Sally doorging met aantekeningen op de invoerplaat te krabbelen en die door te geven aan het geheugen van haar computer. ‘Wat is ook alweer de code voor het naslagwerk Keizerlijke Mannen en Vrouwen van de Wetenschap?’ vroeg ze. ‘Er is een man op Meiji, die werkelijk geweldig werk verricht heeft op het gebied van het manipuleren van genetische structuren, maar zijn naam wil me niet te binnen schieten…’ Rod zuchtte diep. ‘Ik zal hem voor je opzoeken. Maar op één voorwaarde.’
‘En die is?’ Nieuwsgierig keek ze op.
‘Dat je hier vóór volgende week mee klaar bent, want Sally, als je die zakcomputer meeneemt op onze huwelijksreis, gooi ik dat verdomde ding in de massa-omvormer, dat zweer ik je!’
Ze lachte, maar Rod voelde zich helemaal niet gerustgesteld. Nou ja. Die computers waren niet zo duur. Hij kon altijd een nieuwe voor haar kopen, wanneer ze weer terug waren. Misschien was het maar beter een afspraak met Bury te maken; hij zou die dingen misschien bij scheepsladingen tegelijk nodig hebben als ze ooit een gezin wilden stichten…
Horace Bury volgde de Mariniers die hem bewaakten door de gangen van het Paleis, en deed met opzet alsof hij die andere Mariniers die zich achter hem bij hen aangesloten hadden niet zag. Zijn gezicht stond kalm, en van de radeloze wanhoop die aan hem knaagde zou je alleen maar iets gemerkt hebben door eens goed naar zijn ogen te kijken. Allah’s wil geschiede, verzuchtte hij bij zich zelf, en hij verwonderde zich erover dat hij niet langer in opstand kwam tegen die gedachte. Misschien zou hij troost kunnen vinden door zich te onderwerpen… er bleef niet veel anders over om zich mee te troosten. De Mariniers hadden zijn bediende en al zijn bagage hierheen gebracht met een landingsvaartuig, en vervolgens hadden ze hem op het dak van het Paleis van Nabil gescheiden. Nabil had nog net kans gezien hem zijn boodschap toe te fluisteren: op dit zelfde ogenblik bereikte de bekentenis van Jonas Stone het Paleis.
Stone bevond zich nog steeds op Nieuw-Chicago, maar wat hij die mensen van de Marine Inlichtingendienst ook verteld mocht hebben, het was blijkbaar belangrijk genoeg geweest om het nieuws aan een koerierssloep mee te geven. Nabils zegsman wist niet wat de opstandelingenleider gezegd had, maar Bury wist het wel, met evenveel zekerheid als had hij de gecodeerde bandjes zelf kunnen lezen. De boodschap die daarin stond zou kort en bondig zijn, en voor Horace Bury dood door ophanging ten gevolge hebben.
Dit is dus het einde van alles. Het Keizerrijk maakt korte metten met hoogverraad: een paar dagen, een paar weken misschien. Langer niet. En er is geen kans om te ontsnappen. Die Mariniers zijn beleefd, maar erg op hun hoede. Ze zijn gewaarschuwd, en het zijn er veel, veel te veel. Eén zou zich misschien laten omkopen, maar niet onder het toeziend oog van zijn kameraden.
Allah’s wil geschiede. Maar het is wel jammer. Als ik het niet zo druk had gehad met die buitenaardse wezens, en als ik geen hand- en spandiensten voor het Keizerrijk verricht had bij de Handelslieden, had ik allang kunnen ontsnappen. Levant is groot. Maar dan had ik Nieuw-Schotland moeten verlaten, en het is hier, dat straks de beslissingen genomen zullen worden — trouwens, wat heeft het voor zin te vluchten, wanneer die buitenaardse wezens ons misschien tóch allemaal zullen vernietigen?
