5

Nadat Everard naar zijn kamer gebracht was, ontdekte hij dat de plaatselijke opvattingen van gastvrijheid meer dan voortreffelijk waren. Hij was te vermoeid en terneergeslagen om ervan te profiteren maar het slavenmeisje van Van Sarawak zou tenminste niet in haar verwachtingen teleurgesteld worden, dacht hij, al half in slaap. Men stond hier vroeg op. Vanuit zijn raam op de eerste verdieping zag Everard wachtposten langs het strand lopen. Hij vond het een koude morgen. Samen met Van Sarawak ging hij naar beneden om te ontbijten. De ham met eieren en de toast met koffie vervolmaakten het geheel. Ap Ceorn was weer naar de stad om een vergadering bij te wonen, zei Deirdre. Zijzelf had zich over haar droevige stemming heengezet en babbelde vrolijk over allerlei onbelangrijke zaken. Everard ontdekte dat ze lid was van een amateur toneelgroep die soms Griekse klassieke toneelstukken in de oorspronkelijke taal opvoerde. Vandaar haar vloeiende beheersing van de taal. Ze hield van paardrijden, jagen, zeilen, zwemmen… ‘Zullen we?’ vroeg ze. ‘Wat?’

‘Zwemmen natuurlijk.’ Deirdre sprong op van haar stoel op het grasveld, waar ze onder het vlammend getinte gebladerte gezeten hadden en begon zich zonder enige terughouding van haar kleding te ontdoen. Everard dacht dat hij een doffe tik op de grond hoorde toen Van Sarawaks ogen uit hun kassen rolden.

‘Kom op,’ lachte zij. ‘De laatste man is een ezel.’ Ze spartelde al in de witte branding toen Everard en Van Sarawak nog huiverend over het strand liepen.

‘Ik kom van een warme planeet,’ kreunde de Venusiaan. ‘Mijn voorouders komen uit Indonesië. In de tropen.’

‘Ze waren toch ook Nederlander, is het niet?’ grinnikte Everard.

‘Ze waren zo verstandig om naar Indonesië te verhuizen.’

‘Goed, blijf dan maar aan de kant.’

‘Bliksems! Als zij het uithoudt, kan ik er ook wel tegen!’ Van Sarawak stak een teen in het water en kreunde weer. Everard riep alle wilskracht waarover hij ooit beschikt had te hulp en rende de zee in. Deirdre gooide hem water naar het hoofd. Hij dook, kreeg een slank been te pakken en trok haar onder. Ze maakten nog een paar minuten gekheid waarna ze naar het huis terugrenden om een hete douche te nemen. Van Sarawak volgde hen als een blauwe dampwolk. ‘Van een tantaluskwelling gesproken,’ mompelde hij. ‘Het mooiste meisje van het heelal en ik kan niet eens met haar praten en bovendien is ze een soort ijsbeer.’ Nadat hij door de slaven afgedroogd en in de plaatselijke klederdracht gestoken was, keerde Everard naar zijn plaats voor het haardvuur terug. ‘Welk patroon is dit?’ vroeg hij op de ruiten van zijn kilt wijzend.

Deirdre hief het gouden hoofd op. ‘Dat van mijn eigen clan,’ antwoordde ze. ‘Een geëerd gast wordt tijdens zijn verblijf altijd als een lid van de clan beschouwd, zelfs in een geval van bloedwraak.’ Zij glimlachte schuw. ‘En er is niets tussen ons.’

Dat bracht zijn sombere stemming weer terug. Hij herinnerde zich zijn taak.

‘Ik zou je graag een paar vragen over geschiedenis stellen,’ zei hij. ‘Dat is een van mijn hobby’s.’

Zij knikte, maakte een gouden band in haar haar vast en haalde een boek van een overvolle plank. ‘Dit is vermoedelijk de beste wereldgeschiedenis die er is. Ik kan alles wat u weten wil hierin opzoeken.’

‘Ja,’ dacht Everard, ‘om me zo te vertellen wat ik moet doen om je te vernietigen.’

Hij ging samen met haar op een divan zitten. De butler rolde de maaltijd naar binnen. Everard at in een gedrukte stemming zonder iets te proeven.

Een ingeving volgend… ‘Zijn Rome en Carthago ooit met elkaar in oorlog geweest?’

