Kyra liep langzaam door de poorten van Argos. De ogen van al haar vaders mannen waren op haar gericht, en ze brandde van schaamte. Ze had haar relatie met Theos verkeerd geïnterpreteerd. Ze was zo stom geweest om te denken dat ze hem kon controleren – maar hij had haar afgewezen ten aanzien van alle mannen. Nu had iedereen gezien dat ze machteloos was, dat ze geen macht had over een draak. Ze was slechts een krijger – niet eens een krijger, maar slechts een tienermeisje die haar mensen naar een oorlog had geleid die ze, in de steek gelaten door de draak, niet meer konden winnen.
Kyra liep terug door de poorten van Argos en voelde alle ogen op zich branden. Er hing een ongemakkelijke stilte. Wat zouden ze nu van haar denken? vroeg ze zich af. Ze wist niet eens wat ze van zichzelf moest denken. Was Theos niet voor haar gekomen? Had hij deze strijd alleen voor zichzelf gestreden? Had ze wel speciale krachten?
Kyra was opgelucht toen de mannen eindelijk weer verder gingen met het plunderen van de stad en het verzamelen van wapens, ter voorbereiding op de naderende oorlog. Ze haastten zich door de straten om de buit te verzamelen die door de Mannen van de Heer was achtergelaten. Ze laadden wagens vol en leidden paarden weg. Het gekletter van staal vulde de lucht terwijl schilden en wapenrustingen met hopen tegelijk werden weggevoerd. Het begon harder te sneeuwen en de lucht kleurde donker. Ze hadden geen tijd meer te verliezen.
“Kyra,” klonk een bekende stem.
Ze draaide zich om en zag tot haar opluchting Anvin glimlachend naar haar toe lopen. Hij gaf haar een respectvolle blik, met de geruststellende vriendelijkheid en warmte van het vaderfiguur dat hij altijd was geweest. Hij drapeerde liefdevol een arm om haar schouder en glimlachte breed terwijl hij haar een nieuw, glimmend zwaard liet zien, het mes versierd met Pandesiaanse symbolen.
“Het beste staal dat ik in jaren heb vastgehouden,” grijnsde hij. “Dankzij jou hebben we nu genoeg wapens om een oorlog te beginnen. Je hebt ons formidabel gemaakt.”
Kyra haalde troost uit zijn woorden; maar ze kon haar gevoelens van depressie en verwarring maar niet van zich af schudden. Ze haalde haar schouders op.
“Ik heb dit niet gedaan,” antwoordde ze. “Theos heeft het gedaan.”
“Maar Theos is teruggekeerd voor jou,” antwoordde hij.
Kyra keek op naar de grijze lucht, die nu leeg was.
“Dat weet ik niet zo zeker.”
Er volgde een lange stilte, die alleen werd verbroken door de wind. Ze staarden samen naar de hemel.
“Je vader wacht op je,” zei Anvin uiteindelijk op serieuze toon.
Kyra liep met Anvin mee. Sneeuw en ijs knarsten onder hun laarzen terwijl ze zich een weg over de binnenplaats baanden. Ze passeerden tientallen van haar vaders mannen terwijl ze door het uitgestrekte fort van Argos liepen. De mannen leken voor het eerst in lange tijd eindelijk ontspannen. Ze zag hen lachen en drinken terwijl ze wapens en provisie verzamelden. Ze waren als kinderen op Allerheiligen.
Tientallen mannen stonden in een rij en gaven zakken met Pandesiaans graan door. De zakken werden hoog op de wagens gestapeld; er hobbelde een andere wagen aan, die was volgeladen met schilden, zo vol dat er een aantal over de rand vielen. De soldaten haastten zich om ze weer op te pakken. Overal om haar heen vertrokken de volgeladen wagens weer naar Volis, of naar andere plekken waar haar vader hen naartoe had gezonden. Het gaf Kyra wat troost, en ze voelde zich minder schuldig over de oorlog die ze in gang had gezet.
Ze gingen een bocht om en Kyra zag haar vader staan, omgeven door zijn mannen. Hij was bezig met het inspecteren van tientallen zwaarden en speren. Hij draaide zich om en toen hij haar zag gebaarde hij naar zijn mannen dat ze hen alleen moesten laten.
Haar vader keek naar Anvin, die hem onzeker aankeek, schijnbaar verrast door haar vaders zwijgende blik. Uiteindelijk draaide ook Anvin zich om, en liet hij Kyra en haar vader alleen achter. Ze was verrast – hij had Anvin nog nooit eerder gevraagd om hem alleen te laten.
Kyra keek naar hem op. Zijn uitdrukking was ondoorgrondelijk zoals altijd, het afstandelijke gezicht van een leider onder zijn mannen, niet het intieme gezicht van de vader die ze kende en liefhad. Hij keek op haar neer, en ze werd nerveus terwijl ze werd overspoeld door teveel gedachten: was hij trots op haar? Was hij boos om het feit dat ze hem deze oorlog in had geleid? Was hij teleurgesteld dat Theos haar had afgewezen en zijn leger in de steek had gelaten?