De sergeant van de Mariniers nam hem mee naar een weelderig ingericht conferentievertrek en hield de deur voor hem open. En toen, ongelofelijk maar waar, trokken zijn bewakers zich terug. Buiten hemzelf bevonden er zich slechts twee mannen in het vertrek. ‘Goede morgen, heer,’ zei Bury tegen Rod Blaine. Zijn stem klonk effen en ongedwongen, maar zijn mond was droog, en hij had een scherpe smaak achter in zijn keel terwijl hij een buiging maakte voor de andere man. ‘Ik ben nog nooit aan senator Fowler voorgesteld, maar zijn gezicht is natuurlijk iedereen in het Keizerrijk bekend. Goede morgen, senator.’
Fowler knikte, zonder zich van zijn stoel achter de grote conferentietafel te verheffen. ‘Goede morgen, excellentie. Mijn dank voor uw komst. Wilt u niet gaan zitten?’ Hij maakte een wuivend gebaar naar een plaats tegenover de zijne.
‘Dank u.’ Bury nam plaats op de hem aangewezen stoel. Hij viel van de ene verbazing in de andere, want nu bracht Blaine hem een kop koffie. Bury rook er voorzichtig aan, en herkende het melange dat hij de keukenmeester van het Paleis gestuurd had voor Blaines persoonlijk gebruik.
In de Naam van Allah. Ze spelen spelletjes met me, maar met welk doel? Hij voelde een woede in zich opkomen die zich met zijn angst vermengde, maar geen sprankje hoop. En een waanzinnige, borrelende lach steeg hem naar de keel.
‘Opdat we weten wat we aan elkaar hebben, excellentie,’ zei Fowler. Hij gaf een wenk, en Blaine stelde een projector in werking. Op een beeldscherm aan de wand doemden de zware gelaatstrekken van Jonas Stone op en staarden het weelderig gelambrizeerde vertrek in. Het zweet parelde hem op voorhoofd en jukbeenderen, en Stones stem klonk nu eens bulderend, dan weer smekend.
Bury luisterde er onaangedaan naar, en zijn onderlip krulde zich van minachting voor Stones zwakheid. Het leed geen enkele twijfel: de Marine beschikte over meer dan genoeg bewijsmateriaal om hem een verradersdood te laten sterven. Maar nog altijd verdween de glimlach niet van Bury’s lippen. Hij zou hun geen voldoening schenken. Hij zou niet smeken.
Eindelijk was het bandje afgelopen. Fowler gaf opnieuw een wenk en het gezicht van de rebellenleider verdween van het beeldscherm. ‘Buiten ons drieën heeft niemand dit gezien, excellentie,’ zei Fowler nadrukkelijk.
Nee toch. Wat willen ze dan? Is er soms tóch nog hoop?
‘Ik geloof niet dat we hier verder nog over hoeven te praten,’ vervolgde de senator. ‘Ik voor mij wil het liever over de Splinters hebben.’
‘Ah,’ zei Bury. Het geluid bleef hem bijna in de keel steken. En willen jullie me matsen, of stellen jullie die uiteindelijke gruwel nog even uit om me te martelen? Hij nam een slok koffie om zijn tong te bevochtigen alvorens te spreken. ‘Ik ben er zeker van, dat de senator weet hoe ik daarover denk. Ik beschouw de Splinters als de grootste dreiging waarmee de mensheid ooit geconfronteerd is.’ Hij keek de twee mannen die tegenover hem zaten aan, maar op hun gezichten viel niets te lezen.
‘Wij zijn het met u eens,’ zei Blaine.
En terwijl de hoop opvlamde in Bury’s ogen voegde Fowler er haastig aan toe, ‘Er valt niet aan te twijfelen. Ze zitten gevangen in een permanente toestand van bevolkingsexplosie, gevolgd door totale oorlog. Als ze ooit kans zien buiten hun zonnestelsel te komen — Bury, ze houden er een ondergeschikt ras van soldaten op na, waarbij vergeleken de Saurons slechts kinderspel zijn. Verrek, u heeft ze immers zelf gezien.’
Blaine drukte op een paar knoppen van zijn zakcomputer, en nu verscheen er een ander beeld op het scherm: dat van de beeldengroep rond de tijdmachine.
