En zo komt er een einde aan onze reizen door Krynn.
We weten dat dit velen van jullie, die hadden gehoopt dat onze avonturen in dit prachtige land voor eeuwig zouden voortduren, zal teleurstellen. Maar, zoals Tasselhofs moeder wellicht zou zeggen: ‘Er komt een tijd dat je de kat eruit moet gooien, de deur op slot doet, de sleutel onder de mat legt en weer verdergaat.’
Natuurlijk, de sleutel zal altijd onder de deurmat blijven liggen (mits er geen andere kender in de buurt komt wonen), en we sluiten de mogelijkheid niet helemaal uit dat we op een dag die weg nog eens inslaan, op zoek naar die sleutel. Maar wij bewaren Tas’ magische tijdreisapparaat nu in onze buidel (gelukkig voor Krynn!) want er zijn meer werelden die we heel graag willen verkennen voor we ooit weer naar deze terugkeren.
We hadden er geen idee van, toen we dit LEGENDEN project startten, dat het zo’n succes zou worden. Er zijn ongetwijfeld vele redenen voor, maar de belangrijkste is volgens mij dat we een werkelijk fantastisch team achter ons hadden staan dat aan dit project meewerkte. Van de schrijvers tot de kunstenaars, van de gamedesigners tot de redacteuren – iedereen van het LEGENDEN team heeft er met hart en ziel aan gewerkt en deed meer dan slechts zijn plicht om er een succes van te maken. Volgens Tracy bestaat Krynn – op de een of andere manier – werkelijk en zijn wij er allemaal geweest. We weten dat dit waar moet zijn, want het is zo moeilijk om afscheid te nemen.
Over afscheid nemen gesproken: we realiseerden ons voor het eerst wat de lezers voelden voor onze hoofdpersonen en de wereld die we hadden gecreëerd, toen we de stortvloed aan brieven ontvingen die betrekking hadden op de dood van Sturm.
‘Ik weet dat Sturm niets voor jullie betekent!’ schreef een wanhopige lezer. ‘Per slot van rekening is hij slechts een product van jullie fantasie.’
Natuurlijk was hij veel meer voor ons. Omdat we zoveel tijd aan onze hoofdpersonen hadden besteed, werden ze ook uitermate reëel voor ons. We deelden hun triomfen, we treurden en rouwden met hen. We ‘doodden’ Sturm niet willekeurig. De nobele ridder van Solamnië was bedoeld als een tragische held, al vanaf het prille begin van het project. De dood hoort bij het leven, het is iets wat we allemaal onder ogen zullen moeten zien – zelfs onze flierefluitende kender.
Sturms dood wierp zijn schaduw al vooruit in het eerste boek van de Woudmeester die de ridder rechtstreeks aankeek toen ze zei: ‘We rouwen niet om het verlies van hen die sterven terwijl ze hun bestemming bereiken.’
Sturms dappere opoffering dwingt de ridders hun normen en waarden opnieuw in overweging te nemen en verschaft hun uiteindelijk de middelen om zich te verenigen. Sturm stierf zoals hij geleefd had – moedig, met eer terwijl hij anderen diende. Zijn nagedachtenis leeft voort bij hen die van hem hielden, zoals het licht van het Nachtjuweel straalt in de duisternis. Vele keren herinneren zijn vrienden zich de ridder als ze in de problemen zitten of in een gevaarlijke situatie verkeren; die herinnering geeft ze kracht en moed.
We wisten dat Flints dood een droevige invloed zou uitoefenen op Tasselhof en, inderdaad, we huilden meer om Tas toen Flint stierf dan we deden om de oude dwerg, die een rijk en vol leven had geleid. Maar Tas veranderde voor altijd (en ten goede), toen hij zijn norse maar zachtaardige vriend verloor. Dit was ook een noodzakelijke verandering (hoewel Tanis hieraan toe zou voegen dat sommige dingen nooit zouden veranderen, zeker geen kender!). Maar wij wisten dat Tas een zware tijd tegemoet zou gaan in het tweede deel van de trilogie. Wij wisten dat hij kracht nodig zou hebben en, vooral, mededogen om zich daar doorheen te slaan.