Kyra was inmiddels gewend geraakt aan zijn lange zwijgen voor hij sprak, en ze kon hem niet peilen; er was te snel te veel veranderd tussen hen. Ze had het gevoel alsof ze binnen één nacht volwassen was geworden, terwijl hij door de recente gebeurtenissen was veranderd; het was alsof ze niet meer wisten hoe ze zich in elkaar moesten inleven. Was hij de vader die ze kende en liefhad, die haar verhalen voorlas tot diep in de nacht? Of was hij nu haar commandant?
Hij stond daar, starend, en ze besefte dat ze niet wist wat ze moest zeggen. De spanning hing zwaar in de lucht, en de stilte werd alleen verbroken door het geluid van de wind. De fakkels achter hen flikkerden. Uiteindelijk kon Kyra de stilte niet langer verdragen.
“Brengt u dit allemaal terug naar Volis?” vroeg ze terwijl er een wagen vol zwaarden voorbij ratelde.
Hij draaide zich om, bekeek de wagen en leek uit zijn gedachten opgeschud te worden. Hij keek niet meer naar Kyra, maar staarde hoofdschuddend naar de wagen.
“In Volis ligt niets meer voor ons behalve de dood,” zei hij. Zijn stem klonk diep en vastbesloten. “We gaan nu naar het zuiden.”
Kyra was verrast.
“Het zuiden?” vroeg ze.
Hij knikte.
“Espehus,” stelde hij.
Kyra werd overspoeld door opwinding terwijl ze zich hun reis naar Espehus voorstelde. Espehus was de eeuwenoude vesting bij de zee, hun grootste buur in het zuiden. Haar opwinding werd nog heviger toen ze besefte dat zijn besluit om daar heen te gaan slechts één ding kon betekenen: hij bereidde zich voor op oorlog.
Hij knikte, alsof hij haar gedachten had gelezen.
“We kunnen nu niet meer terug,” zei hij.
Kyra bekeek haar vader met een gevoel van trots dat ze al in jaren niet meer had gevoeld. Hij was niet langer de zelfgenoegzame krijger van middelbare leeftijd die zijn dagen doorbracht binnen de muren van een klein fort – hij was nu de moedige commandant die ze zich van vroeger herinnerde, de man die bereid was om alles te riskeren voor vrijheid.
“Wanneer vertrekken we?” vroeg ze met een bonzend hart.
Tot haar verassing zag ze dat hij zijn hoofd schudde.
“Niet wij,” corrigeerde hij. “Ik en mijn mannen. Niet jij.”
Kyra was terneergeslagen. Zijn woorden staken als een dolk in haar hart.
“Laat u me achter?” vroeg ze stamelend. “Na alles dat er is gebeurd? Wat moet ik nog meer doen om mezelf te bewijzen?”
Hij schudde stellig zijn hoofd, en de harde blik in zijn ogen verscheurde haar. Het was een blik waarvan ze wist dat het betekende dat hij niet zou toegeven.
“Je gaat naar je oom,” zei hij. Het was een bevel, geen verzoek, en met die woorden wist ze waar haar plek was: ze was nu zijn soldate, niet zijn dochter. Het deed haar pijn.
Kyra haalde diep adem – ze zou niet zo makkelijk toegeven.
“Ik wil aan uw zijde vechten,” hield ze vol. “Ik kan u helpen.”
“Je gaat me ook helpen,” zei hij, “door te gaan waar je nodig bent. Ik heb je daar nodig.”
Ze fronste haar wenkbrauwen en probeerde het te begrijpen.
“Maar waarom?” vroeg ze.
Hij zweeg een lange tijd. Toen zuchtte hij.
“Je bezit…” begon hij, “…vaardigheden die ik niet begrijp. Vaardigheden die we nodig zullen hebben om deze oorlog te winnen. Vaardigheden waarvan alleen je oom weet hoe ze getraind kunnen worden.”
Hij strekte zijn arm uit en legde een hand op haar schouder.
“Als je ons wil helpen,” voegde hij toe, “als je ons volk wil helpen, dan is dat waar je nodig bent. Ik heb geen nieuwe soldaat nodig – ik heb jouw unieke talenten nodig. De vaardigheden die niemand anders heeft.”
Ze zag de oprechtheid in zijn ogen, en hoewel ze zich afschuwelijk voelde doordat ze niet met hem mee kon, voelde ze zich gerustgesteld door zijn woorden – en nieuwsgierig. Ze vroeg zich af naar welke vaardigheden hij refereerde, en wie haar oom was.
“Ga en leer wat ik je niet kan leren,” voegde hij toe. “Kom sterker terug. En help me winnen.”
Kyra keek weer in zijn ogen, en ze voelde zijn respect en warmte terugkeren. Het deed haar goed.