‘Dié? Maar mijn Splinter zei dat ze —’ Bury zweeg plotseling toen het tot hem doordrong. Toen lachte hij: de lach van een man die niets meer te verliezen heeft. ‘Mijn Splinter.’
‘Precies.’ De senator glimlachte flauwtjes. ‘Ik kan niet zeggen dat we veel vertrouwen in uw Splinter hebben. Bury, zelfs al zouden het alleen maar de miniatuurtjes zijn die losbraken, dan zouden we al hele werelden kunnen verliezen. Ze planten zich voort als bacteriën. Niets, dat groot genoeg is om het met het blote oog te kunnen zien, plant zich zo razendsnel voort. Maar ik hoef u niets te vertellen; dat weet u immers al.’
‘Ja.’ Met moeite wist Bury zich te vermannen. Zijn gezicht ontspande zich, maar in zijn geestesoog zag hij een menigte kleine, glinsterende oogjes. Bij de schitterende pracht van Allah! Bijna had ik ze zelf naar buiten gesmokkeld! Allah de Genadige zij geloofd en geprezen… ‘Verdomme, hou op met zo te beven,’ zei Fowler gebiedend. ‘Mijn excuses. Maar u zult ongetwijfeld van mijn ontmoeting met miniatuurtjes gehoord hebben.’ Hij wierp een zijdelingse blik op Blaine en benijdde hem zijn uiterlijke kalmte. Miniatuurtjes konden de gezagvoerder van de MacArthur nauwelijks minder onplezierig voorkomen. ‘Het verheugt mij te horen dat het Keizerrijk de gevaren inziet.’
‘Ja. We gaan de Splinters blokkeren. Ze opsluiten in hun eigen zonnestelsel.’
‘Zou het niet beter zijn ze uit te roeien nu we dat nog kunnen?’ vroeg Bury zachtjes. Zijn stem klonk kalm, maar zijn donkere ogen schoten vuur.
‘Hoe zouden we dat kunnen?’
Bury knikte. ‘Het zou natuurlijk politieke moeilijkheden met zich meebrengen. Maar ik zou wel mannen weten te vinden voor een expeditie naar Splinter Alpha, en met de juiste instructies Fowler maakte een afwijzend gebaar. ‘Ik weet zelf wel aan agenten provocateurs te komen, ais ik die nodig heb.’
‘Die van mij zouden aanzienlijk minder waardevol zijn.’ Bury keek opzettelijk naar Blaine.
‘Ja.’ Gedurende een ogenblik zei Fowler verder niets, en Blaine verstijfde zichtbaar. Toen sprak de senator verder. ‘Maar wat er ook van komen mag, Handelsman, we hebben tot een blokkade besloten. De regering staat al wankel genoeg, zonder ook nog eens beschuldigd te worden van rassenmoord. Trouwens, ik geloof niet dat ik veel voor dat idee voel, intelligente wezens zonder enige provocatie aan te vallen. Nee, we doen het op deze manier.’
‘Maar denk toch aan het gevaar!’ Bury boog zich voorover, en deed geen poging de fanatieke glans in zijn ogen te verbergen. Hij wist dat hij op de rand van de waanzin zweefde, maar het kon hem niet meer schelen. ‘Denkt u dat u de djinn opgesloten hebt, omdat de kurk weer op de fles zit? Wat als een volgende generatie de Splinters anders beziet dan wij? Wat als ze de djinn weer laten ontsnappen? Bij de roem van Allah! Stelt u zich eens voor: hele zwermen schepen, die het Keizerrijk binnenstromen, stuk voor stuk aangevoerd door wezens die eruitzien als dat daar, en denken als admiraal Kutuzov! Gespecialiseerde Krijgers, die de Doodskoppen van Sauron nog overtreffen! En u wilt ze in leven laten? Ik zeg u, ze moeten vernietigd worden… Nee! Mensen laten zich nooit overreden, alleen maar omdat ze iets geloven móéten. Ze luisteren niet naar je, wanneer — Hij ontspande zichtbaar. ‘Ik zie dat uw besluit vaststaat. Waarmee kan ik u dienen?’ Of willen jullie eigenlijk wel iets van me? Is dit misschien toch een spelletje dat jullie met me spelen?