‘Ja, twee maal om precies te zijn. Ze hadden aanvankelijk een verbond gesloten tegen Epirus, maar dat hield geen stand. Rome won de eerste oorlog en trachtte daarna de ontwikkeling van Carthago aan banden te leggen.’ Haar gave profiel boog zich over de bladzijden als dat van een leergierig kind. ‘De tweede oorlog brak drieëntwintig jaar later uit en duurde… hm… alles bij elkaar elf jaar hoewel de laatste drie jaar alleen maar dienden om de laatste weerstand te breken nadat Hannibal Rome ingenomen en in brand gestoken had.’

‘Aha!’ Om de een of andere reden voelde Everard zich niet zo bijster gelukkig met dit succes.

De tweede Punische oorlog (die ze hier de Romeinse oorlog noemden) — of eigenlijk een kritieke gebeurtenis uit die oorlog — vormde dus het keerpunt in de ontwikkeling. Deels uit nieuwsgierigheid, deels uit vrees zich teveel bloot te zullen geven, trachtte Everard niet onmiddellijk de juiste oorzaak van de afwijking op te sporen. Hij zou toch eerst eens goed moeten nagaan wat er in werkelijkheid gebeurd was. (Nee,… wat er niet gebeurd was. Realiteit was zij die warm en zacht naast hem zat; hij was de schim.) ‘En wat gebeurde er daarna?’ vroeg hij toonloos. ‘Het Carthaagse Rijk omvatte ten slotte Spanje, het zuidelijk deel van Gallië en de teen van Italië,’ zei zij. ‘De rest van Italië was na het uiteenvallen van de Romeinse statenbond tot machteloosheid en chaos vervallen. Maar de Carthaagse heersers waren te corrupt om hun macht lang te kunnen handhaven. Hannibal zelf werd vermoord door mannen die van mening waren dat hij door zijn onkreukbaarheid hun plannen in de weg stond. Intussen streden Syrië en Parthië om het bezit van het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied. Een strijd waaruit Parthië dat daardoor meer dan ooit onder Helleense invloed kwam als overwinnaar tevoorschijn trad.

Ongeveer honderd jaar na de Romeinse oorlogen werd Italië door enkele Germaanse stammen onder de voet gelopen. (Dat moesten de Kimbren met de Teutonen en de Ambronen als bondgenoten, geweest zijn. In Everards eigen wereld had Marius hen een halt toegeroepen.) Een spoor van verwoesting achterlatend, trokken zij door Gallië waardoor ook de Kelten in beweging kwamen. Dezen bereikten ten slotte Spanje en toen Carthago in verval was geraakt, ook Noord-Afrika. Van de bewoners van Carthago leerden de Galliërs veel.

Er volgde nu een langdurige oorlogsperiode, gedurende welke de macht van Parthië afnam en de Keltische staten zich uitbreidden. De Hunnen versloegen de Germanen in cen-traal-Europa maar werden op hun beurt weer door de Parthen overwonnen. Als gevolg daarvan trokken de Galliërs nu binnen en bevonden er zich nog slechts Germanen in Italië en Hyperborea. (Daarmee bedoelde ze waarschijnlijk Scandinavië). Toen er betere schepen gebouwd werden nam de handel met het verre oosten zowel via Arabië als langs de route rond Afrika, toe. (In Everards eigen geschiedenis had Julius Caesar tot zijn verbazing ontdekt dat er in Venetië betere schepen gebouwd werden dan waar ook in het Middellandse zeegebied.) De Kelten ontdekten Zuid-Afallon waarvan ze dachten dat het een eiland was — vandaar de benaming ‘Ynys’ — maar zij werden door de Maya’s verjaagd. De kolonies der Britten, verder naar het noorden gelegen, konden zich handhaven en verwierven later hun onafhankelijkheid.

Inmiddels nam de macht van Littorn toe. Gedurende enige tijd had het het grootste gedeelte van Europa in zijn macht. Slechts het westelijk deel van het vasteland herwon, na de honderdjarige oorlog waarover ik je al verteld heb zijn vrijheid. De Aziatische landen schudden hun uitgeputte Europese heersers van zich af waarna zij hun samenleving moderniseerden terwijl de westerse rijken op hun beurt in verval raakten.’ Deirdre keek op van het boek dat ze terwijl ze vertelde zo nu en dan vluchtig had geraadpleegd. ‘Dit is in grove lijnen wat er gebeurd is, Manslach. Zal ik verder gaan?’ Everard schudde het hoofd. ‘Nee, dank je.’ Na enige ogenblikken zei hij: ‘Je bent wel erg openhartig over de toestand van je eigen land.’