“Ur is een lange reis,” voegde hij toe. “Drie dagen rijden naar het noordwesten. Je zult alleen door Escalon moeten reizen. Je zult snel moeten rijden, ongemerkt, en de wegen moeten vermijden. Het nieuws over wat er hier is voorgevallen zal zich snel verspreiden – en de Pandesiaanse heren zullen wraak willen nemen. De wegen zullen gevaarlijk zijn – je blijft in de bossen. Rij naar het noorden, zoek de zee, en hou die in het zicht. De zee zal je kompas zijn. Volg de kustlijn, en je zult Ur vanzelf vinden. Blijf weg uit dorpen, blijf weg bij mensen. Stop niet. Vertel niemand waar je heen gaat. Praat met niemand.”
Hij greep haar stevig bij haar schouders. De donkere blik in zijn ogen joeg haar angst aan.
“Begrijp je me?” drong hij aan. “Het is een gevaarlijke reis voor iedere man – en al helemaal voor een meisje dat alleen is. Ik kan niemand missen om je te vergezellen. Je moet sterk zijn om dit alleen te doen. Ben je dat?”
Ze kon de angst in zijn stem horen, de liefde van een bezorgde vader, en ze knikte. Ze was trots dat hij haar vertrouwde.
“Dat ben ik, Vader,” zei ze trots.
Hij bestudeerde haar, en knikte toen tevreden. Langzaam verschenen er tranen in zijn ogen.
“Van al mijn mannen,” zei hij, “van al deze krijgers, ben jij degene die ik het hardst nodig heb. Niet je broers, zelfs niet mijn beste soldaten. Jij bent de enige die deze oorlog kan winnen.”
Kyra was verward en overweldigd; ze begreep niet helemaal wat hij bedoelde. Ze deed haar mond open om het hem te vragen – toen ze ineens iemand zag naderen.
Ze draaide zich om en zag Baylor, haar vaders stalmeester, naar hen toe komen. Hij had zijn gewoonlijke glimlach op zijn gezicht. Hij was een korte, dikke man met volle wenkbrauwen en slierterig haar. Hij glimlachte naar haar en keek toen naar haar vader, alsof hij op zijn goedkeuring wachtte.
Zijn vader knikte naar hem, en Baylor draaide zich naar haar om.
“Er is me vertelt dat je een reis gaat maken,” zei Baylor met zijn nasale stem. “Daar heb je een paard voor nodig.”
Kyra fronste.
“Ik heb een paard,” antwoordde ze terwijl ze een blik wierp op het paard waarop ze tijdens de strijd met de Mannen van de Heer had gereden. Het stond vastgebonden aan de andere kant van de binnenplaats.
Baylor glimlachte.
“Dat is geen paard,” zei hij.
Baylor keek naar haar vader, en haar vader knikte.
“Volg mij,” zei hij, en zonder te wachten liep hij richting de stallen.
Kyra keek hem verward na, en keek toen haar vader aan. Hij knikte naar haar.
“Volg hem,” zei hij. “Je zult er geen spijt van krijgen.”
Kyra liep met Baylor over de besneeuwde binnenplaats naar de lage stenen stallen, vergezeld door Anvin, Arthfael en Vidar. Kyra vroeg zich af wat voor paard Baylor voor haar in gedachten had. Wat haar betreft was het ene paard net zo goed als het andere.
Terwijl ze de grote stenen stallen naderden, zeker honderd meter lang, draaide Baylor zich naar haar om. Zijn ogen glinsterden van verruking.
“De dochter van onze Heer heeft een goed paard nodig, waar ze dan ook heen gaat.”
Kyra’s hart begon sneller te kloppen; ze had nog nooit een paard van Baylor gekregen. Dat was een eer die alleen voor vooraanstaande krijgers bedoeld was. Ze had er altijd van gedroomd om een eigen paard te hebben als ze oud genoeg was, wanneer ze het had verdiend. Het was een eer die zelfs haar oudere broers nog niet hadden.
Anvin knikte trots.
“Je hebt het verdiend,” zei hij.
“Als je een draak aan kunt,” voegde Arthfael glimlachend toe, “dan kun je zeker een groot paard aan.”
Terwijl ze de stallen naderden, verzamelde zich een kleine menigte bij hen. De mannen stopten met het verzamelen van wapens, duidelijk nieuwsgierig naar waar ze heen werd geleid. Haar twee oudere broers, Brandon en Braxton, voegden zich ook bij hen. Ze wierpen Kyra jaloerse blikken toe, en keken toen snel weg. Ze waren te trots, zoals altijd, om haar erkenning te geven, laat staan lof. Zij verwachtte ook niet anders van hen.
Kyra hoorde voetstappen en zag haar vriendin Dierdre.
“Ik hoor dat je weggaat,” zei Dierdre terwijl ze naast haar kwam lopen.
Kyra voelde zich op haar gemak in haar aanwezigheid. Ze dacht terug aan de tijd die ze samen in de cel van de gouverneur hadden doorgebracht, aan alles dat ze hadden doorstaan, aan hun ontsnapping. Ze voelde een diepe band met haar. Dierdre had veel ergere dingen meegemaakt dan zij, en terwijl ze haar haar keek, voelde ze nog steeds een diep verdriet dat om haar heen hing. Ze vroeg zich af wat er van haar terecht zou komen. Ze kon haar hier niet alleen achterlaten, besefte ze. Nu het leger naar het zuiden zou gaan, zou Dierdre alleen achterblijven.