‘Naar mijn mening hééft u zich al verdienstelijk gemaakt,’ zei Blaine. Hij hief zijn kopje koffie op en nam een slok. ‘En ik dank u voor uw geschenk.’
‘ ’n Blokkade is zo ongeveer het duurste soort Marineactie dat er bestaat,’ zei Fowler peinzend. ‘En bovendien nooit erg populair.’
‘Ah.’ Bury voelde de spanning wegebben uit zijn binnenste. Ze hadden zijn leven in hun macht, maar ze hadden hem nodig — misschien zou hij kans zien hier meer aan over te houden dan alleen zijn leven. ‘U maakt zich zorgen over het Keizerlijk Genootschap van Handelslieden.’
‘Precies.’ Fowlers gelaatsuitdrukking was ondoorgrondelijk. Opluchting. Hiervoor zal ik een moskee laten bouwen. Het zou mijn vader dolgelukkig maken, en wie weet? Misschien dat Allah wel degelijk bestaat. Die borrelende lach zat nog steeds achter in zijn keel, maar hij wist dat hij nooit meer zou kunnen ophouden als hij eenmaal begon. ‘Ik heb mijn collega’s al op de nadelen van een onbeperkte handel met de Splinters gewezen. Ik ben er ten dele in geslaagd hen te overtuigen, doch maar al te veel Handelslieden zijn als die buurman, die Aladdin nasloop toen hij de grot van de tovenaar binnenging. Onmetelijke rijkdommen schitteren nu eenmaal helderder dan gevaren.’
‘Ja. Maar kunt u ze in bedwang houden? Er achter komen wie er van plan zijn ons een spaak in het wiel te steken, en hun plannetjes verijdelen?’
Bury haalde zijn schouders op. ‘Met de nodige hulp wel, ja. Ik neem aan dat ik de beschikking zal krijgen over geheime fondsen…’
Fowler grijnsde gemeen. ‘Rod, wat heeft die Stone ook alweer verder gezegd. Iets over —’
‘Het is onnodig het geraaskal van die man erbij te halen,’ protesteerde Bury haastig. ‘Ik geloof wel, dat ik zelf over voldoende middelen beschik.’ Hij rilde. Hoeveel zou hij nog over hebben, wanneer dit karweitje achter de rug was? Het zou Fowler geen zier kunnen schelen, Bury tot op zijn laatste cent dood te laten bloeden. ‘Maar mocht er zich iets voordoen dat meer middelen vereist dan waarover ik beschik —’
‘Dat bespreken we dan wel weer,’ zei Fowler. ‘En dat zal zich heus wel voordoen. Zo zal deze blokkade bijvoorbeeld een heleboel gelden opslokken, waarover Merrill had gedacht te kunnen beschikken voor de unificatie van de Trans-Kolenzak. Nu komt het me zo voor, dat een gewiekste Handelsman er wellicht toevallig wel eens een paar relaties onder de rebellen op na zou kunnen houden. En dat hij die misschien zelfs wel tot ons standpunt zou kunnen bekeren. Maar hoe je zo iets zou moeten aanleggen, weet ik natuurlijk niet.’
‘Ik geloof wel, dat ik u begrijp.’
Fowler knikte. ‘Dat dacht ik wel. Rod, zorg ervoor dat dat bandje ergens op een goed, veilig plekje opgeborgen wordt, wil je? Ik betwijfel dat we het nog nodig zullen hebben.’
‘Jawel, meneer.’ Rod deed weer iets met de knoppen van zijn zakcomputer. Het apparaatje zoemde een zwakke zoemtoon, die een nieuw soort leven voor Horace Bury inluidde.