‘De meesten willen het niet toegeven,’ zei Deirdre ronduit. ‘Maar ik geloof dat men de waarheid maar beter onder ogen kan zien.’

‘Maar vertel me nu iets over uw eigen land,’ zei ze gretig. ‘Dat lijkt me een ongelooflijk wonder.’ Everard zuchtte, legde zijn geweten het zwijgen op en begon erop los te liegen.

Die avond vond de aanval plaats.

Van Sarawak had zijn zelfvertrouwen herwonnen en leerde met hulp van Deirdre, Afallonisch. Ze liepen hand in hand door de tuin, zo nu en dan halthoudend om bepaalde dingen aan te wijzen of met gebaren de betekenis van een werkwoord duidelijk te maken. Everard volgde terwijl hij zich oppervlakkig bezig hield met de vraag of hij nu als vijfde rad aan de wagen fungeerde of niet, maar meer nog met het probleem hoe hij zijn tijdmachine in handen moest krijgen. Uit een heldere, wolkenloze hemel stroomde schitterend zonlicht. Een esdoorn pronkte in al zijn scharlaken pracht, de wind joeg een zwerm gele bladeren over het gras. Een al wat oudere slaaf was op zijn gemak de tuin aan het bijharken, een jeugdig uitziende indiaanse schildwacht slenterde met een geweer over de schouder heen en weer en onder een heg lagen enkele prairiehonden te dommelen. Het was een vredig schouwspel. Het was nauwelijks te geloven dat binnen deze muren moorden beraamd werden.

Maar mensen blijven mensen, in welke geschiedenis dan ook. Deze beschaving mocht dan niet de rusteloze drang en de onnatuurlijke wreedheid van de Westerse beschaving bezitten, ze mocht in sommige opzichten zelfs een merkwaardig onschuldige indruk maken maar men kon niet zeggen dat ze hetzelfde niet geprobeerd hadden. Het was bovendien mogelijk, dat er zich in deze wereld nooit een zuivere wetenschap zou ontwikkelen, en dat de cirkelgang van oorlog, macht, ineenstorting en oorlog zich eindeloos zou herhalen. In Everards eigen toekomst was men daar ten slotte aan ontsnapt. En waarom? Hij zou beslist niet hebben durven beweren dat deze wereld slechter of beter was dan zijn eigen. Ze was anders, dat was alles. En hadden deze mensen niet evenveel recht op bestaan als de bewoners van zijn eigen wereld die tot non-existentie zouden worden veroordeeld indien hij faalde.

Hij balde zijn vuisten. Het was niet juist om één man zo’n belangrijke beslissing te laten nemen.

Hij wist dat hij zich, als het erop aankwam een beslissing te nemen, niet door een of ander abstract plichtsbesef maar door de herinnering aan kleine gebeurtenissen en kleine mensen die hij gekend had, zou laten leiden. Zij liepen om het huis heen en Deirdre wees naar de zee. ‘Awarlann,’ zei ze. Haar loshangend haar leek een rode vlam in de wind.

‘Betekent dat nu “oceaan” of “Atlantische Oceaan” of “water”?’ lachte Van Sarawak. ‘We zullen eens kijken.’ Hij leidde haar naar het water.

Everard liep op zijn gemak achter hen aan. Een kilometer of vijf uit de kust danste een lange, snelle stoombarkas over de golven. Een vlucht meeuwen vloog als sneeuw er achteraan. ‘Wanneer ik hier het bevel voerde, had ik daar een marineschip gestationneerd,’ dacht hij. Maar was er nog wel iets waarover hij te beslissen had? In de pre-Romeinse periode waren nog meer Patrouille-leden. Zij zouden naar hun eigen tijdperk teruggaan en… Everard verstijfde. Een koude rilling liep langs zijn rug en het een gespannen gevoel in zijn maag achter. Ze zouden terugkeren en uitzoeken wat er gebeurd was, waarna ze de fout zouden trachten te herstellen. Als een van hen daarin slaagde, zou deze wereld uit de tijdruimte verdwijnen en hij ook.

Deirdre stond stil. Everard, transpirerend van vrees, zag nauwelijks waar zij naar staarde totdat ze begon te roepen en te wijzen. Toen ging hij naar haar toe en tuurde over de zee.

De barkas was vlakbij. De hoge schoorsteen braakte rookwolken en vonken uit, de vergulde drakenkop op de voorspiegel schitterde. Hij kon de gestalten van de mannen aan het dek onderscheiden en iets wits met vleugels… Het steeg op vanaf het achterdek en klom aan het eind van een touw omhoog. Een zweefvliegtuig! Zover hadden de Kelten het tenminste met hun aeronautica gebracht. ‘Aardig,’ zei Van Sarawak. ‘Ik veronderstel dat ze ook luchtballons hebben.’