We hoopten steeds dat we een kans zouden krijgen om het verhaal van Caramon en Raistlin te vertellen, zelfs toen we nog maar net bezig waren met het eerste deel van de trilogie. Toen we het korte verhaal ‘De Beproeving van de Tweeling’ schreven, hadden we de vage plotlijnen in ons hoofd van wat uiteindelijk het tweede deel van de trilogie zou worden. De ‘Legenden’ als verhaal groeide al qua inzicht en diepte toen we nog werkten aan de Kronieken. Daarom was het vrij eenvoudig om gewoon maar de ingeslagen weg te blijven volgen met die hoofdpersonen die ons nog steeds nodig hadden.
Voor ons was het belangrijk in de Legenden een queeste te verbeelden die niet zozeer ging over het redden van de wereld als wel (volgens Par-Salian) over het redden van een ziel. Iedereen geloofde dat dit vooral Raistlins ziel betrof, maar natuurlijk ging het om die van zijn tweelingbroer. De aartsmagiër had zichzelf al verdoemd. Het enige wat hem uiteindelijk redt, is de liefde van zijn broer en dat kleine vonkje zorgzaamheid in zijn eigen hart dat zelfs de duisternis in hem niet helemaal kon vernietigen.
Maar nu heeft deze weg geleid, zoals uiteindelijk alle wegen doen, tot een afscheid. Wij schrijvers volgen één pad, onze hoofdpersonen een ander. We hebben er het volste vertrouwen in dat wij ze nu los kunnen laten. Ze hebben ons niet meer nodig. Caramon heeft de innerlijke rust gevonden die hij nodig heeft om zijn leven weer op orde te brengen. Hij en Tika zullen vele zonen en dochters krijgen en het zou ons verbazen als er niet op z’n minst één magiër tussen zit.
Ongetwijfeld zullen Caramons kinderen avonturen beleven met Tanis’ enige zoon (een rustige, introspectieve jongeling), samen met de goudharige tweeling van Waterwind en Goudmaan. Mogelijk zullen ze proberen uit te zoeken wat er is geworden van Gilthanas en Silvara. En wellicht reizen zij naar het elfenkoninkrijk dat eindelijk verenigd is door Alhana en Porthios, die een diepe en eeuwigdurende liefde voor elkaar ontwikkelen. Misschien ontmoeten ze de kinderen van Boepoe (zij trouwde met de Hoogbulp toen hij even niet oplette), of wellicht reizen ze zelfs een poosje samen met ‘Grootvader’ Tasselhof.
Astinus zal al deze avonturen natuurlijk boekstaven, zelfs als wij dat niet doen. En jullie, die de Legenden-games spelen, zullen ongetwijfeld meer van de komende avonturen te weten komen dan wij. Hoe dan ook, jullie zullen, naar wij hopen, nog een mooie tijd beleven in dat legendarische land. Maar wij moeten nu echt gaan.
We schudden Tas de hand (die alweer aan het rondsnuffelen is) en zeggen hem goedendag (nadat we natuurlijk eerst onze tassen hebben gecontroleerd en hem hebben verlost van de vele persoonlijke bezittingen die we op onverklaarbare wijze hebben laten ‘vallen’). Dan kijken we toe hoe de kender weer op pad gaat, met zijn vrolijk meedeinende haarknot, en stellen ons voor dat hij in de verte een oude, verwarde tovenaar tegenkomt, die op zoek is naar zijn hoed – die gewoon op zijn hoofd staat.
En dan verdwijnen ze uit ons zicht. Zuchtend draaien we ons om en slaan de nieuwe weg in die voor ons ligt.