Uitvluchten zullen me niet baten, dacht Bury. Fowler zal alleen maar resultaten willen accepteren, en geen excuses; en bij dit spelletje gaat het om mijn leven. Het zal niet gemakkelijk zijn politiek agent van deze man te zijn. Maar wat heb ik voor keus? Op Levant zou ik alleen maar angstig kunnen gaan zitten afwachten. Op deze manier weet ik tenminste hoe ze de Splinters aanpakken… en misschien kan ik zelfs wel invloed uitoefenen om te bewerkstelligen dat ze hun politiek veranderen.
‘Eén ding nog,’ zei de senator. Hij gaf een wenk, en Rod Blaine liep naar de deur. Kevin Renner kwam binnen.
Het was de eerste keer dat een van hen de Eerste Stuurman in burgerkleren gezien had. Renner had een broek met een felgekleurde Schotse ruit gekozen en een nog feller gekleurde tuniek. Zijn sjerp was van een of ander zijdeachtig materiaal, dat er natuurlijk uitzag maar waarschijnlijk synthetisch was. Zachte laarzen, sieraden; kortom, hij zag eruit zoals de meesten van Bury’s succesvolle koopvaardijkapiteins. Handelsman en gezagvoerder namen elkaar een beetje verwonderd op. ‘Wat kan ik voor u doen, meneer?’ vroeg Renner. ‘Ben je niet een beetje voorbarig, Kevin?’ vroeg Rod, ‘Je ontslag gaat pas vanmiddag in.’
Renner grijnsde. ‘Ik dacht niet dat de provoost-geweldige er iets op tegen zou hebben. En ’t is bepaald ’n lekker gevoel. Morgen, excellentie.’
‘U kent handelsman Bury dus al,’ zei Fowler. ‘Mooi zo, want u zult veel met elkaar te maken krijgen.’
‘Huh?’ Er kwam een achterdochtige trek op Renners gezicht.
‘De senator bedoelt,’ legde Rod uit, ‘dat hij je graag zou willen vragen hem een dienst te bewijzen. Kevin, herinner je je nog onder welke voorwaarden je dienst genomen hebt?’
‘Tuurlijk.’
‘Voor de tijd van vier jaar, of voor de duur van een Keizerlijke noodtoestand Klasse Een, of de duur van een formele oorlog,’ zei Rod. ‘O, voor ik het vergeet, de Senator heeft de situatie met de Splinters tot een noodtoestand Klasse Een verklaard.’
‘Hee, wacht eens even!’ brulde Renner. ‘Dat kunt u me niet aandoen!’
‘Jazeker kan ik dat,’ zei Fowler.
Renner zeeg verslagen in een stoel neer. ‘O, mijn God. Nou, u bent de expert op dat gebied.’
‘Ik heb het nog niet publiek gemaakt,’ zei senator Fowler. ‘Ik zou niet graag willen dat de mensen in paniek raakten. Maar u bent er hierbij officieel van verwittigd.’ Fowler wachtte even om dat goed te laten bezinken. ‘Maar het is natuurlijk mogelijk, dat we een alternatief voor u kunnen bedenken.’
‘God zegene u.’
‘Tjonge, wat zijn we bitter!’ zei Rod. Hij klonk vrolijk en opgewekt. Renner kon hem wel vermoorden.
‘U hebt ons een grote dienst bewezen, Renner,’ zei Fowler. ‘Het Keizerrijk is u dankbaar. Ik ben u dankbaar. Weet u, ik heb een hoed vol oningevulde Keizerlijke adelbrieven meegebracht toen ik hierheen kwam… wat zou u ervan denken, ter gelegenheid van de volgende Verjaardag tot baron verheven te worden?’
‘O, nee! Mij niet gezien! Ik heb mijn tijd uitgediend!’
‘Maar je zou de privileges toch zeker wel prettig vinden,’ zei Rod. ‘Verdomme! Ik had dus inderdaad tot de volgende ochtend moeten wachten met de senator bij u op bezoek te sturen. Ik wist wel dat ik had moeten wachten. Nee, meneer, van Kevin Renner zullen jullie geen aristocraat maken! Ik heb nog veel te veel van de kosmos te exploreren! Ik heb geen tijd voor al dat werk…’
‘Het zou uw zorgeloze leven in de war kunnen sturen,’ zei senator Fowler. ‘Trouwens, het zou niet zo gemakkelijk te arrangeren zijn. Afgunst en zo. Maar u bent veel te nuttig om zo maar te laten gaan, meneer Renner, en er is nog altijd sprake van een noodtoestand Klasse Eén.’