“Ik kan wel een reisgenoot gebruiken,” zei Kyra.
Dierdre keek haar aan. Haar ogen werden groot van verassing en er verscheen een brede glimlach op haar gezicht.
“Ik hoopte al dat je dat zou vragen,” antwoordde ze.
Anvin, die hen had gehoord, fronste.
“Ik weet niet of je vader dat goed zou keuren,” kwam hij tussenbeide. “Het gaat om serieuze zaken.”
“Ik zal me nergens mee bemoeien,” zei Dierdre. “Ik moet toch door Escalon. Ik ga terug naar mijn vader. En dat is een reis die ik liever niet alleen maak.”
Anvin wreef over zijn baard.
“Je vader zou het maar niets vinden,” zei hij tegen Kyra. “Ze zou een blok aan het been kunnen zijn.”
Kyra legde een geruststellende hand op Anvins pols.
“Dierdre is mijn vriendin,” zei ze. “Ik laat haar niet in de steek, net zoals jij niet een van je mannen in de steek zou laten. Wat is het dat je me altijd vertelt? Niemand blijft achter.”
Kyra zuchtte.
“Ik mag dan geholpen hebben om Dierdre uit die cel te redden,” voegde Kyra toe, “maar zij heeft ook geholpen om mij te redden. Ik ben haar veel verschuldigd. Het spijt me, maar het scheelt me niets wat mijn vader ervan denkt. Ik ben degene die alleen door Escalon moet, niet jij. Ze gaat met me mee.”
Dierdre glimlachte. Ze ging naast Kyra staan en stak haar arm door die van haar. Kyra had een goed gevoel bij het idee dat ze met haar mee zou gaan, en ze wist dat ze de juiste beslissing had genomen, wat er ook zou gebeuren.
Kyra zag haar broers staan, en ze kon het niet helpen; ze was teleurgesteld om het feit dat ze niet meer beschermend waren, dat ze niet hadden aangeboden om ook met haar mee te gaan; ze waren te competitief. Het deed haar verdriet dat dat de aard van hun relatie was, maar ze kon anderen nu eenmaal niet veranderen. Ze was zo beter af, besefte ze. Ze zaten vol bravado, en ze zouden alleen maar roekeloze acties uithalen om haar in de problemen te brengen.
“Ik zou ook graag met je meegaan,” zei Anvin op schuldige toon. “Het idee dat je door Escalon moet zit me niet lekker.” Hij zuchtte. “Maar je vader heeft me nodig, nu meer dan ooit. Hij heeft me gevraagd om met hem mee te gaan naar het zuiden.”
“En ik,” voegde Arthfael toe. “Ik zou ook graag met je meegaan – maar ik moet ook met de mannen mee naar het zuiden.”
“En ik moet achterblijven en Volis bewaken gedurende zijn afwezigheid,” voegde Vidar toe.
Kyra was geraakt door hun steun.
“Maak je geen zorgen,” antwoordde ze. “Het is slechts drie dagen rijden. Het komt wel goed.”
“Daar twijfel ik niet aan,” viel Baylor bij. “En je nieuwe paard zal daarvoor zorgen.”
Met die woorden duwde Baylor de brede staldeur open, en ze volgden hem het lage stenen gebouw in. De geur van paarden hing zwaar in de lucht.
Kyra’s ogen pasten zich langzaam aan de duisternis aan. De stallen waren vochtig en koel, gevuld met het geluid van opgewonden paarden. Ze zag rijen met de mooiste paarden die ze ooit had gezien – grote, sterke, schitterende paarden, zwart en bruin, stuk voor stuk kampioenen. Het was een schatkist.
“De Mannen van de Heer hebben de beste paarden voor zichzelf bewaard,” legde Baylor uit terwijl hij met een huppeltje in zijn pas langs de paarden liep. Hij was in zijn element. Hij aaide een paard hier en daar, en de dieren leken tot leven te komen in zijn aanwezigheid.
Kyra liep langzaam achter hem aan. Elk paard was als een kunstwerk, groter dan de meeste paarden die ze had gezien, vol schoonheid en kracht.
“Dankzij jou en je draak zijn dit nu onze paarden,” zei Baylor. “Het is slechts gepast dat jij er één mag uitzoeken. Je vader heeft me opgedragen jou als eerst te laten kiezen. Zelfs voor hem.”
Kyra was overweldigt. Terwijl ze de stal bestudeerde, voelde ze een grote verantwoordelijkheid branden. Ze wist dat dit een keus was die ze maar één keer in haar leven zou maken.
Ze liep langzaam en liet haar hand door de manen van de paarden glijden. Ze voelde hoe zacht en glad ze waren, hoe krachtig, en ze wist niet welke ze moest kiezen.