Het zweefvliegtuig liet het touw schieten en dook landinwaarts. Een van de wachtposten op het strand schreeuwde. De rest stormde vanachter het huis tevoorschijn. Het zonlicht schitterde op hun geweren. Het vliegtuig kwam recht op de kust af, en landde, daarbij een lange voor in het strand ploegend.

Een officier schreeuwde en gebaarde de Patrouille-leden terug te gaan. Everard wierp een blik op Deirdres witte, niet begrijpende gezicht. Dan draaide er een geschutskoepel op het vliegtuig open — met een gedeelte van zijn geest dat onder dit alles onbewogen bleef, veronderstelde hij dat het met handkracht gebeurde — waarna het geluid van een licht kanon weerklonk.

Everard het zich op de grond vallen. Van Sarawak volgde hem, het meisje met zich mee sleurend. Het kartetsvuur hield op afschuwelijke wijze huis onder de Afallonische soldaten. Dan volgde het kwaadaardig geknetter van geweervuur. Uit het luchtschip sprongen mannen tevoorschijn. Mannen met donkere gelaatskleur, gekleed in sarongs en met tulbanden op. ‘Hindura’s,’ dacht Everard. Zij wisselden schoten met de overlevende soldaten die zich rond hun kapitein verzameld hadden.

De officier schreeuwde en leidde een stormloop. Everard keek op van het zand en zag dat hij de bemanning van het zweefvliegtuig al bijna bereikt had. Van Sarawak sprong op. Everard liet zich omrollen, greep hem bij zijn enkel en trok hem op de grond voor hij aan de strijd kon gaan deelnemen. ‘Laat me los!’ Snikkend trachtte de Venusiaan zich los te wringen. De doden en gewonden die aan de kanonschoten ten slachtoffer waren gevallen, lagen overal verspreid. De rode kleur van het bloed versterkte nog het gevoel van een nachtmerrie. De lucht scheen vervuld van het lawaai van het gevecht.

‘Nee, stomme ezel! Ze hebben het juist op ons gemunt en die onbezonnen Ier heeft het domste gedaan dat hij had kunnen doen…’ Een nieuwe uitbarsting van geweervuur trok Everards aandacht.

De platboomde barkas die door een schroef werd aangedreven, was op de zandbanken gevaren en spuwde nu gewapende mannen uit. Te laat ontdekten de Afalloniërs dat zij hun wapens hadden leeggevuurd en nu in de rug werden aangevallen.

‘Kom mee!’ Everard sleurde Deirdre en Van Sarawak overeind. ‘We moeten maken dat we hier weg komen — we gaan naar de buren.’

Een groep mannen van de boot zag hem en veranderde van richting. Hij voelde, meer dan hij hoorde, hoe een kogel zich met een doffe klap in de grond boorde juist op het moment dat hij het grasveld bereikte. Uit het huis klonk het hysterisch gegil van enkele slaven. De twee wolfshonden stortten zich op de aanvallers en werden neergeschoten. Bukken, en zig-zag rennen, dat was het beste. Over de muur heen, de weg op! Everard had het kunnen klaarspelen maar Deirdre struikelde en viel. Van Sarawak bleef staan om haar te beschermen. Everard stopte eveneens en toen was het te laat. Ze werden ingehaald.

De aanvoerder van de donker gekleurde soldaten snauwde iets tegen het meisje. Ze ging rechtop zitten en gaf hem een uitdagend antwoord. Hij lachte kort en wees met zijn duim naar de barkas.

‘Wat willen ze?’ vroeg Everard in het Grieks.

‘Jou.’ Ze keek hem hevig ontsteld aan. ‘Jullie beiden…’ De officier zei weer iets. ‘En mij als tolk… Nee!’ Ze trachtte zich uit de handen die haar armen vastgegrepen hadden, los te rukken, werkte zich gedeeltelijk vrij en krabde iemand in het gezicht. Everards vuist beschreef een korte boog en landde met een verpletterende slag op iemands neus. Het was te mooi om lang te kunnen duren. Een geweerkolf kwam op zijn hoofd terecht en hij was er zich nog maar nauwelijks van bewust hoe hij aan armen en benen en met zijn gezicht omlaag naar de boot werd gedragen.

Загрузка...