‘Maar — maar…’
‘Een gezagvoerder in civiele dienst,’ zei Fowler. ‘Met een ridderorde. En verstand van het Splinterprobleem. Ja hoor, u bent precies wat we nodig hebben.’
‘Maar ik héb geen ridderorde.’
‘Die krijgt u. Dié kunt u niet afslaan. De heer Bury zal erop staan dat zijn persoonlijke piloot op zijn minst tot de orde van St.-Michael en St.-George behoort. Nietwaar, excellentie?’
Bury trok een zuur gezicht. Het was te verwachten dat het Keizerrijk mannen zou aanwijzen om hem in de gaten te houden, en ze zouden daarvoor onder andere een man willen hebben, die met de koopvaardijkapiteins kon praten. Maar deze — deze harlekijn? Bij de Baard van de Profeet, deze kerel zou niet te verdragen zijn! Horace zuchtte en schikte zich in het onvermijdelijke. Hij was tenminste een intelligente harlekijn. En misschien zou hij hem zelfs wel kunnen gebruiken. ‘Heer Kevin lijkt mij een bewonderenswaardige keuze als gezagvoerder van mijn persoonlijke schip,’ zei Bury op effen toon en met een uitgestreken gezicht. Er viel slechts een zweem van afkeer in zijn stem te bespeuren. ‘Welkom bij de Keizerlijke Autonetische Industrieën, heer Kevin.’
‘Maar —’ Renner keek hulpzoekend om zich heen, maar vergeefs. Rod Blaine had een vel papier in zijn hand — wat was dat? Renners ontslagbrief! Terwijl Kevin hulpeloos toekeek, scheurde Blaine het document in kleine stukjes.
‘Goed dan, verdomme!’ Renner zag wel in dat hij van hén geen genade te verwachten had. ‘Maar dan wel als burger!’
‘O, natuurlijk,’ zei Fowler instemmend. ‘Nou ja, daarnaast krijgt u de rang van Officier bij de Marine Inlichtingendienst, maar dat zal niemand aan u kunnen zien.’
‘Gods navel nog aan toe.’ De uitdrukking deed Bury opschrikken. Renner grinnikte. ‘Wat scheelt eraan, excellentie? Hééft God soms geen navel?’
‘Ik voorzie interessante tijden,’ zei Bury langzaam. ‘Voor ons allebei.’
Er schitterde helder zonlicht op het dak van het Paleis. Donzige, onwaarschijnlijk witte wolken joegen langs de hemel, maar over de landingsplaats woei slechts een licht briesje. Het zonlicht voelde erg warm en aangenaam aan.
Bij de open deur van een landingsvaartuig stonden een admiraal en twee kapiteins. Tegenover hen stonden een kleine groep burgers, drie buitenaardse wezens met donkere stofbrillen op, en vier gewapende Mariniers. De Splinters en hun escorte zorgvuldig negerend, maakte de Admiraal een kleine buiging voor de burgers. ‘Mijn excuses, vrouwe. Heer. Blijkbaar zal ik toch niet aanwezig kunnen zijn op bruiloft. Niet dat men mij missen zal, maar ik betreur het, uw vrienden reeds zo spoedig bij u weg te moeten halen.’ Hij wees daarbij op de beide kapiteins, en boog opnieuw. ‘Ik laat hen nu alleen om u vaarwel te zeggen.’
‘Veel succes, admiraal,’ zei Rod zachtjes. ‘En goede reis.’
‘Dank u, heer,’ zei Kutuzov. Hij draaide zich om en verdween in het vaartuig.
‘Ik zal die man nooit leren begrijpen,’ zei Sally.