“Hoe moet ik kiezen?” vroeg ze aan Baylor.
Hij glimlachte en schudde zijn hoofd.
“Ik heb mijn hele leven paarden getraind,” antwoordde hij, “en ik heb ze ook gefokt. En als er één ding is dat ik weet, is het dat geen twee paarden hetzelfde zijn. Sommigen worden gefokt op snelheid, anderen op uithoudingsvermogen; sommigen zijn gebouwd op kracht, terwijl anderen weer geschikt zijn als trekpaarden. Sommigen zijn te trots om iets te dragen. En anderen, wel, anderen zijn gebouwd voor de strijd. Sommigen blinken uit in het steekspel, anderen willen gewoon vechten, en weer anderen zijn gemaakt voor de oorlog. Sommigen zullen je beste vriend zijn, anderen zullen zich tegen je keren. Je band met een paard is iets magisch. Ze moeten zich tot je aangetrokken voelen, en jij tot hen. Maak de juiste keuze, en je paard zal altijd bij je blijven, in tijden van strijd en in tijden van oorlog. Geen enkele goede krijger is compleet zonder zijn of haar paard.”
Kyra’s hart bonkte van opwinding terwijl ze langzaam langs de paarden liep. Sommigen keken naar haar, sommigen keken weg, sommigen hinnikten en stampten ongeduldig, anderen stonden stil. Ze wachtte op een connectie, maar ze voelde niets. Het was frustrerend.
Toen, ineens, voelde Kyra een rilling over haar rug lopen, als bliksem die door haar heen schoot. Het kwam als een scherp geluid door de stallen. Het was een geluid dat haar vertelde dat dat haar paard was. Het klonk niet als een gewoon paard – het stootte een veel donkerder geluid uit, veel krachtiger. Het rees boven al het andere geluid uit, als een wilde leeuw die uit een kooi probeerde te breken. Het beangstigde haar, en tegelijkertijd trok het haar aan als een magneet.
Kyra draaide zich om naar waar het geluid vandaan kwam, aan het eind van de stallen, en op dat moment klonk er het splinteren van hout. Ze zag de stallen verbrijzelen, het hout vloog alle kanten op, en er ontstond commotie terwijl enkele mannen zich erheen haastten en probeerden de gebroken houten staldeur te sluiten. Er bleef een paard tegen aan trappen.
Kyra haastte zich erheen.
“Waar ga je heen?” vroeg Baylor. “De goede paarden staan hier.”
Maar Kyra negeerde hem, en haar hart begon sneller te kloppen. Ze wist dat het haar riep.
Baylor en de anderen haastten zich achter haar aan. Toen ze het einde van de stallen bereikte, snakte ze naar adem. Daar stond wat een paard leek te zijn, maar twee keer zo groot als de andere paarden, met benen zo dik als boomstammen. Hij had twee kleine, vlijmscherpe hoorns, nauwelijks zichtbaar achter zijn oren. Zijn vacht was niet bruin of zwart zoals die van de andere paarden, maar diep rood – en zijn ogen, anders dan de andere paarden, waren fel groen. Ze keken haar recht aan, en het benam haar de adem. Ze kon niet bewegen.
Het wezen, dat boven haar uit torende, maakte een grommend geluid en ontblootte zijn scherpe hoektanden.
“Wat voor paard is dit?” fluisterde ze naar Baylor.
Hij schudde afkeurend zijn hoofd.
“Dat is geen paard,” fronste hij, “maar een wild beest. Een freak. Heel zeldzaam. Het is een Solzor. Geïmporteerd uit de verste hoeken van Pandesia. De Heer Gouverneur moet hem als een trofee hebben gehouden. Hij kon het beest niet berijden – dat kon niemand. Solzors zijn wilde beesten, ze kunnen niet getemd worden. Kom – je verspild kostbare tijd. Terug naar de paarden.”
Maar Kyra bleef staan. Ze was aan de grond genageld, niet in staat om weg te kijken. Haar hart bonsde. Ze wist dat dit voor haar bestemd was.
“Ik kies deze,” zei ze tegen Baylor.
Baylor en de anderen snakten naar adem en staarden haar aan alsof ze gestoord was. Er volgde een verbijsterde stilte.
“Kyra,” begon Anvin, “je vader zou nooit toestaan – ”
“Het is mijn keus, of niet dan?” antwoordde ze.
Hij fronste en zette zijn handen op zijn heupen.
“Dat is geen paard!” hield hij vol. “Dat is een wild beest.”
“Het zou je doden,” voegde Baylor toe.
Kyra draaide zich naar hem om.
“Was jij niet degene die me vertelde dat ik op mijn gevoel moest vertrouwen?” vroeg ze. “Wel, dit is waar mijn instinct me heen heeft gebracht. Dit dier en ik horen bij elkaar.”
De Solzor trapte ineens tegen een andere houten staldeur aan, en de splinters vlogen alle kanten op. Kyra was verbijsterd. Het dier was wild en ongetemd en geweldig, te groot voor deze plek, te groot voor gevangenschap, superieur aan de anderen.