‘Heel juist,’ zei Jock. Het was de botte vaststelling van een feit.
Sally keek het buitenaardse wezen verbaasd aan en wendde zich toen weer tot de beide officieren. Ze stak haar hand uit. ‘Veel succes, Jack.
Sandy.’
‘Jij ook, Sally.’ Cargill keek naar het goudgalon op zijn mouwen. De vier strepen van een Kapitein glommen, en waren splinternieuw. ‘Wel bedankt dat je me een schip bezorgd hebt, Rod. Ik begon al te denken dat ik voorgoed op het Bureau Gevechtsoperaties vastzat.’
‘Bedank de admiraal maar,’ antwoordde Rod. ‘Ik heb je gerecommandeerd, maar hij was het die de beslissing nam. Degene die het zwaar te verduren krijgt is Sandy, hier. Die komt aan boord van het vlaggeschip.’
Sinclair haalde de schouders op. ‘Als Hoofdwerktuigkundige van de Vloot zal ’k ook wel de nodige tijd aan boorrd van and’rre schepen doorrbrrengen,’ zei hij. ‘ ’t Beste punt om nieuwe trrucjes in de gaten te houden zal binnenin ’t Oog zijn. ’k Blijf dus in de buurrt van deze Engelsman hierr, en dat is maarr goed ook; z’n schip zou anderrs wel ‘ns uit elkaarr kunnen vallen, en dat kunnen we nie toestaan.’ Cargill negeerde hem. ‘Het spijt me dat ik niet bij de bruiloft kan zijn, Sally. Maar wel sta ik erop, het privilege van een bruiloftsgast op te eisen.’ Hij boog zich voorover en beroerde Sally’s wang met zijn lippen. ‘Als je soms genoeg van hem mocht krijgen, zijn er altijd nog andere kapiteins bij de Marine.’
‘Jae,’ beaamde Sinclair. ‘En mijn officierrsaanstelling is twee minuten eerrderr onderrtekend dan die van Carrgill. Verrgeet dat voorral nie, Jack.’
‘Hoe zou ik het kunnen? En vergeet jij vooral niet, dat de Patton mijn schip is. Nou, we moeten er vandoor, schipper. Het zal toch al kiele-kiele zijn de aansluiting te halen. Vaarwel, Jock. Charlie.’ Cargill aarzelde even en salueerde toen ietwat onbeholpen. ‘Vaarwel,’ antwoordde Charlie. Iwan tjilpte iets, en Jock voegde eraan toe, ‘De Ambassadeur wenst jullie goede reis en veel succes.’
‘Ik wou dat ik geloven kon dat jullie dat meenden,’ zei Cargill. ‘Natuurlijk menen we het,’ zei Charlie. ‘We willen dat jullie je veilig zullen voelen.’
Cargills gezicht stond peinzend toen hij zich afwendde. Hij klom aan boord van het vaartuig. Sinclair volgde hem, en de matrozen sloten de deur. Er klonk een gegier van motoren, en zowel mensen als Splinters trokken zich terug in een schuilplaats. Zwijgend keken ze toe, toen de boot van het dak opsteeg en in de heldere hemel verdween. ‘Het zal slagen,’ zei Jock.
‘Jullie kunnen wel degelijk gedachtenlezen, hè?’ zei Rod. Hij staarde omhoog, maar behalve wolken was er niets meer te zien.
‘Natuurlijk zal het slagen,’ zei Sally, met grote nadruk.
‘Ik geloof dat ik jullie menswezens nu eindelijk begrijp,’ zei Charlie tegen hen. ‘Hebben jullie wel eens in jullie oude geschiedenisverhalen gelezen?’
Rod en Sally keken de Splinter niet-begrijpend aan. ‘Nee.’