“Waarom zou zij hem mogen hebben?” vroeg Brandon, die naar voren liep en anderen uit de weg duwde. “Tenslotte ben ik ouder. Ik wil hem.”
Voor ze kon antwoorden, rende Brandon naar voren, alsof hij het dier wilde claimen. Hij sprong op zijn rug, en op dat moment begon de Solzor wild te bokken, en hij wierp hem af. Brandon vloog door de stallen en klapte tegen de muur aan.
Toen rende Braxton naar voren, alsof hij hem ook wilde claimen, en het dier zwaaide met zijn hoofd en sneed met zijn scherpe tanden in Braxtons arm.
Braxton gilde het uit en rende de stallen uit terwijl hij zijn bloedende arm vastgreep. Brandon krabbelde overeind en volgde hem op de hielen. De Solzor, die hem probeerde te bijten, miste hem maar net.
Kyra stond als aan de grond genageld, maar op de één of andere manier was ze niet bang. Ze wist dat het voor haar anders zou zijn. Ze voelde een connectie met dit beest, op dezelfde manier zoals ze dat bij Theos had gevoeld.
Kyra deed moedig een stap naar voren en ging recht voor het beest staan, binnen het bereik van zijn dodelijke tanden. Ze wilde de Solzor laten zien dat ze hem vertrouwde.
“Kyra!” schreeuwde Anvin bezorgd. “Ga terug!”
Maar Kyra negeerde hem. Ze bleef staan en keek het beest in zijn ogen.
Het beest staarde terug. Er rees een laag gegrom uit zijn keel, alsof hij nadacht over wat hij moest doen. Kyra trilde van angst, maar ze liet het niet aan de anderen zien.
Ze dwong zichzelf om moed te laten zien. Ze tilde langzaam een hand op, deed een stap naar voren, en raakte zijn dieprode vacht aan. Het dier begon luider te grommen en liet zijn tanden zien. Ze kon zijn woede en frustratie voelen.
“Maak zijn kettingen los,” beval ze de anderen.
“Wat!?” riep één van hen uit.
“Dat is niet slim,” riep Baylor. Er klonk angst in zijn stem.
“Doe wat ik zeg!” hield ze vol. Ze voelde een kracht in zich opwellen, alsof de wil van het beest door haar heen stroomde.
Achter haar renden soldaten naar voren met sleutels om zijn kettingen los te maken. Ondertussen bleef het beest haar aankijken met zijn boze ogen, grommend, alsof hij haar uitdaagde.
Zodra hij los was, stampte het beest op de grond, alsof hij dreigde om aan te vallen.
Maar vreemd genoeg deed hij dat niet. In plaats daarvan bleef hij naar Kyra staren, en langzaam leek zijn woede te veranderen in tolerantie. Misschien zelfs wel in dankbaarheid.
Hij leek zijn hoofd iets te laten zakken; het was een subtiel gebaar, bijna onmerkbaar, maar ze zag het.
Kyra stapte naar voren, pakte zijn manen vast, en trok zich in één soepele beweging omhoog.
Iedereen snakte naar adem.
Eerst begon het beest te trillen en te bokken. Maar Kyra voelde dat het allemaal voor de show was. Hij wilde haar niet echt afwerpen – hij wilde alleen een punt maken, haar laten zien wie er de baas was. Hij wilde haar laten weten dat hij een beest uit de wildernis was, een beest dat door niemand getemd kon worden.
Ik wens je niet te temmen, zei ze in gedachten tegen het dier. Ik wil alleen je partner in de strijd zijn.
De Solzor kalmeerde. Hij steigerde nog steeds, maar niet meer zo wild, alsof hij haar hoorde. Niet lang daarna stopte hij met bewegen en stond hij perfect stil onder haar, zachtjes grommend naar de anderen, alsof hij haar wilde beschermen.
Kyra keek vanaf zijn rug neer op de anderen. Een zee van geschokte gezichten staarde haar met open mond aan.
Er verscheen een brede glimlach op Kyra’s gezicht. Ze voelde zich triomfantelijk.
“Dit,” zei ze, “is mijn keus. En zijn naam is Andor.”
Kyra reed stapvoets met Andor over de binnenplaats van Argos. Haar vaders mannen, allemaal geharde soldaten, stopten en keken haar vol bewondering na. Ze hadden duidelijk nog nooit zoiets gezien.
Kyra streelde hem zachtjes door zijn manen en probeerde hem te kalmeren terwijl hij zachtjes naar de mannen gromde. Hij keek dreigend op hen neer, alsof hij wraak wilde nemen voor het feit dat ze hem gekooid hadden. Kyra zat op het nieuwe lederen zadel dat Baylor voor haar had gehaald, en probeerde eraan gewend te raken dat ze nu zo hoog zat. Ze voelde zich machtiger op dit beest dan ze zich ooit had gevoeld.