‘Doctor Hardy heeft ons een belangrijke passage daaruit laten zien,’ zei Charlie. Ze wachtte totdat de lift kwam. Eerst gingen twee Mariniers naar binnen en nadat ook de Splinters en de mensen ingestapt waren, volgden de anderen. Charlie ging verder met haar verhaal alsof er geen gewapende bewakers bij waren. ‘Een van jullie oudste schrijvers, een geschiedschrijver genaamd Herodotus, vertelt van een dief, die terechtgesteld zou worden. Toen men hem weg wilde sleuren, wist hij een afspraak met de koning te maken: binnen één jaar tijds zou hij het lievelingspaard van de koning leren hymnen te zingen.’
‘Ja, en verder?’ drong Sally aan. Ze scheen een beetje in de war, en keek verontrust naar Charlie. Hij leek kalm genoeg, maar dr. Hardy had gezegd dat hij zich geen zorgen maakte omtrent de buitenaardse wezens…
‘De andere gevangenen keken toe hoe de dief het paard voorzong, en lachten hem uit. ‘Je zult er niet in slagen,’ zeiden ze tegen hem. ‘Niemand kan dat.’ Waarop de dief antwoordde, ‘Ik heb een jaar de tijd, en wie weet wat er niet allemaal gebeuren kan ondertussen. De koning zou dood kunnen gaan. Het paard zou dood kunnen gaan. Misschien ga ik zelf wel dood. En misschien leert het paard wel zingen.’ Er werd beleefd gelachen. ‘Ik heb het niet erg goed verteld,’ zei Charlie. ‘Trouwens, ik probeerde niet grappig te zijn. Dat verhaal deed me beseffen, hoe vreemd en onbegrijpelijk jullie menswezens eigenlijk wel zijn.’
Er viel een verlegen stilte. Toen de lift tot stilstand kwam vroeg Jock, ‘Hoe gaat het met jullie Instituut?’
‘Uitstekend. We hebben al uitnodigingen aan een aantal mensen verstuurd om de leiding over bepaalde afdelingen op zich te komen nemen.’ Ze lachte een beetje verlegen. ‘Ik moet er haast mee maken, want Rod wil niet dat ik na de bruiloft nog aan het Instituut denk. Jullie komen toch ook op de bruiloft, hè?’
De Bemiddelaars haalden allebei tegelijk de schouders op, en een van hen keek naar de Mariniers. ‘Het zal ons bijzonder verheugen wanneer men ons toestaat, die bij te wonen,’ antwoordde Jock. ‘Maar we hebben geen geschenken voor jullie. Er is geen Bruine om die te maken.’
‘We kunnen best zonder,’ zei Rod. De deur van de lift was al geopend, maar ze wachtten totdat twee van de Mariniers de gang geïnspecteerd hadden.
‘Wel bedankt dat u mij toegestaan hebt admiraal Kutuzov te ontmoeten,’ zei Jock. ‘Al vanaf het moment dat ons ambassadeursschip langszij van de MacArthur kwam, heb ik ernaar verlangd met hem te spreken.’
Verwonderd keek Rod de buitenaardse wezens aan. Jocks conversatie met Kutuzov was slechts van korte duur geweest, en een van de belangrijkste vragen die de Splinter hem gesteld had, was ‘Houdt u van citroen in thee?’
Ze zijn zo verdomd beschaafd en innemend, en daarom zullen ze nu die paar jaren die hun nog resten onder bewaking moeten doorbrengen, terwijl de Voorlichtingsdienst hen en hun ras in een kwaad daglicht stelt. We hebben zelfs een schrijver in dienst genomen om een scenario te schrijven voor een televisiespel over de laatste uren van mijn cadetten.
‘Het was maar een kleine moeite,’ zei Rod. ‘We —’
‘Ja, ik weet het. Jullie kunnen ons niet naar huis laten gaan.’ Charlies stem veranderde in die van een Nieuw-schotlandse jongeling. ‘We weten nu allemaal meerr van menswezens af, dan veilig voorr jullie is.’
Ze maakte een minzaam gebaar naar de Mariniers. Twee daarvan gingen hen voor de gang in en de Splinters volgden hen. De andere bewakers sloten zich achter hen aan en de kleine optocht liep de gang door, tot ze bij de vertrekken van de Splinters kwamen. Zachtjes sloot de liftdeur zich.