Dierdre reed naast haar op een schitterende merrie die Baylor voor haar had uitgekozen. Met zijn tweeën reden ze door de sneeuw, tot Kyra in de verte haar vader in het oog kreeg. Hij stond haar bij de poorten op te wachten om haar uit te zwaaien, vergezeld door zijn mannen die ook vol angst naar haar opkeken. Ze zag de bewondering in hun ogen, en het gaf haar de moed die ze nodig had voor de reis die voor haar lag. Als Theos dan niet bij haar wilde terug keren, dan had ze in ieder geval nog dit geweldige beest onder zich.
Kyra steeg af toen ze haar vader bereikte. Ze leidde Andor aan de teugel verder en zag de bezorgde blik in haar vaders ogen. Ze wist niet of zijn bezorgdheid werd veroorzaakt door dit beest, of door de reis die voor haar lag. Zijn bezorgde blik stelde haar gerust, en deed haar beseffen dat zij niet de enige was die vreesde voor de toekomst, en dat hij toch om haar gaf. Hij wierp haar een korte blik toe die alleen zij kon herkennen: de liefde van een vader. Ze kon zien dat hij er moeite mee had om haar op deze missie te sturen.
Ze stopte voor hem, en iedereen werd stil terwijl de mannen zich om hen heen verzamelden.
Ze glimlachte naar hem.
“Maak u geen zorgen, Vader,” zei ze. “U heeft me geleerd om sterk te zijn.”
Hij knikte terug en deed of hij gerustgesteld was – maar ze kon zien dat dat niet het geval was. Hij was boven alles nog altijd een vader.
Hij keek op naar de licht.
“Als je draak nu maar voor je terug was gekomen,” zei hij. “Dan had je Escalon binnen een paar minuten kunnen doorkruizen. Of nog beter – hij had je op je reis kunnen vergezellen en iedereen die bij je in de buurt kwam levend kunnen verbranden.”
Kyra glimlachte somber.
“Theos is nu weg, Vader.”
Hij keek haar verwonderd aan.
“Voorgoed?” vroeg hij. Hij was bang om het te vragen, maar hij moest het weten.
Kyra sloot haar ogen en vroeg Theos in gedachten om een antwoord.
Maar er kwam niets behalve een verdoofde stilte. Ze begon zich af te vragen of ze ooit wel echt een band met Theos had gehad, of dat ze het zich slechts had ingebeeld.
“Ik weet het niet, Vader,” antwoordde ze oprecht.
Hij knikte terug. Hij had de blik van een man die had geleerd om de dingen te accepteren zoals ze waren, en op zichzelf te vertrouwen.
“Vergeet niet wat ik – ” begon haar vader.
“KYRA!” klonk een opgewonden stem.
Kyra draaide zich om terwijl de mannen uiteen gingen, en haar hart zwol van blijdschap toen ze Aidan door de stadspoorten zag rennen, op de voet gevolgd door Leo. Hij rende naar haar toe, struikelend door de sneeuw, terwijl Leo voor hem uit rende en in Kyra’s armen sprong.
Kyra lachte terwijl Leo haar tegen de grond werkte. Hij stond met vier poten op haar borst en likte opgewonden haar gezicht. Achter haar begon Andor te grommen. Hij was nu al beschermend, en Leo bereidde zich grommend voor om de confrontatie me hem aan te gaan. Het waren onbevreesde wezens, beide even beschermend, en Kyra voelde zich vereerd.
Ze sprong op en ging tussen hen in staan.
“Het is goed, Leo,” zei ze. “Andor is mijn vriend. En ander,” zei ze terwijl ze zich omdraaide, “Leo is ook mijn vriend.”
Leo nam onwillig afstand terwijl Andor zachtjes gromde.
“Kyra!”
Kyra draaide zich om en Aidan vloog haar om de hals. Ze knuffelde hem stevig en zijn kleine handen grepen haar stevig was. Het voelde zo goed om haar kleine broertje vast te houden. Ze was er zeker van geweest dat ze hem nooit meer zou zien. Hij was het laatste beetje normaliteit dat er nog over was in deze wervelwind, het enige dat niet was veranderd.
“Ik hoorde dat je hier was,” zei hij haastig, “en ik ben met de wagen meegereden. Ik ben zo blij dat je terug bent.”
Ze glimlachte somber.
“Ik ben bang dat ik niet lang blijf, mijn broer,” zei ze.
Hij kreeg een bezorgde blik in zijn ogen.
“Ga je weg?” vroeg hij terneergeslagen.
Haar vader kwam tussenbeide.
“Ze gaat haar oom opzoeken,” legde hij uit. “Laat haar nu gaan.”
Het viel Kyra op dat haar vader haar oom had gezegd en niet jullie oom, en ze vroeg zich af waarom.
“Dan zal ik met haar mee gaan!” riep Aidan trots.
Haar vader schudde zijn hoofd.
“Dat zal je niet,” antwoordde hij.
Kyra keek glimlachend neer op haar kleine broertje. Hij was zo dapper, zoals altijd.
“Vader heeft je elders nodig,” zei ze.
“Het slagveld?” vroeg Aidan, die zich hoopvol naar hun vader omdraaide. “U gaat naar Esephus,” voegde hij haastig toe. “Ik heb het gehoord! Ik wil met u mee!”
Maar hij schudde zijn hoofd.
“Het is Volis voor jou,” antwoordde hij. “Je blijft hier, beschermd door de mannen die ik achterlaat. Het slagveld is nu geen plek voor jou. Op een dag.”
Aidan liep rood aan van teleurstelling.
“Maar ik wil vechten, Vader!” protesteerde hij. “Ik hoef niet in een fort achter te blijven met de vrouwen en kinderen!”
Zijn mannen grinnikten, maar zijn vader was serieus.
“Mijn besluit staat vast,” antwoordde hij kortaf.
Aidan fronste.
“Als ik niet met Kyra mee kan en ook niet met u,” zei hij, “wat voor nut heeft het dan gehad om te leren over gevechten, en te leren hoe ik wapens moet gebruiken? Waar is al mijn training dan goed voor geweest?”
“Kweek eerst maar wat haar op je borst, broertje,” lachte Braxton, die met Brandon naar voren stapte.
Er rees gelach op, en Aidan liep rood aan, duidelijk beschaamd.
Kyra, die het rot voor hem vond, knielde voor hem en legde een hand tegen zijn wang aan. Ze keek hem aan.
“Je wordt een betere krijger dan zij allemaal,” zei ze zachtjes zodat alleen hij het kon horen. “Heb geduld. Ondertussen moet je Volis bewaken. Volis heeft jou ook nodig. Maak me trots. Ik zal terugkeren, dat beloof ik je, en op een dag zullen we samen ten strijde trekken.”
Aidan leek een beetje gerustgesteld. Hij leunde naar voren en knuffelde haar weer.
“Ik wil niet dat je weggaat,” zei hij zachtjes. “Ik heb over je gedroomd. Ik heb gedroomd…” Hij keek schoorvoetend naar haar op, zijn ogen gevuld met angst. “…dat je daar zou sterven.”
Kyra was geschokt door zijn woorden en de blik in zijn ogen. Ze kon het niet loslaten. Ze wist niet wat ze moest zeggen.
Anvin stapte naar voren en drapeerde dikke vachten over haar schouders heen; ze ging staan en voelde zich tien kilo zwaarder, maar de vachten hielden de wind buiten en namen de rillingen weg. Hij glimlachte naar haar.
“De nachten zullen lang zijn, en vuur zal ver weg zijn,” zei hij, en hij omhelsde haar vluchtig.
Haar vader stapte snel naar voren en omhelsde haar met de sterke armen van een krijgsheer. Ze knuffelde hem terug, verdronken in zijn spieren. Het voelde zo veilig.
“Je bent mijn dochter,” zei hij stellig, “vergeet dat niet.” Toen voegde hij zachtjes toe: “Ik hou van je.”
Ze werd overspoeld door emoties, maar voor ze kon antwoorden had hij zich alweer omgedraaid – en op hetzelfde moment sprong Leo tegen haar op, die zijn neus tegen haar borst aanduwde.
“Hij wil met je mee,” observeerde Aidan. “Neem hem mee – jij zult hem harder nodig hebben dan ik. Hij is toch van jou.”
Kyra knuffelde Leo. Ze kon hem niet weigeren, en hij week niet van haar zijde. Ze voelde zich gerustgesteld door het idee dat hij met haar mee zou gaan. Ze had hem erg gemist. Daarbij kon ze wel een extra paar ogen en oren gebruiken, en Leo was het trouwste dier dat ze kende.
Kyra besteeg Andor, en haar vaders mannen gingen uiteen om plaats voor haar te maken. Ze stelden zich op de brug op en hielden fakkels voor haar omhoog om de nacht te verdrijven en haar pad te verlichten. Ze keek in de verte en zag de donker wordende lucht en de wildernis die voor haar lagen. Ze voelde opwinding en angst, maar bovenal een plichtsbesef. Een doelbewustheid. Ze stond op het punt te vertrekken voor de meest belangrijke missie van haar leven, een missie waarbij niet alleen haar identiteit, maar het lot van heel Escalon op het spel stond.
Met haar staf over haar ene schouder en haar boog over de andere, vergezeld door Dierdre en Leo en Andor, reed Kyra stapvoets naar de stadspoorten toe. Ze reed langzaam tussen de fakkels door, langs de mannen. Het voelde alsof ze een droom in liep. Alsof ze haar lotsbestemming in liep. Ze keek niet om; ze wilde haar vastberadenheid niet verliezen. Haar vaders mannen bliezen op een lage hoorn. Het was een hoorn van vertrek, het geluid van respect.
Ze wilde Andor aandrijven – maar hij had haar al aangevoeld. Hij begon te draven, en ging toen in galop.
Binnen enkele momenten reden ze door de sneeuw, door de poorten van Argos heen, de open velden op. Ze voelde de koude wind door haar haren glijden. Voor haar lag niets anders dan een lange weg, wilde beesten, en de naderende duisternis van de nacht.